Verslag plenaire vergadering
Voorstel van decreet houdende wijziging van artikel 15bis van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging
Verslag
ONTWERPEN EN VOORSTELLEN VAN DECREET
Begraafplaatsen en lijkbezorging
Algemene bespreking
De voorzitter : Aan de orde zijn het ontwerp van decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging en het voorstel van decreet van de heer Lachaert houdende wijziging van artikel 15bis van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, die door de commissie in samenhang werden behandeld, met dien verstande dat het ontwerp van decreet als basis voor de bespreking werd genomen. Wij volgen hier dezelfde werkwijze.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Anny De Maght-Aelbrecht, verslaggever : Eerst en vooral dank ik de leden van de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid voor de respectvolle manier waarop dit onderwerp werd besproken.
In zijn toelichting verduidelijkte minister Van Grembergen welke bepalingen uit de wet van 1971 worden gewijzigd of overgenomen. Ook de heer Lachaert lichtte zijn voorstel van decreet toe. Daarna volgde een hoorzitting. Vooral de opmerkingen van de ambtenaren van steden en gemeenten waren heel interessant.
De algemene bespreking begon met de algemene appreciatie van alle fracties. Daarna werd dieper ingegaan op de publieke en de private taken terzake, bovengrondse begraving, opgravingen, het bijplaatsen van urnen op bestaande graven, het onderhoud van monumentale graven, de lijkomhulsels, de inplanting van crematoria en het lijkenvervoer.
Bij twee gevoelige thema's werd langer stilgestaan. Over de asbestemming van de overledene werd na een lange discussie een consensus bereikt. We moeten immers rekening houden met de wilsbeschikking en de wensen van de nabestaanden. Een ander gevoelig thema is dat van de levenloos geboren kinderen. We hebben een belangrijke stap gezet hebben om het verwerkingsproces ietwat te vergemakkelijken.
Tijdens de artikelsgewijze bespreking werden amendementen ingediend. Een aantal daarvan werd aanvaard. Na indiening van het verslag werd nog een amendement ingediend. Een fout in de tekst is inmiddels ook rechtgezet.
Ik heb dit mondelinge verslag bewust kort gehouden, omdat ik van oordeel ben dat iedereen het bewuste stuk zou moeten doornemen. (Applaus)
CD&V heeft de gevoelige materie van begraafplaatsen en lijkbezorging met grote openheid benaderd. Het is belangrijk dat een regelgeving ter zake kan rekenen op grote parlementaire steun en weinig ruimte voor discussie laat.
Dit ontwerp bevat zeer veel nieuwigheden, die, ook bij CD&V, enkele vragen hebben opgewekt. Zo is het gebruik van een doodskist niet langer verplicht. Het is noodzakelijk dat de minister snel bij uitvoeringsbesluit nadere criteria voor andere lijkomhulsels bepaalt.
Het oorspronkelijke artikel 24 over de vrije asbestemming bepaalde dat de as enkel kan uitgestrooid of bewaard worden op een andere plaats dan de begraafplaats als de overledene dat vooraf zelf schriftelijk bepaald heeft. Er is een amendement ingediend om dat ook mogelijk te maken bij consensus van de naaste familie. Ontbreekt die consensus, dan kan symbolisch een deel van de as worden meegegeven aan bloed- of aanverwanten in de eerste graad.
Door het ontwerp kunnen levenloos geboren kinderen begraven of gecremeerd worden. Daarmee wordt voortgebouwd op een resolutie van dit parlement. Ook dat is een belangrijk aspect voor de betrokkenen.
Het ontwerp van decreet verbetert de wet van 1971. Daarom zal CD&V het, samen met de nog ingediende amendementen, goedkeuren. (Applaus)
Dit is een voorbeelddecreet. Het laat voldoende vrijheid en de regels betreffen voornamelijk veiligheid, orde en hygiëne.
Ik dank de minister dat hij rekening gehouden heeft met de resolutie van dit parlement, een voorstel van decreet van de heer Lachaert en de opmerkingen van de parlementsleden. Het zeer belangrijke ontwerp is een eerbaar compromis.
Zo kan men voortaan aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand melden of men voor zichzelf al dan niet een religieuze uitvaartplechtigheid wil. Op die manier kunnen alle misverstanden hierover vermeden worden.
Door ook bovengrondse begraving toe te laten, wordt de oprichting mausolea mogelijk. De uiteindelijke beslissing daarover wordt echter genomen door de gemeenten, die zich daarbij enkel baseren op technische en niet op religieuze overwegingen.
Doordat ouders een levenloos geboren kind kunnen cremeren of begraven, kunnen ze voortaan op een gepaste manier afscheid nemen. Ook de duidelijkere bekendmaking van de geplande opruiming van grafzerken - één jaar vooraf -, zal moeilijkheden vermijden.
Over de vrijgave van de menselijke as was er veel discussie. Het compromisvoorstel dat bij gebrek aan consensus onder de naaste familie een deel van de as op het kerkhof bewaard wordt, is een grote vooruitgang.
Er was controverse over de verbrandings- en nevenactiviteiten. Het is duidelijk dat de verbranding een monopolie van de gemeente blijft. De nevenactiviteiten zijn dat echter niet.
Die kunnen door om het even wie of om het even waar georganiseerd worden.
In ons amendement stellen we voor wat desbetreffend impliciet in het ontwerp van decreet staat, te expliciteren. Het zou onder meer de rechtszekerheid ten goede komen. Kan u dat amendement dan steunen?
Ik vind het echt niet nodig dit te expliciteren. Het ontwerp van decreet heeft het enkel over de verbranding, en niet over nevenactiviteiten. Bovendien staat alles duidelijk in de stukken en de handelingen; die zijn even belangrijk voor de interpretatie van het decreet.
Ik ben ervan overtuigd dat de nevenactiviteiten privé moeten kunnen geregeld worden. Toch vind ik niet dat dit decretaal bepaald moet zijn. Maar ik zou van de minister wel de garantie willen, krijgen dat hij dat in de uitvoeringsbesluiten regelt.
Ook betreffende de lijkomhulsels kwamen er al veel reacties uit de sector. Het is duidelijk dat niet alles zomaar moet toegelaten zijn. Vlaggen of beddenlakens komen uiteraard niet in aanmerking. Wij vragen de minister hier duidelijke regels over op te stellen, met inachtneming van hygiëne, herkenbaarheid, handelbaarheid en mogelijke misbruiken.
Onze fractie zal dit ontwerp van decreet zeker steunen. (Applaus)
Al te veel verslaggevers verwijzen gemakkelijkheidshalve naar het schriftelijke verslag. Ik feliciteer mevrouw De Maght voor de puike manier waarop zij de essentie van de commissiedebatten hier heeft weergegeven.
Over begraven kan men zich zowel poëtisch als cynisch uitlaten, maar het staat vast dat iedere mens met afscheidsrituelen te maken krijgt; in sommige culturen is de organisatie ervan zelfs een levenstaak. Precies het afscheidsritueel is wat de mens van de dieren onderscheidt.
Vermits begraven een wezenlijk element is in onze cultuur, is het ook belangrijk dat er een goede regelgeving over bestaat waarin de aspecten openbare orde, volksgezondheid en ruimtelijke ordening aan bod komen.
Voor dit nieuwe voortel van decreet waren er enkel het keizerlijke decreet van het jaar XII en de wet van 1971.
Er zijn aan dit voorstel van decreet heel wat positieve kanten. Wij vinden het zeer belangrijk dat er veel aandacht uitgaat naar de wilsbeschikking van de aflijvige, dat er nu ook bovengronds kan begraven worden, dat er een pragmatische oplossing gevonden is voor de asbestemming en dat de problemen rond het afscheid van levenloos geboren kinderen opgelost geraakten.
Anderzijds betreuren wij de haast waarmee de besprekingen plaatsvonden : zij gebeurden in volle begrotingsperiode, zonder dat er een vaste vergaderdag was. Het maatschappelijk debat is niet voldragen : tot vandaag blijven er opmerkingen uit de sector komen, en tot gisteren werd nog gepalaverd over de asbestemming.
Van grote haast kan echt geen sprake zijn. Wij hebben lang gepraat. Uitgangspunt was de tekst van de heer Lachaert, en bij de daaropvolgende resolutie kenden wij de tekst van de minister reeds. Ik ben het er helemaal niet mee eens dat er te weinig overlegd werd.
Bovendien zijn in dit ontwerp een groot aantal aspecten duidelijker en beter geregeld dan vroeger; waarom zouden we dan wachten tot de volgende regeerperiode?
Het is niet evident dat de minister er bij de bespreking van een ontwerp van decreet mee akkoord gaat de stemming uit te stellen. Toch is dat hier gebeurd : vermits de commissie vond dat er nog een aantal details met grote gevolgen niet tot in de perfectie geregeld waren, gaf de minister zijn goedkeuring aan uitstel van stemming. De commissie wilde absoluut niet alles nog voor het kerstreces afronden.
U bevestigt wat ik reeds gezegd heb. Het Parlement moet de agenda bepalen, niet de regering.
Een volgend punt van kritiek is dat de laïciteit van de begraafplaatsen wordt aangetast door een aantal elementen in het ontwerp van decreet. Het keizerlijk decreet van het jaar XII bepaalt dat aanhangers van verschillende geloofsgemeenschappen op een kerkhof gescheiden begraven moeten worden. Door de wet van 1857 laïciseerde de liberale regering van Frère-Orban de begraafplaatsen, hetgeen overigens pas in 1891 door kardinaal Mercier werd aanvaard. Dit ontwerp van decreet brengt de laïciteit nu echter weer in gevaar. Artikel 6 bepaalde oorspronkelijk dat er aparte concessies op de kerkhoven kunnen genomen worden door bepaalde geloofsgemeenschappen. Deze bepaling was ingevoerd om de islamieten ter wille te zijn. Nadat hiertegen verzet was aangetekend, heeft de meerderheid de verwijzing naar geloofsgemeenschappen geschrapt maar ze gecamoufleerd weer ingevoerd door het derde lid van artikel 6. Impliciet bevat de tekst nog steeds de mogelijkheid om een concessie voor een geloofsgemeenschap in te voeren.
Ik spreek als verslaggever.
Het geven van concessies gebeurt nu al door middel van een gemeentelijk reglement. Indien deze mogelijkheid niet wordt opgenomen in de tekst, zouden de gemeenten de vrijheid verliezen zelf concessies uit te vaardigen. De discussie spitst zich niet toe op de tegenstelling tussen de islam en andere geloofsgemeenschappen. De band met de aard van het geloof is duidelijk uit het ontwerp van decreet verwijderd. Ik hoop dat de minister dat zo meteen bevestigt.
Dat is zeer duidelijk. Ik hoop dat de rechtbanken deze interpretatie volgen indien er later betwistingen zijn.
Het Vlaams Blok heeft het ook moeilijk met artikel 11 van het ontwerp van decreet, dat de mogelijkheid vermeldt een lijk te begraven in een lijkomhulsel. Ook dit werd enkel toegestaan om de islamitische geloofsgemeenschap ter wille te zijn. De joodse geloofsgemeenschap heeft hiervoor reeds jaren pragmatische oplossingen bedacht.
De uitvaartsector formuleerde enkele bedenkingen bij de invoering van het lijkomhulsel. Men wees erop dat de organisatie van een plechtigheid anders zou verlopen en dat er grote culturele verschillen werden genegeerd. In landen waar het lijkomhulsel wordt gebruikt, begraaft men lijken binnen 24 uur na het overlijden. In Vlaanderen is dit niet mogelijk en kan het begraven of cremeren enkele dagen na het overlijden plaatsvinden. Tijdens deze periode verdwijnt de rigor mortis en komen er lijkvocht en een ontbindingsgeur vrij, wat hinderlijk is voor het betrokken personeel. Een lijkomhulsel maakt de vormen van het lichaam duidelijk zichtbaar, zodat men in directe confrontatie met het lichaam staat. De dood is in onze cultuur nog een taboe en de confrontatie met dode lichamen wordt liefst vermeden. Men moet ook rekening houden met de ordediensten, die erop moeten toezien dat de doden met respect worden behandeld, en met verschillen met de andere gewesten. We hernemen ons amendement op artikel 11. Hierin vragen we de verwijzing naar het lijkomhulsel te schrappen..
De uitvaartsector heeft ook gereageerd in verband met de rol van privé-bedrijven in de crematoriumactiviteiten. Het VEV is boos omdat er ter zake geen advies werd gevraagd aan de SERV. Artikel 2 stelt volgens mevrouw Dominique Guns impliciet dat de sector niet wordt bedreigd. Dit moet echter expliciet worden vermeld, omwille van de rechtszekerheid. Wij stellen dan ook voor een derde lid aan het artikel toe te voegen dat handelt over de activiteiten van het crematorium. Die moeten beperkt worden tot de ontvangst en kortstondige van lijken, de tijdelijke bewaring van de as, de verbranding en het overhandigen van de as. Alle andere activiteiten die verband houden met het begraven en/of cremeren zijn geen publieke taken die moeten worden uitgevoerd door een crematorium. Dat is wat het ontwerp van decreet beoogt maar niet uitdrukkelijk vermeldt.
Tijdens de besprekingen werd besloten dat de kwestie van het lijkomhulsel en de rol van de crematoria in uitvoeringsbesluiten verduidelijkt moeten worden.
De vertegenwoordiger van het VEV is lid van een van de betrokken organisaties. Waarom moet er een rapport van de SERV zijn? Aan de bevoegdheidsregeling voor het oprichten van crematoria en begraafplaatsen wordt niets gewijzigd.
Ik verdedig het VEV niet. Het is sterk genoeg om dat zelf te doen. Ik vermoed dat men uitgaat van de redenering dat de uitvaartsector door dit ontwerp in zijn activiteiten kan worden bedreigd. Als een dergelijke belangrijke economische sector door een decreet onder vuur komt te liggen, is een voorafgaand overleg binnen de bevoegde organisatie aangewezen. Ik begrijp die redenering van het VEV.
We steunen uw voorstel niet. U stelt dat alleen de ontvangst, de verbranding en de teruggave taken zijn van het crematorium en dat het overige aan de sector moet worden overgelaten. We vinden dat de nabestaanden moeten kunnen beslissen zonder tussenkomst van de sector waar de begrafenis of crematie gebeurt, waar ze de ceremonie willen houden en waar de koffietafel plaatsvindt. De uitvaartsector is heel belangrijk voor de mensen die dat niet allemaal zelf willen of kunnen doen.
Ik verstond u beter toen u op het spreekgestoelte stond. Ik heb de indruk dat u van het rechte pad aan het afdwalen bent.
Het is de bedoeling om duidelijk te maken wat al dan niet de taak van een crematorium is. Wat niet de taak is van een crematorium, kan die van de vrije markt zijn. Dat willen we benadrukken en daarom hebben we een amendement ingediend.
U zegt hetzelfde als mevrouw Guns. Maar in uw amendement staat dat het een verplichte taak moet zijn van de private sector. Ik ben het eens met mevrouw Guns dat beide mogelijkheden moeten bestaan.
Omdat het ontwerp de drie grote principes van de wet op de begraafplaatsen respecteert, zullen we het goedkeuren. Ten eerste wordt de eerbied voor de overledene en de nabestaanden vertaald in diverse artikelen. Zo is de vrije wilsbeschikking van de overledene een belangrijk element, maar ook de beslissingsbevoegdheid van de nabestaanden. Ik had de kritiek van de uitvaartondernemingen verwacht want het gaat om een commerciële sector, die meer en meer internationaal is georganiseerd. Het is heel belangrijk dat de nabestaanden vrij kunnen beschikken en dat niet de sector bepaalt wat er met de lijkbezorging gebeurt.
Het tweede principe betreft de afbakening van de verantwoordelijkheid. De taak van de publieke overheid is instaan voor begraafplaatsen en crematies. De taak van de private sector ligt daarbuiten en men zal in een uitvoeringsbesluit bepalen wat dit inhoudt. Het ontwerp bevestigt trouwens de bestaande situatie.
Een derde belangrijk principe is de gemeentelijke autonomie. Veel problemen hebben te maken met het feit dat het ontwerp veel autonomie toekent aan de plaatselijke besturen om te bepalen wat in het reglement wordt opgenomen.
Aan sommige bepalingen van het ontwerp zijn tijdens de bespreking wijzigingen aangebracht. We zullen het amendement over de vrije asbestemming goedkeuren. (Applaus bij de VLD, sp.a, Groen! en VU&ID)
Het gaat om een delicate materie. Zelfs als men aan de gemeenten autonomie geeft, is het niet eenvoudig. Volgens de wet van 1998 is er een vrij gebruik van de asbestemming. Daaraan zijn evenwel een aantal voorwaarden verbonden, waardoor crematoria met heel wat schrijnende problemen worden geconfronteerd. Zo heeft de regeling geen terugwerkende kracht. Ook het ontwerp voorziet daar niet in. Verder is er een schriftelijke verklaring van de overledene vereist. De ouders van minderjarige kinderen kunnen de as altijd meenemen. Dat kan problemen scheppen als een kind samen met een ouder overlijdt
Men zoekt naar creatieve oplossingen om de as toch mee te kunnen nemen. De as mag naar het buitenland worden getransporteerd en er is geen controle mogelijk om na te gaan of dat effectief gebeurt. Soms komt men zelfs achteraf met een schriftelijke verklaring voor de dag.
Het amendement op artikel 24 bepaalt dat er een schriftelijke verklaring nodig is van alle familieleden in de eerste lijn. Dat betekent dat één enkele persoon een beslissing kan tegenhouden, of die met de overledene nog iets te maken heeft of niet. Ik zal geen ander amendement indienen, want ik heb zelf ook geen pasklare oplossing. Ik vrees echter dat dit amendement tot enorme discussies zal leiden binnen de families. Ook voor mensen die na een ongeval in een coma terechtkomen, is er geen oplossing, want in dat geval is een schriftelijke wilsuiting onmogelijk. Het ware logischer geweest de familieleden die de lijkbezorging op zich nemen een grotere verantwoordelijkheid te geven, omdat zij toch het dichtst bij de overledene staan.
In principe willen we ons baseren op de wilsbeschikking van de overledene. Voor minderjarige kinderen kunnen de ouders een beslissing nemen. Vermits dit niet altijd mogelijk is, hebben we daaraan een consensus bij de nabestaanden toegevoegd. Indien een consensus onmogelijk is, komt de as op de begraafplaats terecht. Zelfs dan bestaat de mogelijkheid van een symbolische asverdeling. Ik denk dat er niet meer problemen zullen zijn dan nu. Eén persoon alleen laten beslissen zou net tot meer moeilijkheden leiden. De praktijk moet uitwijzen of deze regeling werkt of niet.
De vraag is welke nabestaande van de eerste lijn de belangrijkste kan worden genoemd.
In het decreet moet men een rangorde durven bepalen.
Ik weet dat de heer De Roo zich baseert op een pijnlijk voorbeeld. Ik blijf er echter bij dat dit amendement in dergelijke situaties de beste oplossing biedt. De grote vraag is aan wie de dode toebehoort.
Begraafplaatsen zijn door het Lambermontakkoord een gewestelijke bevoegdheid geworden. Daardoor is elke Vlaming betrokken partij bij dit ontwerp. De dood doet de mensen stilstaan bij de essentie van het bestaan. De mogelijkheid om het verdriet op een waardige wijze te verwerken is essentieel in het rouwproces. Rond dood en overlijden is in de loop van de eeuwen ook een funeraire cultuur ontstaan, die diep geworteld is in tradities, maar ook onderhevig aan nieuwe inzichten.
Dood en overlijden geven jammer genoeg ook soms aanleiding tot disputen tussen nabestaanden. Geen enkele wetgeving zal in staat zijn dergelijke disputen te doen ophouden. De politici moeten vooral proberen een serene wetgeving tot stand te brengen. Na de hoorzittingen met ambtenaren van de burgerlijke stand en met vertegenwoordigers van begrafenisondernemers en van publieke crematoria hebben de commissieleden geprobeerd om de teksten van de Vlaamse regering door amenderingen verder te verfijnen. Het kwam erop aan de bestaande wetgeving aan te passen en een opening te laten voor eventuele toekomstige evoluties.
De wet die tot op vandaag van kracht is, regelt de oprichting en het beheer van begraafplaatsen en crematoria, inclusief de problematiek van concessies en de bepalingen inzake lijkbezorging. Het voorliggende decreet behoudt juridisch-technisch de structuur van de wet. Inhoudelijk blijven de drie kernelementen van de wet behouden : de principiële wens tot eerbied voor de overledene en de nabestaanden, de grote mate van gemeentelijke autonomie in deze beleidssector en de afbakening van de verantwoordelijkheid van de lokale overheid en de private sector.
In 2001 heeft het Vlaams Parlement het nieuwe decreet op de intergemeentelijke samenwerking, waaronder de crematoria vallen, goedgekeurd. Alleen gemeenten of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden kunnen begraafplaatsen of crematoria oprichten en beheren. Over de begraafplaatsen was er geen enkele discussie, maar sommigen hadden wel moeite met dit principe voor de crematoria. Wij menen dat de gemeentelijke autonomie de grootst mogelijke garantie biedt dat de crematies gebeuren met de nodige sereniteit.
Het publieke beheer van crematoria behelst naast de eigenlijke crematie ook zaken die er onmiddellijk bij aansluiten zoals de ontvangst van het lijk, het voorzien in een wachtkamer voor de nabestaanden en een lokaal voor de overhandiging van de as en voor een eventuele plechtigheid. Alle mogelijke levensbeschouwingen kunnen van deze ruimte gebruik maken. Er kan ook een ruimte worden voorzien voor een mogelijke bijeenkomst van nabestaanden na de crematie.
Hoewel er heel wat behouden bleef, zijn er in het ontwerp toch een aantal nieuwe elementen. Ten eerste wordt de minimumtermijn voor de concessie van een graf of een asurne van vijf op tien jaar gebracht. De vrees voor plaatsgebrek op sommige begraafplaatsen moet mijns inziens genuanceerd worden door het toenemende aantal crematies.
De procedure van verwittiging van nabestaanden bij het aflopen van een grafconcessie of bij het ruimen van een graf zonder concessie is eenvormig gemaakt. Zowel aan de ingang van de begraafplaats als aan het graf of groep van graven zal de aanplakking gedurende minstens een jaar volgehouden worden, zodat er steeds minstens een Allerheiligendag in de periode is inbegrepen.
Inzake het beheer en de ruimtelijke inrichting van de begraafplaats en inzake het verlenen van concessies blijft de lokale overheid verantwoordelijk. Andere wijzigingen in het beheer van een begraafplaats zijn het inschrijven van de kosteloosheid van een begraafplaats of een plaats in een columbarium, het afschaffen van de procedure die de ontruiming van een begraafplaats mogelijk maakt zonder beslissing van de gemeenteraad en het feit dat nieuwe private begraafplaatsen verboden blijven. De weinige bestaande particuliere begraafplaatsen hoeven niet te worden ontruimd.
Het ontwerp van decreet bepaalt dat bovengrondse begravingen en begravingen in een grafkelder voortaan mogelijk zijn, maar de meerkosten ervan kunnen op de nabestaanden verhaald worden.
Wanneer een overledene niet heeft vastgelegd wat er met zijn as dient te gebeuren kunnen enkel de echtgenoten of de aanverwanten in eerste graad een symbolisch gedeelte meenemen. Een amendement waarover we ons straks zullen uitspreken, bepaalt dat de nabestaanden de asbestemming in consensus kunnen bepalen. Komt men niet tot een consensus, dan bepaalt de wetgever dat de as op de gemeentelijke begraafplaats bewaard zal worden. Vrije asbestemming blijft onmogelijk omdat de meningen daarover al te zeer uiteenlopen.
De kosten van de lijkbezorging van een behoeftig persoon, van wie de nabestaanden onbekend zijn worden voortaan gedragen door de gemeente waar die persoon was ingeschreven. (Applaus)
Ik wens mijn waardering uit te drukken voor de manier waarop de commissieleden gediscussieerd hebben over dit ontwerp van beschavingsdecreet, en voor de manier waarop mevrouw De Maght verslag heeft uitgebracht van deze discussie.
Dit ontwerp van decreet is gebaseerd op een aantal belangrijke basisprincipes. Voortaan kan iedereen het verloop van zijn begrafenis vooraf vastleggen bij de dienst Bevolking, zoals men nu zijn erfenis laat vastleggen door een notaris. Ik besef dat dit gebruik geleidelijk aan zal moeten groeien. De gemeenten zullen dat duidelijk moeten meedelen aan hun inwoners. Deze wilsbeschikking zal heel wat discussie vermijden en oplossen.
We gaan nog altijd uit van de waarde van de gemeenschap. Door aanwezigheid te zijn op een begrafenis geven vrienden en familie aan dat de overledene in zekere zin gemeenschappelijk was. Door aanwezig te zijn vergemakkelijken vrienden en familie het rouwproces.
Dit ontwerp van decreet bepaalt hoe we voortaan zullen omgaan met de bestaande tradities. In het ontwerp wordt groot belang gehecht aan de gemeentelijke autonomie. Het ontwerp legt enkel de algemene principes vast die in de uitvoeringsbesluiten en door de gemeenteraad nader bepaald moeten worden.
De taken van de overheid worden duidelijk bepaald : zorgen voor een kerkhof, lijken ontvangen en toevertrouwen aan de aarde, lijken ontvangen, cremeren en de as toevertrouwen aan de familie. Daartoe zijn uiteraard enkele voorzieningen nodig.
Over het amendement dat de meerderheid nog heeft ingediend is iedereen het eens. De overheid moet er inderdaad nauwlettend op toezien dat discussies over het lijk van een overledene beperkt blijven. Ik vind het een verstandige oplossing om die discussie te bepreken tot de eerste graad.
De overheid moet de manier van rouwen niet bepalen.
Tot slot wil ik de commissie danken voor de goede samenwerking. We bieden de gemeenten de mogelijkheid om de exacte regels duidelijk bekend te maken en zelf hun verantwoordelijkheid te nemen. (Applaus)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging.
- De stemmingen over de amendementen op de artikelen 2, 11, 15, 19 en 24 en over de artikelen 2, 11, 15, 19 en 24 worden aangehouden.
- De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.