Verslag plenaire vergadering
Verslag
VOORSTEL VAN RESOLUTIE
Infrastructuurbeleid voor het Vlaamse onderwijs
Bespreking
De voorzitter : Aan de orde is het voorstel van resolutie van de heren Martens, De Meyer en Vanleenhove betreffende het infrastructuurbeleid voor het Vlaamse onderwijs.
De bespreking is geopend.
(verslaggever)
Ik verwijs naar het schriftelijke verslag.
Na een eenparige beslissing, heeft de commissie Onderwijs tweemaal een brief geschreven aan de premier met het verzoek om de BTW op schoolgebouwen te verlagen van 21 naar 6 procent. De premier heeft geen enkele keer geantwoord. Dit getuigt van weinig respect voor het Vlaams Parlement. Kan de voorzitter van het parlement aandringen op een antwoord?
Als u mij die twee brieven bezorgt, ben ik zeker bereid bij de premier aan te dringen op een antwoord.
Ik zit met een dubbel gevoel. Ik ben tevreden met de steun van de meerderheid voor dit geamendeerde voorstel van resolutie. Ik zou ook tevreden kunnen zijn dat het kabinet Onderwijs straks op een persconferentie zal meedelen hoe de achterstand zal worden weggewerkt, maar de tekst van de persconferentie wordt pas deze namiddag vrijgegeven. Eigenlijk zal minister Vanderpoorten de pers een antwoord geven onze vragen. Waarom wordt de pers niet uitgenodigd op een debat tussen parlement en regering?
Al van bij haar aantreden, hebben wij de paars-groene regering op dit probleem gewezen. Bovendien moet dit probleem op verschillende manieren benaderd worden. Is een schoolgebouw nog altijd gelijk aan het gebouw waarin ik school heb gelopen of zijn hedendaagse schoolgebouwen open leercentra? We hebben minister Vanderpoorten gevraagd enkele planologen, sociologen en architecten creatief te laten denken over het schoolgebouw in de 21ste eeuw.
Het is ook een kwantitatief probleem. De wachtlijst wordt langer. Jaarlijks worden extra middelen geïnvesteerd, maar dat gebeurt niet op een structurele wijze. Naar aanleiding van het decreet op het hoger onderwijs werd een inspanning geleverd. Deze regering heeft de inspanning voortgezet, maar niet vergroot. Als we de achterstand wegwerken, creëren we bovendien 30 maal 450 arbeidsplaatsen. Daarnaast moet de overheid van haar gebouwen iets creatiefs maken.
We kunnen onze leerkrachten motiveren door hun loon te verhogen, maar een mooie werkomgeving bevestigt eveneens hoe waardevol hun werk is. Ouderwetse en slordige schoolgebouwen dwingen noch van de leerkrachten, noch van de leerlingen respect af.
Dit dossier heeft naast budgettaire, ook pedagogische, sociale en economische implicaties. We kijken met belangstelling uit naar de ideeën van minister Vanderpoorten, maar betreuren de manier waarop dit voorstel wordt besproken.
Voor onderwijs werd gefederaliseerd hebben veel scholen lokalen gebouwd met een goedkope lening van het Nationaal Waarborgfonds. De scholen moesten 1,25 percent van de intresten afbetalen en op termijn het kapitaal.
Heel wat scholen zijn in ernstige problemen geraakt omdat ze het kapitaal nu op vrij korte termijn moeten afbetalen. Ze moeten vaak hun volledige werkingssubsidie gebruiken om de lening af te betalen. Men heeft er vroeger nooit rekening mee gehouden dat zowel de inflatie als de werkingssubsidies vandaag trager zouden stijgen.
De federale regering heeft in een ontwerp van KB de afbetalingstermijn verlengd en vaste kapitaalsaflossingen ingevoerd. Omdat die federale toezeggingen in de vergetelheid zijn geraakt, roep ik minister Vanderpoorten en de meerderheid op dit probleem onder de aandacht van hun federale collega's te brengen.
Ik bestwist ten zeerste de bewering van de heer Martens dat de meerderheid smeekt om deze resolutie mee te ondertekenen. Dit is een goede resolutie die handelt over een problematiek waarover reeds verscheidene boeiende debatten werden gevoerd. Ik stel vast dat het ondanks de architectonische omgevingskwaliteit en de inplanting in het kader van de ruimtelijke structuurplanning moeilijk is om alternatieven te vinden voor de uitbouw van schoolinfrastructuur.
Ik ben het met de heer Martens eens dat dit debat had moeten plaatsvinden voordat over het onderwerp een persconferentie wordt gehouden. In de commissie werd reeds meermaals de vraag gesteld wanneer de alternatieve voorstellen naar voor zouden komen. Men kreeg dan steeds te horen dat men in overleg stond met de inrichtende machten. Ik vind dat de regering het voorstel uit respect voor het parlement eerst hier had moeten brengen.
Er zijn veel inspanningen gedaan voor het onderwijs, maar ondanks de toegenomen middelen groeit de achterstand. De reden daarvoor is de explosieve groei van schoolgebouwen in de zestiger en zeventiger jaren. Deze gebouwen moeten nu gerenoveerd worden, maar de Vlaamse overheid zal nooit in staat zijn al deze uitgaven te dekken. Men moet op zoek gaan naar andere initiatieven, zoals PPS-projecten. Indien men schoolgebouwen wil combineren met winkels of kantoren zal het debat over reclame in de nabijheid van onderwijsinstellingen terug moeten worden gevoerd.
Het Nederlandse model, waarbij de gemeente instaat voor de huisvesting van het kleuter- en basisonderwijs, moet naar mijn mening ernstig overwogen worden. Dit kan echter niet gebeuren zonder de overdracht van middelen, zodat de financiële lasten niet naar de gemeenten worden afgewenteld.
Alle democratische fracties kunnen meewerken aan het vinden van oplossingen. De regering moet samen met de oppositie zoeken naar nieuwe formules zonder de nieuwste investeringen en verwezenlijkingen van het katholiek onderwijs te belemmeren. (Applaus bij de VLD)
Ik vind deze resolutie goed. Ik ondersteun de vraag van de heer De Meyer om de federale regering aan te sporen de BTW op schoolgebouwen te verlagen van 21 procent naar 6 procent. Deze belastingen betekenen een drainage van onze middelen naar het federale niveau.
De problematiek van de schoolgebouwen is vaak aan bod gekomen. Het opbouwen van de achterstand begon in de negentiger jaren met het opleggen van de Maastrichtnorm. Besparen op de schoolgebouwen was de enige oplossing, want aan de lonen kon men niet raken. Datzelfde probleem doet zich ook nu voor.
Ik ondersteun het idee om het Nederlandse model te onderzoeken waarbij de gemeenten instaan voor de accommodatie van het basisonderwijs. Wij moeten de gemeenten daar wel de nodige middelen voor aanreiken.
Veel scholen moeten hun gebouwen renoveren omwille van veranderde veiligheidsvoorschriften die door de overheid werden opgelegd. De overheid moet haar verantwoordelijkheid hiervoor opnemen. In het kader van het levenslang leren moeten ook de centra voor leerlingenbegeleiding en de centra voor volwassenenonderwijs in het DIGO worden opgenomen.
De persconferentie die op dit ogenblik wordt gehouden getuigt naar mijn mening van weinig respect voor het parlement.
Een sombere schoolomgeving maant de leerlingen niet aan tot studeren en is vaak de oorzaak van onaangepast gedrag.
Ik steun deze resolutie volledig. De gemeenschappelijke zorg voor de schoolomgeving is erg belangrijk. Ik volg de heer Martens in zijn voorstel om naar de toekomst te kijken. Hoe zal men binnen 25 jaar leren, en hoe zullen de schoolgebouwen er dan uit zien?
De middelen voor onderwijs zijn gestegen, maar kunnen niet voldoen aan de toegenomen vraag. Een innovatief beleid dringt zich op, waarbij men nieuwe ideeën een kans zal moeten geven. Zo denk ik bijvoorbeeld aan het project "wonen boven scholen". Men mag niet verwachten dat PPS-projecten de volledige oplossing zullen brengen. De benodigde private partners moeten eerst nog gevonden worden.
Onze fractie zal deze belangrijke resolutie steunen. Men heeft hier te maken met een historisch probleem dat ook tijdens de vorige regeerperiodes de kop opstak. Hiervoor is geen oplossing te vinden via de bestaande systemen voor financiering van de schoolgebouwen. Het probleem neemt verder grotere proporties aan naarmate de staat van de schoolgebouwen verslechtert. Verscheidene oude gebouwen voldoen niet meer aan de vereiste veiligheidsnormen. Momenteel vallen schoolgebouwen onder andere brandveiligheidsnormen dan andere openbare gebouwen.
Dit is een historisch gegeven. We verkeren in een soort van momentum waarbij de discussie ruimer is dan alleen de financiële discussie. Er is vandaag een veel creatievere financiering nodig van schoolgebouwen. Aan de ene kant hebben we de PPS- en de PPP-mogelijkheden. Daar bestaat ervaring rond en er is ruimheid van geest over de verschillende netten heen om daarover na te denken. In Nederland kunnen we in de praktijk gaan kijken wat daar gebeurt en misschien gaan nadenken over een andere rol van de gemeenten. Men moet niet verwachten dat in de toekomst de hete aardappel kan worden doorgeschoven van de Vlaamse overheid naar de gemeenten. Het is nodig dat we dit grondig onderzoeken. De rol van schoolgebouwen is vandaag anders dan 30 of 40 jaar geleden. Het rapport 'Accent op talent' heeft daar ook uitdrukkelijk op gewezen. We kunnen niet overschakelen naar nieuwe onderwijsvormen als we dat moeten doen binnen de structuur van vele verouderde schoolgebouwen. De vernieuwde onderwijsbehoeften maken het noodzakelijk dat we over nieuwe ruimtelijke structuren kunnen beschikken. Dat zal niet op één dag verwezenlijkt worden, maar we hebben op z'n minst zo een concept nodig, zodanig dat men in de richting kan gaan van de nieuwe structuurschets van de school van de 21ste eeuw. Ook daarom zijn de huidige criteria in DIGO helemaal niet de criteria die beantwoorden aan de nieuwe behoeften van gebouwenconcepten, wat ook nog eens tot een bijkomend dilemma leidt voor de mogelijke bouwheren die een beroep willen doen op DIGO-financiering. Er is ook de rol van de school als gemeenschapsgebouw. Het wordt duidelijker, dat in het tijdperk van levenslang leren, men dat moeilijk kan blijven vertalen in leeftijdsgroepen waarvoor schoolgebouwen uitsluitend ter beschikking zouden zijn voor een leeftijdsgroep. Zo wordt het helemaal niet financierbaar. De financiering voor een belangrijk luik in het levenslang leren, namelijk het volwassenenonderwijs, is er niet vanuit de Vlaamse overheid. De gemeenten nemen daar een belangrijke rol op en dat begint een probleem op te leveren naar capaciteitsbezetting van infrastructuur voor volwassenenonderwijs. Er is absoluut behoefte om in een nieuw concept uit te werken dat een schoolgebouw ruimer moet gebruikt worden. Zo is het bijvoorbeeld nuttig om kinderopvang te voorzien op min of meer dezelfde site. We zijn ook bezig met sommige experimenten waarbij er een combinatie is van huisvestingsbeleid, OCMW-beleid in termen van dienstencentra en van scholen. Dit kan synergieën opleveren die tegelijkertijd bijkomende behoeften kunnen dienen en financieel interessanter zijn. Dit alles verdient om goed bestudeerd te worden. Wij steunen dus deze resolutie. Meer zelfs, ik denk dat ik het idee van Gilbert Van Baelen kan onderschrijven. Ik denk dat dit hoe dan ook zal deel moeten uitmaken van een onderhandeling over een toekomstige regering in Vlaanderen. In Antwerpen zijn we daar al feitelijk mee gestart. We zijn onder andere gestart met een commissie die moet uitzoeken op welke manier PPS- en PPP-formules kunnen lukken en met een concept van screening naar brandveiligheid. Ik denk dat de initiatieven van onderuit de rol van de Vlaamse overheid in de toekomst kunnen voeden.
We vinden dit ook een zeer belangrijk dossier. We vinden dat het jaarverslag 2002 van de dienst infrastructuur zeer ernstig moet genomen worden. We vinden ook dat Vlaanderen qua financiële beleidsruimte voor schoolinfrastructuur voor het ogenblik slecht scoort. We vinden ook dat de wachtlijst van honderden dossiers van gemiddeld vijf jaar alarmerend is. We vinden de vragen bij deze resolutie dan ook gegrond en zeer terecht. Wij zullen dan ook deze resolutie steunen.
Ik wil één kleine toevoeging doen. Ik hoop dat wij in de toekomst meer aandacht gaan hebben voor de toegankelijkheid voor mensen met een handicap. In deze resolutie komt dat niet tot uiting.
Ik betreur dat de persconferentie van de Vlaamse regering over hetzelfde onderwerp op dezelfde tijd plaats grijpt als het debat in het Vlaams parlement. Ik vind dat de Vlaamse regering hier een kans gemist heeft om zijn belangstelling voor het Vlaams parlement te uiten. Het had goed geweest, moest de Vlaamse regering hier vandaag omstandig geantwoord hebben en de perspectieven meegedeeld hebben. Dan had de pers hier ook aanwezig geweest. We moeten dit niet verwijten aan de pers. Dit is een verwijt aan de eigen politici, in het bijzonder aan de Vlaamse regering. Ik hoop dat diegenen die hen het best kennen de boodschap overbrengen. (Applaus bij alle fracties)