Verslag plenaire vergadering
Verslag
ONTWERPEN VAN DECREET
Lokaal sociaal beleid
Algemene bespreking
De voorzitter : Aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Sonja Becq, verslaggever, verwijst naar het schriftelijke verslag.
(verslaggever)
Lokaal sociaal beleid en de totstandkoming van een Sociaal Huis staan als principes in het regeerakkoord. Er moest een opvolger komen voor het Sociaal Impulsfonds. Het voorliggende ontwerp van decreet heeft precies de ambitie sociaal beleid dichter bij de mensen te brengen, toegankelijker te maken voor iedereen, beter te stroomlijnen, onder meer door het invoeren van het begrip sociaal huis op lokaal niveau.
In de afgelopen jaren legde de tekst van het ontwerp een lange weg af. Er werden ter voorbereiding rapporten van diverse commissies opgevraagd, de verhouding tussen gemeente en OCMW werd bekeken, een cel Lokaal Sociaal Beleid werd opgericht binnen de administratie, er werden 25 startgemeenten voor lokaal sociaal beleid geselecteerd, die aangemoedigd werden om hun expertise inzake geïntegreerde aanpak door te geven aan het Vlaamse niveau. De verschillende dynamieken in de startgemeenten werden geregistreerd en beschreven in een handboek, dat onlangs verscheen en dat andere gemeenten, die straks moeten starten, moet helpen met de opmaak van een lokaal sociaal beleidsplan of de creatie van een Sociaal Huis. Momenteel werkt men aan een nieuwe groep starters om de expertise verder uit te bouwen.
In het parlement organiseerde de commissie Welzijn een hoorzitting met alle betrokkenen uit het werkveld om ook hun ervaringen en vragen te kunnen meenemen in het verhaal. Deze initiatieven en veel overleg resulteerden in de teksten die nu voorliggen.
De krachtlijnen van het ontwerp zijn de volgende : de afstemming en de samenwerking tussen gemeente en OCMW bevorderen door de introductie van een lokaal sociaal beleidsplan, de coördinerende rol van het lokaal bestuur verankeren, de realisatie van een uniform loketsysteem als opstap naar een Sociaal Huis en de bevordering van de samenwerking tussen de verschillende actoren op het veld, zijnde de publieke, de semi-publieke en de private.
Het ontwerp heeft een open structuur.Het is bij uitstek een kaderdecreet en laat veel ruimte voor een specifieke lokale situatie en invulling door uitvoeringsbesluiten.
In het eerste hoofdstuk legt het ontwerp de lokale actoren, gemeente en OCMW op een lokaal sociaal beleidsplan te maken, met een omgevingsanalyse en een geïntegreerde visie op lokaal sociaal beleid. Een plan, met een terugkoppelingsinstrument, de sociale conjunctuurbarometer, die evaluatie moet toelaten. Het ontwerp stelt verder ook dat dit plan geen bijkomend plan mag zijn voor de gemeenten. De planlast moet met dit initiatief verminderen. De Vlaamse overheid wordt in de tekst verplicht om op korte termijn te bepalen welke plannen door het lokaal sociaal beleidsplan moeten vervangen worden.
In het hoofdstuk over de coördinatie wordt de coördinerende rol van de lokale overheden decretaal vastgelegd, maar ze zal verder uitgetekend worden door de Vlaamse regering in samenspraak met de actoren.
Het derde hoofdstuk, over het Sociaal Huis, is wellicht het grootste punt van discussie in de voorliggende teksten. In het ontwerp wordt momenteel voorzien in minimaal één uniform loketsysteem voor vragen naar lokaal sociaal beleid. De minimale bedoeling is dat elke burger met diverse zorgvragen die voortvloeien uit dezelfde situatie, slechts één keer zijn basisverhaal moet doen. In die zin zal de Vlaamse regering een uniform cliëntopvolgingsysteem verder uitwerken. Het ontwerp van decreet voorziet ook in de creatie van een kwaliteitslabel voor sociale huizen. De precieze definitie zal door de Vlaamse regering in overleg met de actoren verder vastgelegd worden.
Ten slotte wordt in hoofdstuk vier vastgelegd dat de overheid en de private voorzieningen moeten samenwerken. Via de sectorale regelgeving kan de Vlaamse regering voorzieningen onderling of voorzieningen en lokale besturen verplichten een protocol met taakafspraken af te sluiten.
In de bespreking in de commissie Welzijn werden nog de volgende discussiepunten aangehaald, die wellicht nog straks aan bod komen. Het gaat om de te ruime definitie van het begrip lokaal sociaal beleid, de relatie tussen gemeente en OCMW en hoe hun rol moet gedefinieerd worden, de invulling van een lokaal sociaal huis, de rol van private voorzieningen in een lokaal sociaal beleidsplan en de invulling van de coördinatierol van de lokale actoren. Er was ook nog een discussiepunt over Brussel. In dat kader zullen de Brusselse vertegenwoordigers uit de meerderheid nog een amendement indienen.
Dat amendement wordt mee ingediend door de democratische oppositie.
Het ontwerp van decreet op het lokaal sociaal beleid en meer bepaald de terminologie rond het Sociaal Huis werden reeds ingeschreven in het regeerakkoord van 1999 onder impuls van de toenmalige Spirit-onderhandelaars. De heer Bert Anciaux overtuigde eind jaren 1980 een Volksuniecongres van het belang van een Sociaal Huis en een lokaal sociaal beleid. In 2001 heeft de Vlaamse regering de eerste stappen gezet om dat huis effectief te realiseren en het in te bedden en uit te breiden naar een lokaal sociaal beleid. De regering heeft toen bepaald wat lokaal sociaal beleid is. Ze heeft de samenwerking vastgelegd tussen de lokale besturen en de andere actoren, de verhouding tussen gemeente en OCMW en de realisatie van het Sociaal Huis.
Het lokaal sociaal beleid is ook een van de belangrijke punten bij de hervorming en de bundeling van de diverse fondsen die bestaan. De hervorming van het Sociaal Impulsfonds, van het Gemeentefonds en van het Investeringsfonds, maar ook de introductie van het Stedenfonds en het Stadsvernieuwingsfonds, zijn geen onbelangrijke zaken. In dat kader moet het lokaal sociaal beleid uitgewerkt worden.
Het is ook geen makkelijke opdracht. Er is enige tijd verlopen tussen de eerste beslissing van de Vlaamse regering en de verhoopte goedkeuring vandaag in plenaire vergadering. Het lokaal sociaal beleid vat immers een brede spectrum en is van belang voor nogal wat Vlaamse decreten en heel wat beleidsdomeinen zoals het Algemeen Welzijnswerk, de Bejaardenzorg, de Gezondheidszorg, het Interculturele beleid, het Gezinsbeleid, het Gehandicaptenbeleid en zelfs in de marge het Huisvestings- en Werkgelegenheidsbeleid.
Het opstellen van een lokaal sociaal beleidsplan past in het voornemen van de regering om de planlast te verminderen. De Vlaamse regering zal de regelgeving per sector vereenvoudigen. De regering zal ook per sector de coördinerende rol van de lokale besturen bepalen.
Het Sociaal Huis moet een eenloket- en doorverwijsfunctie vervullen. De geïntegreerde sociale dienstverlening van OCMW en gemeente is één van de hoekstenen. Het betreft ook de algemene sociale dienstverlening, bijvoorbeeld over kinderopvang en thuiszorg. Het is niet altijd mogelijk om dat sociaal huis op één locatie te vestigen. Het lokale bestuur kan daar zelf over beslissen. Spirit is enthousiast over dit ontwerp en zal het dan ook goedkeuren. (Applaus bij de VLD, sp·a, Groen! en VU&ID)
Ik ben teleurgesteld omdat de minister de gegevens over de planlast en de budgettaire planning niet aan het parlement verstrekt heeft.
We gaan akkoord met de principes van het ontwerp. Een lokaal sociaal beleidsplan kan een nieuwe impuls geven. Het is ook goed dat er coördinatie is tussen gemeenten, OCMW's en privé-initiatieven.
Het Sociaal Huis kan de sociale dienstverlening versterken, de cliënten wegwijs maken en zorgen voor netwerkvorming en doorverwijzing. Ik twijfel er echter aan of het huis wel de kroon op het werk is. Ook de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten is niet onverdeeld gelukkig met het ontwerp.
Ondanks de goede principes, is het ontwerp allicht overbodig. De gemeenten doen nu al veel en met dit ontwerp krijgen ze onvoldoende steun of duidelijkheid. We hebben er echter vertrouwen in dat de gemeenten en OCMW's, soms ondanks dit ontwerp, de juiste keuzes zullen maken.
Het ontwerp stimuleert de samenwerking met de privé-sector niet. We hebben daarom opnieuw een amendement ingediend voor een lokaal overlegforum. De minister deed dat af onterecht als een hoogmis. Ook in Brussel moet een goed sociaal beleid mogelijk zijn. Daarover zou nu een gemeenschappelijk amendement ingediend zijn.
De minister wil de lokale besturen ondersteunen door het loket lokaal sociaal beleid, dat nu al bestaat. Dat is echter onvoldoende, financiële ondersteuning is nodig. Voorts is de relatie tussen gemeente en OCMW nog niet transparanter gemaakt.
Er zal een sociale conjunctuurbarometer opgesteld worden om een en ander te evalueren. Bij de plannen over het sociaal impulsplan was er ook een barometer. Over de criteria werd toen in het parlement gepraat, nu blijft alles duister.
Ook over de planlast zijn er tal van onduidelijkheden. Er komt een gemeenschappelijk plan voor de gemeente en het OCMW. Het is niet duidelijk of bijvoorbeeld de centra voor algemeen welzijnswerk daarnaast nog een eigen plan moeten opstellen.
Een ander punt dat nu naar voren geschoven wordt, is dat van de gemeenschappelijke sociale doorlichting door het Sociaal Huis. Misschien is dit een goede zaak. De OCMW's, die daar al langer voor pleitten, vragen zich echter af waarom hun dit nooit gegund werd. Waarom kan nu het wel terwijl het vroeger onmogelijk was? Waarom wordt dit nu doorgeschoven naar een nieuwe instantie? De OCMW's voelen zich eigenlijk wat miskend. Wat is trouwens het juridische statuut van het Sociaal Huis? Staan OCMW en Sociaal Huis naast elkaar of wordt het OCMW geïntegreerd in het Sociaal Huis? Dit is nog steeds onduidelijk.
Ook de betutteling is nog niet verdwenen. We vinden haar nog terug in een modelbeleidsplan, in een kwaliteitslabel, in onoverzichtelijke kwaliteitsvoorwaarden, in een door de overheid opgelegd protocolmodel en in de sectorale regelgeving.
Met een aanpassing van de sectorale regelgeving wil men alle problemen oplossen. Alle decreten die de kinderopvang, de ouderenzorg, het geestelijke welzijnswerk en het lokaal sociaal beleid regelen, worden door deze minister, onder goedkeurend oog van de meerderheidspartijen, zomaar aangepast. Het parlement mag alleen nog bekrachtigen, zonder enige serieuze samenspraak. Dit is een aanfluiting van het begrip democratie.
CD&V blijft met heel wat vragen zitten en vindt het vervelend dat de private sector niet ernstig genomen wordt. Voor het middenveld is er in dit ontwerp van decreet geen gegarandeerde plaats. CD&V zal evenwel niet tegenstemmen, maar zich onthouden. Voor ons is de uitbouw van een goed netwerk immers van primordiaal belang en wij hebben vertrouwen in de lokale besturen. (Applaus bij CD&V)
De lokale overheid heeft zich de afgelopen jaren intens beziggehouden met sociale opdrachten. Bejaardenzorg en alles wat er mee samenhangt worden vaak aangeboden door het OCMW. Kinderopvang is daarentegen steeds meer het terrein van de gemeente geworden. Zowel de gemeente als het OCMW doen echter veel meer. Hierbij denk ik onder andere aan schuldbemiddeling, sociale huisvesting en de behandeling van vragen voor financiële tegemoetkomingen. Daarnaast bestaat er ook het aanbod van de private sector. De burger weet echter niet meer toe wie hij zich waarvoor moet wenden.
Daarom werd het idee geopperd dat er één aanspreekpunt moest komen. Het werd in het regeerakkoord van 1999 opgenomen. Het was echter de Gentse OCMW-voorzitter, Erwin Devriendt, die het voor het eerst concreet uitwerkte. De door hem uitgewerkte succesformule van de welzijnsbureaus werd overigens ook opgenomen in het verkiezingsprogramma van de VLD. Intussen sloten overigens ook de gemeenten en OCMW's allerlei protocollen af waarin ze afspraken maakten over de te volgen taakverdeling.
Voor de VLD heeft een welzijnsbureau vijf taken. Een welzijnsbureau moet de mensen informeren over de dienstverlening die er bestaat; het moet de mensen assisteren zodat ze hun rechten kunnen verwerven; het moet netwerken uitbouwen en indien nodig ook, wanneer de private organisaties in gebreke blijven, hulp aanbieden. Ten slotte moet een welzijnsbureau de mensen ook emanciperen en begeleiden naar meer zelfstandigheid.
De opmaak van één lokaal sociaal beleidsplan is op heel wat weerstand gestoten. Dit is deels terecht en deels onterecht. In de eerste plaats is dit onterecht omdat een gemeente en een OCMW die samen een lokaal sociaal beleid willen voeren, een correcte analyse van de situatie moeten maken.
Anderzijds is de kritiek ook terecht. Kleine gemeenten worden nu al overstelpt met beleidsplannen. Vele beleidsplannen vragen daarenboven heel wat inspanningen en hebben maar een beperkte opbrengst. Het is dan ook duidelijk dat de planlast van de gemeenten moet verminderen. Dit plan moet andere plannen vervangen. Zo moet ook het beleidsplan voor kinderopvang deel uitmaken van een groot sociaal beleidsplan.
Beleidsplannen moeten echter niet alleen opgesteld worden. Ze moeten ook uitgevoerd, geëvalueerd en - waar nodig - bijgestuurd worden. Dit is de reden waarom de meerderheidspartijen een amendement indienden om het beleidsplan na drie jaar te evalueren. Dat moet gebeuren aan de hand van een sociale conjunctuurbarometer.
Met dit amendement krijgt de Vlaamse administratie de opdracht om de lokale overheden de nodige gegevens te bezorgen. Er dient echter te worden opmerkt dat lokale overheden hierbij nog al te vaak botsen op een muur van onwil vanwege de administratie. De Vlaamse regering dient hierbij dus haar verantwoordelijkheid op te nemen.
Het Sociaal Huis, als instrument om de hulpverlening toegankelijker te maken, stootte op heel wat bedenkingen van de lokale overheden. Het moet echter als een techniek en niet zozeer als een nieuwe, bijkomende bakstenen constructie gezien worden.
Ik ben opgetogen over het feit dat het Sociaal Huis ook informatie moet verstrekken. De diversiteit van de huidige werkvormen en voorzieningen zorgen er immers voor dat de mensen niet altijd precies weten welke hulpvormen er allemaal beschikbaar zijn. Verder moet het huis de mensen ook informeren waar elke hulpvorm te verkrijgen is.
In artikel elf voorziet het ontwerp van decreet in de mogelijkheid om het Sociaal Huis een kwaliteitslabel toe te kennen. Velen heeft dit de wenkbrauwen doen fronsen. Een kwaliteitslabel biedt immers steeds een marktvoordeel. Een kwaliteitslabel nastreven voor een Sociaal Huis heeft echter weinig zin omdat het over een monopoliepositie beschikt. Indien het enkel de bedoeling is dat men er, door middel van dit label, de lokale overheden wil toe aanzetten om steeds beter te doen, kan ik dit initiatief wel steunen.
Artikel zes over de coördinerende rol van het lokaal bestuur laat ook meerdere interpretaties toe. Precies daarom is het zo gevaarlijk. Voor sommigen betekende dit dat het lokaal bestuur mee zou bepalen welke voorziening welke erkenning zou krijgen. Vanwege de mogelijke belangenvermenging is de VLD hier een verwoed tegenstander van. Bovendien zou dit in strijd zijn met het subsidiariteitsbeginsel en zou een dergelijke coördinatiefunctie leiden tot een verstaatsing van onze zorgverlening. Concurrentie op basis van kwaliteit heeft altijd gezorgd tot meer kwaliteit. Het is een bron van dynamiek in het zorglandschap.
Straks wordt gestemd over dit ontwerp van decreet. Daarna is het aan de lokale overheden om het in praktijk om te zetten en daardoor de zorg en de hulp toegankelijker te maken.
Als schepen van Sociale Zaken van een van de startgemeenten was ik zeer nauw betrokken bij de totstandkoming van die ontwerp van decreet. De ontwerpteksten getuigen van een grote dynamiek, en de cel Lokaal Sociaal Beleid heeft de startgemeenten zeer goed begeleid.
Bij het opmaken van de uitvoeringsbesluiten moet zeker in acht genomen worden dat er misschien enige weerstand zal zijn. Het is immers niet voor alle actoren evident dat men jarenlange gewoonten en systemen in vraag gaat stellen. Zelfs in gemeenten die een goede relatie hebben met hun OCMW zou dit wel eens voor spanningen kunnen zorgen. Voor de gemeenten die getuigen van goodwill, en zeker voor de startgemeenten, was dit decreet misschien niet nodig geweest. Andere echter kunnen het best gebruiken als stimulans voor het verbeteren van hun sociaal beleid.
Onze fractie zal dit ontwerp van decreet zeker goedkeuren, hoewel wij kritisch zijn en blijven. Wij hadden liever een voorstel gezien in een minder breed kader. Er is nog een lange weg te gaan vooraleer het operationeel zal zijn.
De verplichting voor alle lokale actoren om een sociaal beleidsplan uit te werken en het vastleggen van hun coördinerende rol daarbij zijn alvast heel positief, hoewel die coördinerende rol beter een striktere definitie had gekregen. Verdere pluspunten zijn het minimaal geïntegreerd sociaal loket met cliëntopvolgingsysteem en de versterking van vormen van verplichte samenwerking, al moet de Vlaamse overheid duidelijker stellen hoever ze daarin wil gaan.
Bij het opmaken van de uitvoeringsbesluiten zijn er een aantal punten die goed moeten opgevolgd worden en waar speciale aandacht moet naar uitgaan.
Zo moet er zeker een planlastvermindering komen, want hoewel de tekst vol goede bedoelingen staat zullen die door veel gemeenten wellicht verkeerd of met veel argwaan begrepen worden. Hen wordt immers gevraagd nog maar eens een nieuw plan op te stellen. Het verdient aanbeveling hen ook te wijzen op de positieve gevolgen daarvan.
De term Sociaal Huis vind ik ongelukkig gekozen omdat het doet denken aan een fysiek, bakstenen gebouw, terwijl het in feite slechts om een concept, een loketfunctie en een manier van werken gaat. We moeten ervoor oppassen dat het geen derde actor gaat worden.
Als schepen van Sociale Zaken weet ik dat de gemeenten heel wat tijd en energie in de uitvoering van dit decreet zullen moeten steken, en dat ze daarbij ook soms externe deskundigheid zullen moeten inhuren. Ik vraag nadrukkelijk daarvoor voldoende middelen uit te trekken.
Met het kwaliteitslabel heb ik het zeer moeilijk. Ik vind het een ongelukkig principe. We moeten zeer voorzichtig zijn met de definiëring van hoe een sociaal beleid precies moet draaien. Ik pleit ervoor dit kwaliteitslabel niet uniform te maken voor heel Vlaanderen, maar daarbij zeker rekening te houden met de verschillende situaties van de betrokken gemeenten.
Dit ontwerp mag zeker niet als eindpunt of als rustpunt gezien worden; Het is een start voor een vernieuwing van het lokaal sociaal beleid. Er moet nog zeer veel ingevuld en gerealiseerd worden.
Onze fractie zal het straks goedkeuren. Ik dring erop aan dat de expertise en de ervaring van de startgemeenten, die gebundeld werden in een werkboek, zullen gebruikt worden bij het opmaken van de uitvoeringsbesluiten.
Dit ontwerp van decreet past in de grote hervormingsgolf van de Vlaamse bestuurlijke instellingen. Ook de SERV merkte op dat daarover een grote onzekerheid is, dat het kerntakendebat nog niet is afgerond en dat de verhoudingen tussen de gemeenten en de OCMW's niet uitgeklaard zijn. Dat is wellicht de reden waarom het kaderdecreet zeer vaag is.
Het uitgangspunt is zeer lovenswaardig, en het Vlaams Blok kan zich er dan ook achter scharen. Helaas wordt er maar weinig concrete uitwerking aan gegeven, wellicht door die eerder aangehaalde onzekerheid, maar ook in een poging alles te omzeilen waar weerstand van de machtsgroepen zou kunnen tegen ontstaan. Zoals bleek uit de hoorzittingen vragen de betrokkenen zich af wat de concrete gevolgen zullen zijn en nemen zij een egelstelling in.
De Vereniging van Vlaamse Gemeentelijke Welzijnsdiensten juicht de samenwerking bijvoorbeeld toe, maar vraagt om de regierol van de lokale besturen duidelijker te omlijnen.
Een ander punt van kritiek is het uitsluiten van de tweetalige gemeenten van het Brussels Gewest. Vlaanderen is bevoegd voor welzijn in Brussel. Door de schrapping komen een aantal diensten in de kou te staan. De Raad van State heeft gelijk, maar het is de vraag wat de Vlaamse Gemeenschap gaat doen met haar welzijnsbevoegdheid in Brussel.
Het Vlaams Blok staat volledig achter het idee van een eenloketfunctie. Hoe dat zal worden gerealiseerd in het versnipperde sociale beleid, is niet duidelijk. Het is noodzakelijk om erover te waken dat de verdere uitwerking van het decreet niet moet wijken onder de druk van de particuliere belangen van de verschillende betrokkenen en de vastgeroeste machtsverhoudingen in de sector. Het Vlaams Blok zal het kader ervan goedkeuren. (Applaus bij het VB)
Het ontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid gaat over het sociale huis. Het thema van de eerste debatten in mijn parlementaire loopbaan, ongeveer vier jaar geleden, was het sociale huis. In het regeerakkoord is voor de eerste keer sprake van een sociaal huis ter vervanging van het OCMW. Uit de debatten bleek dat er een heleboel verschillende meningen waren over wat dat precies zou moeten worden.
Nu vier jaar later legt het ontwerp van decreet de contouren van het sociale huis vast. De groene fractie is daarover enthousiast. Het ontwerp legt de grote lijnen vast en die werden in samenspraak met de lokale besturen uitgewerkt. Daardoor heeft er zich een hele dynamiek van verandering, samenwerking en experimenten ontwikkeld. Die moet door middel van een wettelijke verankering door de 308 gemeenten worden opgenomen. Verder heeft het ontwerp een logische opbouw. Er is aandacht voor planning, coördinatie, taakafspraken en voor alle sociale partners. Het ontwerp wordt ondersteund door een kenniscentrum Lokaal Sociaal Beleid, dat knowhow en expertise ter beschikking stelt. Het ontwerp biedt veel mogelijkheden om een goed sociaal beleid te voeren. Onze fractie zal het met overtuiging steunen. (Applaus bij de VLD)
CD&V vindt het onbegrijpelijk dat de Vlaamse regering expliciet stelt dat het decreet niet van toepassing is in Brussel. Daarmee trekt men een grens tussen Vlamingen binnen en buiten Brussel. Dat is een verkeerde politieke keuze. Het uitsluiten van Brussel uit het ontwerp werpt obstakels op voor de toekomst en maakt het moeilijk om het concrete beleid toepasbaar te maken voor Vlaamse Brusselaars. Het advies van de Raad van State stelt dat het perfect mogelijk is om Brussel bij het decreet te betrekken als men bereid is om de VGC in te schakelen. De VGC is vragende partij om te worden betrokken bij het ontwerp en heeft concrete voorstellen geformuleerd. Het VGC-college heeft bevestigd dat de decretale verankering de enige echte oplossing is en dat het ontwerp een gemiste kans is. De Brusselse Welzijnsraad, de sp·a en VLD-collega's in de VGC-raad en alle Brusselse Vlamingen betreuren de uitsluiting van Brussel.
Toch werden de amendementen van CD&V verworpen. Daarmee wilden we de deur openlaten om langs de VGC invulling te geven aan dit decreet in Brussel. Positief is evenwel dat door overleg één amendement mogelijk is geworden. Dat is niet volmaakt, maar het is een stap in de goede richting : de VGC krijgt een rol om de doelstellingen van het decreet te realiseren in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Het is evenwel jammer dat in artikel 2 is blijven staan dat het decreet niet van toepassing is op gemeenten gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Kan men niet stellen dat het niet afdwingbaar is?
Het is belangrijk dat we een duidelijk antwoord krijgen op de vraag of Brussel nu al dan niet onder het ontwerp van decreet zal vallen. Zorgt dit amendement ervoor dat Brussel ook onder de vervolgdecreten zal vallen? In dit ontwerp van decreet wordt de convenant met de VGC niet duidelijk beschreven.
Ik heb dit amendement ondertekend omdat het de deur opnieuw op een kier zet, maar CD&V dient zijn eigen amendementen opnieuw in omdat ze duidelijker zijn. Als die niet worden goedgekeurd, zullen we het andere amendement toch goedkeuren. (Applaus bij CD&V en het VB)
De Raad van State zegt dat de Brusselse lokale besturen niet verplicht zijn de Vlaamse decreten te volgen. In artikel 2 van dit ontwerp van decreet staat daarom dat dit ontwerp van decreet niet van toepassing is op de Brusselse gemeenten. Minister Byttebier wil deze bepaling ongewijzigd laten omdat ze voor duidelijkheid zorgt. Het gevolg daarvan is wel dat het sociaal huis niet rechtstreeks ingevoerd kan worden in de Brusselse OCMW's. Ik vraag daar begrip voor omdat de Brusselse OCMW's nog maar pas zijn geconfronteerd met een ander gevoelig dossier : de invoering van de Vlaamse zorgverzekering.
Amendement 34 biedt ons echter de mogelijkheid de principes en doelstellingen uit dit ontwerp van decreet te realiseren langs de VGC. Voor de implementatie van een aantal decreten, bijvoorbeeld dat inzake het lokale cultuurbeleid, werkt Vlaanderen rechtstreeks samen de gemeenten. Voor een aantal andere decreten werkt het samen met de VGC. Het debat daarover is niet af. Dit amendement zou alleszins een belangrijke stap vooruit betekenen om de doelstellingen van het vernieuwd sociaal beleid in Brussel te implementeren.
De Franse Gemeenschap werkt wel rechtstreeks samen met de Brusselse OCMW's. Franstalige politici reageren inderdaad gevoelig op Vlaamse initiatieven, maar dat is omdat ze daarmee nog niet vertrouwd zijn.
Op middellange termijn is samenwerken met de gemeenten inderdaad de beste oplossing, zeker nu de Vlaamse aanwezigheid op het lokale niveau is versterkt dankzij de Lambermont- en Lombardakkoorden. Misschien zal dit amendement voor tijdsverlies zorgen, maar in vergelijking met het oorspronkelijke ontwerp van decreet winnen we tijd.
Deze namiddag zal het Vlaams Parlement dit belangrijke ontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid goedkeuren. Dit ontwerp van decreet schenkt de leerrijke startersinitiatieven een decretale basis. We hebben dit ontwerp van decreet gebaseerd op de ervaring opgedaan in de startersinitiatieven.
De gemeentebesturen en de OCMW's worden de spil van het vernieuwde lokaal sociaal beleid, maar dat betekent niet dat de andere lokale betrokkenen genegeerd worden. Hun inbreng in het plan moet duidelijk omschreven worden. Het lokale niveau zal bepalen wie de voortrekkersrol op zich zal nemen. Dit ontwerp van decreet legt alleen de grote principes vast : samen de toegankelijkheid van de voorzieningen verzekeren.
Artikel 12 bepaalt hoe het participatieproces verantwoord moet worden. Wij geven de voorkeur aan participatie boven een eenmalige hoogmis.
Ons forum is niet eenmalig. Wij zien dat ook als een proces waar alle partners aan deelnemen.
Het klopt dat de gemeenten een nieuwe opdracht krijgen, maar het lokaal sociaal beleidsplan leidt tot planlastenvermindering omdat het als basis gebruikt kan worden voor alle andere plannen.
Wat betreft het kwaliteitslabel heeft men de ervaring met het kwaliteitsdecreet. Samen met de sector kijkt men welke kwaliteitscriteria gehanteerd worden. Men gaat dus samen voor een betere kwaliteit en men gaat geen dwingende voorwaarden opleggen van bovenaf. Dat zijn de belangrijke elementen die in dit lokaal sociaal beleidsplan zitten.
Het is mogelijk geweest om al enkele studiedagen te organiseren en verslagboek over het sociaal huis op te stellen. Het is de bedoeling om met de tweede startersgroep uit te komen op concepten voor lokaal sociaal beleid.
Brussel heeft altijd deel uitgemaakt van de Vlaamse Gemeenschap en dus ook van dit ontwerp van decreet. In de memorie van toelichting staat heel duidelijk dat dit decreet ook voor Brussel moet gelden. In de opbouw van het decreet heeft men gezocht hoe dat kan. OCMW's en gemeenten, de spilfiguren voor het lokaal sociaal beleid, vallen niet binnen het territorium van de Vlaamse overheid. Dat is immers de verantwoordelijkheid van de Brusselse Hoofdstedelijke regering. Er moest dus gezocht worden op welke manier de toepassing van het decreet mogelijk kon zijn voor de gemeenschapsmateries in het hoofdstedelijk gebied. Er is samengewerkt met een werkgroep Brussel en met de Brusselse Welzijnsraad. De Raad van State zegt expliciet dat de Vlaamse overheid niet kan samenwerken met de Brusselse gemeenten en OCMW's. De amendementen die effectief rechtstreeks willen ingrijpen op de Brusselse gemeenten zouden de Raad van State niet passeren en dat zou de uitvoering van dit decreet vertragen. In de discussie merkte ik dat artikel 2 ons op het verkeerde been zette. Artikel 2 zegt niet dat men niet in Brussel kan werken. Artikel 2 zegt dat men als Vlaamse overheid niet kan werken met de Brusselse gemeenten. Ik merkte telkens dat die zin geïnterpreteerd werd als zou het de toepassing onmogelijk maken. Het amendement dat een tweede zin toevoegt aan artikel 2 is daarom zeer goed. Het bepaalt dat men met de Vlaamse Gemeenschapscommissie kan werken.
Een Vlaams decreet is in de Brusselse gemeenten niet afdwingbaar. De gemeenten en de OCMW's mogen echter wel samenwerken met die decreten en dat gebeurt vandaag veelvuldig. Het is jammer en onbegrijpelijk dat voor dit decreet niet mag samengewerkt worden. U zegt dat dit decreet niet van toepassing is op de gemeenten. Moest men nu zeggen dat dit decreet niet afdwingbaar is, dan neemt men een stelling in die heel conform is met de staatshervorming. Ik heb net een amendement ingediend om meer ruimte te scheppen en dus in het decreet 'niet van toepassing' te vervangen door 'niet afdwingbaar'.
Gaat de minister ons nog de plannen voorleggen? Hoe kunnen wij spreken over de vermindering van planlast als wij niet het overzicht krijgen van wat er op dit moment gevraagd wordt aan plannen aan de gemeenten en de OCMW's?
Het overzicht is in opmaak.
Ik betreur dit ten stelligste. Jaren discussiëren wij over een lokaal sociaal beleid en over beleidsplannen. Van in het begin was er discussie over de planlast. In het begin van de bespreking ging ik er van uit dat u dat overzicht had. Er is een hele vakantie over gegaan. Ik heb in het begin van de vakantie aan de secretaris gevraagd om de verschillende vragen die ik u gesteld had door te sturen naar uw kabinet. Ik heb de boodschap gekregen dat u met vakantie was en dat men dat u zou voorleggen. Ik vind het een vernedering voor het parlement dat u daar op die manier mee omgaat.
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van
decreet betreffende het lokaal sociaal beleid.
- De stemming over de amendementen op artikel 2, tot invoeging van een nieuw artikel 3 bis, op de artikelen 4 en 6, tot invoeging van een nieuw artikel 11 bis, ter, quater en quinquies, tot wijziging van het opschrift van hoofdstuk 6, op de artikelen 13 en 14 en de artikelen 2, 4, 6, 13 en 14 wordt aangehouden.
- De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De voorzitter : De artikelsgewijze bespreking is gesloten.