Verslag plenaire vergadering
Verslag
Erediensten
Algemene bespreking
De voorzitter : Aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Ik wijs de vergadering tevens op de reflectienota die de heren Jan Penris, Filip Dewinter, Christian Verougstraete, Roland Van Goethem en Mathieu Boutsen en mevrouw Hilde De Lobel hebben ingediend en die krachtens artikel 56, punt 2 van ons reglement mee de basis vormt voor de beraadslaging in plenaire vergadering.
De algemene bespreking is geopend.
- De heer André Denys, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
De heer Johan De Roo, verslaggever : De commissie besprak dit ontwerp gedurende zeven dagen en vele uren. De heer De Cock zal de bekommernissen die de zes erkende erediensten in de hoorzitting geuit hebben, toelichten.
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
In zijn inleidende uiteenzetting zegt minister Van Grembergen dat het ontwerp waardevolle bestaande maatregelen behoudt maar ook nieuwe instrumenten aanbiedt om een eigentijdse werking van de erediensten mogelijk te maken. Hij is omzichtig te werk gegaan en heeft de eigenheid van elke erkende eredienst gerespecteerd. De minister heeft de wegen van de consensus en de geleidelijkheid gekozen. Het ontwerp van decreet houdt zich strikt aan de bevoegdheidsverdeling en de grondwettelijke verplichting om de erkende erediensten te steunen.
Van elk van de erkende erediensten worden in het ontwerp de organisatie en werking, de financiën, de goederen, het patrimoniumbeheer en het administratief toezicht behandeld. Religieuze aspecten en interne organisatie komen niet aan bod.
Een belangrijk aspect is de relatie met de lokale besturen. Zij krijgen een grotere verantwoordelijkheid want worden de financiële eindverantwoordelijken die de meerjarenplannen en de eindbudgetten goedkeuren. De kerkraden en besturen worden hervormd en het uitvoerend bureau en de vertegenwoordiging van het burgerlijke bestuur worden afgeschaft.
Nieuw is dat er per provincie of per gemeente een centraal bestuur opgericht wordt. Die openbare instelling met rechtspersoonlijkheid overkoepelt de bestaande besturen van de erediensten, coördineert de financiële aspecten en is de draaischijf van het overleg met het lokale bestuur.
Voorts wordt gestreefd naar eenvormige financiële beleidsinstrumenten die transparant en onderling vergelijkbaar zijn. Door de meerjarenplannen zijn de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de lokale besturen. Doel is om onaangename financiële verrassingen te vermijden. De besturen van de erediensten krijgen de opdracht een inventaris van de goederen in de notulen op te nemen.
De minister verwijst voor het administratief toezicht naar de algemene beleidslijn die ook nu gevolgd wordt : een ruim algemeen toezicht en een eerder beperkt bijzonder toezicht. Het zwaartepunt wordt gelegd bij het rechtstreeks betrokken bestuur. Het college van burgemeester en schepenen kan een besluit van het bestuur van de eredienst of het centrale bestuur schorsen.
Eventuele nieuwe erkenningen kunnen een financiële invloed hebben maar zijn geen gevolg van het ontwerp. De erkenning is immers een federale bevoegdheid.
Bij de algemene bespreking zegt mevrouw Heeren namens CD&V dat het ontwerp streeft naar een evenwicht tussen de bestaande situatie en modernisering. De gemeenten willen volgens haar al lang en terecht één aanspreekpunt per gemeente. Voorts waarschuwt ze voor een fundamentalistische overname van de Executieve van de Moslims van België.
De heer De Cock merkt namens Spirit op dat respect voor de erediensten centraal moet staan. Het ontwerp wordt gesteund door de verschillende erediensten. Het voornaamste aspect is het nieuwe centrale bestuur, dat leidt tot vereenvoudiging en tijdsbesparing.
De heer Logist stelt dat de bestaande wetgeving in een ontwerp van decreet wordt samengebracht en vernieuwd. Na overleg met de verschillende erediensten is er een ruime consensus, waarbij sp·a zich aansluit. Hij benadrukt echter dat niet alle knelpunten opgelost zijn.
Mevrouw De Maght-Aelbrecht ziet de verscheidenheid van godsdiensten als een bewijs van democratie. Ze vindt dat de eigenheid van elke eredienst moet beschermd worden. Het is ook belangrijk dat er een grotere transparantie komt. Zo hebben verlieslatende kerkfabrieken, waarvan de tekorten betaald worden door de gemeenschap, nu soms bloeiende aanverwante VZW's.
De heer Penris verwijst naar de opmerking van de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur dat er niet vooraf is stilgestaan bij de belangrijke filosofische vraag of een lekenstaat de temporalia van de geloofsovertuigingen moet financieren. De minister heeft op die vraag dus impliciet bevestigend geantwoord voor de godsdiensten die de federale overheid heeft erkend. De heer Penris benadrukt dat de islam in dit
De heer Dewinter stelde dat de islam een van de godsdiensten is die men wil subsidiëren. Hij heeft daarbij bedenkingen wegens de dubbelzinnige houding van de islamitische doctrine en van veel moslims tegenover zaken als godsdienstvrijheid, vrouwenrechten, democratie en scheiding tussen kerk en staat. Het is volgens hem steeds meer duidelijk dat de islam een remmende factor is voor de integratie van de hier aanwezige vreemdelingen.
De spreker ging ook in op de problematiek van het moslimfundamentalisme. In tegenstelling tot de katholieke kerk valt de islam niet te vatten in een structuur. Deze godsdienst kent doctrines veeleer dan gezaghebbende personen. Vooraleer er van enige subsidiëring sprake kan zijn, moet men volgens de heer Dewinter de garantie hebben dat de erkende islamitische gemeenschappen naar woord en naar daad de mensenrechten zullen respecteren.
In een reactie daarop stelde minister Van Grembergen dat er vandaag ongeveer 300 moskeeën zijn in België waarop men geen enkel zicht heeft en waarmee men geen enkele bestuurlijke relatie heeft. De enige manier om dat probleem op te lossen is volgens hem dat er een bestuurlijke relatie ontstaat op basis van wetgeving en op basis van onze westerse maatschappijwaarden zoals de gelijkheid van man en vrouw, scheiding van kerk en staat, opleiding van de imams binnen ons eigen bestel, het gebruik van het Nederlands en dergelijke meer. Dit ontwerp biedt volgens hem een alternatief voor het stilzitten van de voorbije twintig tot dertig jaar.
De heer De Reuse ging in zijn tussenkomst in op de grondwettelijke erkenning van de vrijheid van eredienst. Hij verwees daarbij naar het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat de vrijheid van eredienst waarborgt in artikel 9, punt 1. Daarop is hij verder ingegaan in een lange tussenkomst die in het verslag is terug te vinden.
In zijn tweede tussenkomst heeft de heer Penris gezegd dat de discriminatie inzake de betoelaging van erediensten niet noodzakelijk een inbreuk is op het EVRM. De vraag rijst of een dergelijke discriminatie ook ethisch verantwoord is. Heel wat godsdiensten worden immers niet gesubsidieerd. Dan heeft de heer Penris een heel lange tussenkomst gehouden over het ontstaan en de inhoud van de verschillende godsdiensten en de verschillende stromingen.
In zijn repliek stelde minister Van Grembergen dat dit ontwerp van decreet een belangrijke stap zal zijn in de vereenvoudiging van de materiële organisatie en de werking van de erkende erediensten, maar weinig of geen invloed zal hebben op de ontwikkeling van de geloofsgemeenschappen zelf. De overheid wil afzijdig blijven als het gaat over de interne huishouding van een eredienst. Dit ontwerp van decreet wil zich geenszins bemoeien met de religieuze zingeving. Het wijzigt de taak van de kerkfabriek niet en voert geen spectaculair nieuwe criteria in voor de erkenning van een geloofsgemeenschap. De Vlaamse Gemeenschap wil zich niet bezighouden met de interne organisatie van een geloofsgemeenschap. Dat is volgens de minister een essentieel element van dit ontwerp van decreet. Op dit ogenblik is er volgens de minister nog geen enkele islamitische geloofsgemeenschap erkend. Er werd ook nog geen enkele aanvraag hiertoe vanuit de executieve van de moslims van België ontvangen. De eigendomsstructuur van de verschillende godsdiensten en dus ook van de islamitische godsdienst moet transparant zijn. de moskeeën moeten permanent ter beschikking staan voor de uitoefening van de eredienst. Deze situatie zal opgehelderd worden in de loop van de erkenningsprocedure. De minister stelt vast dat de woordvoerder van de moslimexecutieve noodzakelijk wordt geacht om een moskee in Vlaanderen op een volwaardige wijze te laten functioneren.
Dit ontwerp van decreet behandelt alle erkende erediensten op een gelijke wettelijke basis. Er is nergens sprake van een voorkeursbehandeling. Elke erkende eredienst kan op basis van een aantal nog vast te leggen criteria aan de Vlaamse regering de erkenning van een geloofsgemeenschap vragen. De bewering dat dit decreet de erkenning en subsidiëring van tientallen moskeeën in Vlaanderen mogelijk maakt duidt volgens de minister op een opzettelijke verdraaiing van de waarheid. Een erkenning en subsidiëring is reeds mogelijk sinds de erkenning van de islamitische eredienst in 1974. Dit ontwerp van decreet verandert daaraan niets. Wel wordt duidelijk gesteld dat erkende islamitische geloofsgemeenschappen aan dezelfde wetgeving onderworpen zijn als de andere erkende erediensten.
Zolang de erkenning van de erediensten geen Vlaamse bevoegdheid wordt, kan Vlaanderen niet beslissen over de aanstelling van de leden van de executieve van de moslims van België.
Het ontwerp van decreet respecteert in hoge mate de godsdienstvrijheid, in die mate zelfs dat men vraagt naar meer regelgeving.
Een amendement dat pas bij vier of meer erkende geloofsgemeenschappen een centraal bestuur moet worden opgericht, lijkt de minister aanvaardbaar. Zo behoudt men het voordeel van de schaalgrootte en voorkomt men overdreven bureaucratisering. De erkenning van een geloofsgemeenschap gebeurt op basis van objectieve criteria die voor heel Vlaanderen gelijk moeten zijn.
Bij de artikelsgewijze bespreking werd een hele reeks amendementen, ingediend door CD&V enerzijds en door Vlaams Blok anderzijds, niet aangenomen. Verschillende amendementen van de meerderheid werden wel aanvaard. Die amendementen hadden het vooral over de oprichting van een centraal kerkbestuur in gemeenten met minstens vier parochies. De kerkraad moet ook een begroting indienen wanneer er geen centraal kerkbestuur is omdat er minder dan vier parochies zijn. Sommige amendementen hadden betrekking op een aantal technische aanpassingen.
Inzake het beheer van goederen en de beschikking over goederen werd een hele discussie gewijd aan de problematiek van het patrimonium. De minister heeft het moeilijk met de absoluutheid van het opleggen van een verplichting tot herbelegging. Hij meent dat het moet mogelijk zijn om daarvan af te wijken, weliswaar na onderling overleg tussen centraal kerkbestuur en gemeente- of provinciebestuur. De opbrengst van de verkoop van patrimonium moet desgevallend kunnen worden gebruikt voor buitengewone herstellingswerken aan kerken.
Kort voor de eindstemming kondigde het Vlaams Blok aan een reflectienota in te dienen. Het ontwerp van decreet betreffende de materiële organisatie en de werking van de erkende erediensten werd met 8 stemmen tegen 3 aangenomen. In een tweede lezing werd het verslag unaniem door de commissie goedgekeurd.
Als dit ontwerp van decreet wordt goedgekeurd, zal het decreet in werking treden op 1 maart 2005, met uitzondering van de artikelen 41 tot en met 56 over het patrimonium en de meerjarenplanning, die in werking zouden treden op een door de Vlaamse regering
, verslaggever : Ik dank de heer De Roo voor zijn uitgebreide verslag. In naam van de commissie dank ik ook de commissiesecretaris en de administratie voor de puike en snelle verslaggeving.
Ik zal een kort overzicht geven van de uiteenzettingen van de verschillende vertegenwoordigers van de erediensten en van de experts op 16 maart.
De heer Dirk Van Leeuwen, de voorzitter van het centraal comité van de anglicaanse eredienst, stelde dat het nuttig was de bestaande regels op een rijtje te zetten. Volgens hem hanteert het ontwerp van decreet een vrij statische visie op godsdienstige gemeenschappen. Het decreet ontwerp van decreet plaatst volgens hem de praktijken van de rooms-katholieke eredienst te centraal. De anglicaanse eredienst is veel dynamischer en meer maatschappijbetrokken, en staat ook open voor niet-leden. De heer Van Leeuwen wijst nog op enkele ongerijmdheden met het anglicaanse kerkelijke recht en op de juridische problemen die daaruit kunnen voortvloeien. Het ontwerp van decreet biedt voor de anglicaanse gemeenschap dus heel wat overzichtelijkheid, maar geen inhoudelijke verbetering. Positief is volgens de heer Van Leeuwen het systeem van het meerjarige beleidsplan.
Namens de islam nam de heer Brahim Laytouss het woord. Hij is lid van de executieve van de moslims van België. De executieve verheugt zich over het feit dat de Vlaamse Gemeenschap als eerste heeft gewerkt aan de nodige teksten. In tegenstelling tot andere erediensten kent de islam geen hiërarchie. Een speciale commissie, een extern expert en alle moskeeën in Vlaanderen hebben samen het ontwerp van decreet geëvalueerd. De heer Laytouss wijst vooral op het belang van opleiding voor de administratieve krachten en voor de leden van het beheerscomité. De imam en de verschillende vertegenwoordigers moeten het Nederlands machtig zijn om een moskee in Vlaanderen optimaal te laten functioneren. Zowel mannen als vrouwen zullen zetelen in het bestuur. Er zal worden gestreefd naar een bepaalde verhouding tussen de verschillende moslimgemeenschappen. De heer Laytouss vraagt verder om te voorzien in een aanpassingsperiode. Hij hoopt dat het ontwerp nog deze regeerperiode zal worden goedgekeurd.
De heer Kornfeld, ondervoorzitter van het Centraal Israëlitisch Consistorie van België, benadrukte vooral de eigenheid van de Israëlitische eredienst. Hij vindt de notie van een centraal bestuur te sterk bedacht op maat van de meerderheidsgodsdienst, de katholieke kerk. Hij maakte zich ook zorgen over de uitvoeringsbesluiten. Voor de heer Kornfeld zou het behoud van de huidige wetgeving ideaal zijn. Hij wil het parlement ertoe bewegen ook de Israëlitische gemeenten op een aan de eigenheid van hun eredienst aangepaste wijze te behandelen. Hiervoor suggereerde hij voorstellen tot amendering.
De heer Athenagoras Peckstadt, hulpbisschop van de Orthodoxe Kerk van België, gaf een beeld van de leden en van de structuur, organisatie en inhoud van de Orthodoxe Kerk van België. Hij uitte ook een aantal desiderata aangaande het ontwerp van decreet.
Namens de Verenigde Protestantse Kerk in België spraken de heer John Van der Dussen, co-voorzitter van Arpee en voorzitter van de Federale Synode, en de heer Egbert Rooze, lid van de centrale raad van de Arpee en vice-voorzitter van de Verenigde Protestantse Kerk in België. De heer Rooze vertegenwoordigt de protestantse vleugel, de heer Van der Dussen de evangelische vleugel van de protestantse eredienst. Zij werken onder één koepel.
De heer Van der Dussen was tevreden over het ontwerp van decreet. Volgens hem werden er echter twee wensen niet ingewilligd. De heer Rooze vroeg twee centrale kerkbesturen te mogen inrichten en pleitte voor de eigenheid van de stromingen.
De heer Bart Vercauteren, gedelegeerde van de Vlaamse bisschoppen en de katholieke eredienst, bedankte de minister voor de open communicatie en de samenwerking. De Vlaamse bisdommen zijn tevreden met het ontwerp omdat het respect toont voor de eigenheid van de eredienst en de bestaande wetgeving moderniseert. De heer Vercauteren somde een aantal positieve maatregelen van het ontwerp op maar had het echter ook over een aantal gemiste kansen. De katholieke eredienst oppert voornamelijk bezwaren met een aantal maatregelen in verband met het patrimonium.
De heer Ludo Veny, voorzitter voor de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur, meent dat de erediensten in Vlaanderen financieel mogen ondersteund worden. Volgens hem bevat het ontwerp enkele noodzakelijke en goede vernieuwingen. De Hoge Raad vindt echter wel dat het ontwerp te weinig ambitieus is en niet genoeg inspeelt op de huidige maatschappelijke situatie. Volgens de heer Veny bevat het ontwerp geen fundamentele hervorming. Hij legde de nadruk op de financiële gevolgen van het decreet, de positieve en de negatieve effecten van de keuze voor uniformiteit tussen de verschillende erediensten en de beperkte modernisering. Ten slotte pleitte hij ook voor een verdere studie naar een echte, vernieuwende regeling voor de organisatie en werking van de erkende erediensten.
De heer Suykens, directeur van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), ziet dit ontwerp van decreet veeleer als een overgangsdecreet. Uit het voorbereidende werk blijkt immers dat men maatschappelijk niet verder kon gaan. De VVSG formuleerde enkel een aantal opmerkingen over de financiële elementen van het ontwerp. De heer Suykens is dan ook voorstander van de opmaak van een financieel effectenrapport. Hij is voornamelijk beducht voor de financiële meerkost die het ontwerp zou kunnen genereren.
Mevrouw Thooft, stafmedewerkster van de Vereniging voor Vlaamse Provincies (VVP), is eveneens gewonnen voor de opmaak van een financieel effectenrapport. De VVP beschouwt de meerjarenplanning als een positief element van het ontwerp. Daardoor zijn de provincies immers in staat om rekening te houden met het financiële belang. Voor de VVP had men echter verder mogen gaan. Ten slotte vraagt mevrouw Thooft ook dat er objectieve, wetenschappelijke criteria zouden opgesteld worden waarmee men kan bepalen aan welk bestuursniveau men een eredienst kan toewijzen.
Professor Vermeulen besprak ten slotte de problemen in verband met de islamitische eredienst die uit dit ontwerp van decreet kunnen voortvloeien. Hij plaatste een aantal kanttekeningen en stelde een aantal open vragen. Hiervoor gebruikte hij de expertise die hij gedurende 40 jaar heeft weten op te bouwen. (Applaus)
Vooreerst wil ik de verslaggevers en de parlementaire diensten bedanken voor het overzichtelijke en duidelijke verslag.
Ik wil een aantal positieve elementen van dit ontwerp van decreet benadrukken maar er ook een aantal kanttekeningen bij plaatsen. De minister kan hoedanook rekenen op de steun van de CD&V-fractie.
Met dit ontwerp van decreet moeten we ons beperken tot de bevoegdheden die ons door de diverse staatshervormingen toebedeeld werden : de materiële organisatie van de erediensten, de kerkdiensten en het beheer van de temporalieën.
Ik wil de minister ook feliciteren omdat hij iedereen de kans gaf om zijn mening en bekommernissen te uiten.
Een eerste positieve krachtlijn van dit ontwerp van decreet is dat men rekening gehouden heeft met de historisch gegroeide omgang van de overheid met de kerkfabrieken. Dit wordt geapprecieerd. Men heeft aanvaard dat er per parochie een door een kerkraad bestuurde kerkfabriek met rechtspersoon kan blijven bestaan. Dit valt samen met de canonieke rechtspersoon. Verder heeft men ook oog voor de betrokkenheid van de gelovigen bij de kerkfabriek en erkent men het parochiale vrijwilligerswerk.
Uiteraard moest er een modernisering doorgevoerd worden en moest men aansluiting gezocht worden bij de hedendaagse beleidscultuur.
Er was ook nood aan een verdere professionalisering van de werking. De schaalvergroting zal hier, via het centrale bestuur, toe bijdragen.
Voor de gemeenten brengt dit ontwerp van decreet een duidelijk, centraal aanspreekpunt met zich mee. Ook de uitgewerkte financiële regeling en de meerjarenplanning sluit beter aan bij de huidige werking.
De katholieke geloofsgemeenschap heeft het verder weten te appreciëren dat het aantal centrale besturen kan verruimen als het aantal kerkfabrieken te groot is. Vanaf acht kerkfabrieken kan men overwegen om meer centrale besturen te creëren. Anderzijds heeft men de verplichting van de creatie van een centraal bestuur pas opgelegd op het ogenblik dat er minimaal vier kerkbesturen zijn. Dit is een evenwicht tussen de autonomie van de kerkraden en een werkbaar model voor de gemeentelijke overheid.
Ten slotte biedt dit ontwerp van decreet ook een uniforme regeling voor de zes erkende erediensten. Dat is in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel. De erkende erediensten kunnen aanspraak maken op materiële ondersteuning vanuit Vlaanderen.
Dit ontwerp van decreet is niet af. In de toekomst zullen er verfijningen moeten aangebracht worden. Het model van de katholieke eredienst werd immers getransponeerd naar de andere erkende erediensten. Wil men de doelstellingen van het ontwerp realiseren dan dringen een aantal bijsturingen zich op.
Ik wil ten slotte ook drie knelpunten van dit ontwerp van decreet te benadrukken. Vooreerst betreur ik het dat de verplichting van de gemeentelijke en provinciale overheid om in te staan voor de huisvestingvan bedienaars van de erediensten uit het gemeentedecreet niet werd overgebracht naar dit ontwerp van decreet. Dit is een gemiste kans.
Verder blijft de problematiek van de wederbelegging bij vervreemding van kerkelijke goederen bestaan. In de huidige situatie mag een kerkfabriek haar patrimonium niet aanwenden voor de financiering van de tekorten voor de werken aan het kerkgebouw of de pastorie. Hiervoor bestaat geen wettelijke basis. Het is echter een regel, een geplogenheid waaraan de administratie zich heeft gehouden.
CD&V betreurt dat dit niet decretaal verankerd werd. Deze regel beantwoordt immers aan een aantal vaststaande feiten. Zo is meer dan 80 procent van de kerkelijke gebouwen in het bezit van de overheid. In het normale juridische denken is het evident dat men verbeterings- en onderhoudswerken financiert met de eigen financiële middelen.
Verder is het privaat patrimonium van de huidige kerkfabrieken voornamelijk door schenkingen van gelovigen aan hun geloofsgemeenschap tot stand gekomen. De techniek van de oprichting van vzw's voor de werking van de parochiale geloofsgemeenschap is eigenlijk vrij recent. In de meeste gevallen schenken gelovigen een schenking aan een vzw als zij hun eigen geloofsgemeenschap willen bevoordelen. Het gaat dus niet op dat deze middelen te gebruiken voor het onderhoud van een gebouw dat eigendom is van de overheid. Dit staat haaks op de wensen van de schenkers.
Uit respect voor de schenkers moet men voorzichtig omspringen met het te gelde maken van het private patrimonium.
Onderhoud en renovatie van kerkgebouwen, zeker als het om geklasseerde monumenten gaat, is zeer duur. Fasering van het onderhoud moet dus mogelijk gemaakt worden, maar verkopen van privaat patrimonium biedt geen oplossing : over 10 jaar zal er geen privaat patrimonium meer over zijn, en zullen de kosten uiteindelijk toch door de gemeenten moeten gedragen worden. Het gaat hier dus om een kortetermijnvisie.
Volgens dit ontwerp van decreet moet wie wil toetreden tot een kerkelijk bestuursorgaan, ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van de gemeente waarin het kerkgebouw zich bevindt. Wij vinden dit niet nodig : een geloofsgemeenschap hoeft niet territoriaal gebonden te zijn. Wij pleiten voor de vrije keuze van een geloofsgemeenschap waarin men zich thuis voelt, en de daaruit voortvloeiende mogelijkheid zich in het bestuur te engageren. Dat de gemeenten enkel de tekorten van een kerkgemeenschap kunnen bijpassen als de bestuursleden ook gemeente-inwoners zijn gaat voor ons te ver.
Toch zullen wij dit ontwerp van decreet steunen.
Door de Lambermontakkoorden hebben de gewesten de bevoegdheid van de materiële organisatie van de erediensten, terwijl de andere bevoegdheden nog federale materie zijn. Een samenwerkingsakkoord tussen het Vlaamse Gewest en de federale overheid is dus noodzakelijk.
- De heer André Denys, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Voor dit ontwerp van decreet werd met alle erediensten overlegd. Iedereen is het erover eens dat het nog zal moeten verfijnd en aangepast worden.
De huidige wetgeving dateert al van 1809; het keizerlijk decreet is erg verouderd. Daardoor komen relatief nieuwe noties van het administratief recht niet voor in de wetgeving op de kerkfabrieken, en gaan de geldige regels voor de openbare besturen niet op voor de erediensten. Modernisering drong zich dan ook op.
Er is onvoldoende financiële controle van de gemeenten op de kerkfabrieken : de gemeenteraad heeft enkel een adviserende functie. Toch moeten de gemeenten eventuele tekorten van de kerkfabrieken opvangen. Het gaat daarbij vaak om grote bedragen : in Vlaanderen zou per jaar ruim 90 miljoen euro van de gemeenten naar de kerkfabrieken vloeien.
De vaststelling van de begroting was altijd een loodzware procedure waarbij de kerkraad, de gemeenteraad, de gouverneur, de bisschop en de bestendige deputatie betrokken waren. De VLD stelt in dit ontwerp van decreet een vereenvoudiging voor. Dit doet ze door de invoering van een meerjarenplan dat door de gemeenten moet goedgekeurd worden.
In de nieuwe regelgeving zal het voor de kerkfabrieken ook eenvoudiger worden de opbrengsten uit de vervreemding van (on)roerend goed te gebruiken voor investeringen. Inventarisering van de goederen van de kerkfabrieken moeten voor meer transparantie zorgen en de gemeenten toelaten een vast bedrag voor het onderhoud in te schrijven. Voor gebouwen die niet meer voor erediensten gebruikt worden, zou een soepeler overdracht naar het gemeentepatrimonium mogelijk moeten worden gemaakt.
Ook het administratief toezicht wordt, in analogie met het toezicht op de gemeenten en de provincies, beter geregeld. Op die manier krijgen gemeenten (rooms-katholieke, protestantse anglicaanse en Israëlitische erediensten) en provincies (orthodoxe en islamitische erediensten) bevoegdheid tot goedkeuren.
Een andere belangrijke wijziging is de gemeentelijke oprichting van een centraal kerkbestuur met rechtspersoonlijkheid, dat de communicatie met de gemeente en de provincie garandeert. De VLD vindt dat dit niet ver genoeg gaat, en had liever één kerkfabriek per gemeente gezien.
De financiële weerslag van dit ontwerp van decreet op gemeenten en provincies is niet duidelijk : er werd geen effectenrapport opgemaakt.
Wij betreuren de verschillen die gemaakt worden tussen de verkiezing van de katholieke kerkbesturen en die van de andere erediensten, omdat dit het streven naar een uniformiteit niet ten goede komt.
Wij vinden dit ontwerp van decreet geen regelgeving die de komende tweehonderd jaar dienst kan doen. Wij beseffen dat men zeer omzichtig tewerk gegaan is. De besprekingen hebben komaf gemaakt met een aantal taboes, en de weg naar toekomstige verfijningen opengelegd. Er is op een open manier met de verschillende erediensten overlegd.
Er werd kritiek geuit op de structuur van de islam, aangezien verschillende stromingen in deze eredienst niet tot eenheid komen. Van de 400 moskeeën in België werd er nog steeds geen erkend. Men vreest dat deze gemeenschappen centra zouden kunnen worden van activiteiten die de openbare orde verstoren. Ik roep de federale parlementsleden op omzichtig op te treden en erop toe te zien dat erediensten niet gebruikt worden om op te roepen tot haat of discriminatie.
De VLD pleit voor een verplichte inburgering van de imams via de federale procedure voor de erkenning van erediensten. Islamonderricht moet beter georganiseerd worden in lerarenopleidingen en door de oprichting van een faculteit islamitische godsdienstwetenschappen. Hierover werd een resolutie ingediend, die door het parlement al is aangenomen.
De VLD is gematigd positief over dit ontwerp van decreet. Het is geen perfecte oplossing, maar hervormingen dringen zich op. (Applaus)
Ik dank de verslaggevers voor het uitmuntende verslag. De verslaggeving van de heer Johan De Roo is een voorbeeld voor alle jonge parlementsleden.
Dit ontwerp van decreet werd zeer uitvoerig besproken. Het Vlaams Blok heeft alle mogelijke middelen aangewend om de stemming over dit ontwerp van decreet tegen te houden. De meerderheid heeft twee extra zittingen bijeengeroepen in de hoop het quorum te bereiken om tot stemming over te gaan.
Het Vlaams Blok bestrijdt dit ontwerp van decreet omdat de politieke hoofdbedoeling ervan de erkenning van de islam is. Als vrij burger en politicus heb ik het moeilijk met de subsidiëring van een godsdienst die de waarden waarvoor ik sta minacht. Mijn fractievoorzitter zal deze stelling verder verdedigen.
Er zijn ook andere redenen waarom wij het moeilijk hebben met dit ontwerp van decreet. Wij hadden gehoopt dat er een fundamenteel debat zou worden gevoerd over de wijze waarop een lekenstaat moet omgaan met gelovigen en gelovigheid. Moet een lekenstaat nog tussenkomen in de financiering van temporalia van geloofsovertuigingen? De situatie in 2004 is niet dezelfde als deze in 1810.
Napoleon moest de interne vrede in het keizerrijk bestendigen en vaardigde een concordaat uit met de katholieke kerk, het protestantisme en het jodendom. In 1830 werden deze decretale bepalingen overgenomen en werd ook het anglicanisme in de regeling betrokken. In 1870 werd de wetgeving verfijnd en moest men rekening houden met een militante katholieke meerderheid. Dit moest men blijven doen tot de jaren zestig van de twintigste eeuw. In 1973 werd de islam hierbij betrokken om, tijdens de oliecrisis, de Arabieren gunstig te stemmen.
Vandaag is onze samenleving gelaïciseerd en zijn veel gelovigen niet meer actief in de structuren die door dit ontwerp van decreet worden gefinancierd. De fundamentele vraag had moeten zijn of de lekenstaat deze temporalia nog moet financieren. Men vindt van wel. Ik betreur dat hierover geen debat werd gevoerd, wat erop wijst dat de agenda van de meerderheid anders was dan de onze.
Men moet zich afvragen op welke manier de lekenstaat deze temporalia moet financieren. Moet er een universeel subsidiesysteem zijn, zoals bestendigd wordt in het ontwerp van decreet, of moet men zoeken naar alternatieven? In Duitsland betaalt de gelovige voor de godsdienst waartoe hij behoort.
Waar wordt de grens getrokken? Waarom beperkt men zich tot de zes godsdiensten die door de federale overheid erkend worden? Zijn Vlamingen niet op zoek naar andere wijzen van gelovigheid? Ik denk daarbij aan atheïsme, new age en oostelijke religies. Deze vraag werd niet beantwoord door de meerderheid. Het enige doel was de financiering van de islam.
In de loop van de besprekingen werden door het Vlaams Blok enkele voorstellen gedaan om het ontwerp van decreet te verbeteren. Wij hebben amendementen ingediend met betrekking tot de taalkennis, de verplichte aanwezigheid van vrouwen in religies en een leeftijdsgrens. Wij zullen deze amendementen opnieuw indienen.
Volgens minister Van Grembergen valt dit ontwerp van decreet onder de taalwetgeving, maar tijdens de hoorzitting is duidelijk gebleken dat de voorzitter van de Executieve van de Moslims van België geen woord Nederlands spreekt. Om hem duidelijk te maken dat Nederlands ook in de Executieve de voertaal moet zijn, willen we deze bepaling toevoegen aan dit ontwerp van decreet.
In de Moslim Executieve bestaat uitsluitend uit mannen. Men zal er nog ernstige inspanningen moeten leveren alvorens de Executieve voor de helft uit vrouwen bestaat. Dat geldt uiteraard voor alle andere erkende godsdiensten, op de protestanten na.
Mevrouw De Maght-Aelbrecht heeft met ons gestreden voor de leeftijdsvereiste. Omdat we deze strijd maar nipt verloren hebben, dienen we ook dit amendement opnieuw in. (Applaus bij het VB)
Ik sluit me aan bij mijn democratische collega's : dit nogal technische ontwerp van decreet zet een federale bevoegdheid om in Vlaamse regels. Omdat de erkenning een federale materie blijft, was een deel van de commissiebesprekingen overbodig. Dit ontwerp gaat louter over de organisatie van de federaal erkende erediensten. Dit ontwerp van decreet zet enkele voorzichtige stappen en zal wellicht binnenkort al aangepast moeten worden. Het spoort een aantal kerkelijke organisaties aan tot moderniseren.
Het onderscheid tussen de democratische en de racistische partijen blijkt opnieuw. Wij bevestigen de scheiding tussen kerk en staat en moderniseren een aantal federale regels. Daarnaast schenken we aandacht aan de opleiding van de imans. We zullen de idealen van de Europese verlichting maar met veel geduld bereiken. Ons afzetten tegen de islam heeft geen zin. Bovendien worden gemeenschap, cultuur en godsdienst als één geheel beschouwd.
Ik ben blij dat alle democratische partijen dit ontwerp van decreet zullen goedkeuren omdat het bijdraagt tot de verstandhouding tussen de Vlaamse overheid en de erkende erediensten.
De scheiding tussen kerk en staat veronderstelt afspraken tussen het burgerlijke bestuur en de religieuze gemeenschap. In dit ontwerp van decreet worden deze afspraken geactualiseerd.
De uitgebreide commissiebespreking bewijst dat dit ontwerp van decreet gesteund wordt door de erkende erediensten en bijna alle politieke fracties. De erkende erediensten krijgen dezelfde rechten en plichten. Afwijkingen zijn historisch gegroeid en eerbiedigen tradities.
Het ontwerp van decreet behandelt de zes erkende erediensten in drie delen : de rooms-katholieke, drie erediensten die onder de gemeentelijke bevoegdheid vallen en twee erediensten die onder de provinciale overheid vallen. Telkens wordt de organisatie en de werking behandeld, de financiën, de goederen met het patrimoniumbeheer en het administratieve toezicht. Het beleid wordt doorzichtiger. Gemeente- en provinciebestuur worden nauwer betrokken bij de besluitvorming. Het centraal bestuur is een belangrijke nieuwigheid en zal leiden tot eenheid en gelijkvormigheid. Het zal het financiële resultaat ten goede komen.
De meerjarenplanning komt de transparantie eveneens ten goede. Het lokale bestuur keurt het budget voor de zes volgende jaren goed. De financiële beleidsinstrumenten zijn eenvormig voor alle erkende erediensten. Duidelijk is dat niemand zit te wachten op een ingewikkelde boekhouding. De financiële stukken moeten eenvoudig blijven, maar wel alle informatie bevatten voor een goed bestuur. Hetzelfde geldt voor het patrimoniumbeheer. De gemeente of de provincie zal voortaan het administratief toezicht uitoefenen.
Verregaandere maatregelen zouden leiden tot een ongewenste conflictsituatie. (Applaus bij CD&V, de VLD, sp·a, Groen! en VU&ID)
Ik wijs de laatste spreker, de heer Dewinter erop dat de heer Penris al bijna 15 minuten gesproken heeft. Dat was de spreektijd per fractie, afgesproken in het Bureau.
Het is te gemakkelijk om afspraken te maken als we niet aanwezig zijn. Het Reglement kan slechts aangepast worden door een eenparige beslissing van de plenaire vergadering. Volgens het Reglement heeft iedere fractie bij een bespreking een uur spreektijd.
De voorzitter heeft terecht verwezen naar de afspraken. In het kader van de vrije meningsuiting stel ik toch voor om de heer Dewinter te laten spreken. (Applaus bij het VB)
Ik heb daarnet niet gesproken maar we zullen dit ontwerp goedkeuren. Ook ik stel voor om de heer Dewinter te laten spreken.
Ik heb alleen de afspraken in het Bureau vermeld. Ik stel voor dat de heer Dewinter zich beperkt tot tien minuten.
Ik zie niet in waarom. Het Bureau kan het Reglement niet aanpassen, alleen de plenaire vergadering kan dat bij een eenparige beslissing. Ik herhaal dat we niet aanwezig waren toen die afspraak gemaakt is.
In artikel 45, 7 staat dat het uitgebreid Bureau de duur van de beraadslaging en het aantal sprekers kan bepalen en een maximumspreektijd vaststellen. Een eerste deel van de spreektijd wordt gelijkelijk verdeeld over alle fracties; een tweede deel van de spreektijd wordt over de fracties verdeeld naar verhouding van hun ledenaantal.
Ik stel nogmaals aan de heer Dewinter voor om 10 minuten te spreken.
Artikel 45, 6 stelt dat in algemene bespreking voor de gemandateerde sprekers in totaal 60 minuten per erkende fractie wordt voorbehouden, voor de overige sprekers elk 10 minuten. We hebben nu dus nog 30 minuten spreektijd.
Ik wijs erop dat we nog 248 amendementen hebben, waarvoor we 5 minuten spreektijd hebben. We waren niet van plan om die allemaal opnieuw in te dienen, maar als we ons geen andere keuze laat, zullen we verplicht zijn dat toch te doen.
Volgens het Reglement kan de spreektijd door het Bureau beperkt wordt. Afspraken zijn belangrijk in de politiek.
Dat kan een gevaarlijk precedent vormen. Een meerderheid in het Bureau beperkt de spreektijd en past het Reglement aan. Dat is geen goede zaak voor de democratie en de oppositie.Ik vraag de schorsing om daarover na te denken.
Het Bureau heeft samen met de oppositie een afspraak gemaakt. Het is niet de bedoeling om iemand de mond te snoeren maar wel om de bespreking ordentelijk te laten verlopen.
We willen alleen de spreektijd waar we recht op hebben en zijn niet van plan om alle amendementen opnieuw in te dienen en toe te lichten. We hebben dat trouwens ook al aangekondigd in de pers.
De amendementen kunnen gegroepeerd worden onder de aspecten leeftijd, taalgebruik, de vertegenwoordiging van de geslachten en de Islam. We zullen elke groep vijf minuten toelichten.
Het voorstel is om de heer De Winter nog 30 minuten spreektijd te geven in de algemene vergadering. Het Vlaams Blok zal dan slechts 3 maal vijf minuten nodig hebben om de amendementen toe te lichten. Is de vergadering het eens met dat voorstel? (Instemming)
Tolerantie, verdraagzaamheid, anti-racisme en godsdienstvrijheid zijn de argumenten om dit ontwerp in een ijltempo door onze strot te duwen. In andere gewesten moeten de besprekingen over soortgelijke ontwerpen nog aanvatten. De goedkeuring ervan is voor een volgende regeerperiode. Hier hebben bepaalde partijen schrik dat het ontwerp na de verkiezingen niet meer zal goedgekeurd worden.
De voornaamste bedoeling is de Islamitische godsdienst te subsidiëren en te faciliteren. In 1974 werd die godsdienst, onder druk van het petroleumtekort, erkend. Nogal naïef, was het de bedoeling om Saudi-Arabië gunstig te stemmen, niet alleen door de Islam te erkennen maar ook door dat land toe te staan een grote moskee neer te poten in het Jubelpark. Het kreeg, weliswaar niet officieel, de leiding van de Islamitische eredienst in ons land. Ontelbare conflicten met de imam van voornoemde moskee bewijzen dat het geen goede beslissing was.
Om een aantal redenen zou het dus geen goede zaak zijn de islam te subsidiëren en allerlei faciliteiten te verlenen. De islam is onverdraagzaam tegenover andere godsdiensten. Deze godsdienst laat zich niet integreren en belemmert zelfs de integratie van de niet-Europese vreemdelingen in ons land. Binnen de islam is er ook een probleem met de mensenrechten, met de vrijheid van godsdienst, met de gelijkwaardigheid van man en vrouw. Er is ten slotte ook een probleem met islamfundamentalisme.
In tegenstelling tot wat veel politiek correcte mensen willen geloven, is de islam onverdraagzaam tegenover andere godsdiensten en laat hij zich niet integreren in onze samenleving. Er bestaat geen Europese of Vlaamse islam. De islamitische doctrine plaatst de wetten van de religie boven de rechtsregels van het gastland en erkent de scheiding van Kerk en Staat niet.
Ik ben geen islamoloog. Daarom wil ik islamologen citeren die beter dan wij politici weten waarover ze het hebben als ze spreken over de islam. De meest gezaghebbende islamoloog in ons land, professor Urbain Vermeulen, verklaarde hierover het volgende : "Wanneer de islam andersdenkenden op gelijk niveau zou plaatsen en hun opvattingen als geldig voor discussie zou aanvaarden, zou dat eigenlijk al een blijk van twijfel zijn aan het geloof van de islam. Heel de boodschap is eeuwig en onveranderlijk, dus ongeschapen. Voor de big bang was God er al, maar ook de koran. Dat betekent dat men bepaalde onderdelen van de wetgeving niet kan veranderen omdat ze in de koran staan."
Professor Vermeulen citeert ook een aantal verzen uit de Soera waaruit blijkt dat er in de koran geen gelijke behandeling kan bestaan. De islam kan alleen domineren. Indien men de doctrine van de islam als criterium neemt, zijn er dus geen perspectieven voor Verlichting, voor wat wij als tolerantie beschouwen.
In onze landen gebeurt er nu iets waarvoor er geen doctrine bestaat, namelijk de aanwezigheid van grote groepen moslims onder een niet-islamitisch bewind. Voor dit probleem zijn onze wetgevende vergaderingen te lang blind geweest. Dat betekent niet dat er geen moslims zijn die privé een ander standpunt innemen, maar dat is niet zoals het hoort volgens de leer.
Hieruit volgt dat islamieten zich volgens de doctrine onmogelijk kunnen schikken naar de wetgeving van hun gastland. Professor Vermeulen zegt dat een gelovige die zegt dat een ander ook gelijk heeft, niet meer rechtlijnig is in de leer. In de islam bestaat er geen scheiding tussen Kerk en Staat. De verdraagzaamheid heeft pas haar intrede gedaan in de christelijke moraal toen het principe van de scheiding van Kerk en staat werd aanvaard. Sindsdien beheerst de godsdienst de maatschappij niet meer volledig. In de islamitische wereld zijn er geen andere waarden dan de islamitische. Daarom moeten niet-moslims zich in de islamitische wereld schikken naar de waarden en normen van de islam en hebben moslims in de niet-islamitische landen problemen met de plaatselijke normen en waarden.
Ik wil hier nogmaals herhalen wat ik een tijdje geleden al heb gezegd, namelijk dat de islam een middeleeuwse godsdienst is. Dat is niet beledigend, maar het is zo. De islam is blijven steken in de periode voor de Verlichting, toen er ook in het christendom nog geen scheiding bestond tussen Kerk en staat. Professor Vermeulen wijst erop dat de inconsequentie van het beleid erg groot is. Enerzijds voert men ee, integratiebeleid, anderzijds gaat men in de laatste zitting van deze regeerperiode over tot de stemming van een decreet waarbij men moskeeën subsidieert die een godsdienst bepleiten die de integratie afwijst.
Professor Vermeulen zegt dat men moslims in Europa steeds vaker hoort roepen dat ze segregatie willen, de erkenning van een islamitische minderheid. Als ze hier niet kunnen leven volgens hun wetten, dan is deze maatschappij onwettig en moeten ze die niet aanvaarden. Niet integreren zit fundamenteel ingebakken in de ware islam. Zelfs de meest gematigde moslim moet dat zo aanvoelen. Jaarlijks worden vele tientallen miljoenen euro besteed aan integratieprojecten. Nu wil men moskeeën financieren die in vele gevallen de integratie tegenhouden. Met dit citaat van professor Vermeulen ben ik het volkomen eens.
De vraag rijst of de islamitische doctrine wel te verzoenen is met de mensenrechten en met de democratie. Vele islamitische allochtonen die hier hun toevlucht hebben gezocht, antwoorden ontkennend. De uit Iran afkomstige journalist, David Demish, verklaarde in De Groene Amsterdammer dat de islam zich voortdurend vijandig opstelt tegenover rationaliteit en kritische discussie. Democratische wetenschappelijke en morele vooruitgang is onder deze omstandigheden onmogelijk. Een individu dat rationele beslissingen neemt en morele verantwoordelijkheid aanvaardt voor zijn eigen daden, is volgens de islam niet goed bezig. De waarheid is dat de islam geen democratie en mensenrechten kan waarborgen zolang de uitoefening van de sharia vooropstaat en zolang er geen scheiding is van Kerk en staat. Anderzijds zou een hervormd geloof dat vraagtekens plaatst bij het goddelijke gezag waarop de islamitische instellingen zijn gebaseerd of dat een poging doet tot rationalistische verzachting, in directe tegenspraak zijn met het wezen van de islam.
Ook Ayan Hirshi Ali, de VVD-ster van Somalische afkomst, die onlangs nog een prijs van de vrije meningsuiting mocht ontvangen van een van de nevenorganisaties van de VLD, acht de islam onverzoenbaar met de westerse waarden, het zelfbeschikkingsrecht en de vrije meningsuiting. Ze stelt dat de islamdoctrine op diverse terreinen strijdig is met de mensenrechten.
Amnesty International wijst eveneens op de gespannen verhoudingen tussen islam en mensenrechten. Een zaak die het conflict tussen islam en vrije meningsuiting scherp naar voor bracht was die van Salman Rushdie. Amnesty International stelt vast dat slechts weinig mensenrechtenactivisten islamiet zijn. Bij de slotstemming van het comité dat het ontwerpverklaring van de algemene vergadering moet brengen, onthielden de vertegenwoordigers van vier moslimlanden zich. Ze legden uit dat het artikel over de vrijheid van godsdienst strijdig was met de koran.
Een van de facetten van de onverdraagzaamheid van de islam en zijn gebrek aan respect voor de mensenrechten is dat een islamiet volgens de islamitische regels zijn geloof niet eens straffeloos kan verzaken. Ayaan Hirshi Ali werd zelfs in Nederland met doodsbedreigingen geconfronteerd toen ze aan haar geloof verzaakte. Als ze in een islamitisch land had gewoond waar de sharia geldt, dan was het wellicht niet bij dreigementen gebleven. Wie zich schuldig maakt aan blasfemie en afvalligheid, verdient in de ogen van miljoenen moslims immers de dood.
Volgens de Marokkaanse wetgeving is het bijvoorbeeld verboden om van godsdienst te veranderen. De christelijke kerken worden uitsluitend door buitenlanders bevolkt. Marokkanen worden verondersteld moslim te zijn en te blijven. Christelijke zendingen en de verspreiding van de bijbel zijn er verboden. Om te controleren of de christelijke kerken zich aan die regels houden, luistert de geheime politie zelfs telefoongesprekken af en zijn er controles tijdens de diensten om na te gaan of er geen Marokkanen in de kerken zitten. Deze gegevens zijn afkomstig van de rapporten van Amnesty International. Marokko is dan nog een zeer gematigd land. In andere landen zoals Saoedi-Arabië, Iran of Soedan riskeren de islamieten die zich bekeren tot een andere godsdienst de doodstraf.
Ook de situatie van de rechten van de vrouw in de islam is problematisch. Enige tijd geleden kantte VLD-minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael zich openlijk tegen het dragen van de hoofddoek. Dat was toen alleen een bliksemafleider om het niet te moeten hebben over het stemrecht voor vreemdelingen. Het dragen van een hoofddoek is veel meer dan een persoonlijke voorkeur van de vrouw die daardoor zogenaamd beschermd wordt tegen begerige blikken van mannen. Het is het symbool bij uitstek van de ongelijkheid van de geslachten binnen de islam. Professor Vermeulen stelt dat de druk om de hoofddoek te dragen bij moslimvrouwen zeer groot is. Die druk gaat niet zozeer uit van moslimvaders, maar van moskeekringen met zeer conservatieve en rechts-reactionaire opvattingen over de islam. Deze opvattingen worden ingevoerd vanuit conservatieve milieus in het land van herkomst. Volgens de staatsveiligheid is ongeveer vijftien procent van de 300
We hebben ook nog het islamfundamentalisme dat we niet mogen minimaliseren en reduceren tot een verwaarloosbaar franje in de marge van de zich hier organiserende islam. De rapporten van het Comité I, dat de staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst controleert, spreken boekdelen.
In mei 2002 stelde een rapport van het Comité I dat het 'met verbazing heeft vastgesteld hoe groot de omvang van het islamitisch activisme en fundamentalisme in België is'. Volgens de staatsveiligheid zijn minimum 30 van de 300 moskeeën in handen van fundamentalisten. Verder zijn 40 tot 60 moskeeën in de invloedssfeer van moslimfundamentalisten. We mogen hier niet aan voorbij gaan. In tegendeel.
Het moslimfundamentalisme is ook doorgedrongen in de bestuursorganen van de islam in ons land. De islam heeft geen duidelijke hiërarchische structuur. Met de oprichting van een Moslimexecutieve en een Moslimraad heeft men gepoogd om, naar analogie met de katholieke en protestantse eredienst, een dergelijke hiërarchie te verkrijgen. Dit is ons slecht bekomen. De minister weet dit.
In december 1998 werden er immers verkiezingen georganiseerd voor de moslimexecutieve en de Moslimraad. De staatsveiligheid wees er echter op dat maar liefst 29 van de 68 verkozenen banden had met extremistische moslimpartijen of -bewegingen.
Ondertussen werd dit probleem niet opgelost. Hawa Djabal, verantwoordelijke voor het Centrum van Arabische Cultuur in Sint-Joost-ten-Node, zegt in een interview met het weekblad Humo : 'De Belgische politieke partijen wisten dat de fundamentalisten de verkiezing voor de Moslimraad naar hun hand zetten. Er gebeurden vreemde dingen. Rapporten werden verminkt en er werd gemanipuleerd. Niemand greep in. Pas toen bleek dat 50 procent van de kandidaten fundamentalisten waren, werden er mensen van de lijst geschrapt. De nieuwe leden waren echter opnieuw fundamentalisten.'
Het vorig jaar door de Staatsveiligheid en de Militaire Inlichtingendienst geschreven rapport stelt ook duidelijk dat een aantal fundamentalistische elementen proberen te infiltreren in de Moslimexecutieve en de Algemene Vergadering van Moslims. Ondertussen bleek opnieuw dat deze Moslimexecutieve voor de helft uit fundamentalisten bestaat.
Omwille van de problemen met deze fundamentalisten heeft het Vlaams Blok gevraagd dat dit ontwerp van decreet hier nog niet zou gestemd worden. Eens het ontwerp goedgekeurd, zullen we immers moeten samenwerken met deze Moslimexecutieve. Deze executieve zal immers moeten bepalen wie er al dan niet subsidies mag ontvangen. Dit zal leiden tot onwaarschijnlijke situaties. Van heel moskeeën weten we immers al dat ze ofwel tot de conservatieve dan wel tot de extremistische of fundamentalistische vleugel behoren.
Bovendien wordt er binnen de Moslimexecutieve geen gebenedijd woord Nederlands gesproken. Niemand is er het Nederlands machtig. Het Vlaams Blok stelt dan ook dat het Nederlands de voertaal dient te zijn in de organen waarmee de Vlaamse overheid onderhandelt.
Verder moet iedereen die subsidies wenst te ontvangen een verklaring ondertekenen waarin men stelt dat men het Verdrag van de Rechten van de Mens erkent en toepast. De politieke partijen moeten dergelijke verklaring ondertekenen. Waarom kan men hetzelfde niet eisen van de te subsidiëren godsdiensten? Het Vlaams Blok betreurt dit.
Wij mogen niet naïef zijn. Het betoelagen van een godsdienst die als het Paard van Troje zeer snel Europa binnensluipt heeft niets te maken met tolerantie, godsdienstvrijheid of vrije meningsuiting? Moeten we toelaten dat 'Het boek van de moslim' hier verspreid wordt? Moeten we toelaten dat de voorzitter van een radicale Pakistaanse moslimpartij, Qazi Hussain Ahmad, binnen afzienbare tijd het woord voert in Antwerpen? Moeten we toelaten dat Abou Jahjah oproept om allerlei terroristische organisaties uit het Midden-Oosten te ondersteunen? Vrije meningsuiting eindigt waar de oproep tot geweld begint.
Als democraat ben ik een voorstander van tolerantie, vrije meningsuiting en godsdienstvrijheid. Ik onderschrijf deze waarden volledig. Hoe ver moet deze tolerantie echter gaan? Mogen we ons eigen waarden- en normenpatroon ondergraven om toch maar niet de indruk te wekken dat we beperkingen opleggen aan een godsdienst die deze waarden niet kent? Ik denk het niet. Daarom zal het Vlaams Blok tegen dit ontwerp van decreet stemmen. (Applaus bij het VB)
Dit ontwerp van decreet over de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten heeft een grondige en langdurige commissiebespreking achter de rug. Ik wil de diverse verslaggevers bedanken voor de vlotte afhandeling. Het was immers geen makkelijke opdracht om alle meningen op een genuanceerde manier weer te geven. Het feit dat men hier echter toch in slaagde, wijst op de kwaliteit van het personeel van dit parlement en de gedrevenheid van de politieke verslaggevers.
Weinig van onze voorgangers hebben het aangedurfd om te raken aan de instituten, de wetten en de gewoonten die sinds 1802 bestonden. Het zal voor iedereen duidelijk zijn dat ik er, samen met al mijn medewerkers, voor geopteerd heb om het waardevolle van de bestaande wetgeving te bewaren en tegelijkertijd nieuwe instrumenten voor eigentijdse werking van de erediensten aan te bieden.
De voorbereidingen van dit ontwerp van decreet gingen dan ook gepaard met grote omzichtigheid en er kwamen vele besprekingen met de vertegenwoordigers van de 6 erkende godsdiensten aan te pas. Deze gesprekken baadden steeds in een sfeer van wederzijds respect.
Tegelijkertijd opperden alle religies de wil om stringente afspraken te maken met de overheid. Ook de vertegenwoordigers van de islam lieten herhaaldelijk blijken hoezeer zij hiervoor gewonnen waren. Ook zij pleitten voor de totstandkoming van een duidelijke regelgeving.
Ik kan geen uitspraken doen over de toekomstige ontwikkeling van de erediensten. Wie zou dit trouwens wel kunnen?
De belangrijke rol die de erediensten in onze maatschappij vervullen, verantwoorden de bijdragen van de diverse overheden. Bovendien stipuleren de Grondwet en een advies van Raad van State zeer duidelijk dat de overheid de plicht heeft om de erediensten te ondersteunen en dezelfde afspraken te maken met alle erediensten.
De Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur stelde de vraag of het niet verder kon. Bij het begin van de besprekingen hadden ook wij die intentie. Het was inderdaad de bedoeling tot één kerkfabriek per gemeente te komen. Maar dit bleek niet haalbaar.
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
Later moeten er geleidelijk aan verdere stappen in die richting gezet worden. Eén kerkbestuur per gemeente zou heel wat voordelen hebben, maar we moeten ons de vraag stellen of ze zouden opwegen tegen het teloorgaan van de goede verhoudingen tussen de overheid en de kerkelijke hiërarchie.
Het decreet zal hoe dan ook over tien jaar moeten geëvalueerd en bijgestuurd worden. Het ontwerp houdt zich aan de bevoegdheidsverdeling uit de bijzondere wet van 13 juli 2001. Toch blijven wij ervan overtuigd dat de religie als geheel beter aan de deelstaten zou kunnen toevertrouwd worden. De opdeling binnen de bevoegdheid wordt door sommigen misbruikt om verwarring te zaaien. De federale overheid moet zich van haar taak kwijten, zoals wij dat van de onze doen. De moslimgemeenschap had overigens liever twee moslimexecutieven gezien, een voor Vlaanderen en een voor Wallonië. Maar dat is een discussie die op federaal niveau moet gevoerd worden.
Verder hebben wij - en dit werd door de Raad van State beaamd - in dit ontwerp van decreet respect getoond voor de fundamentele rechten en vrijheden van de erediensten. Dat was niet eenvoudig. De totstandkoming was een moeilijke evenwichtsoefening.
Het is onjuist dat dit ontwerp van decreet door de islam zou geïnspireerd zijn. Het is unfair dit ten aanzien van de burgers en van de publieke opinie te beweren. We probeerden enkel de relaties tussen de overheid en de erediensten te moderniseren. Uiteraard hielden we daarbij ook rekening met de moslimgemeenschap in ons land. Het zou niet correct zijn als de tienduizenden islamitische landgenoten niet dezelfde rechten en plichten zouden hebben als de andere burgers. Na de goedkeuring zal verder aan de relaties tussen moskeeën, de islam, de imams en de overheid moeten gewerkt worden op basis van de principes van scheiding van kerk en staat, en de gelijkheid van man en vrouw. Ook de islamitische gemeenschap past in dit geheel. De erkenning van de erediensten gebeurde op basis van democratische analyses. De islam zal voortaan ook moeten rekening houden met de adviezen van de overheid.
Zowel de lokale besturen als de erediensten staan achter het voorliggende ontwerp. Wij hebben de verantwoordelijken van de 6 erediensten samen rond de tafel gekregen, en er is in alle sereniteit overlegd. Samen gaven zij goedkeuring aan het opzet. Ik ben er trots op dat het ontwerp blijk geeft van humaniteit, openheid en verdraagzaamheid.
De achterdocht over een vermeende geldstroom naar de islam is onterecht. Er is nog geen frank naar de islamgemeenschap gegaan. Zolang de moslimexecutieven er in de praktijk niet zijn, kan dat trouwens niet. De middelen waar de moskeeën nu over beschikken komen deels van de leden van de geloofsgemeenschap, maar deels ook uit onbekende bronnen. Er is geen enkele controle op de boekhouding. De erkenning van deze eredienst houdt in dat die
Door een rationalisering van de kerkfabrieken en het plannen van initiatieven zullen de gemeenten niet plotseling geconfronteerd worden met keuzes van religieuze organen. Dit zal niet leiden tot een verhoging van de uitgaven. De burgers, de gemeente- en de provincieraden zullen wel meer duidelijkheid krijgen over de geplande initiatieven.
Ik erken dat het ontwerp van decreet slechts een eerste stap is, maar het beantwoordt aan de huidige noodzaak. Bovendien is het ontwerp van decreet humanistisch en behandelt het alle burgers op eenzelfde wijze, onafhankelijk van hun geloofsovertuiging. (Applaus)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Wij hebben amendementen ingediend die kunnen worden onderverdeeld in vier categorieën. Zij hebben betrekking op de taalvereisten, de leeftijdsvereisten, de gelijke vertegenwoordiging van de geslachten en specifieke opmerkingen over de islam. Ik herhaal niet wat in de commissie of tijdens de algemene bespreking reeds werd gezegd. De schriftelijke toelichting volstaat.