Verslag plenaire vergadering
Interpellatie over de uitoefening van de nieuwe bevoegdheden inzake wapenexport
Verslag
Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heer Luc Van den Brande tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government, over de uitoefening van de nieuwe bevoegdheden inzake wapenexport en van de heer Kris Van Dijck tot mevrouw Patricia Ceysens, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government, over de uitoefening van de nieuwe bevoegdheden inzake wapenexport
In 1991 werd gesproken over institutionele atoombommen en werd de toenmalige regering uit haar verband gerukt op basis van principiële en morele bezwaren. Twaalf jaar later ging men, omdat er paarse federale regering tot stand moest komen, in op een oekaze van de Partie Socialiste om zo een vrijgeleide te krijgen voor de wapenexport van Waalse zijde.
- De heer Norbert Debatselier, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Niet alleen de PS, maar ook Bert Anciaux drong erop aan de bevoegdheidstransfer tot stand te laten komen, omwille van de pacifistische traditie van Vlaanderen. Er was dus een bondgenootschap tussen de PS en de heer Anciaux.
Binnen de 14 dagen na de afronding van het federale regeerakkoord moest aan deze regionalisering goedkeuring gegeven worden. Wij hebben ons daartegen uitgesproken omdat regionalisering altijd een instrument moet zijn om een inhoudelijk doel te dienen en beter beleid tot stand te brengen, maar ook omdat wij menen dat problemen al mensenrechten en conflictpreventie federaal moeten blijven.
De hele zaak was niet alleen een vrijgeleide voor de PS; er zat nog meer achter. Er speelde ook een bongenootschap mee tussen de PS en de liberale familie in Noord en Zuid. Vandaag is de federale minister van Buitenlandse Zaken de heer Michel, de federale premier de heer Verhofstadt, de Vlaamse minister-president de heer Somers en de Vlaamse minister voor deze materie mevrouw Ceysens. Wat zijn de politieke filiaires voor de basis van de politieke besluitvorming op dit ogenblik?
Deze regeling is volledig amateuristisch. Ofwel gaat het om een schijnregionalisering waarbij de licenties voor wapenexport wel gewestbevoegdheid zijn maar waarbij de dossiers eigenlijk beheerd worden op federaal niveau , ofwel is de regionalisering echt. Maar in het laatste geval had men daarvoor een decretale basis moeten leggen en zou men daartoe over de nodige instrumenten en de juiste mensen hebben moeten beschikken.
In de nota aan de Vlaamse regering die heeft geleid tot de bevoegdheidsaanduiding van mevrouw Ceysens, staat dat er onmiddellijk moet worden gezorgd voor een eigen instrumentarium en voor een eigen decreet indien er geen formeel akkoord is tussen het Vlaamse en het federale niveau. Dat is zeer merkwaardig.
De Vlaamse regering heeft ervoor gekozen om gedurende een korte overgangsperiode de input te laten geven door het federale niveau. Ik vraag me af hoe deze dossiers worden ingeleid. Tot op heden is er immers geen protocol met de federale regering. Men verwijst naar het algemene samenwerkingsakkoord tussen het gewestelijke en het federale niveau, dat kadert in de expliciete buitenlandse bevoegdheden van de gewesten inzake het buitenlands beleid en dat tot stand is gekomen in het kader van het Sint-Michielsakkoord. Nochtans kan dat op zich niet gebruikt worden om de federale ambtenaren te gelasten met een aantal opdrachten.
Dan zijn er twee mogelijkheden. Ofwel dringt u er bij de federale regering op aan dat ze werk zou maken van een dergelijk protocol. Het federale beleidsniveau heeft zich hiermee evenwel nog niet akkoord verklaard. Ofwel had u moeten specifiëren dat u wilde werken met het algemene samenwerkingsakkoord.
Er is echter geen enkele overheveling van mensen of van knowhow. Paradoxaal genoeg zijn het nu Franstalige ambtenaren van de federale overheidsdienst Contingenten en Vergunningen die de technische dossiers aanbrengen inzake wapenlicenties voor Vlaanderen.
Wat heeft men beoogd met deze regionalisering? De dossiers worden niet ingediend bij de Vlaamse regering, maar bij de federale dienst Economie, Contingenten en Vergunningen. Vandaar gaan ze naar uw kabinet, dat vraagt in welke mate er een advies kan worden gegeven door de administratie Buitenlands Beleid van de Vlaamse administratie. Dan gaan de dossiers terug naar de minister en dan stopt het verhaal.
Gaat het hier om een echte regionalisering of om een schijnregionalisering? Heel de procedure wordt immers geleid door federale ambtenaren. Ook op dit punt wordt geen rekening gehouden met de beslissing van eind augustus dat er, net zoals op het federale niveau, een cel zou zijn met technische deskundigen en met deskundigen inzake mensenrechten.
De vertegenwoordigers van CD&V zijn realisten. We weten dat de uitrusting die wordt geproduceerd ook tot iets zal dienen. We vragen niet dat elke ontwikkeling van nieuwe technologie zou worden stopgezet. We menen wel dat deze bevoegdheid op een ernstige manier moet worden opgenomen.
Dat is niet mogelijk in een vacuüm, zonder duidelijke criteria. Inzake de in- door- en uitvoer van wapens zijn er drie categorieën van wapens : de landen die onder internationaal embargo liggen, de landen van de EU en de NAVO en de problematische landen waar men met grote omzichtigheid tot beslissingen moet komen.
Enkele dagen geleden heb ik duidelijkheid gevraagd over de manier waarop de minister en de Vlaamse regering omgaat met deze dossiers. Er moet een dubbele toets zijn: de economische aanbreng van de dossiers en de criteria die moeten gehuldigd worden inzake de Europese en de internationale codes.
De minister zal uiteraard antwoorden dat ze de Europese en de internationale code toepast. Op het ogenblik dat de regulariseringswet in de federale kamers werd besproken, luidde het advies van de Raad van State evenwel dat men niet automatisch gebonden is door de Europese en internationale regels. In de senaatsbespreking rees dan ook de vraag waarom er geregionaliseerd wordt als iedereen toch dezelfde criteria hanteert. De heer Philippe Moureaux antwoordde daarop dat we uiteraard gebonden zijn door de Europese en internationale afspraken. Het Waals gewest wil echter de regionalisatie omdat het op zijn eigen wijze aan exportlicenties wil doen, bevrijd door de lastige mensen van het noorden die zich met alles bemoeien en die de Waalse werkgelegenheid kapot willen maken.
Dat is niet ons objectief. Wij menen wel dat een regering die zich ernstig neemt, wat meer zou moeten communiceren over de onderwerpen die wat moeilijker liggen. De wapenlicenties zijn daarvan een goed voorbeeld. Bij gebrek aan afspraken op het federale niveau heeft de Vlaamse regering tot op vandaag geen enkel initiatief genomen, behalve dan een voorstel inzake een vredesinstituut.
Wij menen dat er rekening moet worden gehouden met criteria die te maken hebben met mensenrechten, met de internationale gemeenschap en met conflictpreventie. Ik heb dan ook tien vragen voor de minister.
Welke criteria hanteert de minister voor het afleveren van licenties, inzonderheid voor de derde groep van landen die goed is voor dertig procent van de licenties, namelijk de problematische landen. Verloopt de behandeling van de dossiers zoals ik het daarnet heb beschreven? Gaat de lijst van beslissingen terug naar de administratie of blijft ze op het kabinet van de minister? Spelen de federale ambtenaren en de diplomaten ook het vertrouwelijke deel door van de landenfiches betreffende de situatie van de mensenrechten? Dit onderdeel is immers essentieel in de besluitvorming. Welke beslissingen werden er al genomen? Welke lijsten heeft de minister al overgemaakt aan de andere ministers van de regering en wanneer is dat gebeurd? Ik denk dat de minister pas na aandringen van verschillende andere ministers lijsten heeft vrijgegeven. Het antwoord op deze vraag is belangrijk om te weten in welke mate de andere ministers dekking kunnen geven aan deze besluitvorming.
Waarom werd er, naar analogie met de andere gewestregeringen, geen ministerieel comité opgericht? U alleen heeft de bevoegdheid. In tegenstelling tot de federale regering met haar consensusregeling, moet de Vlaamse regering rekening houden de consensusregeling en de collegialiteit. Ofwel zijn de andere ministers volledig geïnformeerd ofwel zijn ze dan niet. Hoe konden ze dan instemmen met dit dossier als ze, op basis van gedeeltelijke informatie, een oordeel moesten vellen?
Hoe zal u omgaan met de, door de EU opgelegde, meldingsplicht?
Wat is de houding van de regering over de mogelijke oprichting van een vredesinstituut? Uiteraard zijn de christen-democraten voorstander van een vredesinstituut. Een dergelijk instituut moet echter een correcte plaats krijgen in het besluitvormingsproces en mag niet de volledige beslissingbevoegdheid krijgen. Waar is het toetsingselement? Welke plaats geven we aan het vredesinstituut?
Ik ben er ten slotte van overtuigd dat u, bij gebrek aan criteria, op voor discussie vatbare beslissingen neemt. U moet dit parlement meedelen op basis van welke criteria u beslissingen neemt. Bent u bereid om een adviescomité op te richten waarbij u mensen die de internationale criteria volgen, betrekt bij uw besluiten?
Ik vrees echter dat alles wat we in juli al voorspeld hadden, nu al uitkomt.(Applaus bij CD&V)
Ik zal trachten om niet te veel te verwijzen naar de tussenkomst van collega Van den Brande. Ik kan zijn stellingen echter grotendeels onderschrijven.
Met de bijzondere wet van 12 augustus 2003 werd de bijzondere wet van 8 augustus 1980 gewijzigd. Met deze bijzondere wet werden de gewesten bevoegd voor de uitreiking van wapenlicenties.
Op het einde van augustus 2003 bevestigde de Vlaamse regering dat er geen juridisch en administratief om vergunningen toe te kennen voor de uit- en doorvoer van wapens.
In de commissie antwoordde u op 14 oktober letterlijk dat 'de aanvragen worden bij de federale overheidsdienst Economie ingediend. De ambtenaren van de federale overheidsdienst Economie bereiden de dossiers administratief en technisch voor en maken ze vervolgens over aan het Vlaams Gewest. De administratie Buitenlands Beleid van het Vlaams Gewest bereidt daarna het politiek advies voor. Daartoe kan de Vlaamse administratie via een contactpunt binnen de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken de nodige informatie inwinnen om het land van de bestemming te toetsen aan de criteria van het federaal wetgevend kader dat vooralsnog van toepassing is. De dossiers worden daarna, voorzien van advies, door de administratie Buitenlands Beleid, overgemaakt aan mijn kabinet, en aan mij ter ondertekening voorgelegd.'
Er zijn echter nog een aantal obstakels. Hiervoor verwijs ik naar artikel 4 van de wet van 5 augustus 1991. Deze wet stipuleert heel wat criteria waaraan men moet voldoen om wapenuitvoer mogelijk te maken.
Bovendien wordt er rekening gehouden met de technische en economische capaciteit van het ontvangende land, met de legitieme behoeften van een land inzake veiligheid en defensie en de wenselijkheid deze te voldoen met zo gering mogelijke aanwending van menselijk en economische potentieel voor bewapening.
Het is duidelijk dat, om deze criteria duidelijk te kunnen toetsen, er nood is aan een objectieve informatie over de politieke, economische en militaire situatie in het land van bestemming.
Die informatie moet geleverd worden door ambtenaren of instanties met kennis van zaken over de situatie ter plaatse. Het is echter duidelijk dat Vlaanderen op dit ogenblik niet beschikt over deskundige ambtenaren of internationale contacten en netwerken. Vlaanderen heeft dus nog geen MI-5.
De Vlaamse regering heeft probleem erkend en wilde daarom een protocol sluiten met de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken. Zo zou ze een beroep kunnen doen op het advies van diplomaten en netwerken.
Dit is trouwens ook de reden waarom de Vlaamse regering erop aandringt op de overdracht van in feitenvergaring gespecialiseerd ambtenaren. Zelfs dan zal er nog een beroep moeten gedaan worden op de kennis en inschatting van lokale vertegenwoordigers.
Het is ook duidelijk dat, zolang de Vlaamse administratie niet beschikt over eigen kennis en kunde om een tweede opinie te geven, het advies van de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken meer is dan een louter advies.
De meeste criteria laten weinig politieke speelruimte. Het lijkt dan ook moeilijk om, zonder een grondige motivatie, af te wijken van het advies van het federale ministerie van Buitenlandse Zaken.
Indien er dus iets fout loopt met de informatiedoorstroming van dit ministerie, rijst er dan ook een enorm probleem voor de toepassing van de huidige wapenexportwet. Het gevaar is immers reëel dat we dan terecht komen op het hellende vlak van politieke improvisatie.
Ambtenaren stellen immers zelf dat het risico bestaat dat 'adviezen op het regionale niveau, om economische redenen genegeerd zullen worden waardoor de internationale verbintenissen inzake mensenrechten die het land, door de jaren heen heeft aangegaan, de facto uitgehold zullen worden.' Wat blijft er nu dan nog over van die verstrengde wapenwet? Hebben we hier niet te maken met een nepregionalisering die ervoor moet zorgen dat bepaalde federale moeilijkheden gebannen worden?
Nog alarmerender zijn de persberichten die ons melden dat er, binnen de Vlaamse regering, onenigheid is over economische belangen enerzijds en mensenrechten anderzijds. De wet van 1991 is hier nochtans heel duidelijk over. Artikel 4 bis, laatste paragraaf stelt duidelijk dat 'waar passend rekening gehouden mag worden met het effect op de economische, sociale, commerciële en industriële belangen van België', deze factoren geen invloed mogen hebben 'op de toepassing van in artikel 4 bepaalde criteria'. Mensenrechten kunnen dus nooit ondergeschikt zijn aan economische belangen.
Ten slotte zijn er ook de berichten dat de informatiedoorstroming van de minister naar haar collega's toe te laat of onvolledig zou zijn en dat de minister de gemaakte afspraken niet naleeft.
De minister moet over dit alles klaarheid scheppen.
Een situatie waarbij één minister, zonder deskundige onderbouw, eigenmachtig en volgens eigen politieke inzichten exportlicenties toestaat of weigert, is totaal onaanvaardbaar. Dit moet dan ook, alleen al in belang van het beeld dat het buitenland heeft van Vlaanderen, snel en dringend veranderen.
Is de minister van mening dat de samenwerkingsakkoorden het juridisch vacuüm zullen opvullen?
Zullen, in de samenwerkingsakkoorden tussen de gewesten en de federale overheidsdiensten van Buitenlandse Zaken, steeds dezelfde criteria worden gehanteerd?
Zal het advies over de toetsing van de mensenrechten in het land van bestemming, bindend zijn?
In hoeverre denkt de minister dat het nodig is dat Vlaanderen over een eigen adviesverlenende dienst moet kunnen beschikken?
Het is mijn grootste bekommernis dat we afhankelijk zijn van derden. Deze afhankelijkheid zorgt er echter voor dat we geen zekerheid hebben dat de afgeleverde exportlicenties in overstemming zijn met de vigerende wapenwet. (Applaus)
Bevinden we ons in een juridisch vacuüm? Absoluut niet. Vlaanderen is al drie maanden bevoegd voor zijn wapenexport. Enkele maanden voor de overheveling werd de federale wapenwet nog aangepast aan de Europese gedragscode. Voorts bevat de aangepaste wapenwet duidelijke afspraken over de controle achteraf en de rapportering. Het Vlaams Parlement heeft al een ad-hoccommissie samengesteld om de rapporten te controleren en het decretale kader uit te bouwen.
De VLD wil de federale regels niet nogmaals verstrengen. De VLD is onder bepaalde voorwaarden voorstander van een vredesinstituut. Voor ons mag het instituut ook een forum of een instelling worden. Wij willen absoluut vermijden dat het vredesinstituut wapenexportlicenties vooraf controleert. Het instituut mag niet beslissen in plaats van de minister omdat wij voor het primaat van de politiek zijn. Wij willen geen nieuwe bureaucratische instelling zoals het Kinderrechtencommissariaat dat voor bijkomende lasten zorgt. Ten slotte vragen wij ons af of zo'n instituut geen schending is van de scheiding der machten. Wij zijn voorstander van een instelling die nadenkt over internationale relaties, documentatie verzamelt en voorlicht.
In het huidige economische klimaat mogen we de lat niet te hoog leggen. Een al te streng decreet of vredesinstituut zal onze industrie schade berokkenen. Wie wil dat Barco verhuist naar het Waalse Gewest? Deze interpellatie worden niet op het goede moment en plaats gesteld. Ze horen thuis in de commissie ad hoc. De VLD zal een motie indienen.
Het Kinderrechtencommissariaat is geen bureaucratische instelling.
Niemand vraagt dat een vredesinstituut beslist, wel dat het advies kan geven. Volgens ons moet het vredesinstituut terdege rekening houden met de mensenrechten omdat die boven de economische belangen staan.
De heer Sols heeft niet gezegd dat het Kinderrechtencommissariaat een bureaucratische instelling is. Maar het Vlaams Parlement mag zijn eigen werking toch in vraag stellen.
Op federaal niveau was men de discussies over de wapenwet blijkbaar danig beu dat men deze bevoegdheid tijdens de voorbije zomer haastig heeft overgeheveld naar de gewesten. De Vlaamse regering kreeg zo onvoorbereid een explosief dossier in handen.
Hoe is de verhouding tussen het Vlaamse en het federale niveau? Volgens minister van Buitenlandse Zaken, de heer Michel en Vlaams minister Ceysens is er een protocolakkoord afgesloten tussen de gewesten en Buitenlandse Zaken om een contactpunt op te richten. Uit recente krantenberichten blijkt echter dat het akkoord niet werd aanvaard. Is er een contactpunt? Geeft het advies?
Hoe zullen de zaken evolueren? Vlaanderen kan ondergeschikt blijven aan het federale niveau. Onze beslissing hangt eigenlijk af van informatie die we krijgen van een federale dienst. Een andere mogelijkheid is de federale logica doortrekken waardoor de Vlaamse minister voor Buitenlandse Aangelegenheden instructies zouden kunnen geven aan de Belgische ambassades. Ten slotte kan Vlaanderen zijn eigen diplomatiek netwerk opzetten.
De Vlaamse pacifisten zullen hun pijlen voortaan op de Vlaamse wapenindustrie richten of wat daarvoor moet doorgaan. De Vlaamse wapenindustrie produceert immers hoogtechnologische componenten die ook burgerlijke doeleinden kunnen hebben. Voor ons zijn wapens geen economische producten zoals alle andere, maar de normen in de federale wet volstaan. De conflicten in het Gebied van de Grote Meren, Liberia, Soedan of Bosnië werden bovendien uitgevochten met machetes en geweren. Daarom moeten we vermijden dat onze hoogtechnologische bedrijven naar Wallonië te verhuizen.
Minister Ceysens zit niet bepaald in een comfortabele situatie. De institutionele situatie is nogal bizar. Ze moet rekening houden met de pacifistische vleugel van de meerderheid. Minister-president Somers schuift de zaak door naar het Vlaams Parlement, wat vaak wijst op onenigheid binnen de meerderheid. Ten slotte hoopte ze het dossier in alle stilte uit te stellen tot na de verkiezingen. Helaas wil mevrouw Els Van Weert, voorzitter van Spirit, dat het Vlaams Parlement onmiddellijk na nieuwjaar werk maakt van eigen regels en een vredesinstituut.
Ze zegt erbij dat de VLD in het parlement kleur zal moeten bekennen. Het interesseert ons vooral wat de stand van zaken is en hoe de situatie zal evolueren. Komt er een Vlaams wapendecreet? Wordt er een eigen administratie opgericht? Het wordt tijd dat men het Vlaams buitenlands beleid ernstig neemt en dat er duidelijkheid komt. De VB-fractie zal een motie indienen. (Applaus bij het VB)
De gewesten werden in augustus 2003 bevoegd voor de in-, uit- en doorvoer van wapens. Groen! was geen voorstander van die regionalisering.
Blijkbaar kent niet iedereen de procedure of ze wordt niet gevolgd. De minister van Economie beslist over de wapendossiers en kan er eventueel mee naar de regering komen. Ze is wel verplicht om haar beslissingen aan de andere ministers kenbaar te maken. Die kunnen schriftelijke vragen stellen om het beleid bij te sturen.
Op basis van welke criteria beslist de minister over een dossier? Houdt ze rekening met de Europese code? Op basis van welke criteria legt ze een dossier aan de regering voor? Hoeveel tijd zit er tussen een beslissing en het meedelen van een lijst? Is de informatie op die lijst voldoende om een oordeel te vormen? Kunnen licenties voor leveringen wel worden herbekeken?
We zijn ver verwijderd van de nagestreefde openheid inzake wapenexporten. Vlaanderen heeft de federale diplomaten nodig om een land door te lichten waarnaar wapens worden uitgevoerd. Wat als de diplomaten geen advies geven of als ze een negatief advies geven? Kan men dat zomaar naast zich neerleggen? Kan de Vlaamse overheid opdracht geven aan federale diplomaten? Momenteel is er geen Vlaams instrumentarium om de aanvragen te onderzoeken. Daarom moet er zo vlug mogelijk een Vlaams decreet komen met de volgende hoofdlijnen : een grotere strengheid en transparantie, betere controle en een begeleidende adviesrol voor het op te richten vredesinstituut.
Zo leveren we geen wapens aan landen die het internationaal strafhof niet erkennen en niet aan privé-instanties. Er wordt ook geen materiaal geleverd als dat kan worden gebruikt in nucleaire wapensystemen en niet aan privé-instanties. Verder moeten parlementsleden dossiers vooral kunnen beoordelen vanuit het al dan niet ethisch en moreel verantwoord zijn van de wapenexport. Daarvoor moeten ze over de nodige informatie beschikken. Een lijst moet niet alleen het land van bestemming maar ook de bestemmeling aangeven. Parlementsleden moeten tevens bijzonder waakzaam zijn voor het spook van de economische compensaties. Ten slotte vinden we ons perfect in het voorstel van Spirit voor de oprichting van een vredesinstituut, dat niet alleen advies kan geven over wapenexportlicenties maar zich vooral kan bezighouden met niet militaire vormen van conflictoplossing en conflictpreventie.
De problemen zijn met de regionalisering niet opgelost. Daarom moeten we dringend werken maken van een nieuw decreet. (Applaus bij de CD&V, de VLD, sp.a, Groen! en VU&ID)
Ik wil vooral de bezorgdheid van Spirit over de huidige stand van zaken uitdrukken. Tijdens de onderhandelingen voor de vorming van de federale regering werd een akkoord bereikt over de wapenexportlicenties naar de gewesten. Ook Spirit vroeg daarom, omdat we een beter en transparanter beleid met een hogere ethische standaard wilden voeren. We zijn daar totnogtoe niet in geslaagd.
Op 6 september heeft Spirit een voorstel van Vlaams wapendecreet en een voorstel betreffende de oprichting van een Vlaams Vredesinstituut ingediend. Op 24 september heeft Groen! eveneens een voorstel van wapendecreet ingediend. In de Septemberverklaring heeft de minister-president het Vlaams Parlement uitgenodigd om een decretale regeling tot stand te brengen. Minister Ceysens bevestigt die uitnodiging in de beleidsbrief Buitenlands Beleid. Totnogtoe zijn twee meerderheidspartijen daarop ingegaan.
Het dubbele voorstel van Spirit en dat van Groen! vormen een ideale vertrekbasis om de werkzaamheden van de commissie ad hoc Wapenhandel na nieuwjaar aan te vatten. De voorstellen bevatten voorwaarden, zoals onder meer de Europese Gedragscode, de eerbiediging van de mensenrechten, duurzame ontwikkeling. Verder vragen we in een voorstel dat een vredesinstituut wordt opgericht, dat de aangevraagde licenties kan toetsen aan ethische criteria, de fundamentele mensenrechten en basisvoorwaarden zoals democratie en de rechtsstaat.
Ook Spirit wil bijdragen tot een decretale regeling. Er zijn voorstellen ingediend, er is een commissie opgericht en we verwachten een eerste tussentijds rapport. Alle voorwaarden zijn vervuld om tot een Vlaamse regelgeving te komen.
Tot slot wil ik nog enkele belangrijke vragen stellen. Welke diensten adviseren de minister nu? Ondervindt de minister daarbij tekortkomingen? Zo ja, hoe kunnen die verholpen worden? Hoeveel vergunningen heeft de minister geweigerd? Wat waren de voornaamste redenen voor die weigeringen? Naar welke landen is er al wapenexport vergund? Is de minister bereid om zo snel mogelijk te overleggen met het parlement? (Applaus bij VU&ID)
Sinds augustus is er een politiek vacuüm. Een eigen wetgeving was nochtans een onderdeel van het akkoord. Ook op Vlaams niveau dreigen er commerciële, ethische en economische problemen. Laat ons echter niet overdrijven : de belangrijkste aspecten zijn federaal gebleven.
Ik ben niet akkoord met de kritiek van de ministers Sannen en Landuyt op minister Ceysens. De Vlaamse regering heeft immers zelf besloten dat minister Ceysens beslist over de dossiers en alleen een meldingsplicht heeft. Pas als er een decretale basis is, kan die situatie veranderen. Ik hoop trouwens op een grondig en ethisch debat.
Het Uitgebreid Bureau heeft eerst de commissie voor Economie en nadien een commissie ad hoc bevoegd gemaakt voor de wapenexport, maar zolang er geen decretale basis is kunnen er geen dossiers behandeld worden. Minister Ceysens is niet verplicht het parlement haar beslissingen voor te leggen. Daarom moet er zo snel mogelijk een decreet goedgekeurd worden.
Ik wens de minister veel moed toe want haar collega's hebben haar in een moeilijke situatie gebracht. (Applaus bij VU&ID)
Het stoort me dat een voormalige minister-president doelbewust verkeerde informatie geeft over een delicate aangelegenheid.
Als de minister een dergelijke toon wil hanteren om te antwoorden op mijn zakelijke interpellatie, wens ik haar veel succes.
Dank u.
Op 1 september wordt Vlaanderen bevoegd voor de wapenlicenties. De federale wet blijft echter van kracht. Er is dus nooit een juridisch vacuüm geweest. De federale wet bevat de Europese gedragscode. De Vlaamse regering maakt voor de overdracht een delegatiebesluit dat mij het mandaat geeft om vergunningen af te leveren namens de Vlaamse regering. Daarenboven neemt ze op in haar huishoudelijk reglement dat ik periodiek, post factum en vertrouwelijk alle leden van de regering in kennis stel van de afgeleverde vergunningen.
Om de continuïteit te waarborgen is er voortdurend overleg geweest met de federale regering. Er zijn afspraken gemaakt met de federale overheidsdiensten Economie en Buitenlandse Zaken over de volgende overgangsprocedure. De dossiers worden ingediend bij de federale overheidsdienst Economie. Die kijkt na of de dossiers onder de wet vallen. Zo ja, worden ze doorgestuurd naar de Vlaamse administratie Buitenlands Beleid. Daar maakt men een politiek advies op basis van de landenfiches, de internationale verdragen en de afspraken met internationale instellingen. Als dat niet volstaat, wordt geen advies maar feitelijke informatie gevraagd aan het contactpunt Buitenlandse Zaken. Dat spreekt namens de federale ambassades en de federale administratie Buitenlands Beleid. Het advies is een Vlaamse bevoegdheid. In 1995 werd er inderdaad een samenwerkingsakkoord afgesloten dat mij toelaat om voor onze bevoegdheden rechtstreeks contact te hebben met het posthoofd.
De Vlaamse administratie Buitenlands Beleid toetst de aanvraag aan de criteria van artikel 4 van de federale wet. Een vergunning wordt geweigerd als ze strijdig is met onze externe belangen, internationale doelstellingen en internationale verplichtingen of de nationale veiligheid van bevriende landen. Een vergunningsaanvraag wordt ook verworpen als er voldoende aanwijzingen zijn dat in het land van bestemming de uitvoer of doorvoer bijdraagt tot een klaarblijkelijke schending van de mensenrechten, onder meer de inzet van kindsoldaten in het geregeld leger; dat de uitvoer gewapende conflicten in het land of tegen een ander land uitlokt of verlengt; dat het bijdraagt tot terrorisme en internationaal georganiseerde criminaliteit. Ook als er een gevaar op afwending bestaat of als het land bewezen heeft de clausule van niet-wederuitvoer niet na te leven.
We houden ook rekening met de technische en de economische capaciteiten van het ontvangende land en bovendien met zijn legitieme behoeften inzake veiligheid en defensie. Daarin speelt een zo gering mogelijke aanwending van menselijk en economisch potentieel voor bewapening ook een rol.
De administratie Buitenlands Beleid doet deze toets voor iedere aanvraag. Pas daarna onderteken ik het dossier.
Artikel 17 legt de regering op om ieder jaar bij het Vlaams Parlement uitvoerig verslag uit te brengen over de toepassing van de wapenhandelwet. Bijkomend moet de regering een zesmaandelijks gedetailleerd verslag opmaken over de verstrekte en de geweigerde vergunningen. Op 1 maart 2004 moet een dergelijk verslag de eerste keer ter tafel liggen. Ik wil het zelfs vroeger indienen; ik heb niets te verbergen.
Wij vragen dat er zorgvuldig gekeken wordt naar deze bijzondere opvolgingscommissie. Bij de bespreking van de federale wet had men vooropgesteld dat geen informatie zou worden meegedeeld waardoor ondernemingen schade zouden kunnen lijden. Vakbonden en werkgevers vroegen absolute discretie om het voortbestaan van de beroepsactiviteit en de werkgelegenheid in de sector niet in gevaar te brengen. Ik vraag met aandrang deze bezorgdheid te respecteren.
Wij willen heel graag in de commissie komen debatteren over de ingediende voorstellen. Wanneer een federale aangelegenheid een regionale bevoegdheid wordt, moeten de wetten daarover hertaald worden in een Vlaams decreet. De federale wet schept een zeer streng maar rechtvaardig kader om ethisch en duurzaam te ondernemen in Vlaanderen.
Over het vredesinstituut ben ik heel formeel : ik kan geen overtreding van de scheiding der machten dulden. (Applaus bij de VLD)
Dit is een belangrijk dossier, ook voor de toekomst, tenzij vanuit groene hoek de vraag zou komen de aangelegenheid te herfederaliseren. Maar tot dusver heb ik daar nog niets over gehoord.
De minister ging in haar antwoord in op een aantal criteria, waarbij ze een aantal artikelen van diverse wetten en wetswijzigingen voorlas. Ze gaf ons echter geen antwoord op de gestelde vragen.
De kern van mijn vraag was of de minister over de nodige elementen beschikt om de criteria te hanteren en om de feitelijkheid te toetsen aan wat in de federale wetten staat. De uitwerking van een eigen instrument had de overheveling van de bevoegdheid moeten voorafgaan. Dat was bij de overheveling van andere departementen een evidentie.
Heeft de minister, bij gebrek aan protocollen en akkoorden, de voeding, de impact en de nodige gegevens om te oordelen over wat met deze licenties verder gebeurt? Ik vraag niet naar individuele dossiers. Ik hoop dat daarover verder gedebatteerd zal worden, hoewel vandaag nog niet heel duidelijk is hoe en wanneer dat zal gebeuren.
Ik roep midden januari voor het eerst de commissie samen.
Gaat het hierbij om een opvolgingscommissie ad hoc, die te maken zal krijgen met informatie betreffende beslissingen die al genomen zijn, of zal het eerder over de basis van een decretaal kader gaan?
Ik kan niet opmaken uit het antwoord van de minister of ze voldoende elementen heeft. De minister verwees ook naar het contactpunt. Federaal werd bepaald dat dit een buitenlands persoon, een eigen diplomaat of een eigen ambtenaar van Buitenlandse Zaken kan zijn. Ik weet zeker dat een aantal elementen uit argwaan niet worden doorgespeeld. Waarop baseert de minister haar beslissingen dan? De minister verwijst wel naar het algemeen samenwerkingsakkoord, maar dat is onvoldoende. In het kader van het Sint-Michielsakkoord werden gemeenschappelijke voorwaarden tot buitenlandse betrekkingen vastgelegd : niet alleen respect voor de mensenrechten en het bestaan van niet opgeschorte diplomatieke betrekkingen, maar ook informatieplicht behoren tot die voorwaarden. De wapenexport zit daar niet in vervat.
Ik ga mijn 10 vragen niet herhalen. Maar ik heb niet gehoord hoeveel beslissingen de minister genomen heeft, noch of er buiten haar kabinet een instantie is die weet welke dossiers goed- of afgekeurd werden. Ik heb ook niet gehoord wat de minister precies meedeelt aan haar collega's. Het parlement moet daarover duidelijkheid krijgen. Ook over de federale regelgeving heb ik niets gehoord. Nochtans had ik gevraagd of het niet verstandig zou zijn om, bij gebrek aan een decretale basis, een adviescomité te installeren. Daarin is de heer Michel fatsoenlijker dan de Vlaamse regering : hij zorgt ervoor dat bij de besluitvorming een adviescomité functioneert dat niet enkel samengesteld is uit mensen van het Buitenlands Beleid.
Ik vind het jammer dat het nieuw decretaal kader er nog niet is. Ik had verwacht dat ik hier vandaag een antwoord op mijn vragen zou gekregen hebben. Vermits dat niet het geval is, zullen we een motie neerleggen. (Applaus bij CD&V)
Ik heb begrepen dat de Vlaamse administratie Buitenlands Beleid de aanvraag toetst aan een aantal criteria. De vraag blijft op welke bronnen die toetsing gebaseerd is. Op dat vlak lopen de afspraken met de federale regering blijkbaar spaak.
De minister voert het delegatiebesluit uit. Hier is dus geen sprake van onbehoorlijk beleid. Wel is de perceptie ontstaan dat de federale regering in augustus iets heeft gegeven aan de gewestelijke regering en dat het parlement buitenspel staat.
Het parlement stelt dat dringend werk moet worden gemaakt van een decretale basis. Ik hoop dat er over de werkzaamheden in de commissie, waar vertrouwelijkheid zal heersen over de bedrijven, ook een vorm van openheid zal bestaan. Nu krijgt men de indruk dat het federale systeem blijft bestaan en dat alleen veranderd is dat de dossiers voortaan door een Vlaams minister worden ondertekend. Dat was niet de bedoeling van de overdracht. Ik doe een oproep om dit politieke vacuüm zo snel mogelijk op te vullen.
Minister Michel antwoordt op mijn schriftelijke vraag dat over een ontwerp van protocol werd onderhandeld tussen Buitenlandse Zaken en de drie gewesten. Op basis van dit protocol zou Buitenlandse Zaken een contactpunt aanwijzen. Nu verneem ik dat het protocolakkoord niet aanvaard werd op het Overlegcomité. Op welke basis gebeurt de informatiedoorstroming dan?
Een aantal onduidelijkheden werd blijkbaar al opgehelderd. Er is een wet en bijgevolg is er geen juridisch vacuüm. Het is duidelijk geworden dat er criteria zijn, die veel aandacht besteden aan de mensenrechten. Ik heb ook verduidelijkt waar we de informatie halen : uit de landenfiches, bij de internationale organisaties en bij het contactpunt.
We hebben het protocol niet formeel willen ondertekenen omdat we niet aanvaarden dat we geen middelen krijgen voor het uitoefenen van deze bevoegdheid. De afspraken die we hebben gemaakt met de FOD Economie en met de FOD Buitenlandse Zaken werken echter in de praktijk. We onderhandelen nog altijd over de overheveling van deze mensen. Zolang we die niet hebben verkregen, ondertekenen we het protocol niet.
De minister is toch niet echt duidelijk. Ze zegt dat er goed wordt samengewerkt en dat ze blij is met de informatie waarover ze kan beschikken. Er is echter geen protocol. Voor een dergelijk belangrijk dossier is dit wel een zeer zwakke basis.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Van den Brande, de heren Penris en Van Goethem en de heer Roegiers werden tot besluit van deze interpellaties met redenen omklede moties aangekondigd.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.