Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2006
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2006
Verslag
Dames en heren, we bespreken nu het laatste hoofdstuk: algemeen beleid en financiën.
De heer De Reuse heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, beste collega's, in het verslag van de heer Matthijs lees ik over de conjunctuur waarin we volgens de regering vandaag en in de nabije toekomst zullen leven: 'Het ondernemersvertrouwen stijgt, de bedrijfsinvesteringen op jaarbasis groeien, de opbouw van bedrijfsvoorraden zorgt voor een groeiimpuls en ten slotte steunen de investeringen in de nieuwe EU-staten en de goedkopere euro de export. De Vlaamse Regering verwacht dat dit zal leiden tot een sterker economische groei in 2006".
Mijnheer de minister, de regering verwacht dus een sterke economische groei en toch stellen we vast dat een bijzonder voorzichtige begroting werd opgemaakt. Een aantal financiële mogelijkheden wordt niet benut. Gelden die voorhanden zijn, worden niet aangewend. In de eerste plaats gaat het om een cultuurprovisie van 92,8 percent die wordt voorbehouden voor gebeurlijke conjunctuurschokken. We kunnen dit als een vorm van voorzichtigheid beschouwen, maar er wordt in nog een paar andere cultuurprovisies - van 45,10 en 25 miljoen euro - voorzien. Op dat vlak kunnen vragen rijzen over de transparantie van de begroting, maar ik wil het nu niet zozeer hebben over die andere provisies die worden aangelegd, al vormen ze het bewijs dat u bijzonder voorzichtig bent bij een conjunctuur die u als groeiend beschouwt.
U stelt dat er een opbrengst van de gewestbelastingen is. Volgens het Rekenhof wordt die onderschat met 266 miljoen. In de Belgische begroting staat 266 miljoen meer ingeschreven en daarnaast is er nog 182 miljoen meer voor middelen uit samengevoegde en gedeelde belastingen.
U houdt dit jaar geen rekening met een structurele onderbenutting van 0,1 percent. Dat is een minimum. Dat zou overigens bijna 200 miljoen euro zijn. Daarnaast maakt u geen gebruik van de mogelijkheid die u door het stabiliteitspact worden geboden, om 1 percent van de norm af te wijken gezien de geleverde inspanningen in het verleden. Dat is 157 miljoen euro. Dat wil zeggen, als we alleen die laatste cijfers beschouwen en niet de provisiefondsen die u hebt aangelegd en die alles samen toch ook 175 miljoen euro bedragen, dat u een bedrag van 803 miljoen euro laat liggen. U benut dit niet en dat noemt u een voorzichtige begroting.
De begroting is bijzonder voorzichtig, voor een groot deel omdat u zich inschrijft, niet alleen in de strengste HRF-norm, maar ook omdat u net zoals vorig jaar een verstrenging van die norm aanvaardt. U hebt aanvaard om voor 2006 175 miljoen euro beter te doen dan men van de Vlaamse Regering verlangt. Buiten de 275,3 miljoen euro gaat u nog eens 145 miljoen euro reserveren. Inderdaad, dat geld loopt niet onmiddellijk weg. Het blijft voorradig. Op termijn kunnen we daar iets mee doen. U zegt zelf dat het de bedoeling is om in 2009 schuldenvrij te zijn. Hoewel - dat hoef ik u niet te vertellen - het Rekenhof zet daar, zeker voor de impliciete schuld, een groot vraagteken achter. Het blijft nog de vraag of we moeten streven naar een nulschuld. Waarom zouden we onze schulden niet gewoon afbetalen, vooral nu de rentevoet bijzonder laag is?
U gebruikt dit geld niet terwijl er in Vlaanderen heel wat noden bestaan. Er zijn tekorten op vele vlakken. U zegt dat uw begroting zo sterk is als gewapend beton. U had dat beton misschien kunnen gebruiken om rusthuizen, schoolgebouwen, openbare werken, sociale huisvesting enzovoort te realiseren. U gebruikt dat beton om te consolideren, om op te potten. Wij gaan ervan uit dat we dat niet moeten doen. We moeten de noden lenigen die er vandaag zijn. Dat gebeurt dus niet, en toch zegt u dat dit een investeringsbegroting is. U plaatst toekomstige investeringen in het voetlicht en verwijst naar allerhande vormen van financiering. Daar zal de heer Verreycken het straks nog uitvoerig over hebben.
Het perverse effect van uw systeem en van de aanvaarding van normen strenger dan de HRF-norm is dat zowel Wallonië als de federale staat ontslagen zijn van de verplichting om degelijk te saneren. Ik moet me niet tot u richten, mijnheer de minister. Ik richt me tot de CD&V-fractie. Zij zegt dat de federale staat al vele jaren overal geld recupereert om een fatsoenlijk lijkende begroting te kunnen presenteren. Zij zegt dat daar al jaren een nepbegroting wordt gemaakt.
Door onze inspanningen organiseren wij eigenlijk mee dat perverse effect.
U vernoemt CD&V. Ik zou u dan ook een vraag willen stellen. U weet dat 1 percent van de Vlaamse begroting gaat naar de betaling van rentelasten. In de federale begroting is dat meer dan 25 percent. Is het Vlaams Blok er voorstander van om die nationale rijksschuld te splitsen, waardoor we in de Vlaamse begroting mee die rentelast moeten dragen?
Waarom willen we schuldenvrij zijn? We doen dat uit eigenbelang. Iedereen weet voor welke uitdagingen we staan vanaf 2010. Iedereen weet hoe zwaar die zullen zijn. Bijgevolg zitten we in een goede startpositie als we de eigen schuld afbouwen. Daarnaast leveren we door de overschotten een bijdrage om de federale schuld mee te beperken. We leveren een bijdrage zodat ze ook kan worden afgebouwd.
Uw stelling is eigenlijk dat Vlaanderen meer schulden moet maken.
Nee, dat heb ik niet gezegd.
De redenering van het Blok heb ik nog nooit van iemand anders gehoord. Ik zit nu toch al 20 jaar in het parlement. U bent de eerste oppositiefractie in, wellicht, heel Europa of zelfs de wereld, die pleit voor een overheid die meer uitgeeft en meer schulden maakt. Mijnheer Dewinter, dat is uw basisstelling. U doet dat op een ogenblik dat we in Vlaanderen in een heel gunstige positie zitten omdat we door ons beleid geen schulden hebben. De schulden zitten bij de federale overheid. Wij moeten nog altijd die schulden mee afbetalen.
Het wordt tijd dat we daar eens over praten.
Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel wordt de schuld voor een deel overgedragen naar de gemeenschappen. Dan zitten we natuurlijk opgescheept met een fantastische rentelast en kunnen we een aantal zaken niet doen.
Het hangt er natuurlijk van af hoe we die schuld verdelen.
Ofwel volgen we de lijn die schuld federaal te laten en kiezen we zelf voor een schuldloze positie.
De houding van het Blok is eigenlijk om de schulden van Vlaanderen te doen toenemen.
Nee.
Jawel.
Mijnheer Dewinter, ik spreek niet veel meer. Ik luister meer. Ik heb het Vlaams Blok gedurende een paar uren bezig gehoord tijdens de begrotingsbesprekingen in de commissie. Ik hoor nu ook wat uw fractie hier zegt. Als dat de oppositiestelling is van het Blok, kom daar dan ook duidelijk voor uit!
U mag niet zeggen wat ik niet heb gezegd. Ik pleit niet voor een schuldopbouw. Tijdens de vorige legislatuur was u een van de promotoren om eindelijk een ernstige studie te laten maken over de juiste schuldgraad. Tenzij u me nu tegenspreekt, was u toen ook geen voorstander van een schuldenloos Vlaanderen. Dat zouden we aan de hand van de commissieverslagen wel kunnen nagaan.
U hebt er altijd voor gepleit dat onderzoek te doen. Dat werd ook al dikwijls beloofd. Het onderzoek is er echter niet gekomen. Ik kan aannemen dat dit niet gemakkelijk is, dat het geen gemakkelijke opgave is. In de studie zou moeten worden nagegaan wat nu eigenlijk de juiste schuldgraad zou zijn. Dat is een van de elementen.
Ik pleit hier niet om de schuld te laten oplopen. Op een ogenblik dat er gelden zijn en dat er noden zijn, wordt er niet op die noden ingegaan. Heel dit parlement is ervan overtuigd dat het om dringende noden gaat. Het gaat daarbij niet om schuldopbouw.
Als u het hebt over de federale schuld, dan wil ik zeggen dat we er voor zijn dat op een bepaald ogenblik alle inkomsten naar Vlaanderen komen. In de mate dat er een nog een Belgische staat bestaat, zullen het dan de gewesten en gemeenschappen zijn die zullen afdragen aan de federale staat om de paar restbevoegdheden uit te oefenen. Dat zal een voorlopige regeling zijn tot we een onafhankelijke staat vormen.
Wanneer we dan zullen praten over de verdeling van de federale schulden, dan zullen we het moeten hebben over waar die federale schulden vandaan komen. Studies tonen aan dat meer dan 100 percent van de bestaande schuld gegenereerd is door Wallonië. We willen het andere landsdeel niet wurgen, maar we moeten op een ernstige manier met elkaar praten, uitgaand van dit wetenschappelijk bewezen feit.
Mijnheer De Reuse, u ontwikkelt een stelling, maar er moet toch een klein beetje realiteitszin in zitten. Kent u advocaten die bij schulden gaan pleiten dat iemand anders al die schulden maar moet overnemen? Wat u zegt, is totaal niet realistisch.
In juridische termen geldt dat wie schulden maakt, ze moet betalen. Zo eenvoudig is het. Studies bewijzen dat meer dan de huidige residuschuld te wijten is aan Wallonië.
U hebt het over een wetenschappelijke analyse, maar waarom mag Vlaanderen niet lenen? In 1988 hebben we beslist dat de schuld op het federale niveau bleef. We kregen minder middelen dan we eigenlijk nodig hadden om een meerinvesteringsuitgave te doen. Dat is de reden waarom we in 1988 minder middelen hebben gekregen en een schuldopbouw hebben gekend. Die periode is nu voorbij en we zijn nu op een punt gekomen waarbij we schuldloos zijn. Op termijn, namelijk in 2009, zal de begroting in evenwicht zijn en zullen we geen overschotten meer hebben. Dat is een gewone evolutie.
Mijnheer De Reuse, u hebt nog steeds niet begrepen hoe het systeem in elkaar zit. U komt iets debiteren waarvan u in essentie niet weet waarover het gaat. Sorry dat ik het zo cru zeg. Het Vlaams Belang voert oppositie zonder te begrijpen hoe de financieringsmechanismen in elkaar steken. U komt wat slogans debiteren die totaal niet nuttig zijn voor het debat.
We willen die logica net doorbreken.
Mijnheer Van Rompuy, u mag veel doen, maar u moet ons niet voor idioten verslijten. We hebben het zogezegd weer eens niet begrepen. Wat u zegt, is ons natuurlijk ook bekend. We redeneren alleen vanuit een andere logica. We aanvaarden de Belgische logica niet. Dat u dat wel doet, is uw goed recht. Het is uw uitgangspunt, maar niet het onze. Als separatisten, als voorstanders van Vlaamse onafhankelijkheid leggen we de lat veel hoger. U schrijft zich in in een Belgische, federale logica en, nogmaals, dat is uw goed recht. Ik geef toe dat het moeilijk is om te debatteren vanuit een totaal ander uitgangspunt met andere criteria en parameters, maar dat geeft u nog altijd niet het recht om te zeggen dat we er alweer niets van hebben begrepen en dat we dommeriken zijn. Dat klopt niet.
Ik wil nog een opmerking maken ten aanzien van de linkerzijde, die meewarig lacht wanneer de heer De Reuse zegt dat meer dan 100 percent van de bestaande schuld afkomstig is vanuit Wallonië. Het zijn niet wij die dat zeggen, maar eminente economen. Het staat onder andere in een studie van de KBC en het wordt ook gezegd door de denkgroep 'In de Warande', waarschijnlijk ook allemaal mensen die er niets van hebben begrepen. Nochtans komen de meest gezaghebbende economen, economische journalisten en directeurs van financiële instellingen tot dezelfde conclusie. We zeggen niet dat als er ooit een splitsing komt, we de Walen zullen opzadelen met 100 percent van de schuld want dit zou hen inderdaad wurgen.
Dat is geen goede basis voor een mogelijk splitsingsscenario. De analyse is echter juist. Daar kunnen we niet omheen. Het wordt tijd dat de Vlaamse Regering die analyse ook eens maakt en uit de Belgische federale logica breekt. Mijnheer Van Rompuy, ik denk dat ik daar bij u misschien enig gehoor voor kan vinden.
Zowat overal in de Vlaamse samenleving heeft men het over mogelijke splitsingsscenario's. Twee weken geleden stond in Het Laatste Nieuws de uitslag van een internetpoll met 10.000 deelnemers. Daaruit bleek dat, naar aanleiding van het boek van de Warandegroep, 52 percent de onafhankelijkheid wel ziet zitten. Waarom zouden de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement in het kader van de commissie Grondwet die binnenkort onder het voorzitterschap van de parlementsvoorzitter wordt opgericht, zich daar ook niet over buigen? Het lijkt me belangrijk dat we allemaal dezelfde wetenschappelijke cijfers hanteren en elkaar niet langer meewarig uitlachen wanneer dit soort van nochtans wetenschappelijke analyses hier aan bod komt.
Tot nu toe heb ik heb gehad over geld dat we in eigen beheer houden. Geld dat we elke dag, en elke dag steeds meer, kwijtraken, zijn de transfers. Op 25 augustus 2004 ontving de minister-president de Abafim-studie waarin staat dat minstens 10 miljard euro per jaar uit Vlaanderen wegvloeit. Volgens de minister-president moest dit cijfermateriaal worden geactualiseerd en moesten de bedragen worden gevalideerd. Pas 10 à 11 maanden later is daartoe een panel samengesteld. Sindsdien is daar met geen woord meer over gerept. Iedereen in Vlaanderen en ook steeds meer Walen zijn het erover dat sommige transfers onverantwoord zijn en Wallonië achterlaten in een lethargie.
De Vlaamse Regering doet daar niets aan, hoewel daarover heel wat verklaringen zijn afgelegd voor de verkiezingen. Tijdens de hele regeerperiode wordt daar echter niets aan gedaan. Eventueel zou er na de regeringsvorming van 2007 iets aan worden gedaan.
Vlaanderen krijgt niet wat het moet krijgen. Er wordt te weinig geïnvesteerd. Er is een wazige verwijzing naar alternatieve mogelijkheden. Vlaanderen wordt op dit ogenblik tekortgedaan, niet alleen door het geld dat we niet kunnen aanwenden terwijl we het wel hebben maar ook door het geld dat we elke dag opnieuw zien wegstromen en waar niets tegen wordt gedaan. Dat is spijtig voor een regering die beweert goede intenties te hebben. Het blijft echter vooral bij intenties. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, de begroting 2006 is een zeer goede begroting. Ze steunt op stevige fundamenten. Er zijn veel positieve punten te vermelden. Het eerste is wel dat er een klein overschot wordt gerealiseerd. Het tweede is nog veel belangrijker: de begroting is structureel gezond. Want de eenmalige ontvangsten bedragen in 2006 nog amper 20 miljoen euro, tegen meer dan 400 miljoen euro in 2004. Wie het verschil niet ziet tussen regeringen met en regeringen zonder christen-democraten moet eens kijken naar de ernst waarmee begrotingen vandaag worden opgemaakt. Ik herhaal dat wel eens, want het duurt even voor iedereen dat inziet. De begroting is ook structureel gezond omdat het positieve resultaat wordt bereikt zonder dat er van een geprogrammeerde onderbenutting sprake is.
Een derde positief punt is dat de begroting is gestoeld op voorzichtige uitgangspunten. Zo is er in een conjunctuurprovisie van ongeveer 93 miljoen euro voorzien. Dat is een buffer voor tegenvallende conjunctuurcijfers en ontvangsten. Vooral de gewestelijke ontvangsten zijn erg voorzichtig ingeschat.
Een andere positieve zaak is de impliciete schuld. Die impliciete schuld is erkend en wordt relatief goed in het oog gehouden. De impliciete schuld is ook vermeld in de algemene toelichting. CD&V is blij dat de impliciete schuld daalt. Ten slotte is het erg belangrijk dat de schuldgraad in Vlaanderen in 2009 naar nul tendeert.
In het verslag van het onderzoek van de Vlaamse begroting door het Rekenhof staat dat de toelichting geen cijfers bevat 'van de laatst gekende toestand van de impliciete schuld, in dit geval 2004. Een prognose over de eindstand in 2006, rekening houdend met de evolutie van de impliciete schuld aan de hand van begrotingscijfers is dan ook niet mogelijk.' En wat verder zegt het Rekenhof het volgende: ' Uiteindelijk blijft op dit moment de berekening van de totale geconsolideerde impliciete schuld arbitrair.' Wie zou ik zijn om te stellen dat ik het beter zou kunnen zeggen?
Ik heb gezegd dat de impliciete schuld duidelijk is erkend. Er is bovendien een eenvoudig middel om te kijken of de impliciete schuld aangroeit: kijk naar het verschil tussen betaalkredieten en beleidskredieten. In 2005 zijn de beleidskredieten kleiner dan de betaalkredieten. In 2006 is dat ook het geval. De impliciete schuld zal dus in 2005 en 2006 niet toenemen maar afnemen.
Deze begroting staat op stevige fundamenten en is structureel gezond. Dat is in ons land niet altijd de gewoonste zaak van de wereld. Kijk maar eens wat er op federaal niveau gebeurt, waar men de pensioenfondsen van het Havenbedrijf en de NMBS wil overnemen om de begroting in evenwicht te houden. Vlaanderen staat er beter voor. Een sluitende begroting is één zaak. Maar geeft de begroting ook uitdrukking aan de juiste beleidskeuzes? Ik heb daarover een vijftal opmerkingen.
Een eerste opmerking gaat over innovatie. We zijn blij dat de regering daarvoor extra middelen uittrekt. Tussen nu en 2009 gaat het om een inhaaloperatie van ongeveer een half miljard euro. We moeten daarover niet jubelen, want ondanks die inspanning zullen we in 2009 blijven hangen op ongeveer 0,8 percent van het BBP. We halen zelfs dan de Lissabondoelstelling van 1 percent niet.
Maar er is een kentering ingezet. In 2009 zullen we de helft van die achterstand hebben opgehaald want vandaag bevinden we ons op 0,6 percent.
Een ander sterk inhoudelijk punt is de keuze voor meer investeringen. Dat is zeer belangrijk. De laatste tien jaar blinkt ons land immers niet uit door overheidsinvesteringen. Op Oostenrijk na lopen we helemaal achteraan op het vlak van publieke investeringen. Dat weegt op de economische prestaties en het welbevinden van een samenleving. Deze regering heeft de juiste keuze gemaakt door investeringen tot een ware prioriteit uit te roepen.
De totale investeringmassa stijgt van 0,5 miljard euro in 2006 tot bijna 1 miljard euro in 2009. Dat is een extra inspanning van ruim 3,1 miljard euro over drie jaren. Ik heb er toch een drietal opmerkingen bij.
Zowel deze begroting als de meerjarenbegroting bulken van de concrete projecten met als strategische doelstelling om meer investeringen te concretiseren en uit te voeren. Ze vormen ieder op zich een deel van een samenhangend geheel en een schakel van een sterke ketting. Zowel de concrete projecten als de budgetten zijn er, maar het effect ervan kan behoorlijk worden versterkt als er een coherent verhaal wordt van gemaakt. Zo kan iedere Vlaming betrokken worden bij dit ambitieuze project.
Een andere opmerking betreft het volgende. Men moet erover waken de maatregelen niet al te zeer te versnipperd worden. Elke maatregel moet zorgen voor de nodige impact zodat er beweging op gang komt. Niet een hele reeks van gadgets maar doorslaggevende maatregelen zijn nodig.
Ook van belang is dat gekozen wordt voor een alternatieve financiering van de meeste van die maatregelen of voor een PPS-formule. Dat is alleen mogelijk als de parlementaire controle niet wordt verwaarloosd. Wij hebben zowel van de minister-president als van de minister van Begroting de belofte gekregen dat zij in het voorjaar 2006 de plannen inzake PPS-formules in de commissie zullen toelichten.
Naast innovatie en de terechte keuze voor meer investeringen, handelt de begroting over de lastenvermindering voor de werkende Vlaming. Dat is een juiste keuze. Werken moet lonender worden gemaakt en de werkloosheidsval gedicht. Mensen moeten worden aangemoedigd om aan de slag te gaan.
De homo economicus is een punt, maar als christen-democraten kiezen wij ook voor een warme samenleving. De spitsuurgeneratie verdient niet alleen geld maar moet zich ook comfortabel kunnen voelen in een warme samenleving met voldoende gemeenschapinvesteringen op het vlak van kinderopvang en allerhande buurtdiensten. Zo kan de Vlaming die ook nog werkt, zich veilig ontspannen binnen zijn gezin.
Een vierde punt handelt over het budget voor Economie. Het budget stijgt de jongste jaren niet meer en blijft stabiel. We kunnen ons daar om twee redenen bij neerleggen.
In de eerste plaats moeten we het hele pakket bekijken, het budget Economie staat immers niet op zich. We moeten het samen met het innovatiebudget bekijken. Dat geeft immers wel blijk van een significante stijging.
Een tweede reden waarom we ons toch kunnen neerleggen bij die stabiele budgetten voor Economie is dat, omwille van de beperking van de Vlaamse bevoegdheden, het Vlaamse beleid zich op economisch vlak moet beperken tot de tweede beste keuze aan subsidies. Elke dag opnieuw worden we geconfronteerd met die grenzen van de Vlaamse bevoegdheden. Ik zei daarnet dat we er moeten proberen voor te zorgen dat dit investeringsproject van de regering een samenhangend en ambitieus maar ook een aantrekkelijk verhaal wordt voor elke Vlaming, maar die oefening wordt moeilijker gemaakt door die versnippering van bevoegdheden tussen het federale en het Vlaamse niveau.
Als we kijken naar de uitvoering van het Generatieplan, merken we dat de discussies over federale en Vlaamse bevoegdheden een daadkrachtig beleid zeker niet bevorderen, maar veeleer bemoeilijken. Een heel exemplarisch voorbeeld daarvan is de discussie tussen de VDAB en de RVA over de sluitende aanpak. De VDAB moet werkzoekenden daarvoor doorverwijzen naar de RVA, maar de aanpak is niet altijd even eenduidig. Ik kan er nog zoveel andere voorbeelden aan toevoegen, die er allemaal op wijzen dat de boodschap van onze fractie inderdaad hoogstnodig is. De economische hefbomen moeten naar het Vlaamse niveau komen. Naast loonvorming en arbeidsmarktbeleid moet Vlaanderen vooral ook meer bevoegdheden krijgen op fiscaal vlak. Een eerste stap in de goede richting zou kunnen zijn dat er snel een akkoord komt tussen de federale regering en de deelstaatregering over de defiscalisering van alle door de gewesten toegekende steun. Zo zou het anachronisme ophouden te bestaan dat begunstigden een federale belasting betalen op gewestelijke steun.
Een vijfde element handelt over het fiscale beleid. Ik heb daarnet al gezegd dat we volledig achter de lastenvermindering voor de werkende Vlamingen staan. We gaan ook volmondig akkoord met de ideeën in de beleidsbrief over het verstevigen van het economisch draagvlak. Het verheugt ons ten zeerste dat minister Peeters na lang aandringen heeft kunnen bekomen dat de ELIA-heffing vanaf 2008 vervroegd wordt geschrapt. We kunnen er ook achter staan dat de belasting op nieuwe outillage en materiaal wordt herzien. We verbinden daar evenwel twee voorwaarden aan: ten eerste moet dit passen in het fiscaal pact met de lokale besturen, en ten tweede moet dit gepaard gaan met een volledige compensatie van de financiële middelen voor de lokale besturen. De minister heeft dit reeds duidelijk gezegd in de commissie, maar ik wilde het hier toch nog eens herhalen. Ten slotte is het voor onze fractie een prioriteit dat het nultarief voor de successierechten op de gezinswoning voor de langstlevende wordt ingevoerd.
Een zesde punt handelt over de meerjarenbegroting. De meerjarenbegroting is een waardevol document omdat ze ook een heel geconsolideerd beeld geeft. Tijdens de besprekingen in de commissie heeft minister Van Mechelen zelfs van de heer Van Rompuy een applaus gekregen, omdat hij uiting gaf aan een grote openheid door die meerjarenbegroting heel gedetailleerd voor te stellen. Die meerjarenbegroting is een zeer sterk beleidsinstrument en zal dat ook in de toekomst nog blijken te zijn. Langs de ene kant moeten we erop letten dat het geen fetisj wordt, dat we de meerjarenbegroting als een soort bijbel gebruiken waarvan we geen millimeter mogen afwijken. Dat zou niet de juiste houding zijn, want we moeten constant durven inspelen op nieuwe tendenzen en op de laatste ontwikkelingen.
Aan de andere kant mogen we natuurlijk ook niet vervallen in een houding als de volgende: dat document is er nu, het is een mooi werk en het mag nu in de lade verdwijnen. We moeten daar een gezonde tussenhouding in aannemen en we moeten erop letten dat we de evenwichten, de wensen en de maatschappelijke noden die in die meerjarenbegroting werden vertaald, in het achterhoofd houden. Anders verliest die meerjarenbegroting namelijk snel haar waarde als baken in de discussies. Om die reden wil ik het toch even hebben over die 150 miljoen euro die 2 weken geleden werd aangekondigd en over hoe we dat pakket maatregelen moeten zien in verhouding tot de begroting 2006 en tot de meerjarenbegroting.
Voor alle duidelijkheid wil ik hier benadrukken dat mijn partij volmondig achter de versteviging van het economische draagvlak staat. De CD&V-fractie staat achter de maatregelen die onze economie moeten verstevigen. Aangezien een begroting een ernstige zaak is, vinden we het natuurlijk jammer dat twee weken voor de begrotingsbesprekingen in het Vlaams Parlement grote aanpassingen worden aangekondigd. Ik zou de minister dan ook willen vragen waar dat bedrag van 150 miljoen euro zich precies bevindt. Welke provisies heeft hij aangesproken? We steunen het project volmondig. We willen enkel weten waar we het in de voorliggende begroting kunnen terugvinden.
Ondanks de opmerkingen die ik daarnet heb gemaakt, zijn we zeer tevreden met deze begroting. We mogen echter niet in triomfalisme vervallen. De behoeften zijn oneindig en de middelen blijven beperkt.
We hebben de voorbije jaren een uitzonderlijke groei van de gewestbelastingen gekend. Toen ik nog op de studiedienst van de Nationale Bank werkte, hanteerden we in dit verband steeds hetzelfde vuistregeltje. Normaal gezien, groeien de ontvangsten uit gewestbelastingen ongeveer even snel als het BBP. Indien dit de voorbije jaren het geval zou zijn geweest, zouden we in 2003 ongeveer 300 miljoen euro minder hebben ontvangen. In 2006 zou de discrepantie zelfs ongeveer een half miljard euro bedragen. De minister verwijst in dit verband graag naar de beruchte Laffer-curve. Ik wil zijn redenering gedeeltelijk volgen. De sterke stijging van de ontvangsten uit gewestbelastingen zouden echter ook in grote mate aan toevallige factoren te wijten kunnen zijn. Het is misschien gevaarlijk ervan uit te gaan dat het hier om een recurrente en structurele stijging gaat.
De voorliggende begroting is sterk en structureel gezond. De resultaten zijn positief. Dat kan niet van elke begroting in dit land worden gezegd. De Vlaamse Regering lanceert heel wat projecten en brengt een coherent verhaal naar voren. Als ze erin slaagt dit verhaal voldoende ambitieus en aantrekkelijk te maken, zal elke Vlaming zich bij het project van de Vlaamse Regering betrokken voelen.
De meerjarenbegroting is een goed instrument. Indien de Vlaamse Regering dit instrument op de juiste manier hanteert, zullen we ook de komende jaren een sterk begrotingsbeleid kunnen voeren. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Sannen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, de Vlaamse Regering maakt het het Vlaams Parlement ontzettend moeilijk. We bespreken hier een begroting die we straks allicht zullen goedkeuren, maar die ondertussen al niet meer aan de werkelijkheid beantwoordt.
De begroting is een interessant technisch document. Zelfs de oppositie heeft er zich lovend over uitgelaten. De heer Stassen heeft het volgende verklaard: 'De cijfers zullen wel kloppen'. De oppositie is duidelijk tevreden. Ze heeft het volste vertrouwen in deze technische begrotingsdocumenten. (Rumoer)
Mijnheer Sannen, u weet dat ik het over de middelenbegroting had. (Rumoer)
Mijns inziens, hebben we op dit ogenblik een reden om een gedeelte van de voorliggende cijfers in twijfel te trekken.
Als we deze begroting technisch bekijken, moeten we het voorliggende document positief beoordelen. De strengste HRF-norm wordt nageleefd, er wordt een conjunctuurprovisie ingeschreven en de schuld wordt verder afgebouwd. Het is een verantwoorde, voorzichtige begroting met realistische parameters. Dat is het document waarover we stemmen.
Ook de fiche van de meerjarenbegroting is interessant. Ze geeft een goede indicatie van de toekomstige beleidskeuzes en prioriteiten van deze regering. Het is de budgettaire vertaling van het project dat - zoals in het regeerakkoord werd neergeschreven - deze regering vorm wil geven. Mijnheer Van den Heuvel, een meerjarenbegroting is inderdaad een momentopname. Ze wordt opgemaakt op basis van de op dat moment reeds genomen beleidsbeslissingen en binnen de op dat moment gekende budgettaire ruimte.
De felicitaties van de commissieleden voor zowel de begroting als de meerjarenbegroting waren misschien enigszins voorbarig. Het debat in de commissie was nog volop bezig maar de regering zelf haalde de cijfers van de begroting al onderuit. Minister Moerman wilde snel enkele miljoenen euro bij minister Vandenbroucke halen, om toch de dienstencheques voor de kinderopvang te kunnen financieren. Niet in de commissie maar op een blauwe vrijdag vond minister Van Mechelen plots 20 miljoen euro, waarvan 13 miljoen euro gebruikt kon worden voor de dienstencheques in de kinderopvang en 7 miljoen euro voor bijkomende investeringen in het tewerkstellingsbeleid.
Bij dat debat binnen de regering werd het parlement volledig genegeerd. Niet alleen de begroting maar ook het parlement zelf dreigde virtueel te worden en niet meer te beantwoorden aan de werkelijkheid. Terwijl de minister-president en minister Vandenbroucke in dit parlement antwoordden op concrete vragen om opnieuw duidelijkheid te creëren over de begrotingscijfers, vond minister Moerman het veel belangrijker om op hetzelfde moment voor de camera's het tegenovergestelde te vertellen. Op dat moment negeerde ze niet alleen het parlement, maar ook haar regering.
De heer Stassen heeft het woord.
Mijnheer Sannen, is de ruzie over de dienstencheques voor de kinderopvang nu voorbij of niet?
Ik weet dat er op dit moment een interessant document voorligt van minister Vervotte en minister Van Brempt. Ik ga ervan uit dat het binnen de regering grondig besproken en bediscussieerd wordt, maar vooral dat de regering daarna uit één mond communiceert over de manier waarop in de toekomst de flexibele kinderopvang in Vlaanderen wordt georganiseerd.
Dus de ruzie is nog niet over.
De ruzie is misschien wel over, maar over hoe we flexibele kinderopvang concreet kunnen organiseren, is er een document dat de regering verder zal bespreken.
Een week na het voorval met mevrouw Moerman bleek dat de regering, plots 150 miljoen euro extra had gevonden voor de uitbouw en versterking van de sociaal-economische structuur van Vlaanderen en de versteviging van het tewerkstellingsbeleid.
Mijnheer de minister, daardoor maakt u het ontzettend moeilijk voor het parlement. De begroting waarover we straks stemmen, lijkt al achterhaald te zijn. Misschien is dat wel te verklaren, want ik weet ook dat de begroting al maanden geleden werd opgesteld en ondertussen heel veel water naar zee stroomde.
Normaal bespreken we in het parlement, samen met de begroting van het volgende jaar, ook een begrotingscontrole van het lopende jaar. Vandaag ontbreekt de begrotingscontrole en heeft het parlement geen zicht op de evoluties die ons kunnen helpen om de nieuw aangekondigde initiatieven voor 2006 en het vinden van 150 miljoen eurobijkomende middelen te verklaren.
Een begrotingscontrole 2005 zou wel op zijn plaats geweest zijn omdat we weten dat bepaalde inkomsten niet gegenereerd worden.
Mijnheer Sannen, het is de gewoonte in het Vlaams Parlement om een budgetcontrole te doen in de maanden maart-april. Die leidt tot een stemming in mei-juni.
In het kader van de noodzakelijke besparingen om de norm te halen, hebben we in 2003 en 2004 een tweede budgetcontrole gedaan om bijkomende inspanningen te leveren om onze begrotingsdoelstelling te halen.
In 2005 is dit nodig. Meer nog: door het feit dat de federale regering geen bijkomende budgetcontrole doet, is het ons onmogelijk om de middelen die we extra kunnen meerekenen in 2006, al in 2005 in kaart te brengen. We zullen dus moeten wachten op 2006 om die bij de budgetcontrole in kaart te brengen. Ik zal daar straks in mijn repliek meer duidelijkheid over geven.
Mijnheer de minister, het is misschien een goede verantwoording voor het ontbreken van een begrotingscontrole, maar het blijft voor ons nog altijd een groot mysterie waar plotseling 150 miljoen extra gevonden kan worden voor de begroting van 2006.
Mijnheer Sannen, ik weet dat u voldoende van de begroting kent en voldoende akte hebt genomen van de documenten van het Rekenhof om te weten dat die niet uit de lucht zullen vallen. De Vlaamse Regering heeft vrijdag principieel beslist om de extra middelen die zullen vrijkomen, uitsluitend aan te wenden voor het versterken van het sociaal-economische beleid, meer in het bijzonder voor het concretiseren en financieel hard maken van onder meer het START-plan voor Zaventem.
Mijnheer de minister, ik ga ervan uit dat dit niet op lucht is gebaseerd en dat we volgend jaar waarschijnlijk over meer middelen kunnen beschikken. Zo verantwoordelijk acht ik de regering wel. Het parlement moet de regering controleren. U begrijpt dat we vandaag bij het bespreken van de begroting, enigszins verbaasd zijn en ook geen elementen hebben om te kunnen weten van waar deze middelen komen.
Sorry dat ik u onderbreek, mijnheer Sannen, maar dat heb ik zeer uitvoering in de commissie toegelicht.
Toen was er nog geen sprake van 150 miljoen.
Van veel meer! Er komt 183 miljoen euro extra uit de samengevoegde en gedeelde belastingen en er komt 262 miljoen euro extra uit de gewestbelastingen indien dit zich realiseert. Ik heb in het begin van dit jaar gewaarschuwd dat, als dit zich realiseert, we het dan daarvoor zullen uitgeven. Ik vind het signaal van de minister-president, in samenspraak met de kern van de regering en mezelf, zeer sterk. Het zegt dat als deze middelen zich zouden realiseren, we die uitsluitend zullen aanwenden voor de versterking van het sociaal-economische beleid, hoewel er nog veel andere vragen zullen opduiken.
Mijnheer de minister, dat is geen enkel probleem. U spreekt echter nog altijd in de voorwaardelijke wijze, en misschien terecht, maar we worden plotseling met nieuwe cijfers geconfronteerd en we zullen straks een document goedkeuren dat niet helemaal congruent is. Ik kan daar wel een verklaring voor vinden, maar ik heb onvoldoende duidelijkheid over waar de nodige middelen zullen worden gevonden. Als ik u goed heb begrepen, gaat het vooral over meer inkomsten die u verwacht vanwege mogelijke doorstortingen van de federale overheid en meeropbrengsten van onze belastingen.
Begrotingstechnisch voel ik me wat in een onbehaaglijke situatie, die echter deels wordt gecorrigeerd door nieuwe bewegingen die ik in de Vlaamse Regering zie. We weten misschien niet waar deze middelen worden gevonden maar we weten wel waarvoor ze worden ingezet. De vragen over hoe en waar de middelen vandaan komen en de vragen over deze begroting groeien wel, maar de vragen over de inhoudelijke keuzes die de regering vooropstelt voor volgend jaar, worden almaar duidelijker. Er is een duidelijke keuze om een investeringsregering te zijn en om de sociaal-economische structuur van Vlaanderen te versterken.
Ik wil even stilstaan bij deze keuzes. De regering kiest ervoor een investeringsregering te zijn en zoekt daarbij naar nieuwe financieringsmechanismen, waaronder PPS, om, vooral in de zorgsector, het onderwijs, de verkeersinfrastructuur en de innovatie, nieuwe initiatieven mogelijk te maken en achterstanden weg te werken. Het gaat duidelijk over bijkomende investeringen. In de begroting voor volgend jaar is daarnaast ook in meer reguliere middelen voorzien voor noodzakelijke investeringen in infrastructuren. Door de bijkomende investeringen wordt niet alleen een achterstand weggewerkt, onze economie wordt erdoor gedynamiseerd. Zo zullen er van de bijkomende 150 miljoen euro ook middelen aangewend worden voor het START-programma, terwijl eerst werd gedacht dat dit enkel zou kunnen worden gefinancierd via de alternatieve weg. Deze regering beseft dat voor bepaalde initiatieven bijkomende reguliere middelen ter beschikking moeten worden gesteld.
Het is belangrijk dat onze sociaal-economische structuur wordt versterkt. Dat is essentieel willen we andere belangrijke doelstellingen, zoals het vergroten van het menselijke geluk en het welzijn in de samenleving, kunnen waarmaken. Welvaart en welzijn raken elkaar trouwens het sterkst in het werkgelegenheidsbeleid. Werk, werk, werk: dat moet volgens ons de uitdaging zijn van deze regering voor 2006. Het is onverantwoord dat Vlaanderen 62.000 jonge werklozen kent. Dat brengt niet alleen maatschappelijke risico's met zich mee, maar meestal ook persoonlijke drama's, wanneer deze jongeren te lang werkloos en verstoken van elk persoonlijk perspectief blijven. Dit is niet alleen de verantwoordelijkheid van de VDAB, maar ook van het onderwijs. Maar ook de verantwoordelijkheid van de werkgevers om hierop antwoorden te geven. Ik hoop dat terzake goede, duidelijke en concrete antwoorden kunnen worden geformuleerd tijdens het komende sociaal overleg, zodat we resultaten kunnen boeken.
Niet alleen voor jongeren is werkloos worden dramatisch. Wanneer een ouder iemand werkloos wordt, met een werkloosheidsvergoeding verder moet en daardoor zijn noodzakelijke kosten, zoals studiekosten van kinderen of het afbetalen van een woning, niet meer kan dekken, dan is dat ook dramatisch. Ik ben dan ook blij dat deze regering bewust kiest voor acties om ook deze oudere werklozen opnieuw kansen op de arbeidsmarkt te geven. Nu gebeurt immers precies het tegendeel: zij kunnen momenteel onmogelijk aanknopen op de arbeidsmarkt en krijgen steeds te horen van werkgevers dat die geen interesse hebben.
Ook voor wie werk heeft, moeten we zorgen, mijnheer de minister. Een loopbaan mag geen sloopbaan worden. Het creëren van werk mag niet alleen bijdragen tot een beter bruto regionaal product, maar ook tot het bruto welzijn van Vlaanderen. Wanneer we die beide elementen kunnen combineren, creëren we een menswaardig en warm Vlaanderen.
Misschien was er in de voorliggende begroting in te weinig geld voorzien voor dit sociaal-economische beleid. Het is dan ook verheugend vast te stellen dat deze regering sinds de zomermaanden de nodige dynamiek heeft weten te ontwikkelen om in te spelen op de vraag het tewerkstellingsbeleid te versterken en in 2006 150 miljoen euro extra wil vrijmaken. Inhoudelijk steunen we deze beleidskeuze. De begrotingstechnische ongemakken waarover ik het in het begin van mijn betoog had, nemen we er momenteel dan ook bij.
Mijnheer de minister, vandaag moeten wij misschien een beetje gehandicapt een begroting goedkeuren. Wij hopen dan ook dat deze Vlaamse regering snel werk wil maken van een begrotingscontrole in 2006 zodat ook het parlement duidelijkheid krijgt over de toekomstige aanwending van de bijkomende 150 miljoen euro en deze begroting, ondanks de bijkomende investeringen, in evenwicht kan worden gehouden. De budgettaire doelstellingen en de uitgangspunten van deze begroting moeten daarbij overeind blijven.
Omdat we ervan uitgaan dat u op deze vraag positief zult antwoorden en we de inhoudelijke keuzes van deze regering ten volle onderschrijven, zullen wij deze begroting goedkeuren. (Applaus bij sp·a-spirit)
De heer Van Eycken heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren ministers, collega's, eigenlijk had ik mijn uiteenzetting over de Vlaamse Rand gisteren moeten houden, maar om familiale redenen kon ik hier niet aanwezig zijn. Ik dank de voorzitter dat hij me hierover alsnog aan het woord wil laten.
In het dossier van de luchthaven van Zaventem draagt de federale regering een grote verantwoordelijkheid, maar ook de Vlaamse en Brusselse regeringen zijn erin verwikkeld. Na maanden van overleg komt er maar geen akkoord uit de bus. De laatste maanden werden er vliegroutes opgelegd die indruisen tegen de elementaire veiligheid van het luchtverkeer. Dat werd dan ook door piloten aangeklaagd. Als we een zo groot mogelijke spreiding willen, dan zullen ook meer inwoners lijden onder het lawaai.
Ondertussen hebben de inwoners van de oostrand gelijk gekregen van een rechtbank, maar in de Wetstraat ligt men daar blijkbaar niet wakker van. Toen de Brusselse regering ermee dreigde dwangsommen te eisen, ontstond er een communautaire breuk. Nu is het blijkbaar weer stil op het front van de onderhandelingen, maar niet voor de omwonenden.
Volgens mij werd de eerste misstap in dit dossier gezet door de toenmalige Ecolo-minister met haar concentratieplan. Ik zou hier dan ook willen pleiten voor een terugkeer naar de toestand van voor 1999. (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Ik bedoel inderdaad de route-Chabert, die niet slecht was.
Zoals de minister-president het zondag zei in De Zevende Dag, waren Zaventem en BHV de onopgeloste kwesties van 2005. Het mislukken van de onderhandelingen over de splitsing van BHV, heeft tot gevolg gehad dat het in de faciliteitengemeenten niet meer zo eenvoudig was en dat de druk voor de afschaffing werd opgedreven. Een eerste reactie op deze mislukking, tot groot jolijt van de meerderheid hier maar tot grote spijt van anderen, was de rondzendbrief-Keulen, een kopie van die van zijn veel besproken voorganger Peeters. De volgende reactie van de voogdijminister was veeleer plaatselijk. Hij schrapte de toelage aan de bibliotheek van Linkebeek van de begroting. Dat ging - houdt u goed vast - om 1.250 euro.
Ook het Franstalige onderwijs in de Rand blijft onder vuur liggen. Een gevolg hiervan is jammer genoeg dat bepaalde ouders afhaken wegens het klimaat van onzekerheid dat wordt geschapen. Het zijn niet enkel meer de benoemingen van de leerkrachten die worden gedwarsboomd, ook op het gebied van inspectie blijft het rommelen tussen de Franse en Vlaamse Gemeenschap. In dit dossier is er een evolutie vast te stellen tussen de opeenvolgende voogdijministers, tussen mevrouw Van der Poorten en de heer Vandenbroucke.
Wat ook kwaad bloed heeft gezet bij de zuiderburen, is de voorwaarde opgenomen in het ontwerp van Wooncode, waarvan de Minister in zijn communiqué stelde dat het een wapen zal zijn tegen de verfransing.
Het is en blijft een controversieel ontwerp, vooral het verbinden van het recht op wonen aan het kennen van de taal. Er is een onaanvaardbare verschuiving van waarden en normen aan de gang. Het recht op wonen kan niet worden gehypothekeerd. Alle allochtonen worden geviseerd door dit ontwerp. De inburgering kan worden bevorderd, maar moet niet afdwingbaar worden gemaakt via een eventuele ontzegging van het recht op wonen.
Mijnheer Van Eycken, het is geen vereiste om Nederlands te kennen. De vraag is om Nederlands te leren. Als blijkt uit werkloosheidscijfers uit de Rand dat 35 percent van de werklozen Franstalig is, dan propageert u uitsluiting. Wij willen dat die mensen werk vinden.
De huidige regering trekt 3 miljoen euro extra uit voor het onderricht in de basisscholen in de Rand om aandacht te geven aan de anderstaligen. Vanuit Wallonië horen we grote woorden over het immersieonderwijs waarbij men Nederlands wil leren. In de Nederlandstalige scholen bieden we met Vlaams geld de kans aan anderstaligen om het Nederlands aan te leren en een toekomst uit te bouwen, om te werken en te leven. In de privé-sfeer komen we niet tussenbeide.
Het discours dat u voert, houdt de uitsluiting van mensen in. Denk aan de 35 percent werklozen die de taal niet kennen.
Ik kan het voorstel tot samenwerkingsakkoord met Brussel inzake werkloosheid van minister Vandenbroucke enkel toejuichen. Over de Wooncode werd eerst gezegd dat het een wapen was. Daarna heeft de minister dat afgezwakt en gezegd dat enkel bereidheid nodig was.
En alsof het niet genoeg was, kwam de kers op de taart deze week: een besluit van de regering waardoor in de eerste plaats de taalpremie, toegekend in de randgemeenten, volledig en voor iedereen wordt afgeschaft. Een mooi kerstcadeau voor de honderden ambtenaren uit de zes faciliteitengemeenten. Nu verneem ik dat er na de onderhandelingen binnen het comité C een wijziging aan het ontwerp is aangebracht: degenen die vandaag van een taalpremie genieten mogen die behouden, maar het is aan de besturen verboden om die opnieuw in te voeren voor de nieuwkomers.
Een tweede rondzendbrief-Peeters dus, die van augustus 1997. Hierbij moet echter worden vermeld dat die rondzendbrief door de Raad van State begin dit jaar werd vernietigd. Enkele besturen hadden reeds getracht om de taalpremie daarna terug in te voeren, maar stuitten op de schorsing door de provinciale overheid. Hierop vroeg een delegatie ambtenaren om te worden ontvangen door de minister-president ten einde een oplossing te vinden voor de herinvoering van de taalpremie, wat ook gebeurde. Is dit voorstel van besluit dan uw antwoord op de eerste overlegvergadering?
Bij alle bedienden die na augustus 1997 werden benoemd, ontstond stilaan de hoop dat ze net zoals hun collega's van een taalpremie zouden kunnen genieten. In de besturen van de Rand dienen de bedienden en ambtenaren die in contact komen met het publiek te beschikken over een brevet behaald bij Selor over de elementaire kennis van het Frans, alvorens te worden benoemd. Die premie bedraagt gemiddeld 150 euro, uitbetaald door de gemeenten. In 99,9 percent van de gevallen gaat om Nederlandstalige bedienden.
Uit het voorbeeld van Linkebeek blijkt dat de bedienden aan wie de taalpremie nu wordt ontzegd, geen Brusselaars zijn, maar mensen uit Halle, Leuven en zelfs uit Paal-Beringen. Mag ik dan voor deze ambtenaren de oproep doen om dit ontwerp alsnog niet goed te keuren tijdens de laatste ministerraad van het jaar? Ik dank u.
De heer Verreycken heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, na een korte zijsprong in de Vlaamse Rand, komen we terug bij financiën terecht. Eén te behandelen element is zeker nog een betoog waard, alleen al omdat het om veel geld gaat: de PPS-formule.
In de Septemberverklaring werd dat begrip nogal prominent gebracht door de regering. De voorbije dagen blijkt dat het terecht als heel belangrijk wordt beschouwd. Deze regering claimde dat ze een investeringsregering zou zijn. Dat zou worden bewezen aan de hand van middelen uit de reguliere begroting, maar ook van middelen uit alternatieve financiering, waarvan de PPS een welbepaalde vorm is. Ook werd gezegd dat de meerjarenbegroting een heel grote rol zou spelen.
In de reguliere begroting zitten heel wat investeringen, maar meteen wordt duidelijk dat die absoluut onvoldoende zijn om aan de heel grote noden in Vlaanderen tegemoet te komen. Zo wordt in 50 miljoen euro voorzien voor nieuwe schoolgebouwen. Uiteraard is dat geen klein bedrag, maar voor het wegwerken van de wachtlijst is ongeveer 1 miljard euro nodig. De inspanning in de reguliere begroting is dus nog veel te klein.
Over de meerjarenbegroting kan ik kort zijn. Ik ben van mening dat we het parlementair debat moeten voeren op basis van een parlementair document dat werd ingediend. Maanden geleden hebben we in de Commissie voor Financiën een uitgebreide bespreking gewijd aan een parlementair document dat volgens de regels van de kunst werd ingediend. Op dat document stond: 'meerjarenbegroting 2004-2009'. Ik stelde vast dat de minister van Begroting de commissiebesprekingen heeft gebruikt als een persconferentie om er een nieuw document te presenteren. De zogenaamde 'nieuwe meerjarenbegroting' bleek te bestaan uit drie A4-velletjes waarop enkele lijntjes stonden, met een politieke verdeling onder de ministers.
Onmiddellijk daarna zijn twee ministers met elkaar in de clinch gegaan over een bedrag van 20 miljoen euro. Minister Van Mechelen toverde toen 20 miljoen euro uit zijn hoge hoed, een bedrag dat nog niet benut bleek te zijn. Op die manier kan er natuurlijk geen ernstig parlementair debat worden gevoerd. De meerjarenbegroting bleek een velletje papier te zijn, een politiek document waarmee de spanningen in de regering een beetje worden beheerst. Ik ben van mening dat we het parlementair debat moeten voeren in de commissie op basis van ingediende begrotingsdocumenten. Ik hoop dat dit gebruik of misbruik van de begrotingsbespreking als persconferentie met een politiek document in de toekomst wordt vermeden.
Zolang de zogenaamde investeringen die in dat documentje voorop worden gesteld, niet in concrete codes van een begrotingsdocument worden gegoten, zijn ze onduidelijk en hypothetisch en blijft het afwachten of we ze zullen terugvinden in de begrotingen voor 2007, 2008 en 2009. Pas dan zullen we kunnen oordelen. Het belang van een meerjarenbegroting moet worden gerelativeerd.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Mijnheer Verreycken, uw kritiek verwondert me enigszins. Tijdens de vorige regeerperiode bestond onze kritiek op de regering eruit dat bepaalde beslissingen werden genomen zonder dat de beleidsruimte voor de volgende jaren bekend werd gemaakt. Nu wordt aan de hand van een bepaalde hypothese een document opgesteld waarin de beleidsruimte tot 2009 wordt vastgelegd. Als volgens die hypothese wordt gewerkt, heeft dat bepaalde bedragen per departement tot gevolg.
Ik vind dat voor het parlement een enorme vooruitgang. We weten hoe de regering in de komende jaren die beleidsruimte inschat, hoe die zich verhoudt tot de vorige legislatuur, op basis van welke hypothese ze tot stand is gekomen en welke domeinen welke bedragen krijgen. In de commissie voor Financiën is heel duidelijk gebleken dat het niet om een wet van Meden en Perzen gaat. We kennen wel de orde van grootte per domein. Dit komt natuurlijk niet in de plaats van het jaarlijkse begrotingsdocument. Als parlementslid juich ik dit toe. Als oppositielid zou u daar blij mee moeten zijn. U hebt een schitterend instrument om de regering permanent te controleren.
Mijn tweede punt van kritiek is dat u als oppositiepartij pleit voor meer schuld.
Mijnheer Van Rompuy, u mag me geen woorden in de mond leggen.
Het is voor een oppositiepartij heel interessant om te weten wat de regering op termijn wil. Ik begrijp van uw strategie inzake begroting niets, maar dan ook niets. (Applaus bij CD&V)
Zo lang u van onze strategie niets begrijpt, zijn wij heel gelukkig. Blijkbaar gedijt onze oppositiestrategie: kijk maar naar ons aantal zetels. Zo lang u er niets van begrijpt, zijn wij heel gerust. (Opmerkingen)
Ik wil terug tot de inhoud komen. We moeten twee documenten goed van elkaar onderscheiden. We hebben vier of vijf maanden geleden in de commissie voor Financiën inderdaad een debat gevoerd over een document dat als parlementair stuk werd ingediend met de titel 'Meerjarenbegroting'. Dat is een relevant document. Daarover hebben we gestemd in het parlement. Daar kunnen we iets mee. Die cijfers zijn nu ook in kolommen terug te vinden in de begroting 2006. Over die koppeling kan het parlement een ernstig debat voeren.
Waar ik nu over spreek, zijn drie velletjes papier op A4-formaat met een druk op de knop uit een printer getoverd waarmee de minister naar de commissie kwam zonder dat vooraf mee te delen aan de commissieleden. Hij wou dan ook nog een persconferentie geven, met uiteraard het gewenste resultaat. Maar als parlementslid kan ik met die drie losse velletjes onmogelijk nagaan wat de repercussies zullen zijn.
Trouwens, mijnheer Van Rompuy, als het geen wet van Meden en Perzen is en de middelen nog kunnen verschuiven tussen de ministers, dan vraag ik me af waar we mee bezig zijn. De essentie van een begroting, vastgelegd door het parlement, is toch dat de regering haar beleid daarop baseert? Als er nog bedragen kunnen verschuiven tussen de verschillende posten, van links naar rechts en van onder naar boven, dan wordt het begrotingsdebat een virtuele realiteit. Dat kan niet de bedoeling zijn. Als we onszelf als parlement respecteren, moeten we debatteren op basis van stukken die hier zijn ingediend en die de bedragen in codes bevatten.
Een interessant begrip is PPS, vanwege de bedragen die ermee gepaard gaan. Ik heb geen enkel principieel bezwaar tegen PPS of de samenwerking tussen private en publieke sector. Alleen wil ik hier waarschuwen voor de risico's. Als men met de privé-sector in zee gaat, moet men goed voor ogen houden dat de overheid geacht wordt het algemene belang te dienen, terwijl een privé-vennootschap vanuit een andere logica vertrekt. Zij moet natuurlijk winst maken. Bij alle PPS-projecten geldt de cruciale vraag: wat gaat dit de belastingbetaler kosten? Is die extra kostprijs verantwoord ten aanzien van de voordelen van PPS?
Wat ik daarmee bedoel, wil ik aantonen aan de hand van het eerste PPS-project dat deze Vlaamse Regering heeft goedgekeurd en dat volgend jaar tot resultaten zou moeten leiden: de bouw van 238 sociale woningen onder het toezicht van minister Keulen. Uit de gegevens van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij blijkt dat de bouw van een sociale wooneenheid volgens de klassieke, normale procedure gemiddeld ongeveer 96.000 euro kost. Uit de gegevens die we hebben opgevraagd, blijkt dat in deze eerste PPS-constructie de uiteindelijke kostprijs van een sociale wooneenheid oploopt tot 112.000 euro. Dat betekent dus dat de PPS in dit geval de Vlaamse overheid per wooneenheid gemiddeld 16.000 euro extra kost. Dat is 17 percent bovenop de normale kostprijs van een sociale woning. Ik stel dat alleen maar vast. Men kan dan natuurlijk een politieke discussie voeren over de vraag of die extra kostprijs verantwoord is. Er zijn voordelen: de woningen staan sneller ter beschikking.
Ik heb daar een grote vraag bij. Het was onmogelijk om op basis van de begroting die ons werd voorgelegd, op basis van de beleidsbrief van minister Keulen of van de zeer summiere beleidsbrief over de PPS van minister-president Leterme, de reden voor die hoge kostprijs te achterhalen. Ik wijs er ook nog op dat als er voor het PPS-project dat in de steigers staat voor onderwijs, en waarbij er sprake is van 1 miljard euro, ook een extra prijs van 17 percent moet worden betaald per school, dan zou dat automatisch een enorm gevolg hebben voor de budgetten voor de normale investeringen in scholen en voor bijvoorbeeld de verbouwingsdossiers.
Ik heb de technische nota van minister Vandenbroucke gelezen. Ik vind het geen toeval dat er ergens in staat dat het noodzakelijk zal zijn om in het PPS-project de bestaande ranglijst van bouwdossiers die zijn ingediend voor nieuwe scholen aan een paar deskundigen te vragen om die lijst door elkaar te gooien en de volgorde volledig te wijzigen. Dat zal inderdaad onvermijdelijk zijn. Als men op die schaal met extra kostprijzen PPS-projecten gaat opzetten, dan zijn daar ook enorme gevolgen aan verbonden.
Ik wil er ook voor waarschuwen dat de gegevens die me werden verstrekt over de eerste PPS-constructie me niet hebben gerustgesteld inzake de beveiliging tegen belangenvermenging en vriendjespolitiek. De geselecteerde privé-vennootschap werd niet uitgekozen op basis van een openbare aanbesteding of vergelijking, maar de klassieke omweg werd bewandeld via een onderhandse onderhandelingsprocedure met de uitverkoren partner. De vennootschap die mee aan boord wordt genomen, bestaat niet volgens Het Staatsblad. Ik heb het vanmorgen nog gecheckt op de on line versie. Het kan zijn dat er een vertraging is bij de publicatie. Wie er echter schuil gaat achter de vennootschap waarmee men in zee gaat, dat weet ik niet.
Uit de cijfers die me werden verstrekt, maak ik op dat er aan een bepaald kantoor 100.000 euro is betaald voor de juridische begeleiding. Werd dat kantoor geselecteerd op basis van een openbare aanbesteding, een vergelijking? Nee, weer eens absoluut niet! Keer op keer krijgen we dus de indruk dat in die PPS-constructies werkelijkheid wordt waarvoor we in september al hebben gewaarschuwd. Er is een deficit in transparantie, er is een deficit in de democratische controlemogelijkheid vanuit het parlement. Er zijn beveiligingen nodig om ontsporingen tegen te gaan als het om die grootteorde van bedragen gaat. In het bevoegdheidsdomein van minister Vandenbroucke alleen al gaat het om 1 miljard euro.
Ik hoop dat alles hypothetisch blijft, maar ik denk dat dit parlement met de dossiers van Superclub, met de dossiers van de scheepskredieten, met de LRM-zaak van enkele weken geleden in gedachten, toch enigszins voorzichtig moet zijn, dat ervoor moet worden gezorgd dat de PPS-projecten transparant en democratisch verantwoord zijn en dat we een volledige controle kunnen doorvoeren.
Mijnheer de minister, ik zal besluiten. De investeringsinspanningen in deze reguliere begroting overtuigen me niet. We zullen ook zien wat het wordt met de meerjarenbegroting in de begrotingsdocumenten van de volgende jaren. De enige PPS-constructie die voorligt, leidt tot een meerkost van 17 percent. Ook voor die dossiers heeft de regering me niet overtuigd.
U weet dat we uw ambitie steunen om een investeringsregering te worden. De noden zijn groot, de middelen zijn voorhanden, de overschotten liggen klaar. Maar op dit ogenblik maakt de regering haar claim een investeringsregering te zijn niet waar! (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Van Mechelen zal antwoorden namens de hele Vlaamse Regering.
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren, we zijn aan het einde gekomen van het debat over de opmaak van de begroting 2006. Het debat is voor mij begonnen op 16 augustus, dus al een tijdje geleden. Het is hier gisteren en vandaag onverkort verdergezet waarbij de standpunten van alle fracties duidelijk tot uiting zijn gebracht.
Vooraleer ik inga op de vele vragen en opmerkingen, past het om een woord van dank te richten aan de respectievelijke verslaggevers van de commissies en aan de diensten van het Vlaams Parlement in het algemeen en aan de bijna traditionele verslaggever uit de commissie voor Financiën en Begroting, de heer Matthijs, in het bijzonder. (Applaus bij CD&V)
Hij heeft er andermaal mee over gewaakt dat het verslag van de bespreking in de commissie voor Financiën en Begroting een uitvoerig document is dat voor sommigen die het debat niet hebben gevolgd, een naslagwerk kan worden met betrekking tot het schetsen van de eerste contouren van wat we onder PPS-constructies verstaan. Ik wil vanzelfsprekend ook de 56 sprekers bedanken die gisteren en vandaag gedurende bijna elf uur het woord hebben gevoerd. Ze hebben elk vanuit hun eigen invalshoek een visie op een van de vele beleidsdomeinen ontwikkeld. Ik wil tot slot ook mijn collega-ministers bedanken die dit keer zeer stipt hebben gereageerd en geantwoord op de vele opmerkingen en vragen die zijn gesteld. Daardoor is elk deeldebat bijna een begrotingsdebat geworden over een bepaald beleidsdomein. De discussie is op verschillende momenten uitgegroeid tot een boeiend debat, al was het, mijnheer Van Rompuy, niet steeds cijfermatig onderbouwd zoals we dat wel gewoon zijn in klassieke begrotingsdiscussies.
Mijnheer de voorzitter, samen met u denk ik te mogen stellen dat de rode draad door het debat alleszins de grote bezorgdheid was over de toekomst van onze regio, zowel op sociaal, economisch als maatschappelijk vlak. De heer Caluwé stelde dat Vlaanderen een welvarende regio is met belangrijke troeven, maar dat het niet evident is om die positie te handhaven. De heer Dewinter zag de toekomst resoluut in een onafhankelijk Vlaanderen. Mevrouw Ceysens riep op om op zoek te gaan naar blauwe oceanen van creativiteit en van nieuwe economie voor nieuwe banen. Mevrouw Gennez zocht niet alleen naar kwantitatieve, maar vooral naar kwalitatieve antwoorden op vele maatschappelijke uitdagingen. De heer Stassen was kort maar duidelijk: hij zou andere keuzes hebben gemaakt. Het laatste woord was aan de heer Van Dijck die ons uitnodigde tot een volwaardige en onbevooroordeelde gedachtewisseling over het Manifest voor een Zelfstandig Vlaanderen in Europa van de denkgroep 'In de Warande', een manifest dat hier trouwens verschillende keren is geciteerd. Het was, met andere woorden op bepaalde momenten een meer dan gevarieerd debat.
Wanneer we het hebben over een grote bezorgdheid voor de socio-economische toekomst van Vlaanderen, dan hoort het nu, bijna vijf maanden na het initieel opstellen van de begroting, dat we even stilstaan bij de huidige economische situatie. We proberen via de actuele economische groeivooruitzichten gebaseerd op een aantal onderliggende parameters, een zicht te krijgen op de toestand. Ik denk daarbij aan het consumentenvertrouwen, het ondernemersvertrouwen, de evolutie van de werkloosheid en de evolutie van het aantal faillissementen. Ik wil daar kort over zijn. Het consumentenvertrouwen kende in oktober een aanzienlijke verbetering en is in november gestabiliseerd. De conjunctuurbarometer van de Nationale Bank is opwaarts gericht.
In november bevestigde de algemene synthese brutocurve van de Nationale Bank het tijdens de voorafgaande maanden ingezette herstel van het ondernemersvertrouwen met vooral een conjuncturele verbetering van de industrie en de bouwnijverheid. Daardoor wordt het signaal bevestigd dat de vertraging wordt omgekeerd.
De werkloosheid daalt, zij het zeer licht. Op dit ogenblik bedraagt de werkloosheid in Vlaanderen 8,36 percent. In november 2004 waren er 233.575 werklozen, nu zijn er 229.245. Die 8,36 percent zetten we af tegen de verwachtingen voor de eurozone die op dit ogenblik 8,5 percent bedragen.
Ook het aantal faillissementen en het aantal starters vraagt grote waakzaamheid. Het aantal faillissementen is ten opzichte van september vorig jaar gedaald met 139. Vergeleken met het totaal aantal van 8.025 faillissementen in 2004 kunnen we enkel zeggen dat de trend is omgebogen. Voor verbetering is echter nog veel werk aan de winkel. Ook wat de starters betreft, is de situatie hoopvol maar bescheiden. Er waren 276 meer starters in de maand november dan op het jaartotaal van vorig jaar.
Deze parameters zijn veelzeggend. Economie is echter geen exacte wetenschap. Gisteren raakten de resultaten van een markonderzoek van Dimarso bekend waaruit blijkt dat de Belg weinig optimistisch is over 2006. Zo'n 42 percent denkt dat 2006 hetzelfde zal brengen als 2005. Slechts 14 percent van de Belgen ziet 2006 als een jaar van economische voorspoed. Dit zou vooral te wijten zijn aan de gevaren of mogelijk negatieve effecten van de uitbreiding van de Europese Unie en aan de stijgende olieprijzen. Er heerst ook pessimisme over de werkloosheid en vrees dat die werkloosheid nog zal toenemen. Het is aan de Vlaamse Regering en aan het Vlaams Parlement om via de begroting voor 2006 te proberen hier adequate antwoorden op te geven.
De heren Sannen en Stassen hebben opgemerkt dat we vandaag niet staan waar we stonden bij het begin van de begrotingsbesprekingen, zeker bij het indienen van de Septemberverklaring en de eerste prognose in september van dit jaar. Op basis van de meest recente economische indicatoren van de Nationale Bank van België van 16 december jongstleden zou het BBP in 2005 met 1,4 percent zijn gestegen en zal het in 2006 met 2,2 percent stijgen. Daarbij zijn we uitgegaan van een BMI van 0,8 percent en een BBP van 2,4 percent in 2006.
Eenzelfde vergelijking doet zich voor bij de indexcijfers. Voor 2005 hielden we rekening met 3 percent. Voor 2006 zullen we rekening houden met 2,9 percent. Initieel werd 2,7 en 2,2 percent vooropgesteld. Dit verklaart waarom we mogen aannemen dat de middelen die Vlaanderen toegewezen worden, niet het minst via de samengevoegde en gedeelde belastingen, substantieel zullen verhogen. Tegenover stijgende middelen staan natuurlijk ook stijgende uitgaven, onder meer voor wat de lonen en de werking betreft als gevolg van een doorhollende inflatie.
We verwachten een bijkomende doorstorting van 182 miljoen euro middelen uit de samengevoegde en gedeelde belastingen, en van 266 miljoen euro uit de gewestbelastingen. De Vlaamse Regering heeft vorige vrijdag een principiële keuze moeten maken om deze middelen bij voorbaat aan te wenden voor het versterken van het sociaal-economische beleid, ten minste indien deze middelen er effectief komen.
Wie de cijfers heeft gehoord over de werkloosheid, over startende ondernemingen en het aantal faillissementen, zal beseffen dat we andermaal een tandje zullen moeten bijsteken.
Het besluit is wel dat de grootst mogelijke waakzaamheid is geboden om het beleid dat we willen voeren ook gestalte te kunnen geven en te vermijden dat we in het najaar van 2006 zullen gedwongen worden om beleidskredieten terug te schroeven. Dat verklaart waarom ik in zo'n grote provisie voorzie. Als Vlaanderen zijn welvaarts- en welzijnspeil wil behouden, dan moet het meer dan ooit mikken op het behoud en de versterking van zijn sociaal-economische toekomst.
De afgelopen dagen is het woord 'investeringsregering' meer dan eens gevallen. Het is juist dat de regering wil investeren in de sociaal-economische toekomst. Voortaan willen we dat doen via drie onderscheiden financieringskanalen. Misschien is dat wel de breuk met de vorige begrotingen. De eerste is de reguliere begroting die ook is verwerkt in een becijferde meerjarenbegroting. Zoals afgesproken zal die meerjarenbegroting bij de jaarlijkse budgetcontrole in een document worden geüpdatet. Verder zal ik, op vraag van de heer Van Rompuy, in de meerjarenbegroting een politieke prognose uitwerken van de concretisering van het beleid dat de regering tijdens de legislatuur wil voeren.
We hebben ook beslist om het FFEU te reactiveren. Zo willen we zorgen voor een versterking van de investeringen in verkeersveiligheid. En ten derde willen we resoluut gebruikmaken van alternatieve verkiezingstechnieken via de BAM, de PMV en andere constructies. Wat betekent dit voor een aantal beleidsdomeinen? Wat zijn de hefboomeffecten van deze aanpak?
Economie en innovatie kregen hier heel wat aandacht. De twee klassieke innovatiestromen zijn het Hermesfonds, goed voor 220 miljoen, en het IWT, goed voor 247 miljoen. Samen gaat het over bijna 470 miljoen euro die onze ondernemingen ter beschikking hebben om hun investeringen en innovatieprojecten te ondersteunen. De regering is er eindelijk in geslaagd om een aantal nieuwe investeringsimpulsen te geven via bijvoorbeeld ARKimedes, de Vriendenlening en de Waarborglening. Die laatste vinden we niet in de begroting terug, maar in de rekeningen van de PMV.
Op 15 september is begonnen met de publieke plaatsing van het ARKimedesfonds. Zo krijgen privé-personen de kans om te beleggen in aandelen of obligaties. Het maximale bedrag waarvoor kon worden ingetekend bedroeg 110 miljoen euro. Dat was al na zes dagen bereikt. We hebben dus 110 miljoen euro opgehaald om te investeren in onze bedrijven. Wetende dat tegenover een euro uit het ARKimedesfonds een euro van een ander fonds moet staan, zijn we er in september dus in geslaagd om 220 miljoen euro risicokapitaal te mobiliseren voor onze KMO's.
Zo stappen we misschien af van de klassieke ondersteuning van ondernemingen en starters via subsidies. Voortaan zullen we via de hefboom ARKimedes met kapitaalparticipaties ondersteuning leveren. Bovendien wordt via het Vinnof of Vlaams Innovatiefonds 150 miljoen euro kapitaal ter beschikking gesteld. Dat gebeurt via de valorisatie van de aandelen van de GIMV en Staal Vlaanderen. Naast de klassieke 470 miljoen euro die in de begroting is opgenomen, bestaat er dus een equivalent via nieuwe financieringskanalen.
En, mevrouw Ceysens, hiermee wordt ruimschoots tegemoet gekomen aan wat u een sense of urgency noemde, een oproep van de ondernemers tot meer steun, transparantie en het ter beschikking stellen van hefbomen.
De Vlaamse Regering heeft in deze begroting op tal van beleidsdomeinen het klassieke instrumentarium tot stand gebracht om te trachten nieuwe incentives te creëren. Mevrouw Vervotte heeft toelichting verschaft over de sector Welzijn. Voor de sector Infrastructuur heeft minister Peeters terecht het belang van onze geografische ligging benadrukt en ervoor gepleit onze logistieke troeven maximaal uit te spelen.
Ik verwijs ook naar de dag dat het verdrag met Nederland over de verdieping van de Westerschelde werd getekend. Wij kunnen niet voldoende het belang onderlijnen van duurzaam investeren in infrastructuur en in openbaar vervoer. Vandaag stellen wij aan De Lijn een gecumuleerde dotatie van circa 700 miljoen euro ter beschikking, een verdubbeling ten opzichte van 1999.
Er is meer nodig. Minister Peeters wordt geconfronteerd met tal van uitdagingen. Zo zijn er de fameuze missing links waarvoor hij een voorstel van alternatieve financiering via een PPS-vennootschap lanceert.
Mijnheer Stassen, u hebt dat gisteren ietwat smalend afgedaan als een terugkeer naar het beleid van de jaren zeventig, naar nieuwe investeringen in beton. Ik verwijs naar de uitspraken van de heer Van Dijck. Hij had het over het welbevinden. Investeringen moeten ook een kwalitatief rendement hebben. We kunnen ervoor opteren om na te gaan welke missing links we prioritair moeten aanleggen. De Limburgers onder ons zijn vragende partij om de knoop van de noordzuidverbinding eindelijk door te hakken. Wie de congestie van Kasterlee kent, zal dit onderschrijven. Wij kunnen het welbevinden versterken door de missing links te verwezenlijken. De spitsuurgeneratie van files verlossen betekent ook levenskwaliteit tot stand brengen.
Het tweede investeringkanaal heeft bij de heer Van Rompaey in het verleden veel kritiek losgeweekt. Ik heb heel wat van zijn kritische opmerkingen meegenomen. Zo is het belangrijk dat het Fonds voor de Financiering van Eenmalige Uitgaven opnieuw wordt gactiveerd. Wij zullen er in 2006 125 miljoen euro extra middelen in onderbrengen. De heer Van Rompaey had overschot van gelijk toen hij stelde dat het fonds spijzen niet mocht samenlopen met een structurele onderbenutting van de begroting. Enerzijds 125 miljoen euro inschrijven in een begroting voor een fonds en tegelijkertijd een algemene onderbenutting van 1 percent inschrijven is inderdaad een fout die wij niet meer willen maken.
De heer Verreycken was nogal negatief over het derde financieringskanaal, namelijk het kanaal van de alternatieve financiering. Ik heb echter ook zeer goed geluisterd naar de tussenkomst van de heer De Winter, en die was mijns inziens toch wel afwijkend. Dit derde financieringskanaal heeft de voorbije weken en maanden terecht het voorwerp uitgemaakt van een ernstig parlementair debat. Met dit kanaal van de alternatieve financiering, waarmee we in 2000 begonnen zijn met de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel, hebben we volgens mij ondertussen bewezen, mijnheer Peumans, dat deze structuur ertoe kan leiden dat we een aantal middelen kunnen genereren om ambitieuze projecten te realiseren. In dit geval is dat project het Masterplan Antwerpen, met zijn evenwicht tussen enerzijds de bouw van de Oosterweelverbinding als sluiting van de ring en anderzijds het aanpakken van missing links in het openbaar vervoer en in de binnenvaart. Deze alternatieve financiering heeft niet alleen een hefboomeffect, u zult ook gemerkt hebben dat we hiervoor bijkomend een kapitaalsparticipatie, een verhoging, inschrijven van 41 miljoen euro in onze begroting.
Het is eigenlijk in opvolging van dit project dat we gemeend hebben dat we het proces van alternatieve financiering in Vlaanderen kunnen uitbreiden. Het is echter kiezen of delen, collega's. We hebben 408 miljoen euro middelen gevaloriseerd via de verkoop van participaties. We kunnen dat geld, dat 'code 8'-geld is, enkel activeren via nieuwe participaties in kapitaal en anders kunnen we het enkel gebruiken voor schuldafbouw. Het Vlaams Belang pleit er aan de ene kant voor om de schuldafbouw niet verder te versnellen, en die mening deel ik, want we zitten daar op de maximumsnelheid. Het enige alternatief bestaat erin een groot deel van die 408 miljoen euro maximaal te gebruiken via kapitaalparticipaties, en daarvoor willen we komen tot het opstarten van een aantal PPS-vennootschappen en -constructies.
Het was vorig jaar rond dit tijdstip dat de minister-president en ikzelf hebben aangekondigd dat we de mogelijkheid van nieuwe financieringstechnieken zouden onderzoeken voor de bouw van scholen, rusthuizen, ziekenhuizen, sociale woningen en voor de sanering van brownfields. Ondertussen bekijken we ook de aanpak van culturele infrastructuur en in de sector Toerisme de bouw van jeugdherbergen via dit kanaal. Ik denk dus dat we een jaar later inderdaad een stuk verder zijn gevorderd. Tijdens de commissiebesprekingen en in het plenaire debat is voldoende gebleken dat dit enerzijds kan rekenen op de interesse van het parlement maar dat het anderzijds vanzelfsprekend gepaard gaat met een gezond wantrouwen jegens wat deze PPS-financieringsvennootschappen uiteindelijk in de praktijk zullen betekenen. Laat me duidelijk zijn: publiek-private samenwerking is een middel en is geen doel op zich.
De Vlaamse Regering heeft er dus voor gekozen om dit middel in te zetten, om te beantwoorden aan een aantal grote maatschappelijke behoeften op korte termijn. Met andere woorden, en laat dit nu voor eens en voor altijd duidelijk zijn: ik beschouw publiek-private samenwerking en de vennootschappen die daarvoor worden opgericht niet als een tovermiddel maar ik beschouw het als een paardenmiddel om snel resultaten te kunnen boeken op het terrein en om tegemoet te komen aan datgene wat de mensen vandaag in Vlaanderen van een ondernemende Vlaamse Regering mogen verwachten. Dat zijn namelijk adequate schoolgebouwen, aangepaste en voldoende rusthuizen, moderne ziekenhuizen, nieuwe sociale woningen, het saneren van de bodemvervuiling van het verleden en daarnaast een aantal prestigieuze projecten die Vlaanderen uiteindelijk op een hoger niveau tillen, ook in de culturele sector.
Collega's, u vraagt terecht aan de Vlaamse Regering waakzaamheid, controlemogelijkheden en transparantie. Ik denk dat dit een terechte verzuchting is. We willen die mogelijkheden realiseren en bewaken op drie fronten. Ten eerste zal ieder project voorafgaandelijk worden goedgekeurd door het Instituut voor de Nationale Rekening, na aftoetsing bij Eurostat. Ten tweede zal de minister van Begroting, samen met de inspectie van Financiën en de administratie Abafim, over ieder project een gefundeerd advies uitbrengen bij de Vlaamse Regering. Ten derde spreekt het voor zich dat het Vlaams Parlement en inzonderheid de Commissie voor Algemene Zaken, Financiën en Begroting, gesteund door het Rekenhof, dit proces moet opvolgen. Met andere woorden: in deze PPS-constructies zit een driedubbele controle. Het voornaamste is echter dat we hierdoor definitief kunnen afstappen van wat ik noem 'de upfrontfinanciering van zeer grote investeringen'. Ik geef daarvan een voorbeeld: het Deurganckdok heeft een mobilisatie van ongeveer 650 miljoen euro investeringsmiddelen gevraagd op 4 jaar. In de toekomst willen we dit soort investeringen over een langere periode spreiden.
De vraag is natuurlijk hoe we dit zullen financieren. We zullen de kapitaalsparticipaties in de projectvennootschappen met de beschikbare gelden van de PMV financieren. De jaarlijkse beschikbaarheidsvergoedingen zullen in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap worden ingepast en ingeschreven. Deze vergoedingen zijn reeds in de meerjarenbegroting verrekend.
Tijdens de commissiebesprekingen heb ik dit aan de hand van een modeldossier geïllustreerd. Zoals mevrouw Gennez al heeft aangehaald, heb ik de investeringen in schoolgebouwen als voorbeeld gebruikt. Ik wil hier evenwel nogmaals benadrukken dat het onmogelijk is een passe-partout voor alle PPS-projecten op te stellen. Ieder project wordt door een eigen specificiteit gekenmerkt. Om de ESER-neutraliteit te bewaren en een fiscale optimalisatie te bereiken, zullen we steeds opnieuw het juiste evenwicht moeten zoeken. Wat fiscale optimalisatie betreft, verwijs ik naar wat minister Peeters met betrekking tot de waterzuivering heeft gerealiseerd. We moeten de op deze investeringen verschuldigde BTW tot 6 percent terugbrengen. Dit neemt niet weg dat we voor ieder concept gedifferentieerde projecten zullen voorleggen. We zullen ieder project op basis van vaste standaarden toetsen. Pas als de financiële draagkracht binnen de begroting is bepaald, zal het investeringsvolume worden vastgelegd. Dit heeft een weerslag op de investeringen in schoolgebouwen. We moeten elk jaar nagaan welke beschikbaarheidsvergoedingen we kunnen dragen. Pas nadien kunnen we de grootte van de investeringen vastleggen.
Ik wil het Vlaams Belang er even op wijzen dat we op deze manier niet enkel een economische hefboom, maar ook een maatschappelijke hefboom tot stand brengen. De reeds vastgelegde PPS-constructies, waaronder investeringen ten bedrage van 3 miljard euro in het BAM-project en bijkomende investeringen ten bedrage van 2,7 miljard euro in nog op te richten PPS-vennootschappen met betrekking tot de welzijnssector, de onderwijssector en de openbare werken, zullen een gigantisch multiplicatoreffect teweegbrengen. Op die manier zullen we een reële impact op de versterking van het economisch weefsel in Vlaanderen hebben. Bovendien zullen we, wat zelfs nog belangrijker is, een antwoord op een aantal grote maatschappelijke verzuchtingen bieden.
Zoals de heer Stassen terecht heeft opgemerkt, bestaat het opmaken van een begroting uit het maken van keuzes. Volgens hem maakt de Vlaamse Regering de verkeerde keuzes. Ik veronderstel dat de sprekers van de meerderheidsfracties hem al voldoende van antwoord hebben gediend. Ik weet niet of deze replieken zijn mening hebben beïnvloed. Het is en blijft alleszins de betrachting van de Vlaamse Regering om een duidelijk en becijferd antwoord op de vele maatschappelijke noden en verzuchtingen te bieden.
In het kader van een vraag om uitleg heeft de heer Van Rompuy in de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting gevraagd hoe de Vlaamse Regering op de economische uitdagingen wil inspelen. We hebben toen een uitgebreid debat gevoerd over de inspanningen die de Vlaamse Regering met betrekking tot het werkgelegenheidsbeleid levert. De heer Caluwé heeft het toen over 'het arbeidsethos van de hardwerkende Vlaming' en over 'de nood aan een werkgelegenheidsbeleid in Vlaanderen dat als bruggenbouwer dient' gehad. Mevrouw Gennez heeft het toen over duurzame werkgelegenheid gehad. Ze bekommert zich vooral om de jongere werklozen en om de groep van de allochtonen. De heer Stassen heeft in dit verband naar de druk op de tussengeneratie verwezen. In verband met deze groep zijn trouwens heel wat nieuwe termen gebruikt. Deze mensen zijn toen onder meer als de filegeneratie, de tussengeneratie, de hardwerkende Vlamingen en de spitsuurgeneratie omschreven. Het belangrijkste is dat we op dit vlak ook onze verantwoordelijkheid moeten nemen.
We hebben ons tijdens het debat misschien te veel gefocust op de 84 miljoen euro die getransponeerd werd naar de begroting van minister Vandenbroucke, voor een sluitende aanpak voor werkzoekenden. Het gaat dan over het invullen van knelpuntvacatures, het versterken van het systeem van opleidingscheques, bijkomende werkervaringsplannen en de provisie van 20 miljoen euro om een antwoord te bieden op nieuwe uitdagingen op de arbeidsmarkt. Collega's, deze 84 miljoen euro moet u vergelijken met de 615 miljoen euro die we vandaag ter beschikking stellen van de VDAB om een consequent beleid te voeren.
Mevrouw Van Kerrebroeck, we hebben niet alleen aandacht voor investeringen in onderwijsinfrastructuur, maar we willen ook blijven investeren in kwaliteitsvol onderwijs. Deze begroting bouwt op dat punt voort op vorige begrotingen. Er is 23,1 miljoen euro extra voor het leerplichtonderwijs, 10 miljoen euro extra voor de betere uitrusting van het technisch onderwijs en beroepsonderwijs, 10,2 miljoen euro voor de verlaging van de werkdruk, 12,5 miljoen euro voor de hogescholen en 24 miljoen euro blijft beschikbaar voor verdere heroriënteringen waarover dit jaar in de commissie Onderwijs moet worden beslist.
Ook het welzijnsdebat kon niet ontbreken. Minister Vervotte heeft al adequaat antwoord gegeven op de vragen, maar ik onthoud de aandacht van mevrouw Ceysens, mevrouw Van der Borght en de heer Caron om te onderzoeken of marktopportuniteiten in de zorgsector, specifiek in de ouderenzorg, ondersteund kunnen worden.
Mijnheer Van Dijck, u stelde terecht dat Welzijn een van de grootste groeiers is in de begroting van het Vlaams Parlement. Mijnheer Stassen, ik denk dat we hierover het welles-nietesspel moeten stoppen. In 1999 zijn we gestart met 1,5 miljard euro voor de welzijnssector. In de initiële begroting 2004 was het budget gestegen tot 2,1 miljard euro. In de begroting 2006 zitten we al aan 2,7 miljard euro. Dat zijn geen loutere aanpassingen aan de index of de inflatie, het is een substantiële verhoging van de begroting Welzijn. Dit beantwoordt aan een diepe verzuchting van de Vlaamse samenleving, die bijna wekelijks gestalte krijgt in het Vlaams Parlement. Er is 9,25 miljoen euro extra voor diverse vormen van kinderopvang en 4,4 miljoen euro voor Kind en Gezin. 15 miljoen euro wordt gebruikt voor het completeren van de opstap 2005 voor het wegwerken van de wachtlijsten voor personen met een handicap, waardoor we onze doelstelling om jaarlijks 22,5 miljoen euro extra in te schrijven opnieuw zullen bereiken. Er is 4 miljoen euro extra voor de toekenning van individuele materiële bijstand, 2,8 miljoen euro voor beschutte werkplaatsen, 8,2 miljoen euro extra voor het aantal subsidiabele uren gezinszorg en 1,5 miljoen euro voor bijzondere jeugdbijstand.
Vanuit verschillende hoeken werd de aandacht gevestigd op de toestand van de zorgverzekering. Ik denk dat de Vlaamse Regering zowel op korte als op lange termijn haar verantwoordelijkheid heeft genomen. Ook tijdens deze legislatuur zullen we een deel van de 100 miljoen euro die we doorstorten naar het zorgfonds kunnen kapitaliseren. Tegen het einde van de legislatuur wordt de spoeling dun, waardoor bijkomende maatregelen nodig zullen zijn.
De voorbije weken hebben we handig gebruik gemaakt van de hernieuwde vraag om een debat te voeren over de verstrenging van de begrotingsnorm van de federale regering, om 150 miljoen euro extra te kapitaliseren in het zorgfonds. In 2005 zullen we 15 miljoen euro kunnen kapitaliseren, dus alleen deze inspanning betekent een vertienvoudiging van wat we in 2005 realiseren.
Om de cijfers compleet te maken: in het Zorgfonds zal eind 2006 niet minder dan 663,9 miljoen euro gereserveerd zijn dat nominaal op een bankrekening staat en intrest opbrengt. Weinige overheden in dit land of in Europa hebben een dergelijk instrument in handen. Deze begroting heeft meer dan ooit oog voor het niet te vermijden risico van de maatschappelijke kost van de vergrijzing die op ons afkomt.
Zoals de heer Van den Heuvel terecht heeft gesteld, hebben we ook beslist om resoluut verder te gaan met het verlagen van de lasten op de Vlaamse burgers en ondernemingen. Het is genoegzaam bewezen dat lastenverlaging en succesvol kunnen zijn, samen kunnen gaan, anders moesten we de discussie niet voeren over de 266 miljoen euro meeropbrengst uit de gewestbelasting die zich aankondigt bovenop de stijging van de 170 miljoen euro die we reeds hebben verrekend. Maatregelen in de successierechten, de schenkingsrechten en de registratierechten hebben bewezen dat we met 'fiscal compliance' ons doel kunnen bereiken.
Lastenverlaging is geen doel op zich maar een beleidsinstrument. Laat me toe te zeggen, in antwoord op wat de heer Van den Heuvel terecht in de commissie heeft gesteld en op wat ook bij de andere fracties leeft, dat we niet alleen moeten streven naar het doorbreken van de Laffercurves maar dat we ook humaan moeten omgaan met de lasten. Ik verwijs naar de dringende noodzaak van de humanisering van de successierechten, zeker wat betreft de vrijstelling van successierechten voor de langstlevende echtgenoot of samenwonende partner op de waarde van de gezinswoning. Ik doe de formele belofte dat het de bedoeling is van de Vlaamse Regering om voor Pasen een ontwerp van decreet in het Vlaams Parlement in te dienen, net zoals, naar ik aanneem, straks bij het programmadecreet zal worden beslist over het bestendigen van de verlaging van de schenkingsrechten op bouwgronden.
Tot slot is er de beslissing om te komen tot een nieuwe Vlaamse korting op de personenbelasting voor degenen die een inkomen genieten uit arbeid. Ik was een beetje verbaasd dat we opnieuw terecht kwamen in een debat over een pintje bier. Het is substantieel dat we dat decreet hebben klaargemaakt en zullen kunnen voorleggen aan het Vlaams Parlement begin 2006 zodat de maatregel op 1 januari 2007 in werking treedt via de verrekening in de bedrijfsvoorheffing. Het is op federaal vlak jammer genoeg nog eens gebleken dat we genoeg tijd nodig hebben om klaar te zijn om dit technisch door te voeren. Het gaat niet om een pintje bier. In Vlaanderen kunnen we cumulatief, met de maatregelen die we hebben genomen, gaande van de afschaffing van het kijk- en luistergeld tot een verlaging op de personenbelasting, de afcentiemen en ander lastenverlagingen, stilaan komen tot bijna een half maandloon van een gezin dat met twee partners actief is. Het is zeer oneerbiedig dit te vergelijken met een pintje bier.
Mijnheer de voorzitter, collega's, de Vlaamse Regering is voorzichtig tevreden met deze begroting en ik ben blij te vernemen dat dit ook het geval is voor het parlement. De heer Van Rompuy zei gisteren in de wandelgangen dat het zowat de eerste keer is dat we geen ruzie hebben gemaakt tijdens een begrotingsdebat over uitgangspunten en cijfers. We moeten echter zeer waakzaam zijn want het is bijna een evidentie geworden in dit huis dat we de begroting afsluiten met een overschot, dat we tegelijkertijd voldoen aan de strengste begrotingsnorm, dat we geen rekening houden met eenmalige ontvangsten, dat we geen rekening houden met een structurele onderbenutting en dat we geen beroep doen op de mogelijke afwijking op de begrotingsnorm. We zullen erin slagen om Vlaanderen in 2009 schuldenvrij te maken. Dat is de verdienste van de opeenvolgende Vlaamse Regeringen sinds midden de jaren negentig, waarbij een zeer grote budgettaire orthodoxie is ingevoerd in de Vlaamse parlementaire traditie.
Het begrotingssaldo van deze begroting bedraagt 212 miljoen euro. Mijnheer De Reuse, u hebt gesteld dat we heel wat financiële middelen onderbenut laten, daar we die in een aantal provisies, zoals de conjunctuurprovisie en de indexprovisie, stoppen. Deze provisies, van respectievelijk 92,8 en 45 miljoen euro, zijn echter geen luxe. We gingen oorspronkelijk uit van een economische groei van 2,4 percent. Op 16 december werd dat cijfer bijgesteld, tot 2,2 percent. Mocht de economische heropleving zich in 2006 dan toch niet doorzetten, dan zijn we er klaar voor. We hebben voldoende beleidskredieten om ons ambitieuze beleid op het vlak van onderwijs, zorg, infrastructuur, inburgering enzovoort, gestalte te geven. Wie de parameters van de inflatie volgt, zal beseffen dat een provisie van 45 miljoen euro een onderraming is. Gelet op de nieuwe prognoses voor 2006 zullen we die provisie veeleer moeten versterken dan ze af te bouwen of uit te geven als beleidskrediet.
De voorbije weken is er ook wel wat te doen geweest over het aanvaarden van die strengere norm. Ik blijf dit verdedigen. Zoals de heer Van Rompuy terecht stelt, het kan misschien allemaal wat technisch en wetenschappelijk zijn, maar het is niet slecht er af en toe eens de aanbevelingen van de Hoge Raad voor Financiën op na te slaan, die streeft naar een duurzame Vlaamse begroting op lange termijn.
Willen we beantwoorden aan wat de Hoge Raad de intertemporele neutraliteit noemde, dan is het een correcte beslissing van de minister-president en de voltallige Vlaamse Regering geweest te aanvaarden dat we onze beleidsruimte in 2005, maar ook in 2006 zullen beperken, zonder afstand te doen van de extra middelen die we via diverse financieringskanalen genereren. We hebben dit strenger maken tweemaal aanvaard, daar dit deze Vlaamse Regering toelaat om in 2007, 2008 en 2009 meer dan ooit het beleid te voeren dat ze beoogt. In 2006 hebben we al extra beleidsruimte. Die wordt groter, vooral daar elke normverzwaring die we dit en volgend jaar aanvaarden, in de loop van 2007, 2008 en 2009 wordt omgezet in een normverlichting, zelfs in die mate dat de begroting 2008 uitgaat van een nulnorm. Met andere woorden, er zal sprake zijn van een begroting in evenwicht en de mogelijkheid om meer dan ooit ons beleid op volle kracht door te voeren.
Ook onafhankelijke instellingen zoals Standard & Poor's erkennen dat de Vlaamse begroting zeer gezond is en een classificatie AA+ verdient. Dat mogen we niet vergeten. Dat is de hoogste rating die een regio kan krijgen. Ook vindt er een schuldafbouw plaats, van 6,6 miljard euro in 1999 tot 1,2 miljard euro eind 2004. Eind 2006 zou deze schuld nogmaals gehalveerd zijn. In 2009 zou er sprake zijn van een nulschuld. Pas als we dat bedenken, is het duidelijk, mijnheer Verreycken, en anders begrijp ik uw betoog helemaal niet meer, waarom het zo verantwoord is datgene te doen waarop u zelf aanstuurt, namelijk het substantieel verhogen van het investeringsniveau. Wij doen dat via de alternatieve financiering.
Soms werd hier ook de vraag gesteld, ook door leden van de Vlaams Belang-fractie, waarom die schuld slechts zou worden gehalveerd. De budgettaire rentelast die we in 2000 in de begroting hebben ingeschreven, bedroeg 214 miljoen euro. In 2006 is het bedrag dat we inschrijven nog maar 61 miljoen euro. Er is dus sprake van een bedrag van 153 miljoen euro aan recurrente beleidsruimte, dat we kunnen gebruiken om te voldoen aan de vele maatschappelijke verzuchtingen.
Ik wil ten slotte deze begroting bekijken in een meerjarenperspectief. Dit is een veeleer gedurfde en originele oefening geweest.
U hebt de lat voor de regering zeer hoog gelegd, maar dit is een instrument en geen nieuwe fetisj. Het is geen wet of een parlementair document, maar een indicatieve tabel die toelaat de vrije beleidsruimte in te schatten. Ik neem aan dat u vooral niet vergeten bent dat deze Vlaamse Regering, zoals ik aankondigde in de zomer van 2004, over een quasi identieke vrije beleidsruimte zal beschikken om nieuwe doelstellingen te realiseren. De verschillende ministers bewijzen dag na dag dat ze daar invulling aan geven. De conclusies zijn voor mij duidelijk.
Ik dank de vele sprekers voor het verduidelijken van hun standpunten. Onze begroting is echter structureel gezond. De overheidsschuld zal inderdaad afgebouwd worden tot nul. We hebben zeer veel oog voor de evolutie van de impliciete schuld waarvoor we ook dit jaar de betalingskredieten hoger leggen de beleidskredieten. We pakken de belangrijkste maatschappelijke problemen daadwerkelijk aan, niet alleen op het gebied van de infrastructuur, maar ook de wachtlijsten. We zetten het beleid van lastenverlaging voort om de koopkracht van de Vlaamse gezinnen te versterken.
Mijnheer Sannen, u hebt gesproken over de 150 miljoen. We voeren het regeerakkoord niet alleen consequent uit, maar we versterken het ook. De afrekening volgt in 2009. Met de steun van heel de ploeg en van het parlement hebben we een begrotingsdocument dat ons moet toelaten een coherent en sterk beleid te voeren, en het Vlaamse project dat we hebben neergeschreven volledig uit te voeren, zonder enige beleidsoptie te moeten opgeven. (Applaus bij de meerderheid)
De algemene bespreking is gesloten.