Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Daems heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, geachte minister, beste collega's, vorige zaterdag, 14 januari, was geen heuglijke dag voor de mensen die in het noorden van Limburg en in de Antwerpse Kempen wonen.
Nog eens werd duidelijk - op basis van een degelijk en onderbouwd onderzoeksdocument van professor Staessen en zijn team - dat mensen die wonen in door zware metalen belaste regio's, extra gezondheidsrisico's lopen. Er wordt vergeleken met Hechtel-Eksel, maar we kunnen ons afvragen of dat wel een goed gekozen referentiegebied is, aangezien uit een eerder milieu- en gezondheidsonderzoek over Peer, Wilrijk en Hoboken, bleek dat de buurgemeente van Hechtel-Eksel, Peer, een vrij grijze of vervuilde zone is.
Het verband tussen cadmium en longkanker is wetenschappelijk al langer gekend. Het verrassende is dat er een groot effect is op - met alle respect - relatief lage milieublootstellingen. Dat bevestigt de these van professor Van Larebeke dat er al bij relatief lage dosissen grote gezondheidseffecten kunnen optreden. Dat bevestigt ook de stelling van professor Hens dat kanker, meer dan gedacht, als een ziekte tengevolge van milieuverontreiniging moet worden gezien.
Sommige mensen in de bestudeerde regio kijken al lang niet meer op. Dit onderzoek is het zoveelste in een rij. Walter Van Den Broeck schreef in zijn 'Groenten uit Balen' 35 jaar geleden al dat wie in de cité woont, elke dag evenveel smerigheid binnenkrijgt als iemand die vier pakjes 'Groene Michel' rookt.
Anderen, zoals burgemeester Vanvelthoven, zeggen dat het allemaal niet zo'n vaart zal lopen en dat er misschien eens een nieuwe studie moet worden gemaakt over de huidige situatie.
Maar nog anderen maken zich zorgen. Het zijn in de eerste plaats mensen met kinderen, omdat kinderen in de groeifase extra gevoelig zijn voor dit type van vervuiling. Dat is bewezen.
Mijnheer de minister, ik deel uw mening dat we niet aan paniekvoetbal moeten doen, maar overgaan tot de orde van de dag is ook niet aangewezen. Vanaf het moment dat de menselijke gezondheid op het spel staat, is elke dag dat er onnodig getreuzeld wordt, een dag te veel. En daarom had ik een behoorlijk wat moeite met de toon die eergisteren op uw persconferentie werd gezet: we zullen de zaken bestuderen en tegen juni 2006 - zoals trouwens al langer werd gepland - zal met een prioriteitenprogramma voor de ruimere omgeving worden begonnen. Dat is exact hetzelfde als wat u antwoordde op een vraag om uitleg die ik u stelde op 8 juni 2005, ruim een half jaar geleden, naar aanleiding van de consumptiebeperkingen en het transportverbod van runderen in met zware metalen vervuilde regio's.
Intussen hebben we de resultaten van het gezondheidsonderzoek bij pasgeborenen gekregen, dat voor enkele regio's een significant effect vertoonde tussen cadmium of lood enerzijds en de gezondheid van pasgeborenen anderzijds. Intussen is er ook het zopas gepubliceerde rapport van professor Staessen.
Mijnheer de minister, voor onze fractie betekent dit dat we met de sanering in Limburg en de Kempen een versnelling hoger moeten schakelen. Daarom wil ik even terugkeren op het convenant - of correcter gesteld het addendum op een eerder afgesloten convenant van 1997, waar nota bene niks van in huis kwam - dat in april 2004 werd afgesloten tussen de Vlaamse Regering, OVAM en Umicore. Hierbij werd in eerste fase een bedrag van ongeveer 92 miljoen euro afgesproken voor sanering van zowel de bedrijfsvestigingen, de stortplaatsen als de directe en ruime omgeving van de Umicore-fabrieken in Hoboken, Olen, Balen en Overpelt. Dit saneringsprogramma is gespreid over een periode van tien jaar. Twee jaar voor het einde van deze periode moet worden geëvalueerd of de inspanningen van het bedrijf en de Vlaamse overheid voldoende zijn geweest om een goed milieuresultaat te bereiken. Het is een convenant waarvan u hebt gezegd dat u die verder zou uitvoeren. Dat is goed.
Belangrijk daarin waren twee mijlpalen. Enerzijds moest tegen 2004 een saneringsprogramma en prioriteitsorde worden opgemaakt voor de directe omgeving, zijnde: de woonwijk Moretusburg in Hoboken, de cité in Overpelt, de wijk Balen-Wezel en de Glasfabriek in Balen en de omgeving van de fabriek en de parking van Olen. Anderzijds moeten tegen juni 2006 een saneringsprogramma en prioriteitsorde worden opgemaakt voor de ruimere omgeving. Dan gaat het onder meer over het gebied dat nu professor Staessen heeft onderzocht.
Mijnheer de minister, hoe staat het met het lopende saneringsprogramma? Is alles op schema? In juni 2005 sprak u van vertragingen. Is deze vertraging intussen ingehaald of verder uitgelopen?
Is het mogelijk om toelichting te geven bij de prioriteitennota 2004? Meer concreet is het voor ons belangrijk om te weten wanneer de effectieve sanering van start gaat in de cité van Overpelt en de wijken van Balen-Wezel en de Glasfabriek. Ons lijkt het aangewezen het saneringsprogramma voor de ruime omgeving te versnellen. Bent u daartoe bereid?
Zijn de conclusies van dit onderzoek ook overzetbaar naar andere regio's, zoals Kruibeke en Olen? Ik vraag me dat af omdat in het voorjaar van 2005 door het FAVV beslist werd om ook consumptie- en exportbeperkingen op te leggen voor runderen in Zwijndrecht, Hemiksem, Wilrijk, Melsele en Kruibeke. Dit was eerder - in 2004 - al gebeurd in de bewuste gemeenten van de Limburgse Kempen, namelijk Balen, Mol, Overpelt en Neerpelt.
Naast runderen werden in het voorjaar van 2005 eveneens bepaalde groenten in de Kempen en het noorden van Limburg uit de handel genomen, zoals wortelen en schorseneren. U hebt er zich toen toe verbonden om met de federale regering de land- en tuinbouwers te vergoeden voor de economische schade. Heeft het overleg met de federale regering tot resultaat geleid, en zijn de tuinbouwers vergoed? Zo ja, vanuit welk budget is dat gebeurd? Hoeveel bedroeg de vergoeding?
Een belangrijk aspect van de Umicore-vervuiling maakt geen deel uit van het afgesloten saneringsprogramma, met name de radioactiviteit. Dan heb ik het vooral over het beruchte D1-stort in Olen. Dit valt in hoofdorde onder de federale bevoegdheid van minister Dewael. Er werden onderhandelingen gepland met de federale regering om het zware radioactiviteitsprobleem op te lossen. Ik ben benieuwd naar de resultaten daarvan.
Onze fractie vraagt zich tot slot af of het niet aangewezen is een fonds voor omgevingsslachtoffers van cadmiumvervuiling op te richten, zoals voor asbestslachtoffers bestaat. Het zal geen eenvoudige opdracht zijn om het causaal verband te leggen tussen cadmium en de opgelopen gezondheidsschade.
Het lijkt ons in elk geval het onderzoeken waard. Mijnheer de minister, bent u bereid om eventueel overleg te plegen met de federaal bevoegde ministers, minister Vanvelthoven en minister Demotte? (Applaus bij Groen!)
De heer Huybrechts heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw de minister, collega's, intussen weet iedereen dat een studie, uitgevoerd door professor Jan Staessens en zijn team van de KU-Leuven, heeft aangetoond dat wonen in de buurt van een cadmiumfabriek het risico op longkanker aanzienlijk verhoogt. Momenteel bestaat er wel discussie over de statistieken maar dit doet geen afbreuk aan de ernst van het dossier.
Het is niet onbelangrijk te vermelden dat de officiële instanties een dergelijk onderzoek niet relevant vonden en de financiering van de studie weigerden.
Wie rond de voormalige zinkfabrieken van Umicore in de Limburgse- en Antwerpse Kempen woont, loopt beduidend meer risico op longkanker. In de vestiging in Balen is er ondertussen geen cadmiumuitstoot meer maar de bodem blijft wel vervuild door het zware metaal.
De historische vervuiling blijft in de getroffen regio's een niet te onderschatten gezondheidsrisico. Mijnheer de minister, het is duidelijk, en u beaamt dat ook, dat gerichte preventieve maatregelen noodzakelijk zijn. Ik heb vernomen dat er binnenkort hoorzittingen komen in Overpelt, Lommel en Balen waar deskundigen zullen antwoorden op vragen van de inwoners. De mensen zullen worden geïnformeerd en gesensibiliseerd.
Mijnheer de minister, u en minister Vervotte zijn, voorlopig althans, evenwel niet van plan nieuwe maatregelen uit te werken om de cadmiumvervuiling aan te pakken. Dat is duidelijk in tegenspraak met wat minister Vervotte op 16 maart 2005 in deze plenaire vergadering heeft gezegd over de cadmiumvervuiling. Ik citeer minister Vervotte: 'In de mate dat er een bedreiging of een gevaar voor de volksgezondheid ontstaat, zal met de nodige doortastendheid worden opgetreden'. Daaronder versta ik dat al het mogelijke wordt gedaan - ook via nieuwe maatregelen - om de gezondheid van de omwoners te waarborgen.
Mijnheer de minister, in 2004 werd tussen het Vlaams Gewest en Umicore een 10 jaar lopende convenant afgesloten. De omgeving van de Umicore-vestigingen in Hoboken, Overpelt, Olen en Balen zal stapsgewijze worden gesaneerd. De vraag is natuurlijk of dit gezien de omstandigheden niet versneld moet gebeuren. Blijkbaar zou Umicore daartoe bereid zijn.
Voor de regio Hoboken is een 25-punten programma 'Milieu en Gezondheid' goedgekeurd en in uitvoering. Mijnheer de minister, is het niet wenselijk dat een dergelijk programma ook voor Balen, Lommel en Overpelt wordt uitgewerkt? Dat zou uiteraard ook moeten gebeuren voor de andere regio's, zoals Tessenderlo en Beerse, waar cadmium is vrijgekomen.
Mijnheer de minister, hoe groot is het verontreinigde gebied? Is het verantwoord te blijven wonen in deze gebieden? Is de sanering, die onder vorige Vlaamse Regering werd afgesproken, voldoende? Hoe wordt de verspreiding van fijn stof, die in deze regio's cadmium bevat, beperkt?
Het is duidelijk dat Groen! in dit dossier de eerste viool wil spelen. Groen! zou echter beter niet te hoog van de toren blazen. Gemakshalve vergeten zij nogal eens dat zij in de vorige legislatuur mee in de Vlaamse Regering zaten en dat mevrouw Dua toen Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw was. In dat verband verwijs ik naar een aantal vragen om uitleg en schriftelijke vragen over de vervuiling met zware metalen van de Laak, over de radioactieve besmetting van het slib in de Nete, over de vervuiling van de weilanden met giftige stoffen langs de Grote Nete in Geel, enzovoort.
Op 8 november 2000 heb ik mevrouw Dua een vraag om uitleg gesteld over de vervuiling van de Nete met zware metalen, met radioactief materiaal en andere giftige stoffen die in het slib aanwezig zijn. Toen kreeg ik van mevrouw Dua en van collega Daems, in zijn toenmalige hoedanigheid van kabinetsmedewerker van mevrouw Dua, het laconieke antwoord dat het vervuilde slib maar best bleef zitten waar het zat, dus op de bodem van de Nete.
Als werd opgemerkt dat bij een overstroming het vervuilde slib in de tuinen van de mensen zou kunnen belanden, gaf collega Daems ons gelijk en kregen we vervolgens als antwoord dat de problemen nu eenmaal niet allemaal tegelijkertijd kunnen worden aangepakt, dat het onderzoek nog aan de gang is, dat er een prioriteitenlijst wordt opgesteld, enzovoort, enzovoort. Met andere woorden, ondanks de aanwezigheid van Groen! in de vorige regering steekt het met zware metalen vervuild slib, dat eveneens in de buurt van Mol en Dessel radioactief is besmet, nog altijd in de Nete.
Mijnheer de minister wanneer wordt ook werk gemaakt van de sanering van, onder meer, de Nete en de Laak? Of moeten wij ook in dit dossier vroeg of laat via een studie vernemen dat de volksgezondheid van de omwoners ernstig is bedreigd? Mijnheer de minister, u hebt gezegd dat u nooit zult toelaten dat er met de volksgezondheid wordt gechipoteerd. U zult dan wel extra maatregelen moeten treffen en middelen moeten vrijmaken. Volgens de Leuvense onderzoeker Gelders dromen politici vaak hardop. Dromen mag, maar niet als de volksgezondheid op het spel staat! (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, geachte ministers, beste collega's, we hebben in het noordoostelijke deel van onze provincie, maar ook in de Antwerpse Kempen een industriële traditie. Die gaat zelfs terug tot een heel stuk in de vorige eeuw. Vroeger was er Union Minière, nu Umicore, maar ik denk ook aan het Maasland met de zinkfabrieken van Rotem en Reppel. Tientallen jaren industriële activiteiten hebben de streek opgezadeld met een zware milieuverontreiniging. Ik denk dat iedereen moet aanvaarden dat de factor milieu een belangrijke rol speelt voor onze gezondheid.
De invloed van zware metalen is gekend. Bij asbest is het verband met kanker onomstotelijk bewezen. Over de negatieve invloed van arsenicum is men ook zeker. Tot nu toe werd cadmium vooral met nieraandoeningen geassocieerd. 'Maar nu kunnen we voor het eerst met cijfers aantonen dat er een verband bestaat tussen longkanker en milieuverontreiniging met cadmium', zegt professor Jan Staessens, hoofd van het onderzoek naar de gezondheidseffecten van de cadmiumverontreiniging in noord-oost Limburg.
Volgens overlijdensstatistieken van de Vlaamse Gemeenschap mag men in de onderzochte periode in elk van de onderzochte populaties vijf gevallen van overlijden door kanker per jaar verwachten, aldus Staessens. Hij constateerde bij zijn onderzoek 19 overlijdens in de onderzochte streek. Dat doet hem besluiten dat de inwoners van de getroffen gemeenten Overpelt, Lommel en Balen viermaal meer kans hebben op longkanker.
De vaststellingen van professor Staessens zullen de discussies over de invloed van onze leefomgeving op de volksgezondheid zeker weer aanwakkeren. Ik denk hierbij even terug aan de discussies naar aanleiding van de dioxinecrisis over de aanwezigheid van dioxine in het bloed bij mensen voor en na de crisis, en de invloed van die dioxine op hun gezondheid. Maar mensen die van dichtbij met de cadmiumverontreiniging te maken hebben, hebben geen enkele boodschap aan dat soort discussies. Professor Staessens is al meer dan 20 jaar bezig met het onderzoeken van de gezondheidseffecten van de cadmiumverontreiniging in de Noorderkempen. Het vermoeden dat velen hadden, wordt door zijn studie bevestigd.
Ik ga niet zover als sommigen die beweren dat als we de wetenschappelijke inzichten in het probleem vroeger hadden erkend, saneringsmaatregelen en voorlichting zeker nog vroeger zouden zijn gestart en dus veel leed had kunnen voorkomen worden. Vandaag telt maar één strategie: er moet verder worden gewerkt, op basis van het voorzorgsprincipe, aan de ingezette saneringsoperaties.
Mensen uit de getroffen gebieden zitten met veel vragen. Is de sanering voldoende? Is het verantwoord in de betrokken regio te blijven wonen? Volstaan de persoonlijke voorzorgsmaatregelen die zijn aanbevolen door de overheden? Ik herhaal hier ook de vragen die de heer De Meyer enkele maanden geleden heeft gesteld over de gezondheidsrisico's van cadmiumvervuiling in de gemeenten Kruibeke, Hoboken en Hemiksem. In het verleden is dat al onderzocht. Zijn de gegevens van die onderzoeken vandaag nog relevant? Hoe wordt de vervuiling er aangepakt? Wordt de sanering er voortgezet? Worden de meettoestellen die in de polders van Kruibeke stonden, elders geplaatst? Hoe zit het met de verdere sanering in Hoboken? Ook de bevolking van die regio heeft recht op bijkomende informatie.
Minister Peeters heeft zijn taak van coördinator van dit dossier snel en accuraat opgenomen. Weloverwogen nam hij al een aantal initiatieven. Er zullen er zeker nog volgen. Overleg en communicatie zijn noodzakelijk. Bijkomende maatregelen werden voorlopig niet genomen. Er komen wel bijeenkomsten om de bevolking te informeren. Medio februari gaat men dan met alle betrokkenen opnieuw aan tafel zitten.
Vermits de vervuiling niet stopt aan de grens en er ook in Nederland zo'n industriële activiteiten zijn geweest, is het nodig om ook met de Nederlandse bestuurders aan tafel te zitten. Vandaag is Nederland verbaasd over ons cadmiumverhaal. We moeten ook weten welke saneringsmethoden zij voor de bedrijfsterreinen in Budel hanteren.
Vermits cadmium zich via fijne stof verspreidt, is het heel belangrijk te weten welke aanplantingen best zo snel mogelijk kunnen gebeuren om de braakliggende terreinen stofvrij te maken. Het is ook een logisch onderdeel van een totale aanpak dat mensen in de gevarenzone via preventiecampagnes worden geïnformeerd. Minister Vervotte verspreidde het afgelopen jaar veel folders met gezondheidstips. Men zal moeten nagaan of en hoe de verspreiding van informatie moet worden uitgebreid.
Inmiddels is de cadmiumverwerking in Balen beëindigd. In Overpelt en elders beantwoordt de uitstoot aan de strengste Europese normen. Vandaag moeten we nog afrekenen met de historische vervuiling. Deze klus moeten we onverwijld klaren. En we moeten de overblijvende industriële activiteiten streng blijven controleren. De bron van de cadmiumvervuiling is zo goed als drooggelegd. De bevolking wil nu weten hoe groot de risico's nog zijn in hun leefomgeving. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Baelen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw en mijnheer de minister, geachte collega's, ik ben geboren en getogen in de streek. Ik heb de sla uit de streek gegeten. De spinazie niet, en dat is te merken. Ik heb er ook eieren en kippen gegeten en de melk van de koeien gedronken. Bovendien ben ik een verstokt roker. Ik loop dus veel gevaar.
Ik wil de zaak zeker niet ridiculiseren. Deze zorgwekkende studie heeft iedereen verrast. Er zijn in deze streek evenwel al zoveel studies uitgevoerd dat deze uitspraak soms een bittere bijklank krijgt. We leven hier immers al decennia mee. Ik ben dan ook blij dat alle sprekers vragen om geen paniekvoetbal te spelen en te doen alsof de bewoners van de betrokken gemeenten bij manier van spreken morgen moeten verhuizen. Ik wil trouwens ook opmerken dat ik betreur dat de wetenschappers elkaar met betrekking tot deze studie binnen de kortste keren zijn beginnen tegenspreken. Dit toont in elk geval aan dat het hier om een complex probleem gaat.
Blijkbaar lopen we een verhoogd risico longkanker te krijgen omdat we met cadmium in aanraking komen. Cadmium is een zwaar metaal dat voornamelijk in de vorm van stof wordt ingeademd. De heer Daems vraagt zich terecht af hoe we daar de komende maanden en allicht nog veel langer mee moeten omgaan.
Ik wil de zaak evenwel niet veralgemenen. Ik wil alles in de juiste context plaatsen en op een realistische, genuanceerde wijze benaderen. Zoals de heer Brouns daarnet heeft opgemerkt, kunnen we de klok niet terugdraaien. De aanwezigheid van deze fabrieken is een historisch gegeven. Het Kempens Kanaal en het kanaal Bocholt-Herentals zijn bewust gegraven om de vestiging van deze industrie in de Kempen mogelijk te maken. Dit is meer dan 100 jaar geleden en zonder enig milieuvoorschrift gebeurd. Pas in het midden van de jaren tachtig hebben de overheid en Vieille Montagne voor het eerst overleg over de milieuproblematiek gepleegd.
Het is nodig verder te saneren, te voorkomen en te sensibiliseren. Het gaat hier echter om een heel moeilijk debat. De vraag is immers welke gronden precies moeten worden gesaneerd. In mijn kindertijd werd elk tuinpaadje in de regio met ertsen van de bewuste fabriek aangelegd. De mensen wilden dat erts omdat het geen vuil doorlaat. In heel Noord-Limburg is geen enkele gemeenteweg te vinden die vroeger niet met slakken is aangelegd. Hoewel die wegen ondertussen zijn geasfalteerd, zitten die slakken nog steeds in de bodem. Het is moeilijk een maatregel te vinden die heel het probleem oplost.
Aangezien de regio deze erfenis nog lang met zich zal meedragen, is sensibilisering enorm belangrijk. We moeten de mensen uitleggen hoe ze met hun zelfgeteelde producten moeten omgaan. Dit staat natuurlijk los van het huisstof. In dit verband zijn al een aantal nuttige maatregelen voorgesteld. We moeten de mensen er echter ook op wijzen dat ze de handen van hun kinderen moeten wassen als die buiten hebben gespeeld. Tegenwoordig zijn er natuurlijk niet meer zoveel moestuintjes. Er is evenmin nog veel zand. Op veel plaatsen groeit tegenwoordig gras. Aangezien iedereen een mooi tuintje wil, wat op dergelijke grond niet evident is, wordt al dit gras met water uit ondiepe putten besproeid. We mogen deze problematiek niet tot de sanering van enkele gronden verengen, maar we moeten de mensen op een realistische manier voorlichten.
De studie toont het verband tussen cadmium en longkanker aan. Tal van andere studies hebben al het verband tussen cadmium en andere stoffen, zoals arsenicum, en andere ziektes, zoals darmkanker en CVS, gelegd. Zullen deze verbanden in het toekomstig preventieplan worden opgenomen?
Het heeft weinig zin om het bij de voorlichting enkel over cadmium te hebben en te zwijgen over de rest. Het is beter dat het hele verhaal wordt gebracht. Bepaalde sites zijn vandaag nog actief, terwijl andere activiteiten ondertussen werden stilgelegd. Er werd onder meer verwezen naar Dilsen-Stokkem en Reppel.
Mijnheer de minister, is de wetenschap het erover eens dat de situatie transponeerbaar is op andere sites? Hoe gaat men daar in die regio dan mee om? Op welke manier kunnen daaruit conclusies worden getrokken?
Mijnheer de minister, ik ben een beetje verrast over het gemak waarmee wordt verwezen naar het organiseren van hoorzittingen. Ik wens u veel succes, maar met hoorzittingen zult u de mensen niet motiveren. U zult slechts een zeer beperkt aantal mensen bereiken. Heel weinig mensen gaan op een goede manier om met de zeer moeilijke folders, hoewel geprobeerd werd om alles in een verstaanbare taal te schrijven.
Mevrouw de minister, u mag niet alleen focussen op cadmium en longkanker. Bij preventie moeten we ingaan op de manier waarop mensen omgaan met groenten. Er zijn nog altijd privé-moestuintjes en mensen nemen de argwaan niet ernstig. Met alle mogelijke communicatiemiddelen moeten we proberen problemen te voorkomen. Op een hoorzitting zullen we enkel de mondige, gemotiveerde burger aantreffen, die misschien al niet meer overtuigd moet worden.
In samenspraak met gemeentebesturen, wetenschappers en eventueel communicatiedeskundigen moeten we nagaan hoe we in die regio op een rustige manier kunnen duidelijk maken hoe mensen problemen kunnen voorkomen, want genezen zal heel moeilijk zijn. Het probleem zal langzaam uitdoven, maar voorkomen lijkt me essentieel. (Applaus)
De heer Sannen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw de minister, collega's, vorig weekend werden we nog maar eens met de neus of de feiten gedrukt. De feiten kenden we misschien allemaal al, of we vermoedden ze in ieder geval.
Er is dus een directe relatie tussen de aanwezigheid van cadmium en de toename van het aantal gevallen van longkanker. De risico's voor de gezondheid van de omwonenden zijn niet totaal nieuw. Cadmium is één element van verontreiniging, maar in het verleden werden ook andere elementen van verontreiniging vastgesteld. In de regio is er dus een verontreiniging met zware metalen, door bedrijven die nu nog bestaan, maar ook door bedrijven die er in het verleden waren.
Het probleem beperkt zich niet tot Overpelt, Lommel en Balen. Daarnet werd aangehaald waar reeds werd gesaneerd, maar om na te gaan of het effect van deze sanering voldoende is, moet er misschien onderzocht worden of de risico's van de vroegere zinkbedrijven en de invloed van hun historische verontreiniging op de gezondheid van de mensen nog aanwezig zijn.
Ik wil de cijfers die dit weekend werden gepubliceerd niet minimaliseren of laten verdrinken in grotere statistische gegevens. Het is belangrijk dat wordt vastgesteld dat er een directe relatie is tussen de aanwezigheid van cadmium en de toename van het aantal longkankergevallen. Dat werd nu nog eens onomstotelijk bewezen.
De nieuwe vaststelling van de impact van deze historische verontreiniging op de volksgezondheid laat maar twee actiemogelijkheden toe. Aan de ene kant zijn preventie, waarschuwing, begeleiding en sensibilisering nodig om de bevolking te leren omgaan met de situatie. Aan de andere kant is het misschien nodig om de gestarte saneringsoperatie bij te sturen en uit te breiden.
Mijnheer de minister, we moeten inderdaad geen paniek zaaien, maar we moeten wel dit moment aangrijpen om de sensibilisering te versterken. Mijnheer Van Baelen, u stelde dat er ook gewenning optrad. Het is goed dat deze studie aandacht heeft gekregen, want het kan het moment zijn om de bewustmaking te versterken.
Dit is niet alleen het geval bij mensen die er zich al bewust van waren of al overtuigd waren, maar vooral bij heel wat mensen die door de gewenning dingen doen waarbij vragen kunnen worden gesteld over de bescherming van hun eigen gezondheid. We kunnen daardoor de alertheid vergroten. Ik hoop dat de initiatieven die de regering wil nemen verder zullen gaan dan het louter organiseren van hoorzittingen. We zullen nog jaren moeten leven met een verontreinigde situatie en zullen, ondanks saneringsoperaties, constant de bevolking moeten leren omgaan met een historische verontreiniging. Misschien moeten we de middelen, maatregelen en raadgevingen die we tot op heden hebben geformuleerd, wel bijsturen, corrigeren en hertalen.
Een ander belangrijk deel is de sanering. Het kan niet dat wij blijven aanvaarden, ook al is de verontreiniging historisch, dat men daar maar moet mee leren leven. We moeten de terreinen van de bedrijven, de directe omgeving en de verdere omgeving ervan saneren. Tegen juni 2006 zullen we een scenario krijgen over hoe de sanering van de verdere omgeving van het bedrijf zal worden aangepakt. Mijnheer de minister, moeten we naar aanleiding van deze studie, die aantoont dat een beperkt contact met cadmium een serieuze verhoging van het risico met zich meebrengt, de saneringsplannen die we voor ogen hadden, niet bijsturen? Volstaan die? Mij interesseert ook of de sanering die al is gebeurd, niet alleen rond deze bedrijven maar ook elders - in Lommel bijvoorbeeld is een zinkfabriek gesaneerd - het beoogde effect heeft, namelijk het terugdringen van het risico van cadmium. Is bijvoorbeeld de beoogde vastzetting wel gerealiseerd? Is het risico weggenomen? Het is misschien wel belangrijk dit te onderzoeken om de saneringsoperaties die we nog moeten starten, eventueel bij te sturen of uit te breiden, ook in omvang.
Als ik de heer Staessens goed heb begrepen, stelt hij dat de huidige afbakening van de te saneren omgeving onvoldoende zou zijn. Het is belangrijk om dit momentum aan te grijpen om de planning van de sanering en de aard en omvang van het draaiboek dat we samen met Umicore wilden uittekenen, te corrigeren als dat nodig mocht blijken. We moeten minstens van deze gelegenheid gebruik maken om na te gaan of de saneringsoperatie wel het nodige effect met zich meebrengt.
Mijnheer de minister, dit is maar één voorbeeld van de vele problemen waar wij in Vlaanderen nog mee worstelen. Het historisch passief van de milieuvervuiling waar we in Vlaanderen mee worden geconfronteerd, is veel groter dan dit. De ecologische schuld en de omvang ervan die Vlaanderen moet torsen, kennen we onvoldoende. Er zijn al heel wat maatregelen getroffen. De heer Daems en andere collega's hebben verwezen naar andere situaties.
Het is misschien ook de gelegenheid om het draaiboek over het wegwerken van onze ecologische schuld bij te sturen. We kennen bepaalde sites, regio's en blackpoints die dringend moeten worden aangepakt. Andere dingen moet nog in kaart worden gebracht. Het gaat niet alleen over goed aanwijsbare blackpoints, die kennen we over het algemeen wel, het gaat ook over uitgebreidere regio's en waterlopen waarvan we weten dat het historisch passief van de ecologische verontreiniging nog altijd aanwezig is en effect heeft op de volksgezondheid. Waarschijnlijk kunnen in de toekomst nog andere rapporten aantonen dat ook elders in Vlaanderen hogere risico's voor de gezondheid bestaan. Het is trouwens de tweede maal dat Vlaanderen The Lancet haalt.
Enkele jaren geleden toonde een internationaal rapport ook al aan dat in de nabijheid van stortplaatsen in Vlaanderen er 30 percent meer kans op geboorteafwijking is. Ook daarmee hebben we dat tijdschrift gehaald. De ecologische schuld die we torsen, is ontzettend groot is.
Mijnheer de minister, mevrouw de minister, bent u bereid om de hele preventie- en sensibiliseringscampagne over het leren leven met de aanwezige verontreiniging te hervertalen en waar nodig bij te sturen? Daaruit kunnen waarschijnlijk lessen worden getrokken voor andere situaties in Vlaanderen. Mijnheer de minister, bent u bereid de geplande saneringsoperatie waartoe Umicore en de Vlaamse overheid zich hebben geëngageerd, kritisch te herbekijken en misschien uit te breiden, misschien ook qua aard, door ze te toetsen aan bepaalde andere saneringen die we al hebben uitgevoerd en de effecten ervan? Bent u bereid heel snel een soort draaiboek op te maken voor Vlaanderen, waarin niet alleen de omvang van onze ecologische schuld wordt geformuleerd, maar ook de aard ervan, de verantwoordelijkheid ervoor, en het tijdspad terzake? Er moet hoe dan ook een tijdspad zijn waarbinnen die schuld moet worden gedelgd. Ook moet duidelijk worden gemaakt hoe de verantwoordelijkheid wordt gedeeld met de bedrijven in kwestie. (Applaus)
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, geachte ministers, geachte leden, de studie in The Lancet die aanleiding gaf tot de actuele interpellatie van de heer Daems, is terecht voer voor discussie. Deze discussie moet echter objectief, volledig, grondig en wetenschappelijk worden gevoerd. Met stemmingmakerij is niemand gebaat.
We mogen niet verzanden in een welles-nietesspelletje, waarbij wordt voorbijgegaan aan de essentie van de zaak. De uitstoot van cadmium is er nu vrijwel niet meer. Waar we nu mee zitten, is de historische vervuiling van de bodem en het grondwater. Ook kan de lucht vervuild zijn door opwaaiend fijn stof. Lommel, Balen en Overpelt zijn in dit opzicht niet echt uniek in Vlaanderen: denken we maar aan Hoboken, enzovoort. Met andere woorden, er zijn helaas nog veel plaatsen in Vlaanderen met een grote historische vervuiling.
Nog erger is dat ons leefmilieu er niet reiner op wordt, ondanks alle inspanningen, doordat er steeds meer wagens en vrachtwagens bij komen en de industrie en de landbouw belangrijke bronnen van economische activiteit blijven in Vlaanderen. Door de technologische en wetenschappelijke vooruitgang blijven er steeds maar nieuwe synthetische stoffen bij komen, waarvan de gevolgen voor onze gezondheid en het milieu niet altijd duidelijk zijn, op korte noch op lange termijn.
Bovendien is in Vlaanderen de verspreiding van fijn stof, dat allerlei vervuilde deeltjes bevat, zoals roet van diesel en/of cadmium in Balen, Lommel, Overpelt, enzovoort, een groot probleem. Iets kan hypermodern zijn op een bepaald ogenblik, of worden geproduceerd met de best beschikbare technologie, maar jaren later hopeloos achterhaald zijn. We mogen niet vergeten dat de fabrieken van Umicore inzake de uitstoot van cadmium in de lucht steeds hebben geopereerd binnen de limieten van de Vlaamse overheid. De normen die 100 of zelfs nog maar 20 jaar geleden van toepassing waren, zouden nu echter niet meer aanvaard worden. Nu beschikken we immers over wetenschappelijke kennis die toen nog niet bestond.
Uit de gegevens waarover we nu wél beschikken, blijkt dat het vaststaat dat milieufactoren een invloed hebben. Wetenschappers begrijpen steeds beter de genetische basis van kanker. Daardoor is de balans in de benadering van kanker echter doorgeslagen naar de genetische aspecten.
Daarnaast is de jongste jaren ook de individuele verantwoordelijkheid overbelicht: rook niet, lig niet te lang in de zon, enzovoort. De milieufactoren en de collectieve verantwoordelijkheid bleven daardoor echter onderbelicht. Misschien is de studie die in The Lancet verscheen, een goede aanleiding om opnieuw het evenwicht te herstellen tussen de individuele en de collectieve verantwoordelijkheid.
Volgens gegevens van de heer Hens, professor in de vakgroep menselijke ecologie van de VUB, neemt het aantal kankergevallen in de westerse wereld toe. Eén op de drie Vlamingen krijgt ermee te maken. Dat is een epidemie. Ook als de ziekte niet tot de dood leidt, betekent ze heel wat lijden. Bovendien is de impact ervan op de gezondheidszorg heel groot. We moeten daar iets aan doen.
Willen we kanker voorkomen, dan moeten we ons richten op de milieufactoren. Dat gebeurt helaas te weinig omdat er nog heel wat discussie is, ook op wetenschappelijk gebied. Elk antwoord roept tien nieuwe vragen op. Toch kan er nog heel wat gebeuren. Asbest bijvoorbeeld is al verboden, evenals sommige additieven, maar we zijn nog te onbezorgd.
Neem nu het kankerverwekkende benzeen. Dat komt voor in benzine in concentraties tot 5 percent. Bij elke tankbeurt worden we eraan blootgesteld, tot in de wagen toe. Er wordt echter niets aan gedaan. Dat geldt in het algemeen voor scheikundige stoffen. We zijn te laks ten aanzien van de verspreiding ervan in ons milieu.
Ik verwijs hierbij ook naar de moeilijke discussie in het Europees Parlement en in de Europese Raad van Minister over de Europese richtlijn Reach. Die richtlijn beoogt een inventarisatie van chemische stoffen en is bedoeld om de volksgezondheid en het milieu te beschermen, maar heeft de machtige chemische industrie op stang gejaagd. De industrie heeft dan ook fel weerwerk geboden, met als gevolg dat de richtlijn in de Europese ministerraad fel afgezwakt werd goedgekeurd. Dit toont nogmaals aan dat het zeer moeilijk blijft om een gezond evenwicht te vinden tussen economische belangen, het leefmilieu en de volksgezondheid.
De genoemde studie heeft ons dus allemaal opnieuw met de neus op de feiten gedrukt: cadmium is gevaarlijk voor de volksgezondheid. We kunnen niet ontkennen dat er een verband is tussen de cadmiumvervuiling en het voorkomen van longkanker in de onderzochte groep. In de betrokken regio moet de overheid er dan ook alles aan doen om de gezondheidsrisico's weg te nemen door grondige voorlichting, preventie en sanering van de vervuilde gronden.
Deze zaak toont ook aan dat we nog maar weinig hebben geleerd van de heisa enkele jaren geleden over PCB's en dioxinevervuiling uit verbrandingsovens. Ik verwijs ook naar de aanbeveling van de heer Molenberghs, directeur van het Centrum voor Statistiek van de Universiteit Hasselt, om een onafhankelijke en permanente cel voor risicocommunicatie op te richten, waarover vandaag in De Morgen werd bericht. Die zou paniek, zoals nu naar aanleiding van de gevolgen van de cadmiumvervuiling, kunnen vermijden.
Die cel zou zich, zoals in Nederland en Groot-Brittannië, moeten bezighouden met clusteralarm. Crisistoestanden in een relatief klein gebied met relatief beperkte kwantitatieve gegevens, zoals rond een stort of een verbrandingsoven of nu rond een gebied met cadmiumvervuiling, vragen immers om een specifieke aanpak. De cel zou moeten bestaan uit daartoe opgeleide epidemiologen die dat soort toestanden perfect kunnen plaatsen en erover kunnen communiceren.
Ze volgen hiertoe een stappenplan. Dat bestaat nog niet in Vlaanderen. Politiek is de wil er wel. Met de oprichting van het Steunpunt Milieu en Gezondheid in 2001 werd een eerste aanzet gegeven. Nu is het tijd om de volgende stap te zetten, de risico's effectief in kaart te brengen en mensen op te leiden voor risico- en crisiscommunicatie.
We moeten ook ophouden met het minimaliseren van de invloed van de externe factoren op kanker. Hoeveel er precies aan het milieu te wijten is, weten we nu nog altijd niet, maar ik denk dat het meer is dan tot nu toe altijd werd aangenomen.
Daar komt nog bij dat de gegevens over kanker lange tijd ontoereikend waren. Jarenlang was de registratie ondermaats. Dat zou nu verbeterd zijn, maar in hoeverre is me niet helemaal duidelijk. Daar moet de Vlaamse overheid ook eens echt een punt van maken.
Mijnheer de minister, bent u van plan om aan het Steunpunt Milieu en Gezondheid een permanente cel voor risicocommunicatie toe te voegen die zich specifiek bezighoudt met clusteralarm en risicocommunicatie?
Hoever staat Vlaanderen met de inventarisatie van historische vervuiling in Vlaanderen en welke maatregelen zijn gepland of werden reeds uitgevoerd om de gevolgen van de historische vervuiling weg te nemen? Op welke manier zal dat gebeuren? Wie zal de kosten dragen?
Hoe staat de Vlaamse Regering tegenover de recent goedgekeurde REACH-richtlijn? Hoe en wanneer zal de Vlaamse Regering die omzetten in Vlaamse regelgeving? Zal de Vlaamse Regering nog verder gaan dan de minima vastgelegd in de REACH-richtlijn?
Hoever staat het nu met de kankerregistratie op Vlaams niveau? Staat die nu volledig op punt? Hoe is de samenwerking met het Belgische niveau op dat vlak, als die al bestaat? (Applaus)
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik wens vooreerst iedereen te bedanken voor de uiteenzettingen en suggesties. Voor de duidelijkheid onderstreep ik dat iedereen, ook ikzelf, verrast werd door de resultaten van het onderzoek in de krant. Ik heb direct mijn administratie opgebeld met de vraag of de studie reeds werd overgemaakt, maar dat was niet het geval. Ik heb me toen verder geïnformeerd. We hebben het bericht gekregen dat op zondag 24 uur de studie kon worden geraadpleegd op de website van The Lancet.
Verschillende collega's hebben reeds onderstreept dat de studie ernstig moet worden genomen. Het is niet aan ons om de studie te minimaliseren, maar we moeten haar op de juiste manier lezen en opvolgen. Het eerste wat men in zo'n situatie moet doen, is alle betrokken actoren zo snel mogelijk rond de tafel brengen. Mijn collega en ik hebben dat heel snel gedaan. Maandagnamiddag hebben we niet alleen alle betrokken administraties, maar ook de burgemeesters van de betrokken gemeenten, de twee provincies, het bedrijf Umicore en de assistent van professor Staessen, de heer Nawrot, uitgenodigd. Op die vergadering kregen we niet alleen een toelichting over de publicatie in The Lancet, maar ook een volledige stand van zaken van OVAM. We hebben ook Umicore aangehoord en hebben naar de reactie van de burgemeesters en de leden van de bestendige deputaties gevraagd.
Het is heel belangrijk om te onderstrepen dat er werd afgesproken om elkaar opnieuw te zien op 13 februari. Dan zullen een aantal voorstellen en maatregelen geconcretiseerd zijn.
Paniekvoetbal is hier niet aan de orde. Het is niet aangewezen om enkele uren na de bekendmaking van een studie bijkomende maatregelen uit onze mouw te schudden. Daarmee kunnen we dan misschien enkele mensen geruststellen, maar dergelijke maatregelen zijn ondoordacht en schieten mogelijk hun doel voorbij. De afspraak op 13 februari is daarom belangrijk. We zullen dan suggesties en voorstellen doen. Ik zal de suggesties die ik hier vandaag gehoord heb, laten uitwerken voor die vergadering. We zullen dan beslissen over bijkomende maatregelen en/of acties. Dat is volgens mij een goede manier van werken. Dit ernstige probleem beperkt zich niet tot deze gemeenten en deze studie.
Het eerste convenant dateert van 1997, het tweede van 23 april 2004. De vorige regeringen, en zeker de laatste, hebben geprobeerd dit probleem met de vestigingen van Umicore op te lossen. In 2004 werd het addendum ondertekend. De tijdstabellen die daarmee werden toegevoegd, startten op 1 januari 2004. De sanering van de vestiging en de nabijgelegen wijk enerzijds en van de wijde omgeving anderzijds, moet natuurlijk worden uitgevoerd. We moeten ervoor zorgen dat de timing wordt nageleefd. Het werd al aangehaald: Umicore heeft zich op de vergadering van afgelopen maandag bereid verklaard om na te gaan welke projecten in een verhoogde versnelling kunnen worden afgerond. Nu vrijdag hebben we daarover een vergadering met OVAM en mijn kabinet. We zoeken uit wat wij kunnen doen om de zaken te versnellen. Dat wordt uiteindelijk beslist op 13 februari.
Ik wil even met u de stand van zaken in de verschillende vestigingen overlopen. In Hoboken zijn er meerdere saneringsacties uitgevoerd op het bedrijventerrein. De bodemsaneringswerken in de wijk Moretusburg zijn gepland voor het najaar 2006. In Olen is een bodemsaneringsproject conform verklaard op de site zelf, en ook voor het grondwater. In Overpelt zijn de bodemsaneringswerken aangaande de bodemvreemde materialen die aanwezig waren, afgerond. De heraanvulling van de ontstane put is opgestart. Het bodemsaneringsproject voor de cité Overpelt zal binnenkort worden ingediend. In Balen-Lommel zijn de bodemsaneringswerken aangaande bodemvreemde materialen nagenoeg afgerond, met uitzondering van een restresidu dat nog niet kon worden geborgen omdat de bekkens volledig opgevuld zijn. Vrijdag spreken we over de kwestie Balen-Wezel en de aanpak daarvan, omdat er enige vertraging opzit ten opzichte van de schema's die bij het addendum zijn toegevoegd.
Voor de grondwatersanering zullen op 13 februari harde afspraken worden gemaakt met Umicore.
Op de site zelf en in de omliggende wijken is al heel wat gebeurd. Er lopen een aantal projecten die op basis van de schema's die in 2004 zijn opgesteld, vertraging hebben opgelopen. Umicore heeft zelf aangeboden om deze projecten te versnellen.
Voor de bodemsanering van de rest van de omgeving staat in het addendum dat op 30 juni 2006, conform het convenant, de rapporten zullen worden ingeleverd. Het onderzoek dat gepubliceerd is in The Lancet, moet in eerste instantie worden overgemaakt aan de bureaus zodat zij daar bij het afleveren van de rapporten rekening mee kunnen houden. Op basis daarvan moeten de prioriteiten worden vastgesteld. Op 13 februari zal worden nagegaan of een en ander eventueel vroeger dan 30 juni kan gebeurden.
Voor de bodemsanering van de Bankloop zijn er verschillende contacten en vergaderingen geweest met het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. Voor de grondwatersanering doet zich een vertraging voor. Ik wil daar tegen 13 februari duidelijkheid over scheppen, samen met Umicore.
Verschillende collega's hebben gevraagd of het saneringsprogramma van Umicore kan worden versneld of uitgebreid. We zullen samen met Umicore nagaan wat sneller kan gebeuren. We zullen daar acties over ondernemen.
Sommigen beweren dat ze de conclusies van de gepubliceerde studie al 35 jaar kennen. De vraag is dan natuurlijk waarom 35 jaar is gewacht om daar iets aan te doen. Dat is nu gebeurd met het convenant. Een aantal zaken moet echter nog worden versneld.
We mogen geen paniekvoetbal spelen, maar we moeten dit probleem met de nodige kennis van zaken aanpakken.
De vraag is ook wat het effect is van de acties die tot nu toe zijn ondernomen. Er is een duidelijk lichtpunt. Bij de meetpost van Balen, Lommel en Overpelt is geen overschrijding vastgesteld. Europa heeft de grens van 5 nanogram per kubieke meter vooropgesteld. De resultaten lagen beduidend lager. Door de sanering van de Maasheide te Lommel en de sanering van de PRB-terreinen zijn er positieve signalen.
Daarom is het ook belangrijk dat er verdere metingen gebeuren en dat we de zaak van zeer nabij opvolgen.
Het is ook belangrijk dat bij dit en ook ander onderzoek gegevens naast elkaar worden gelegd en geïnterpreteerd. Dat moet in eerste instantie het werk zijn van wetenschappers. Politici, en in eerste instantie ikzelf, moeten heel voorzichtig omgaan met het interpreteren van studies. We moeten daar de volgende dagen meer duidelijkheid over krijgen.
Een volgende vraag die werd gesteld, is of men de gegevens kan extrapoleren naar andere regio's, zoals Hoboken, Hemiksem, Kruibeke. We moeten een dergelijke studie heel voorzichtig aanwenden als we willen extrapoleren. Vorige maandag werd deze vraag uitdrukkelijk gesteld door de burgemeesters. In bepaalde kranten had men immers die extrapolatie doorgevoerd. Vanuit wetenschappelijke hoek werd daar zeer genuanceerd op geantwoord. Er werd gesteld dat dit eigenlijk niet kan. Natuurlijk worden ook andere gemeenten, zoals Kruibeke, met deze problematiek geconfronteerd. Zonder meer de gegevens toepassen op andere regio's is niet aangewezen. Voor de wetenschappers is dat ook niet evident.
Er werd hier ook gezegd dat de vervuiling bij Umicore niet alleen afkomstig was van cadmium maar ook van radioactiviteit. Dat klopt. Binnen de vestiging van Olen wordt radioactief materiaal gestockeerd. Mijnheer Daems, u hebt daar ook naar verwezen. Dat is natuurlijk een federale bevoegdheid. Ik zal contact opnemen met mijn federale collega. Tegen 13 februari hoop ik dat ik duidelijkheid kan verschaffen over de tijdelijke opslag en op welke manier de federale minister dit probleem meent op te lossen.
Er was een vraag over de vergoeding van de landbouwers. Dat punt werd terecht aangehaald. Enkele maanden geleden hebben we dat ook aangekaart. Ik heb toen gezegd dat ze ook een vergoeding zouden krijgen. Ik kan u nu ook zeggen hoeveel die inbreng bedraagt en waar die vergoeding vandaan komt. Het gaat om de uitbetaling aan 9 landbouwers voor een bedrag van 457.000 euro. Die som komt van het Minafonds.
Geachte collega's, u hebt verscheidene voorstellen geformuleerd. Ik zal ze allemaal bekijken. Wat het fonds voor omgevingsslachtoffers betreft, is de vraag of het zich inlaat met werknemers of met de mensen die in de nabijheid wonen. Ik zal die zaak zeker verder onderzoeken en kijken of het mogelijk is een dergelijk fonds op te richten. De federale ministers Vanvelthoven en Demotte moeten daar uiteraard bij worden betrokken. Ik zal zo snel mogelijk, ik veronderstel tegen 13 februari, uitsluitsel geven of we gevolg kunnen geven aan die idee.
We moeten dit moment aangrijpen om te sensibiliseren. Ik wil wel onderstrepen dat dit ook door de burgemeesters werd benadrukt. Ook zij waren daar vragende partij voor.
We zullen dat verder concretiseren en op 13 februari finaliseren.
De heer Huybrechts kan ik antwoorden dat voor de vervuiling van de Nete het onderzoek loopt. Het wordt uitgevoerd door Tessenderlo Chemie. Tot de heer Van Baelen kan ik zeggen dat niet alleen cadmium maar alle zware metalen problemen in Vlaanderen creëren. We moeten dat globaal analyseren en vanuit een globale visie initiatieven nemen.
Het Steunpunt Gezondheid en Milieu wordt tot 2007 ondersteund. Dan moet worden beslist of de werking wordt voortgezet. In de commissie heb ik al gezegd dat ik daarvan een voorstander ben. We zijn voorlopers op het gebied van biomonitoring, en dat moet zo blijven.
Dit is geen nieuw, maar een oud probleem. We worden met een nieuw, bijkomend onderzoek geconfronteerd. Dat zal misschien leiden tot het nemen van bijkomende maatregelen. Die bijkomende maatregelen mogen we echter niet hals over kop nemen. Op 13 februari zullen we daarover met alle betrokkenen van gedachten wisselen. Zowel een versnelde sanering als andere bijkomende acties zijn mogelijk. Dit is een zeer belangrijk, delicaat en ook budgettair zwaar dossier. We zullen dat doortastend aanpakken, maar met de deskundigheid en visie die het vereist. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Vervotte heeft het woord.
Het is belangrijk om het momentum aan te grijpen. Daarom hebben we, ook op vraag van de burgemeesters, beslist hoorzittingen te organiseren. Er wordt veel aan preventie gedaan, en dat leidt tot een vorm van preventiemoeheid. Brochures worden soms niet meer gelezen. De hoorzittingen moeten de aanzet zijn om opnieuw vooruitgang te boeken en ook om de vinger aan de pols te houden. We moeten een goed inzicht verwerven in de vragen waarmee de mensen nog worstelen en daar dan in onze informatie- en sensibilisatie-acties rekening mee kunnen houden.
Zoals in het verleden, zullen we ons in de toekomst niet beperken tot informatiebrochures alleen. In de LOGO's zijn onze preventiewerkers actief. De namen van de medische milieukundigen zijn bekend en staan in de brochures. Hun taak bestaat erin om met de lokale actoren zoals de scholen op de noden in te spelen.
De infobrochures zijn onlangs inhoudelijk nog aangepast. Op preventief vlak staat alles goed op punt, maar de hoorzittingen kunnen lacunes aan het licht brengen. In samenwerking met de LOGO's en de lokale besturen zullen we dan zeer gerichte acties uitwerken en organiseren.
Ik wil beide ministers voor hun uitgebreide antwoord bedanken. Het siert minister Peeters dat hij zelf heeft vermeld dat een aantal belangrijke onderdelen van de sanering vertraging hebben opgelopen. Hoewel het hier om de moeilijkste onderdelen van de sanering gaat, vind ik het moeilijk te aanvaarden dat die vertraging zomaar wordt geduld.
Ik denk hierbij vooral aan de betrokken woonwijken. Volgens de minister wordt in de cité van Overpelt het BSP uitgevoerd en zal in de cité van Balen-Wezel zelfs nog meer moeten worden gedaan. Bij het opstellen van de timing is hierbij duidelijk geen rekening gehouden. Ik zou dan ook op een versnelling van de werken willen aandringen.
De relatie tussen lage doses cadmium en longkanker maakt een versnelling nodig. Ik heb in mijn beperkte ervaring nog nooit verontrustender cijfers gezien dan de gegevens die in The Lancet zullen worden gepubliceerd. We mogen niet in paniekvoetbal vervallen, maar we moeten wel al het mogelijke doen om dit dossier in leven te houden. Wat de versnelling van de werken betreft, kijk ik alvast uit naar het resultaat van de besprekingen van 13 februari 2006.
Wat de extrapolatie naar andere regio's betreft, deel ik de mening van de minister niet. Op basis van objectieve gegevens over de depositie van zware metalen kan ik enkel vaststellen dat een aantal regio's de vergelijking met Noord-Limburg en de Kempen perfect kunnen doorstaan. Het FAVV heeft vorig jaar besloten om het gebruik van de nieren van runderen uit bepaalde regio's te verbieden. In bepaalde gevallen heeft het FAVV de export van deze runderen zelfs verboden. Het FAVV heeft deze beslissing zeker niet zonder gegronde redenen genomen. Volgens mij geldt in verband met dergelijke aangelegenheden het voorzorgsprincipe. Bijgevolg zou de minister intensievere inspanningen voor, onder meer, Hoboken en Kruibeke, moeten overwegen.
De getroffen land- en tuinbouwers zullen een vergoeding ontvangen. Vooral voor de tuinbouwers is dit noodzakelijk. Ik vind het evenwel betreurenswaardig dat deze vergoeding vanuit het budget van het MINA-Fonds zal worden uitgekeerd. Het gaat hier om economische schade. Bovendien gaat het om een vergoeding die ten gevolge van een beslissing van een federaal agentschap, het FAVV, moet worden uitgekeerd. Om meer resultaten te behalen, had de Vlaamse overheid zich tijdens de onderhandelingen beter wat sterker opgesteld.
In zijn antwoord heeft de minister aangegeven dat hij bepaalde zaken voorlopig even wil laten wachten. Ik vind dat hij aan een effectieve versnelling moet werken en hierover tegen 13 februari 2006 de nodige afspraken moet maken. Misschien moet hij een tweede addendum bij het bestaande convenant opstellen.
Tot slot vind ik het belangwekkend dat de minister met de federale overheid over de oprichting van een fonds voor omgevingsslachtoffers wil praten. Ik hoop dat deze gesprekken resultaten zullen opleveren.
Ik wil beide ministers voor hun antwoord bedanken. Zoals reeds is gezegd, zal 13 februari 2006 een belangrijke moment zijn. Op die dag zal immers duidelijk worden welke bijkomende maatregelen nog zullen worden getroffen.
Umicore heeft zich bereid verklaard om, indien nodig, versneld initiatief te nemen. Ten opzichte van de eerder gemaakte afspraken doen zich momenteel echter vertragingen voor. Ik hoop dat het bedrijf zijn intenties op 13 februari 2006 zal hardmaken. De Vlaamse overheid moet zich ten aanzien van Umicore alvast duidelijk en hard opstellen.
Ik ben tevreden met de intentie van minister Vervotte om de vinger op de pols te houden. Op die manier wordt het immers mogelijk de sensibilisering voortdurend bij te sturen en, indien nodig, andere methodieken aan te wenden. We zullen de inspanningen op dit vlak moeten volhouden.
De extrapolatie naar andere regio's is wetenschappelijk misschien niet zomaar mogelijk, maar als dergelijke studies verschijnen, moeten we niet wachten met het starten van saneringsoperaties. In het verleden hebben we dat niet altijd gedaan. Met Tessenderlo Chemie worden momenteel onderhandelingen gevoerd, maar ook in andere regio's kunnen we ervan uitgaan dat de historische verontreiniging verontrustend is.
Mijnheer de minister, ik denk dat u versneld werk moet maken van het in kaart brengen van deze problematiek en van het saneren van bodem en waterlopen. Misschien zullen de budgetten verhoogd moeten worden, maar ik heb maandag in de krant gelezen dat u stelt dat geld op geen enkele manier een probleem kan zijn.
Mijnheer de minister, u wilt inderdaad het momentum gebruiken om de vinger aan de pols te houden. Ook 13 februari is een momentum. Ik hoop alleen dat we niet indommelen tot een volgende studie verschijnt. Ruim een jaar geleden werd vanuit een andere hoek op een andere wijze naar de problematiek gekeken, wanneer het ging over het vee.
Ik ben een beetje verbaasd dat de sanering van het grondwater vertraging oploopt, want dat is een vrij cruciaal probleem. Ik weet dat Umicore een aantal zaken heeft ondernomen, maar het blijft een groot probleem. Umicore heeft de cadmiumproductie in Overpelt al enkele jaren stopgezet. Voor de lucht is er geen probleem meer, maar voor de bodem blijft de gigantische vraag wat onder het begrip wijde omgeving valt. Over welke gronden gaat het dan?
We kunnen niet alle tuinen afgraven. We mogen niet de illusie wekken dat alles kan worden gesaneerd, want dat is bij wijze van spreken de onteigening van een regio. Dat scenario volg ik niet en ik denk ook niet dat een dergelijk scenario noodzakelijk is.
Tijdens elk overleg, zoals op 13 februari, moeten we nagaan hoe we voor het privé-domein van elke inwoner de vinger aan de pols kunnen houden. Preventie is belangrijk, want er kunnen speciale grassoorten worden gebruikt, waterputten moeten veel dieper worden geboord en er kan op regelmatige basis kalk worden gebruikt.
Mevrouw de minister, een hoorzitting is goed om te luisteren naar de betrokken actoren, maar meestal zullen enkel de mondige burgers aanwezig zijn. Het is belangrijk dat we ook - en ik gok nu even - de overige 90 tot 95 percent van de bevolking bereiken. Daarover heb ik het als ik verwijs naar sensibilisering en informatie. Hoorzittingen zijn belangrijk, maar het is veel moeilijker om de aandacht van de andere mensen permanent te vestigen op de negatieve effecten van cadmium en andere zware metalen. De voorbije jaren mis ik, ook bij de gemeentebesturen, de zorg om de problemen onder de aandacht te houden.
Mijnheer de minister, ik hoop dat de verslaggeving in de krant niet de realiteit weergeeft, maar in Nederland is de reactie dat er niks aan de hand is. In de regio rond Budel is een gelijkaardig bedrijf actief als in Lommel, Overpelt en Balen. In Nederland stelt men dat nog nooit vaststellingen gebeurden die wijzen op de effecten van cadmium op de volksgezondheid.
Mijns inziens is het nodig te weten hoe daarmee wordt omgegaan: zijn er saneringsplannen, is er al gesaneerd of is er altijd al gewerkt aan normen zodat er geen uitstoot zou zijn? Aan het laatste twijfel ik natuurlijk, want men is al meer dan 100 jaar bezig in die regio en het is altijd dezelfde werkgever geweest.
Het is heel belangrijk ook eens over de grens te kijken want het stof stopt niet aan de grens. Als de wind fout zit, krijgen wij het stof ook over ons heen.
Mijnheer de minister, zoals u het zelf hebt voorgesteld: we moeten nu de wetenschappers hun werk laten doen. Daarna is het aan de politici om de door de wetenschappers voorgestelde acties en maatregelen zo vlug en zo goed mogelijk uit te voeren.
De heer Peumans heeft het woord.
Mijnheer de minister, het is een beetje mijn dada: waar kan ik als inwoner van noord-Limburg op dit moment objectieve informatie vinden over alles wat in de krant is verschenen of over wat op de televisie is geweest? Het hele probleem, en dat geldt niet alleen voor dit thema maar voor alle thema's, is dat het gaat over een vorm van crisiscommunicatie. Als ik in Overpelt woon en ik wil via de webstek van de Vlaamse overheid weten wat er aan de hand is, zou het bijvoorbeeld heel leuk zijn dat de studie in The Lancet vertaald zou zijn in het Nederlands. Iedereen spreekt over die studie, die kan in het Engels worden gelezen op de webstek. Als ik in Google 'cadmium' intik, kom ik er bij uit. Als ik als inwoner wil weten wat er precies aan de hand is of wat het Limburgs Kankerfonds is, kan ik dat nergens vinden. De overheid heeft echter de verplichting te communiceren met de bevolking. Dat is niet alleen in deze situatie zo, maar ook in andere.
Op dit moment ontwikkelt een commissie van experts een normenkader ontwikkelen voor overheidscommunicatie. Daaraan hebben we dringend behoefte. Hoe wordt de burger nu geïnformeerd? Als hij een abonnement heeft op een krant, kan hij in de krant een aantal dingen lezen, kijkt hij naar TVL, de regionale zender, zal hij een aantal quotes zien, maar niet de essentie van het verhaal, en daar moet hij het mee stellen. Als hij geen abonnement heeft, weet hij nergens van af. De overheid, zowel de lokale besturen als de Vlaamse overheid, moet zich bezinnen over hoe in dit soort crisissituaties moet worden gecommuniceerd.
Wat betreft de communicatie, konden we niets anders doen dan rond de tafel de zaken uitpraten en nagaan welke acties we konden ondernemen. Ik heb vrijdag een onderhoud met de wetenschapper die eindelijk bereid was even langs te komen. Ik kan geen wetenschappelijke studie even vertalen in het Nederlands en even de wereld insturen. Ik begrijp uw opmerking wel. In dezen is goede communicatie van essentieel belang. Ik heb in de dioxinecrisis aan den lijve ondervonden dat wanneer we de communicatie niet in de hand hebben, er van alles kan gebeuren dat best vermeden kan worden.
De eerste vergadering is al voorbij, de volgende heeft plaats op 13 februari. De vraag is: wat doen we in de tussentijd? Dat is niet evident omdat we ook de tijd moeten nemen om een aantal zaken op te starten voor de juiste communicatie. Ik zal niet proberen deze studie te laten resumeren, laat staan te vertalen. Wat betreft de interpretatie van de studie, zit de overheid met een klein probleem. De communicatie zal zeker worden voortgezet, maar dat vraagt even tijd. Een crisiscommunicatie vanuit de overheid over informatie in het algemeen, moet verder worden besproken.
We hebben de burgemeesters geïnformeerd en zij zijn volledig op de hoogte. Het is nu een kwestie van een paar weken voor er verdere initiatieven zullen worden ondernomen.
Verschillende leden dringen aan op een versnelling. Ik wil nogmaals onderstrepen dat we in een eerste fase zitten van onderzoek en prioriteitenstelling. Het is heel belangrijk daar voldoende aandacht en energie in te steken omdat we anders achteraf problemen zullen krijgen. De versnelling moet gebeuren waar nodig en waar het kan.
Als er een tijdstabel wordt opgesteld die uitgaat van 1 januari 2004 en er wordt ondertekend op 23 april, dan zijn we al vier maanden verder. Het argument in kwestie doet niet echt terzake. Ik zal met Umicore, die dit zelf heeft aangeboden, echter de zaken versnellen waar dat kan.
Mijnheer Daems, ik heb het zo begrepen dat u vraagt of we die studie kunnen extrapoleren. Ik heb hetzelfde antwoord gegeven als de wetenschapper maandag. Het spreekt uiteraard vanzelf dat de situatie waarop de studie slaat niet uniek is. Er zijn nog andere plaatsen in Vlaanderen waar we worden geconfronteerd met een gelijkaardige vervuiling. Ik heb dus heel goed begrepen dat dit niet alleen beperkt mag blijven tot Lommel, Overpelt en Balen. Ik zal terzake dan ook verdere acties ondernemen. Ook Kruibeke en andere gemeenten moeten in een actieplan worden betrokken.
Wat het bedrag betreft, ik heb aanzienlijke inspanningen gedaan voor zeer snelle tegemoetkomingen aan die landbouwers. Er is een heel debat geweest met de federale overheid over de vraag wie wat zou betalen, enzovoort. Ik heb er in eerste instantie voor gezorgd dat er geen geld zou worden onttrokken aan essentiële zaken. Dan heb ik het over die 62 miljoen euro en die 30 miljoen euro. Dat geld wou ik niet aanwenden omdat het expliciet moet worden gebruikt voor de sanering en voor alles wat in de convenants en het addendum is opgenomen. Er is het Minafonds. We kunnen eens nadenken of we dat op de een of andere manier kunnen recupereren. Ik vond het echter belangrijk dat de verbintenissen tegenover die landbouwers werden nagekomen.
Ik begrijp dat hier grote eensgezindheid heerst, met de vraag op een zeer verstandige wijze in te spelen op dit momentum. Mijn collega en ikzelf zullen er alles aan doen om dat de volgende dagen te doen, zeker in het licht van 13 februari.
Het incident is gesloten.