Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is de actuele vraag van de heer Gatz tot de heer Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over een Limburgs project rond het aanleren van de Chinese taal.
Hoewel we nog erg onwennig staan ten aanzien van het leren van vreemde talen, zelfs het Frans, wil ik een lans breken voor het leren van het Chinees. In Limburg geeft een school met succes zomercursussen Chinees aan jonge kinderen. Vermits China een belangrijke economische markt is, moeten wij ons erover bezinnen of het leren van het Chinees niet zinvol zou zijn. Bovendien blijkt uit studies dat Brussel zeer goede economische contacten heeft met een aantal Chinese steden.
Ik zou in de eerste plaats graag van de minister horen of hij dit een ernstige vraag vindt. Daarnaast wil ik weten wat hij haalbaar acht: vindt de minister dat dit aan privé-initiatieven moet overgelaten worden, of zou het Chinees in het leerprogramma van het reguliere onderwijs kunnen worden opgenomen?
De vraag van de heer Gatz is zeker een ernstige vraag. Het betreft hier een initiatief van een privé-school in de zomervakantie. Het is een goed initiatief, maar dat betekent nog niet dat we in het reguliere onderwijs buiten de zomervakantie Chinees moeten introduceren.
Het decreet basisonderwijs laat toe dat men vanaf de kleuterjaren een initiatie geeft in andere talen, met een voorrang voor het Frans. In 2004 werd zelfs een verplichting tot het geven van Frans ingeschreven vanaf een bepaalde leeftijd. Die recente regelgeving zou beter eerst geëvalueerd worden voor de horizon wordt verlegd.
Ik ben niet zeker van de economische noodzaak om in Chinese lessen te voorzien, want door de internationalisering van het Chinese bedrijfsleven leert men er ook het Engels. Ik erken wel het culturele belang van Chinees.
Het Chinees is echter al goed aanwezig in ons onderwijslandschap: het wordt onderwezen aan de KU Leuven en de Universiteit Gent en in de opleidingen toegepaste taalkunde van de hogescholen. Daarnaast is er ook het volwassenenonderwijs en zijn er privé-initiatieven.
Ik zie dus geen reden voor een nieuw beleidsinitiatief.
Niettegenstaande het behoorlijke aanbod waren de meeste sinologen die deel uitmaakten van de Belgische delegatie in China, van oordeel dat het met de kennis van Chinees in België niet goed gesteld is. De vraag is dus of men de wet van vraag en aanbod laat spelen dan wel of de overheid een en ander meer stimuleert.
Ik ben echter voorstander van een evaluatie en veronderstel dat bovenstaande vraag er deel van zal uitmaken.
Het incident is gesloten.