Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is de beleidsnota Cultuur 2004-2009, ingediend door de heer Bert Anciaux, Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid van het Reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
(verslaggever)
Ik verwijs naar het schriftelijke verslag.
De sfeer in de culturele wereld is de laatste weken erg gespannen. De inzet was de verdeling van de grote culturele infrastructuursubsidies tussen Antwerpen en Gent. Na het antwoord van de minister op de interpellatie van de heer Penris is de storm wat gaan liggen. We kunnen alleen hopen dat er geen stedenoorlog van komt.
De zaak-Mortier en de standpunten van het Vlaams Belang over cultuur hebben het cultuurdebat in Vlaanderen aangewakkerd.
In mijn interpellatie kwam ik in de cultuurcommissie tot de conclusie dat de zogenaamde Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) door haar uitstraling en door haar programmatie eigenlijk geen Vlaams stadstheater meer is. In feite is het een bicommunautaire instelling; het enige monoculturele eraan is de financiering.
De Morgen, Klara en Blokwatch hebben onmiddellijk ruchtbaarheid gegeven aan mijn interpellatie. Hoe komt het dat precies de KVS, een volledig door de overheid gefinancierd stadstheater, haar lokalen ter beschikking stelt van het zogenaamde neutrale observatiecentrum Blokwatch? Deze organisatie verzamelt onder meer handtekeningen tegen een verdere partijfinanciering van het Vlaams Belang. De KVS stelt dat ze in deze strijd niet afzijdig kan blijven.
KVS en Blokwatch watchen ook de vertegenwoordigers van het Vlaams Belang. De minister wist me te vertellen dat ik op 7 januari, na het stuk Gembloux, rechtveerde en applaudisseerde. Big Brother is watching you.
Er zijn echter nog meer elementen die wijzen op een diepe verstrengeling. In zijn antwoord op mijn interpellatie neemt de minister op verschillende plaatsen letterlijk de teksten over die de artistieke en zakelijke leiders van de KVS elders hebben laten afdrukken. Dit is volgens mij belangenvermenging. Hoe zit het dan met de door de minister zo aanbeden onafhankelijkheid van kunst en politiek?
Het is goed dat een kunsteninstelling haar maatschappelijke verantwoordelijkheid opneemt.
Waar gaat het eindigen als het Vlaams Belang zich blijft bemoeien met de artistieke kwaliteit van instellingen? Als uw partij het binnenkort voor het zeggen zal hebben in een aantal steden, zal ze bepalen wat er al dan niet mag gespeeld worden. (Applaus bij CD&V, VLD-Vivant, sp·a-spiri, N-VA en Groen!)
Stadstheaters als KVS en Het Toneelhuis zijn bedoeld om een zo groot mogelijk publiek aan te trekken. Ik zie niet in hoe dat mogelijk is met een dergelijke pseudo-elitaire programmatie.
Cultuur moet inderdaad gedepolitiseerd worden. Ik vraag me dan ook af waarom de raad van beheer van de KVS net gepolitiseerd wordt. Vroeger zaten daar gewone Brusselaars in die absoluut niet bezig waren met het politieke aspect. Ik ben in de VGC herhaaldelijk tussengekomen over de KVS, maar daarbij ging het nooit over het inhoudelijke aspect.
We moeten wel de moed hebben om inhoudelijke aspecten van kunst en cultuur aan de orde te stellen. We moeten de vraag stellen of een dergelijke inhoudelijkheid nog verder kan gesubsidieerd worden.
Een zo groot mogelijke cultuurparticipatie bij de podiumkunsten kan alleen worden gerealiseerd door een zo groot mogelijke diversiteit. Er moet dus plaats zijn voor avant-garde en voor experiment, maar ook voor zoveel mogelijk volks repertoiretheater.
De heer Arckens heeft het de hele tijd over inhoud. Moet de overheid volgens hem kunnen ingrijpen in het artistieke werk van Vlaamse kunstenaars?
Als u het morgen voor het zeggen hebt in Brussel, zal u de subsidies voor de KVS dan schrappen als die blijft programmeren zoals nu?
Wij zouden inderdaad een korte bezinningsperiode inbouwen, waarbij we als incentive de subsidiekraan even zouden dichtdraaien. Dat kan niet voor het geheel van het pakket.
We moeten de moed hebben om de zogenaamde artistieke vrijheid te ontmaskeren als een bevoogdend paternalisme van een klein kransje met overvloedige subsidies overgoten artistiekelingen die hun smaak willen opdringen aan de bevolking. We moeten het pseudo-antifascisme van heerschappen als Gerard Mortier durven doorprikken. Zijn verborgen agenda is dat hij Gent zijn Forum wel wil geven en Antwerpen zijn Museum aan de Stroom niet wil gunnen. De extreem-rechtse Antwerpenaren zouden een dergelijk museum niet verdienen.
Drie jaar geleden raakte bekend dat de heer Mortier bij de Salzburger Festspiele bij de uitvoering van een opera van Mozart de Vlaamse Leeuw liet spelen terwijl de acteurs hun bloot achterwerk aan het publiek toonden. Een culturele duizendpoot als Mortier kan niet meer functioneren in bekrompen landen als Vlaanderen of Oostenrijk. Ik stel voor dat hij de kans zou krijgen om in Bagdad of in een ontluikende democratie als Turkije de culturele wereld te herstructureren. Hij moet de kans krijgen om de acteurs hun broek te laten zakken bij het spelen van het Turkse volkslied. (Applaus bij VB)
Ik vraag me af of de heer Arckens wel beseft wat hij zopas gezegd heeft. Ik hoop dat hij beschaamd is wanneer hij het verslag leest.
Heeft de heer Stassen niet gelezen hoeveel kritiek de heer Motier vorige week over zich kreeg, ook vanuit linkse hoek?
Ik ben het niet altijd eens met de heer Mortier, maar wat de heer Arckens zegt over de Turkse en Oostenrijkse cultuurliefhebbers is onaanvaardbaar.
Ik bemoei mij niet met de artistieke werking en de programmatie van de KVS. Welke organisaties in de KVS vergaderen, belangt mij evenmin aan.
Ik ben ingenomen dat de directie van de KVS mijn mening deelt. Ik weet niet wie wie geïnspireerd heeft en dat doet er ook niet toe.
De uitspraken die de heer Mortier vorige week gedaan heeft, waren niet verstandig. Gezien zijn grote verwezenlijkingen, moeten we hem dat echter vergeven. Hij blijft een grote meneer.
De met redenen omklede motie van de meerderheid gaat in wezen over de duurzaamheid van het cultuurbeleid. Duurzaamheid staat lijnrecht tegenover het voornemen om de subsidiekraan dicht te draaien.
In de tweede aanbeveling roepen wij de Vlaamse Regering op om haar doelstellingen uit te voeren met aandacht voor de continuïteit van het beleid, om aandacht op te brengen voor monitoring, evaluatie en dialoog en ten slotte om een evenwicht te bereiken tussen ambities enerzijds en verplichtingen en budget anderzijds. Dat lijkt een beheersmatige, weinig geïnspireerde en overdreven genuanceerde visie. We moeten echter uitgaan van dit: creativiteit moet in de eerste plaats van de culturele sector zelf komen.
De culturele sector is niet gebaat bij een beleid dat alles wil veranderen. Iedereen die met cultuur bezig is, heeft een alles-kan-beter-mentaliteit. De overheid moet daar ruimte voor maken. Deze mentaliteit leidt soms tot provocerende ideeën, maar dat geeft de overheid niet het recht de programmatie te bepalen. De overheid biedt creativiteit alle kansen door een voorspelbaar en betrouwbaar beleid te voeren. Zo vermijdt ze dat de culturele sector zich alleen maar bezig kan houden met de vraag of het personeel nog betaald kan worden.
CD&V beschouwt het middenveld als een onvervangbare partner.
De politiek zet vaak heel ambitieuze doelstellingen voorop zonder daar middelen voor vrij te maken. Misschien moeten de doelstellingen voortaan afhankelijk zijn van de beschikbare middelen.
Subsidies toekennen is geen middel om administratieve en boekhoudkundige verplichtingen op te leggen. Beleidsplannen, jaarplannen, werkingsplannen enzovoort zijn nuttig mits ze met mate ingevoerd worden. Wij verwachten concrete initiatieven om de planlast te verminderen. De meerderheidsfracties zullen zelf initiatieven nemen, vooral ten aanzien van de lokale besturen.
Ik dat verband benadruk ik de aanbevelingen 10 en 11. We willen de steunpunten, administratie en adviesraden zo snel mogelijk evalueren om tot een strategisch plan te komen dat hun werking optimaliseert. Het kerntakendebat over het cultuurbeleid moet worden afgerond. Beide aanbevelingen zullen ons cultuurbeleid performanter maken. Ik benadruk dat we met deze aanbevelingen geen besparing beogen.
De CD&V-fractie zal de minister steunen. (Applaus bij Cd&V, VLS-Vivant, sp·a-spirit en N-VA)
Omdat ik mij als behoeder van het regeerakkoord beschouw en omdat ik begaan ben met de samenlevingsproblemen in onze steden, wil ik dieper ingaan op de zelforganisaties.
De optie van minister Anciaux is positief geïnspireerd: hoe kunnen we allochtonen volwaardig laten deelnemen aan onze samenleving? Minister Anciaux is van oordeel dat zelforganisaties emancipatie bevorderen. Ik ben van oordeel dat deze benadering, hoe goedbedoeld ook, nefast en contraproductief is.
Het regeerakkoord is op dit punt heel duidelijk. Kiezen we voor de optie van minister Anciaux dan zullen we meemaken wat mij in Mechelen overkomt: 25 jaar geleden is daar een Marokkaans jeugdhuis opgericht. Dat jeugdhuis heeft veel goede zaken gerealiseerd, maar het is nog altijd een Marokkaans jeugdhuis waar vrijwel alleen Marokkaanse jongens welkom zijn. Zij gaan er op zoek naar hun eigen identiteit. In plaats van de integreren, dreigen zij terug te plooien op het eigen samenleving.
Bovendien vragen de Assyrische, de Oost-Europese en de zwart Afrikaanse gemeenschap nu ook een eigen jeugdhuis. Op die manier krijgt men een hele straat gesubsidieerde jeugdhuizen waar iedereen zich thuis voelt. Niemand zal zich echter nog thuis voelen in zijn eigen stad.
Een tweede nefast gevolg is onderlinge discussies over de subsidies van elke organisatie. Als er naast eigen jeugdhuizen ook sportclubs en andere verenigingen bestaan, leidt dat tot een nieuwe verzuiling met dat verschil dat de leden van de zuilen aan hun uiterlijk herkenbaar zijn. Uiteindelijk raakt onze samenleving zo meer en meer gesegregeerd.
Al van voor 1995 volgen de opeenvolgende Vlaamse regeringen een tweesporenbeleid: het ondersteunen van zelforganisaties mits die voldoen aan een aantal voorwaarden en het integreren van allochtonen in een aantal andere organisaties.
De verzuilde organisaties hebben in Vlaanderen hun nut bewezen, onder meer voor de emancipatie van de arbeiders. Na veertig jaar is er spontaan een vorm van ontzuiling gegroeid. Wil de heer Somers, die hier spreekt als voorzitter van een meerderheidspartij, nu een totaal nieuwe beleidsoptie nemen en verhinderen dat de zelforganisaties die ontwikkeling doormaken die de Vlamingen wel hebben kunnen doormaken? U maakt een zeer grote fout door dit te forceren.
Deze kwestie gaat over een samenlevingsmodel en reikt verder dan de zelforganisaties. Ik geloof niet in een monocultuur. Onze rijkdom is juist de interculturele samenleving. Mijn doel is die verscheidenheid als een verrijking te laten ervaren en ik zal niet van dat doel afwijken. Iedereen moet zich aanpassen aan de rechtsregels maar niet aan een bepaalde cultuur.
Vijfentwintig jaar geleden hebben jeugdbewegingen gepoogd hun organisaties intercultureel te maken. Dat is niet gelukt, met als resultaat dat duizenden jongeren niet vertegenwoordigd waren in het jeugdwerk. Een aantal zogenaamde autochtone organisaties, die dezelfde normen en waarden hanteren als het Vlaamse jeugdwerk, slagen er nu wel in om die jongeren te bereiken. Het is een belangrijk dat de jongeren in contact komen met voornoemde waarden.
Een tweede noodzakelijke ontwikkeling is dat alle jeugdbewegingen contacten leggen met andere organisaties. Zo komt men van isolement naar samenwerkingsverbanden vanuit ieders eigenheid. Jeugdhuizen zijn geen eilanden, maar een onderdeel van de stad en de samenleving. Ik zal streven naar meer ontmoetingskansen maar niet verbieden dat een organisatie zich richt tot een bepaalde doelgroep. Dan moet immers ook 90 procent van de autochtone Vlaamse verenigingen verboden worden.
Wij delen uw doelstelling. Ook wij streven naar een samenleving waarin iedereen zijn eigen identiteit kan beleven en op een goede manier kan participeren aan de samenleving. Er is wel een fundamentele discussie over de te bewandelen weg. Onze beleidskeuze staat in het regeerakkoord.
Ik stel niet het recht op vereniging ter discussie. Vraag is evenwel of er overheidsmiddelen moeten besteed worden aan zelforganisaties. In de praktijk blijkt dat er in het jeugdhuis waarover ik het daarnet had, nog altijd geen meisjes komen. Overheidsgeld wordt dan gebruikt om gedrags- of cultuurpatronen die contraproductief zijn voor de integratie en emancipatie in stand te houden en te legitimeren.
Ik geloof niet in een stad waar gemeenschappen afzonderlijk leven en van gemeenschap tot gemeenschap communiceren, maar wel in een stad waar mensen in verenigingen en organisaties samen met elkaar leven. Dat moet inderdaad ook gelden voor de autochtone organisaties. De autochtone jeugdbewegingen moeten gestimuleerd worden om ook allochtone jongeren aan te spreken.
Het is fout om mensen te stimuleren om op zichzelf en hun eigen cultuur terug te plooien. De Marokkaanse identiteit is niet eenduidig. Het jeugdhuis is bijvoorbeeld islamvriendelijk. Marokkaanse jongeren die niet islamitisch zijn worden dus uit de emancipatieproces geweerd.
De heer Somers heeft een zeer partiële visie op zijn stad. Er is niets mis met organisaties die islamvriendelijk of katholiekvriendelijk zijn. Dat is de essentie van onze samenleving: leren omgaan met verschillende culturen en godsdiensten. De Vlaamse Regering heeft ook die optie genomen en we zullen niet aanvaarden dat de heer Somers die in twijfel trekt.
Er is inderdaad een fundamenteel debat nodig over zelforganisaties, in de eerste plaats op stedelijk niveau. Die organisaties zorgen voor de emancipatie van hun doelgroep. Dat is de essentie van gelijke kansen en vooruitgang.
Als we over emancipatie praten, moeten we het ook over integratie hebben. Jeugdhuizen en sportclubs hebben de taak hun deuren op te zetten voor iedereen, ook als ze op allochtone basis gegroeid zijn. Voetbalclub Salaam is daar een schitterend voorbeeld van.
De stedelijke samenleving heeft de verantwoordelijkheid de zelforganisaties te responsabiliseren en de samenwerking te bevorderen. Al te vaak worden heel wat taken doorgeschoven naar de zelforganisaties zelf, die daardoor overladen worden.
Ik sta niet negatief tegenover dat jeugdhuis en ik wil de zelforganisaties niet stigmatiseren.
Maar het regeerakkoord zegt duidelijk dat we de sociale integratie en het samenleven van groepen met verschillende culturele achtergronden willen bevorderen door steun te geven aan verenigingen die zich tot meer dan één culturele doelgroep richten en de culturele integratie helpen waarmaken. Het subsidiebeleid van de minister zou dus stimulansen moeten bevatten om het bewuste jeugdhuis ertoe aan te zetten zich tot de totale bevolking te richten. Nu worden er drempels ingebouwd waardoor het verschil nodeloos beklemtoond wordt. Ook autochtone organisaties mogen niet op etnisch-culturele grondslag gebouwd zijn.
Door zijn beleid legitimeert de minister praktijken die haaks staan op de emancipatie. Als de overheid verenigingen subsidieert die zwembaden afhuurt om vrouwen alleen te laten zwemmen, zal ze dat doen om die vrouwen de kans op zwemmen te geven. Maar tegelijkertijd bevestigt de overheid daardoor het achterstellen van vrouwen. Dit kunnen we niet aanvaarden. (Applaus bij VB en VLD)
Zelforganisaties zijn zeer belangrijk, zeker voor allochtone jongeren: in het verleden vielen zij vaak tussen twee stoelen en vonden nergens aansluiting. Nu vinden zij jeugdhuizen waar ze jongeren van hun eigen cultuur of subcultuur kunnen ontmoeten. Anderzijds is het belangrijk dat we niet enkel organisaties subsidiëren die zich tot één culturele minderheid richten. Het één sluit het ander niet uit: we moeten duidelijk een tweesporenbeleid voeren.
Het middenveld heeft altijd in het centrum van de politieke belangstelling gestaan. We denken te veel dat het middenveld kneedbaar is. Het is juist typisch dat een middenveld zich zelf organiseert: de overheid kan niet bepalen wat een slecht of een goed middenveld is.
Zelforganisaties zijn niet per definitie gesloten. Het alternatief voor zelforganisatie is voor veel jongeren jammer genoeg niet de interculturele "andere organisatie" maar simpelweg de "niet-organisatie".
Vanmiddag spreken we ons uit over de motie van de meerderheid over beleidsverklaring. De zelforganisatie heeft daarin slechts een miniem aandeel. We vragen de Vlaamse Regering het belang van de participatie in het cultuurbeleid permanent te accentueren en te concretiseren, met bijzondere aandacht voor interculturaliteit en kansarmoede. Slechts deze ene zin houdt verband met de hele discussie. Dat is wat de meerderheid vanmiddag goedkeurt.
De heer Somers zei dat onze doelstellingen identiek zijn, maar daar begin ik aan te twijfelen als hij mij verwijt dat ik de emancipatie jaren terugschroef.
Op welke manier zouden de jongeren zich kunnen ontplooien, als het jeugdhuis waar voortdurend over gepraat valt zou wegvallen? Waarom wordt systematisch een vermenging gemaakt tussen cultuur en de basiswaarden van de samenleving waaraan elke culturele zich eigenheid moet aanpassen? Het alleen viseren van één godsdienst creëert onverdraagzaamheid en angst.
Het regeerakkoord zegt niet dat die jeugdclub niet meer mag ondersteund worden, maar wel dat meer ondersteuning zal gaan naar organisaties die ontmoetingen organiseren. Om te ontmoeten moet men echter een identiteit hebben. Door het aanpakken van de zelforganisaties gaat men niet meer ontmoeting creëren, integendeel.
Respect van culturele identiteit is een basis. Vergelijk de situatie met de Belgische staatsstructuur. Vlamingen en Walen streven naar behoud en erkenning van hun eigenheid. Slechts daardoor kunnen zij autonoom worden en samenwerkingsakkoorden sluiten.
Dit probleem is te belangrijk om als een schisma onder de meerderheid te bekijken. Het mag ook geen Mechels onderonsje worden.
We hebben het over de visie van de overheid en de voorwaarden die zij aan steun voor organisaties koppelt. Het komt zwak over een volledig beleid te spiegelen aan de ervaringen met één jeugdhuis.
Hoeveel mannen vindt men bij de KAV of de KVLV? In het Beverse zwembad zijn zeer drukbevolkte vrouwenuren. Deze fenomenen krijgen geen bijzondere connotaties: ze zijn gewoon leuk.
Ik feliciteer de heer Somers met bepaalde onderdelen van zijn toespraak.
Blijkbaar is er nogal wat verwarring binnen de meerderheid: wil ze een integratiebeleid, multiculturaliteit, interculturaliteit of een assimilatiebeleid? Dat laatste bepleiten wij al jaren; blijkbaar doet de heer Somers dat nu ook. Ik durf dus te veronderstellen dat de VLD de beleidsnota van minister Anciaux zal afkeuren.
De voorbeelden die de heer Somers aanhaalt, zijn terecht. Het gaat verder dan apart zwemmen, het gaat om segregatie. Het beleid van minister Anciaux laat georganiseerde apartheid toe met verschillende zuilen die naast elkaar leven. Daardoor ontstaat een gescheiden samenleving. Dat wordt een gigantisch probleem. De heer Somers heeft dat begrepen, de minister nog niet.
Ik ben geen voorstander van een assimilatiebeleid, maar van een emancipatiebeleid dat zich richt op individuen. Mijn samenlevingsmodel is een liberale samenleving met respect voor diversiteit, die zal toenemen. Minister Anciaux wil gemeenschappen organiseren die elkaar ontmoeten, terwijl ik vind dat mensen elkaar moeten ontmoeten. Dat is het verschil. In het regeerakkoord staat niet dat zelforganisaties de deuren moeten sluiten, maar wel dat men het subsidiebeleid moet heroriënteren zodat de interne werking erin slaagt om jongeren van verschillende etnisch-culturele achtergronden bij elkaar te brengen.
Men vangt de angst voor elkaar niet op door goedbedoelde ontmoetingsmomenten. Ik vraag een beleid dat de drempels weghaalt van de organisaties die zich op een groep richten. De jeugdhuizen moeten niet sluiten, maar men moet ze aanmoedigen om verschillende jongeren op te nemen. Dat is alleen mogelijk door een structureel andere aanpak. De eigen identiteit is een fetisj.
Het grote gevaar bestaat dat Vlaanderen op massale schaal de discriminatie van vrouwen gedoogt. Als men een beleid voert dat zelforganisaties steunt die apart zwemmen voor vrouwen organiseren omdat ze niet in contact mogen komen met mannen, laat men die vrouwen in de steek. Men dient hen gelijke kansen te geven. (Applaus bij de VLD)
Ik ben blij dat de diverse partijen, ook binnen de meerderheid, een verschillende visie hebben. Dat hoort ook zo. Alleen op die manier kan men tot een samenleving komen waarin elk individu ontplooiingskansen krijgt. In het verleden hebben talrijke initiatieven de deur opengezet voor allochtonen, maar dat is niet gelukt. Men moet iets doen om de mensen te verzamelen. Ik heb begrip voor het discours van de heer Somers. Als men zelforganisaties kansen geeft, moet men ervoor opletten dat ze niet op zichzelf gaan terugplooien. Het is vooral een opdracht van de lokale besturen om daaraan aandacht te besteden in het jeugd- en cultuurbeleid. De vraag is hoe dit te stimuleren.
Voor de integratie van de verschillende culturen in de samenleving, volgt de heer Somers een 'eenspoorbeleid', terwijl in het regeerakkoord sprake is van een tweesporenbeleid. In de resolutie over de islam die het Vlaams Parlement op het einde van de vorige regeerperiode heeft goedgekeurd, staat dat het belangrijk is dat de islam zich in Vlaanderen organiseert. Dat is de enige manier om in contact te treden met de andere geloofsgemeenchappen en culturen. Organisaties moeten hun deuren openzetten en de angst voor elkaar overwinnen.
Jeugdbewegingen hebben het moeilijk om allochtonen te betrekken. Er bestaan allochtone scoutsbewegingen. Op termijn zal dat leiden tot meer begrip. Integratie is niet alleen een individueel proces, er is ook een groepsproces voor nodig.
Het is niet correct om respect voor de culturele eigenheid en het gedogen van discriminatie te vermengen. Zowel de individuele emancipatie als die binnen de groep is belangrijk. Het verenigingsleven is nodig om tot een betere samenleving te komen. Er moeten ook individuele ontmoetingsmomenten zijn. Zo is het essentieel dat binnen een school elk individu respect krijgt. Tussen verenigingen kunnen ontmoetingen worden georganiseerd, zonder dat de eigenheid in het gedrang wordt gebracht.
Inzake de islam probeert men mekaar verdacht te maken van ondemocratisch gedrag. Voor mij is de islam een godsdienst als een ander. Minister Keulen zorgt er nu voor dat deze godsdienst ook op dezelfde manier zal behandeld worden. de geloofsovertuiging islam valt echter niet samen met een etnisch-culturele gemeenschap. Het fundamentele probleem is dat nogal wat mensen die godsdienst gebruiken als legitimatie voor bepaalde praktijken die regelrecht indruisen tegen sommige van onze fundamentele waarden. Vroeger gebeurde dat ook met het katholicisme.
Wij hebben een fundamenteel meningsverschil met de minister over de vraag of de emancipatie van iemand uit een andere etnisch-culturele groep ook via zijn groep moet gebeuren. Wij zijn het erover eens dat het ook een individueel proces is, maar de minister stelt dat het ook een groepsproces is. Ik ben ervan overtuigd dat de groep vaak drempelverhogend werkt in een integratie- en emancipatieproces.
Zonder de Vlaamse beweging was er nooit een emancipatie van de Vlamingen geweest.
Er is een fundamenteel onderscheid tussen de emancipatie van de vrouw of van de arbeiders en die van etnisch-culturele minderheden. Het is immers de bedoeling de segregatie tussen allochtonen en autochtonen weg te werken. Dat moet gebeuren op individuele basis.
Mijn partij zal in het parlement en in de regering nauwgezet nagaan of het beleid wel een vertaling is van de afspraken in het regeerakkoord. Wij wensen een beleid waarbij organisaties in hun werking inspanningen doen voor het bereiken van alle mensen in de samenleving. (Applaus bij VLD-Vivant)
Voor dit aspect van de discussie hebben we meer tijd uitgetrokken dan gepland. Het was echter een belangrijk debat.
Het Vlaamse cultuurbeleid wordt vaak beïnvloed door federale maatregelen. Voorbeelden zijn het auteursrecht en de discussie over het Cultuurpact.
In de vorige beleidsnota Cultuur stond nog dat er een discussie moest worden gevoerd over het Cultuurpact. In deze beleidsnota is dat niet meer het geval. Het Cultuurpact is een nationale materie, een soort van culturele grondwet die de regelgeving en de samenstelling van de raden van bestuur beïnvloedt. De opinie is dat men over het Cultuurpact moet durven praten omdat het niet meer van deze tijd is.
In de vorige regeerperiode is de cultuurbegroting gedurende jaren gestegen. In 2005 is er een stagnatie. Als het gaat over de toekomst, worden in de beleidsnota vaak financiële elementen vermeld. Voor het lokaal cultuurbeleid moet bijvoorbeeld moet er vanaf 2006 budgettaire ruimte worden gecreëerd, wat in 2005 nog niet gelukt is.
De heer Stassen stelde dat het een beleidsnota is zonder ambitie. Daarmee ben ik het niet eens, al geef ik toe dat ze er anders uitziet dan tijdens de vorige regeerperiode. Toen werd er een totale decretale wijziging van het cultuurlandschap gerealiseerd. Nu streven we naar decretale rust. Naarmate de nieuwe decreten in werking treden, ontstaat er ook kritiek en wordt er naar evaluaties gevraagd. Ik heb daartegen geen bezwaar, maar ik ben het er niet mee eens dat dit systematisch tot decreetswijzigingen zou moeten leiden, en zeker niet dat het culturele landschap zou moeten worden hertekend. Het is de verdienste van deze decreten dat ze de verzuiling in het sociaal-cultureel werk doorbreken, dat ze het kunstenlandschap en het museumlandschap hertekenen.
Voor het verminderen van de planlast in het lokaal cultuurbeleid zijn wel een aantal ingrepen nodig die decretaal zullen moeten worden vertaald.
Sommige elementen werden niet opgenomen in de beleidsnota omdat men er nog niet concreet kan over praten. Denken we maar aan de billijke vergoeding. Hieruit blijkt dat het zeer moeilijk is een cultuurbeleid uit te werken als het auteursrecht een nationale bevoegdheid is.
Tijdens de vorige regeerperiode werden initiatieven genomen die zouden kunnen leiden tot een ander museumlandschap. Men zou bijvoorbeeld kunnen denken aan koepelvorming binnen de musea voor hedendaagse kunst. Het enige initiatief dat werd genomen is een koepelvorming met betrekking tot de Vlaamse kunstcollectie. Jammer genoeg blijkt de samenwerking niet zo eenvoudig te zijn in de praktijk. Door het gevoerde begrotingsbeleid kan de Vlaamse kunstcollectie moeilijk functioneren in 2005. Dat is een gemiste kans.
Inzake het cultureel infrastructuurbeleid ben ik het eens met de analyse van Hugo De Greef in De Standaard. Vlaanderen is een cultureel geheel. Culturele infrastructuur moet ingebed zijn in Vlaanderen. Hierover mag geen stedenoorlog ontstaan. Men moet dit bekijken op lange termijn. De discussie over het Museum aan de Stroom en over het Muziekforum moet nu afgerond worden. Er moet opnieuw een meerjarig beleidsplan voor infrastructuur worden opgemaakt.
Wat de heer Mortier van plan is, is zijn zaak. De opera van Istanbul is een heel belangrijke opera. Ik kan me best voorstellen dat de heer Mortier daar zou willen werken.
De beleidsnota Cultuur 2004-2009 is niet heel ambitieus in vergelijking met de beleidsnota Cultuur 1999-2004. De met redenen omklede motie van de meerderheid is evenmin ambitieus.
Zo vraagt de meerderheid om de strategische doelstellingen in beleid om te zetten.
Misschien moet de heer Stassen de met redenen omklede motie die we in 1999 hebben ingediend ook nog eens lezen.
Het grote verschil was dat de beleidsnota in 1999 veel ambitieuzer en duidelijker was. Een sterke beleidsnota behoeft geen sterke met redenen omklede motie.
Decreten uitvoeren en evalueren, en het beleid in een ruime context plaatsen zijn evident. Alweer wordt een infrastructuurbeleid aangekondigd. Dat is inderdaad dringend nodig.
Eigenlijk bevat de met redenen omklede motie maar één punt dat verder gaat: de culturele industrieën - waarover ik van mening verschil over de financiering -, de semi-professionele aanpak en de digitalisering. (Applaus bij Groen!)
Cultuurparticipatie is en blijft een belangrijke uitdaging. We moeten participatie permanent accentueren en concretiseren. Tevens wordt gepleit voor dwarsverbindingen. Toevallig las ik gisteren in Klasse voor Ouders een artikel over een gezin dat voor het eerst naar theater gaat. Hun reactie was dat theater te duur en niets voor kinderen is. Iedereen weet dat we de kinderen zullen moeten bereiken. Daarnaast vergelijkt Klasse voor Ouders de prijs van een theaterbezoek, met een bezoek aan de bioscoop, Technopolis en een voetbalmatch. Het duurste is de voetbalmatch. Onderwijs is een belangrijke partner om cultuurparticipatie te bevorderen. Net zoals Jeugd en Welzijn.
In de loop van de vorige regeerperiode werden heel wat decreten goedgekeurd. We moeten die nu uitvoeren. Wij twijfelden toen of er voldoende middelen zijn om alle nieuwe decreten te realiseren. Dat blijft onze bekommernis. Een continu beleid is heel belangrijk. Aanpassen waar en wanneer nodig eveneens.
Het lang aangekondigde kerntakendebat moet ertoe leiden dat elk beleidsniveau zijn verantwoordelijkheden kent.
Onderwijs probeert door middel van het GOK-decreet kinderen onbeperkte toegang te verlenen tot het onderwijs. Als deze denkwijze ook in ons cultuur- en jeugdbeleid ingang vindt, maken we onze ideeën waar.
De strategische doelstelling cultuurparticipatie komt terecht terug. Er wordt veel belang gehecht aan het verwerven van culturele competenties langs het onderwijs. De resultaten van het protocol dat cultuur en onderwijs tijdens de vorige regeerperiode afsloten, zijn mager. We moeten daarom snel werk maken van deze samenwerking. Er wordt voorgesteld om cultuurparticipatie te vergroten door drempels weg te werken. We moeten daarbij bijzondere aandacht opbrengen voor kansarmen.
Nieuw in het cultuurdebat is de aandacht voor culturele industrieën. Het voornemen om een culturele investeringsmaatschappij op te richten is positief. Dit initiatief moet een kans krijgen. De VLD wil deze vernieuwing snel operationaliseren en vraagt de mogelijkheden van PPS te onderzoeken.
De opwaardering van de semi-professionele aanpak is eveneens nieuw. Het is hoogtijd dat de scheidingslijn tussen professionele kunst en amateurkunst wordt doorbroken.
Zowel de culturele investeringsmaatschappij als de semi-professionele aanpak verrijken het beleidsinstrumentarium. Ik vraag met aandrang om daar snel werk van te maken.
Het internationaal cultuurbeleid wil de internationale werking en de aanwezigheid van Vlaamse kunst en cultuur in het buitenland stimuleren. Vlaanderen is en blijft in beweging. Dat moet het uitgangspunt zijn van onze visie.
Minister Anciaux wil werk maken van het IJslandmodel. Vlaamse artiesten worden op basis van hun kwaliteiten en vaardigheden gepromoot in het buitenland. Vlaanderen moet zijn zonen en dochters uitsturen. Het zal renderen want zij zullen Vlaanderen als dynamische regio op de wereldkaart zetten.
De minister stelt de optimalisering van de beheersstructuur in het vooruitzicht. Dat is positief want de taken van de administratie, fondsen, steunpunten en adviesorganen zorgen voor verwarring. Wij vragen om deze evaluatie zo snel mogelijk uit te voeren en om te zetten in een strategisch plan.
De kerntaken van het cultuurbeleid moeten, in overleg, afgebakend worden. De decreten van de vorige regeerperiode moeten geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd worden zodat de groeikansen van de sectoren gegarandeerd blijven.
Het nieuwe kunstendecreet schept hoge verwachtingen. We houden de minister aan zijn beloften. Tot slot kijken we uit naar de week van de smaak, bedoeld om onze eetcultuur te promoten als deel van onze cultuur en erfgoed. De VLD steunt het beleid van de minister. (Applaus bij CD&V, VLD-Vivant, sp·a-spirit en N-VA)
Ik blijf hameren op het tweesporenbeleid voor zelforganisaties.
De uitdagingen en de voorstellen zijn zeer ambitieus. Vorige regeerperiode stond bol van de decretale wijzigingen. Dat zal de basis zijn maar nu komt het erop aan alle doelstellingen te realiseren.
De voorbije dertig jaar is de kunstensector volwassen geworden. Het kunstendecreet luidt een nieuwe fase in, het voortbestaan moet verzekerd worden maar dat mag niet leiden tot verstarring. Vernieuwing is essentieel voor het cultureel beleid. Daarom is het absoluut noodzakelijk dat er voldoende middelen zijn.
De culturele industrieën en het semi-professioneel beleid zullen vermijden dat amateursgezelschappen en andere organisaties zich vestigen in het kunstendecreet. Door die twee nieuwe instrumenten komt er ruimte voor vernieuwing zonder gevaar voor verschraling van de diversiteit.
Het erfgoedbeleid moet de sector omvormen tot een fundamentele pijler in de samenleving, nodig voor de ontwikkeling van een culturele identiteit. Het sociaal-cultureel werk is hervormd met niet langer kwantitatieve gegevens maar visie als basis. Daarom waren bijkomende middelen al dit jaar nodig. De nieuwe subsector namelijk de vorming en de volkshogescholen zullen zo'n grote impact hebben op het levenslang en levensbreed leren dat ze fundamentele vernieuwingen in de sector en de samenleving tot stand zullen brengen.
Een aantal bijkomende uitdagingen zijn het kerntakendebat, de doorlichting van de bovenbouw en het cultureel investeringsprogramma. Ik heb een aantal engagementen genomen zodat de grote culturele instellingen zich kunnen concentreren op hun taken en niet langer enkel op overleven.
Daarnaast moeten we durven evalueren en de administratieve rompslomp beperken. Parlementsleden werken nu aan een voorstel over de administratieve last van de gemeenten en provincies op gebied van cultuur, jeugd en sport. Het kabinet zal initiatieven nemen om de planlast van verenigingen en instellingen te beperken. Lokale overheden en de Vlaamse overheid moeten een gezamenlijke visie hebben en partners worden in cultuurbeleid.
Over een aantal aspecten kan ik geen duidelijkheid scheppen omdat ik voor een aantal toezeggingen moet wachten op de meerjarenbegroting. Ik engageer me om middelen te verbinden aan de opgelegde verplichtingen.
Het debat moet gevoerd worden naar het hele culturele veld toe: cultuur is een essentieel gegeven in de opbouw en de samenhang van een samenleving. Zonder cultuur-, jeugd- en sportbeleid kom je terecht in een koele economische logica.
De dwarsverbinding met het onderwijs moet nu daadwerkelijk gerealiseerd worden: ik wil zeker dat de "brede school" er komt. Het is een manier om kinderen in hun volheid te waarderen, en niet enkel op basis van hun kunnen en hun mogelijkheden. Wij moeten hiertoe zeker de eerste aanzet geven. (Applaus bij de meerderheid)
Ik neem het niet dat de minister in zijn antwoorden betreffende de KVS letterlijk dingen overneemt. Hij heeft zich duidelijk niet enkel laten inspireren: er is sprake van een regelrechte belangenvermenging.
De linkerzijde wordt zenuwachtig: we zijn in een tijdperk gekomen waarin links de taboes verdedigt en rechts ze doorbreekt. Ik blijf mijn standpunten verdedigen, ook wat betreft de steun aan cultuurhuizen die zich niet tot de hele bevolking richten. Ik vind dat de subsidiekraan even dicht mag voor een bezinningsperiode.
Ik wil het nog even hebben over de heer Mortier die alweer naar het buitenland trekt. Vlaanderen mag zich in de wereld niet laten kennen via figuren die de Vlaamse identiteit bespotten: de heer Mortier doet dat al jaren.
De bespreking is gesloten.
Wij zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over de met redenen omklede moties houden.