Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de evolutie van de beleidskredieten voor leefmilieu
Verslag
De heer Martens heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, we schakelen over van meer geld voor populaire muziek naar minder geld voor het milieu. Dit is een overgang die kan tellen.
Gisteren heeft De Morgen in een artikel melding gemaakt van een studie van de MiNa-Raad waaruit zou blijken dat sinds 2003 jaarlijks 10 percent minder aan het milieubeleid wordt besteed. Uit een gedetailleerde analyse van de begroting blijkt dat enkel de begrotingspost inzake milieumaatregelen in de landbouwsector, meer bepaald de subsidies aan landbouwers die een beheersovereenkomst afsluiten, een betekenisvolle stijging kent.
Ik besef uiteraard dat de middelen die de Vlaamse overheid voor het milieubeleid veil heeft niet alles zeggen over de ambities van de Vlaamse overheid inzake het milieu of over de bereikte kwaliteit van het milieu. Om daar een zicht op te krijgen, is het belangrijker te kijken naar de middelen die de gezinnen en de duizenden bedrijven in Vlaanderen veil hebben voor investeringen in energiebesparing, waterbeleid, afvalbeheersing en dergelijke.
Indien we een aantal Europese verplichtingen willen nakomen en een aantal doelstellingen die we onszelf hebben opgelegd, willen bereiken, zullen we op bepaalde terreinen evenwel veel meer middelen moeten investeren. Het gaat onder meer om de uitbouw van ons natuurnetwerk, om de uitbreiding van ons bosareaal met 10.000 hectare, om de dringende uitbouw van onze waterzuiveringsinfrastructuur, nodig om met jaren vertraging alsnog de Europese doelstellingen te halen, en om de sanering van de historisch vervuilde bodems in Vlaanderen. Indien we alle vooropgestelde doelstellingen willen bereiken, zullen we met betrekking tot al deze domeinen meer in plaats van minder middelen moeten inzetten.
Indien het rapport van de MiNa-Raad klopt, gaat het hier om een alarmerend signaal. Bovendien zijn recent een aantal nieuwe behoeften ontstaan. Deze behoeften vergen bijkomende middelen. Ik denk in dit verband aan de uitvoering van het decreet betreffende het integraal waterbeheer en aan de invoering van de watertoets. Particulieren en bedrijven die over een stuk bouwgrond beschikken, zullen in bepaalde gevallen niet langer toestemming krijgen om effectief op deze grond te bouwen. Ze zullen geen bouwvergunning kunnen krijgen. Aangezien de eigendomsrechten van deze mensen ten gevolge van het integraal waterbeheer worden beperkt, moeten we in een passende vergoeding voorzien. Ik denk in dit verband ook aan het geactualiseerde Sigmaplan, dat het Scheldebekken van overstromingen moet vrijwaren. We zullen in dit verband meer overstromingsgebieden moeten aanleggen en uitrusten. Dit zal uiteraard geld kosten. Ik denk in dit verband tot slot aan de ontwikkeling van de brownfields. Het is ondertussen duidelijk dat hiervoor nood is aan bijkomende middelen.
Mijnheer de minister, zijn de gegevens in het rapport van de MiNa-Raad over de evolutie van de begroting voor het beleidsdomein Leefmilieu correct? Zijn de hieruit getrokken conclusies correct? Houdt het rapport van de MiNa-Raad op een correcte manier rekening met de gewijzigde financiering van het waterzuiveringsbeleid? U weet uiteraard dat we de drinkwatermaatschappijen een belangrijke verantwoordelijkheid hebben toebedeeld. De drinkwatermaatschappijen zullen een aparte dotatie ontvangen voor de taken die ze zullen uitvoeren. Houdt het rapport van de MiNa-Raad hier op een correcte wijze rekening mee? Houdt het rapport van de MiNa-Raad op een correcte manier rekening met de begrotingen van een aantal VOI's, zoals de OVAM en de VMM, die belangrijke taken inzake het milieubeleid uitvoeren?
Mijnheer de minister, hebt u een plan om te komen tot een geconsolideerde milieubegroting? Als we één ding leren uit het rapport van de MiNa-Raad is het dat het moeilijk is om zicht te krijgen op de volledige milieubegroting, laat staan op de evolutie. Zijn er plannen voor een geïntegreerde milieubegroting, waar ook de milieubegrotingen van alle openbare instellingen in worden meegenomen? Voor ons als parlementsleden is dat essentieel om onze controlerende taak op een correcte manier te kunnen vervullen.
Hebt u zicht op de middelen die bedrijven en gezinnen inzetten voor het milieu, de investeringen die zij doen en de evolutie op dat vlak? Mijnheer de minister, bent u bereid om tijdens de begrotingscontrole extra middelen in te schrijven voor een aantal nieuwe acute behoeften die zich voordoen op het vlak van bodemsanering, integraal waterbeleid, met bijvoorbeeld de toepassing van de watertoets, of op het vlak van de realisatie van het geactualiseerde Sigmaplan en de bijkomende overstromingsgebieden die dat zal vereisen?
Mevrouw Crevits heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega's, naast de kus van minister Anciaux aan Kate Ryan was de vraag die milieuminnend Vlaanderen bezighield en tot op vandaag bezighoudt of het Vlaamse budget voor leefmilieu wel of niet stijgt.
De Bond Beter Leefmilieu stelt dat de budgetten dalen. Hetzelfde blijkt uit een studie van de VMM. Een recent document van de MiNa-Raad stelt eerder voorzichtig dat de kredieten de voorbije jaren wellicht gedaald zijn. Over percenten zal ik me niet uitspreken.
Mijnheer de minister, in uw reactie op de krantenartikels zegt u dat de budgetten niet gedaald zijn, maar dat ze integendeel stijgen. U verwijst naar foutief cijfermateriaal, naar parameters en naar het feit dat de posten verspreid zitten binnen de begroting.
Mijnheer de minister, collega's, het doorlichten van de begroting leefmilieu is blijkbaar niet gemakkelijk. U zult het allen met mij eens zijn dat de discussie over meer of minder centjes het milieu niets bijbrengt. Mijnheer de minister, het is heel belangrijk dat in de toekomst dergelijke discussies worden vermeden en de parameters, die de vergelijkingsbasis vormen, voor iedereen duidelijk en transparant zijn.
Naast de opmerkingen die door de heer Martens werden gemaakt, wil ik nog stilstaan bij de belangrijke daling van de budgetten voor gemeenten en provincies voor de uitvoering van de leefmilieuconvenants, die blijkt uit de studie van de MiNa-Raad. Er zal hoogstwaarschijnlijk een technische reden voor zijn, maar discussies over meer of minder centen kunnen de indruk wekken dat in de toekomst minder gelden vrijgemaakt zullen worden voor steden en gemeenten.
Mijnheer de minister, u weet dat de uitdagingen voor de gemeenten enorm zijn. Ik kan nog het afvalbeleid, het waterbeleid, de reductie van de bestrijdingsmiddelen en het bestrijden van zwerfvuil vermelden. In de commissie voor Leefmilieu hebben we er heel wat tijd, energie en resolutieteksten aan gewijd.
Mijnheer de minister, naar aanleiding van de begrotingsbesprekingen hebt u heel uitdrukkelijk bevestigd dat het voor de toekomst niet uw bedoeling is om te snoeien in de middelen voor steden en gemeenten voor de uitvoering van het milieubeleid. Maar op basis van de opmerkingen in de studie van de MiNa-Raad kan de indruk ontstaan dat het nog niet zeker is hoe de kredieten zullen evolueren.
Collega's, de dingen zijn niet altijd wat ze lijken in het leven. Mijnheer de minister, misschien is het tijd om duidelijkheid te scheppen. Hoe zult u het in de komende jaren aanpakken om de onduidelijkheid en de discussie die vandaag bestaat over het meer of minder investeren in leefmilieu in goede banen te houden? Hoe zult u het transparanter maken?
Mijnheer de minister, legt u een spaarpotje aan en zoekt u centen voor de uitvoering van het milieubeleid en voor de verhoging - misschien al naar aanleiding van de begrotingscontrole -van de budgetten voor leefmilieu? (Applaus bij CD&V)
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, geachte leden, we voeren begrotingsbesprekingen in de commissies en de plenaire zittingen waar heel wat wordt toegelicht, ook door mij wat mijn bevoegdheden betreft. Het is spijtig dat sommigen iets proberen te bewijzen dat er niet is, zijnde dat de begroting voor Leefmilieu en Natuur daalt. Ik heb daar al discussies op tv en in kranten over gevoerd, maar blijkbaar blijft dit idee heel hardnekkig leven. Er moet absoluut door sommigen worden aangetoond dat Peeters de begroting voor Leefmilieu en Natuur laat dalen, maar ze zou eigenlijk moeten stijgen.
Wat is het nu? Ik moet u niet vertellen dat begrotingscijfers interpreteren zeer moeilijk is. Gelukkig gaat het over cijfers vanaf 2003 en is dus ook de vorige regering betrokken. Geachte leden van Groen!, u zit dus samen met mij in het bad.
Ik moet niet onderstrepen dat er vastleggingskredieten zijn, beleidskredieten en dergelijke meer. U ziet wat de perceptie is: het gaat over een intern document dat een van de medewerkers van de MiNa-Raad heeft opgesteld. Dat document is heel belangrijk voor de MiNa-Raad en voor de discussies die daar worden gevoerd. Er wordt echter gezegd dat het een rapport is van de MiNa-Raad, dat daarin ook besproken is. Dat is niet het geval, het is opgesteld door een competente medewerker die de begroting Leefmilieu en Natuur heeft bekeken. Ik citeer uit het document 'Studie uitgevoerd in opdracht van de MiNa-Raad', over de begroting Leefmilieu en Natuur: 'Hieruit kunnen we afleiden dat, ook met correctie van Aquafin, de beleidskredieten voor Leefmilieu waarschijnlijk gedaald zouden zijn, en dit met bijna 10 percent sinds 2003'. In een voetnoot zegt deze medewerker: 'Ik beschik niet over de officiële definitieve cijfers voor Aquafin.'
Als we de beleidskredieten over de jaren heen vergelijken, is het belangrijk er rekening mee te houden dat de aanrekeningregels over de jaren gewijzigd zijn. Ik verwijs uitdrukkelijk naar de ESR-aanrekenregels. Daarnaast kunnen de beleidskredieten schommelen van jaar tot jaar, zeker de gesplitste kredieten. Als de beheersovereenkomsten met de landbouw over vijf jaar worden vastgelegd alsook de samenwerkingsovereenkomsten met de gemeenten, kan dat in een keer in de begroting komen of jaar na jaar. De belangrijkste vragen zijn: zijn de gelden voor de gemeenten die een samenwerkingsovereenkomst hebben afgesloten, uitbetaald; zijn de samenwerkingsovereenkomsten getekend; hoe is de evolutie daarin? Als wordt gezegd dat die voor de landbouw zijn gestegen, moet men er rekening mee houden dat er schommelingen in zitten, want het gaat over een periode van vijf jaar. Het verschilt dus van jaar tot jaar.
Is de studie correct of niet? Deze studie bevat een aantal fouten, ik heb dat ook laten weten. U hebt ze zelf aangehaald, mijnheer Martens. Er is de reorganisatie van de watersector, waarvan in een voetnoot wordt gezegd dat men niet de definitieve cijfers heeft. De medewerker had echter nog voorzichtiger moeten zijn, want het haalde de kop van een bepaalde krant, met alle gevolgen van dien.
U hebt ook gelijk wanneer u stelt dat alle VOI's, dus zowel de OVAM als de VMM, de VLM en de NV Aquafin, moeten worden meegeteld, willen we daar grondig en correct over kunnen discussiëren.
Welke inspanning doet het gewest dus op het vlak van Leefmilieu en Natuur, met al die VOI's erbij gerekend? Ik heb dat uitgerekend voor het parlement. Ik kan u die tabel bezorgen. Het jaar 2005 was belangrijk omdat de problematiek van Aquafin vanaf dat jaar op een andere wijze wordt aangepakt, ook met betrekking tot de drinkwatermaatschappijen. Uit de berekeningen blijkt dat er in de begroting van 2005 een bedrag van 721,915 miljoen euro werd vrijgemaakt voor Leefmilieu. Voor de begroting van 2006 is er sprake van een gelijkaardig bedrag.
Van dat bedrag moet de dotatie aan de drinkwatermaatschappijen worden afgetrokken, om een dubbele telling te voorkomen. De Aquafin-factuur moet er dan weer opnieuw worden bijgerekend, wat voor 2005 een totaalbedrag van 884,316 miljoen euro oplevert.
We zullen deze discussie zeker kunnen voortzetten naar aanleiding van de begrotingsbesprekingen. Als we dit over de jaren heen bekijken, mogen we geen appels met peren vergelijken. Er moet duidelijk blijken of het gaat over beleidskredieten en of alles daarbij inbegrepen is, hoe het zit met die gesplitste kredieten, die fluctueren van jaar tot jaar, hoe het zit met de engagementen inzake die samenwerkingsovereenkomsten en hoeveel van die overeenkomsten zijn afgesloten. Op de vraag van mevrouw Crevits kan ik trouwens antwoorden dat die verbintenissen en samenwerkingsovereenkomsten - gelukkig maar - toenemen.
De laatste vraag was die met betrekking tot de begrotingscontrole. We hebben een aantal duidelijke vragen op tafel gelegd. U weet dat de begrotingscontrole en -besprekingen nog volop gaande zijn. Het is mijn betrachting om bij zowel die controle als bij de besprekingen terechte bijkomende vragen op tafel te leggen, maar jammer genoeg ben ik niet de enige die dat doet. Er zal terzake een consensus moeten worden gevonden tussen de regeringspartijen. Ik kan u echter nu al zeggen dat ik er heel sterk op heb aangedrongen dat het budget voor de samenwerkingsovereenkomsten zou worden opgetrokken. Ik kan u nu al zeggen dat ik zeer hoopvol ben dat er voor 2006 meer dan 2 miljoen euro extra zal worden vrijgemaakt voor die overeenkomsten, die, gelukkig maar, een groot succes zijn en dat in de toekomst verder zullen blijven.
Ik hoop dat dit de laatste discussie is over de vraag of het budget gedaald of gestegen is. Maar goed, zoiets kan niet worden vermeden. Aan de hand van harde cijfers, en als appelen met appelen worden vergeleken, kan ik aantonen dat het budget is gestegen, en dat er geen sprake is van een daling. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
De heer Martens heeft het woord.
Mijnheer de minister, het is nuttig dat u eens de puntjes op de i hebt gezet. Natuurlijk is het jammer dat de MiNa-raad, maar ook dit parlement, als controlerende instantie, zelf zo veel moeite moeten doen om al die cijfers bijeen te sprokkelen. Het is dus goed dat u zich, naar aanleiding van het debat dat is veroorzaakt door het rapport van de MiNa-raad, de moeite hebt getroost om zelf die oefening te doen, dat u dus de jaarlijkse evolutie van de budgetten op eenzelfde vergelijkingsbasis hebt uitgevlooid. Maar nogmaals, voor de toekomst lijkt het me interessant en nodig dat er een soort geconsolideerde begroting zou komen, aan de hand waarvan we de evolutie van de middelen op de voet kunnen volgen en die ons, als controlerende instantie, in staat stelt op een degelijke wijze te discussiëren over de evoluties van de overheidsmiddelen die worden geïnvesteerd in het leefmilieubeleid.
Wat betreft de behoeften die zich nu nog voordoen op het vlak van het integraal waterbeheer en de ondersteuning van lokale besturen, besef ik dat we nog wat op onze honger moeten blijven en dat een en ander zal afhangen van de collegiale besprekingen in de regering tijdens de begrotingscontrole.
Hierbij is namens onze fractie alvast gesteld dat er extra moet worden ingezet voor de bodemsanering, het integraal waterbeheer en de toepassing van de watertoets, willen we de doelstellingen op die beleidsdomeinen ook effectief kunnen realiseren.
Mevrouw Crevits heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik dank u hartelijk voor uw antwoord. Ik ben bijzonder verheugd dat u het engagement hebt genomen om te voorzien in 2 miljoen euro extra voor de ondersteuning van de gemeenten voor het vervullen van hun belangrijke opdrachten inzake milieubeleid.
Collega's, het gaat om exact 2.670.000 euro. Ik wil ook nog eens herhalen dat we niet de fout mogen maken te denken dat dit een document van de MiNa-Raad zou zijn. Daar bewijzen we niet alleen de MiNa-Raad geen dienst mee, maar gaan we ook voorbij aan de uitdrukkelijke vraag van de raad zelf het document te beschouwen als een intern document, opgemaakt om de discussie te stofferen.
Mijnheer Martens, ik heb mijn verlanglijstje niet opgesomd omdat dat niet verstandig zou zijn in het licht van de onderhandelingen met mijn collega's. U hebt enkele dingen genoemd waarvoor ik, zeker naar aanleiding van deze discussie, de volledige steun van dit parlement heb om ze kracht bij te zetten en om er enkele bijkomende miljoenen voor uit de brand te slepen.
Het incident is gesloten.