Verslag plenaire vergadering
Verslag
Tijdelijke derde VRT-televisienet voor sportverslaggeving
De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van de heer Vandenbossche tot de heer Keulen, Vlaams minister van Wonen, Media en Sport, over een tijdelijk derde VRT-televisienet voor sportverslaggeving.
Mijn vraag gaat over de beslissing van de Raad van Bestuur van de VRT met betrekking tot de oprichting van een derde sportnet. In de bespreking van de beheersovereenkomst van de VRT is daar al over gedebatteerd, maar toen was nog niet bekend dat de VRT deze beslissing afgelopen maandag zou nemen.
Vanmorgen hebben alle commerciële zenders een persconferentie gehouden om te protesteren tegen de beslissing van de raad van bestuur van de VRT. Ik citeer de heer Tillieux van VT4 : 'Ik kan me niet inbeelden dat de Vlaamse regering akkoord zal gaan met dit initiatief dat indruist tegen de beheersovereenkomst.' Als men de beheersovereenkomst en de wettelijke bepalingen rond de VRT leest, dan denk ik dat de heer Tillieux het verkeerd voor heeft. Het is namelijk zo dat de gecoördineerde mediadecreten de opdracht geven aan de VRT om zoveel mogelijk kijkers en luisteraars te bereiken met een gediversifieerd programma-aanbod, rekening houdende met cultuur, informatie, educatie, ontspanning en ook sport. In de beheersovereenkomst 2002-2006 zijn een aantal bepalingen opgenomen die de opdracht van de VRT en meer bepaald van Canvas en Ketnet nauwkeuriger omschrijven. Naar aanleiding van de drukke sportzomer 2004 heeft de VRT heel wat rechten verworven en heeft men besloten om een tijdelijk sportnet op te richten om te voldoen aan de opgelegde performantiemaatstaven. Die beslissing is door de raad van bestuur al genomen, maar er is gezegd dat er verder overleg zou komen met de mediaminister.
Ik meen dat men deze beslissing juridisch niet kan betwisten als men de beheersovereenkomst en de mediadecreten er op naleest. Weliswaar rijst de vraag of er toch geen probleem is met betrekking tot de beheersovereenkomst, zoals deze morgen door de commerciële zenders gesteld is. Ik wil er nog op wijzen dat de opdracht van de VRT zich ook uitstrekt tot het aanbieden van kwalitatieve sportreportages.
De beslissing rond de tijdelijke ontkoppeling is formeel genomen door de raad van bestuur van de VRT en dat is ook zijn bevoegdheid en zijn autonomie. Er is geen enkele bepaling die mij het recht geeft om daartegen een veto uit te spreken. Vandaag heb ik met de VRT-delegatie afgesproken om de voorwaarden van die tijdelijke ontkoppeling nauwkeurig op te volgen. Op de eerste plaats moet het gaan om een tijdelijke en eenmalige ontkoppeling. De VRT onderstreept dat ook in haar communicatie. Ten tweede moet het hele gebeuren zich voltrekken binnen het bestaande budget. Er kan dus geen extra geld verkregen worden. Daaraan gekoppeld blijft het plafond voor de televisiesponsoring gewoon gehandhaafd. Als men daar meer inkomsten verwerft, dan komen die terug naar de overheid en kunnen we die herverdelen onder de sector. Ten slotte moet er in de mate van het mogelijke gefocust worden op de echte vakantieperiode, een periode waarin per definitie ook minder wordt geadverteerd.
Een algemene overweging is dat we ervoor moeten zorgen om terug te komen tot een sereen mediaklimaat. We hebben vandaag kwalitatieve media en we moeten dat zo houden. Na de kerstvakantie zal ik de verantwoordelijken bij mij roepen met het oog op een overeenkomst om bijvoorbeeld bij grote sportevenementen samen te werken. Voor mij is het de ultieme betrachting om zoveel mogelijk sportaanbod te krijgen op het open net en niet op betaaltelevisie.
Tijdens de recente bespreking van de beheersovereenkomst heb ik ook gesteld dat het genereren van nieuwe middelen binnen de bestaande beheersovereenkomst voor de VRT niet kan, omdat daar een akkoord over was voor 2002-2006, en dat ook het genereren van andere inkomsten geplafonneerd is. Ik denk ook dat de VRT zich aan die afspraken wil houden. Ik dank de minister, omdat hij deze stelling bijtreedt.
Het incident is gesloten.