Verslag plenaire vergadering
Verslag
VOORSTEL VAN DECREET
Recht op informatie via radio en televisie
Algemene bespreking
Aan de orde is het voorstel van decreet van de heer Decaluwe c.s. houdende het recht op informatie via radio en televisie en houdende instelling van een recht van antwoord en een recht van mededeling ten aanzien van radio en televisie, waarvan het opschrift door de commissie werd gewijzigd als volgt : "voorstel van decreet houdende wijziging van sommige bepalingen van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 25 januari 1995, wat de invoering betreft van het recht op informatie via radio en televisie en houdende instelling van een recht van antwoord en een recht van mededeling ten aanzien van radio en televisie".
De vrijheid van meningsuiting als politiek thema duikt voor het eerst op in de herfstdagen van het Ancien Régime. De denkers van de Verlichting ondervonden namelijk aan den lijve dat hun vrijheidsideaal nooit realiteit zou worden indien Kerk en Staat te pas en te onpas konden tussenkomen in het communicatieproces.
In plaats van de meningsonvrijheid waaraan men slechts met 'lettres de privilège'kon ontkomen, poneerden ze toen de revolutionaire stelling dat een waardevolle samenleving op het omgekeerde principe moest gebaseerd zijn. Vrijheid moest dus de regel worden en beperking de uitzondering.
Dat concept vond ingang in de grondwetten van het midden van de negentiende eeuw. De Belgische Grondwet was in dit opzicht een voorloper. De vrijheid van meningsuiting wordt gewaarborgd door artikel 10 van onze Grondwet.
In 1831 was België formeel een democratie. Er waren echter maar vierduizend stemgerechtigden en de magistraten stonden zeer dichtbij de regering. Daarom heeft men toen beslist dat de strafzaken over drukpersdelicten niet mochten worden overgelaten aan beroepsmagistraten. De jury van het Hof van Assisen moest dus oordelen over drukpersmisdrijven.
Intussen is het mediarecht sterk gewijzigd. Ook de grondrechten zijn blijkbaar niet onbegrensd. De vrijheid van meningsuiting wordt onder meer beperkt door het verbod op racistische of xenofobe en op revisionistische uitlatingen.
De mediawetgeving wordt beheerst door een rits van wetgevingen en reguleringen : het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens, de Grondwet, het Burgerlijk Wetboek, het Strafwetboek, de verschillende internationale en nationale deontologische codes en de ethische begrippen.
De vrijheid van communiceren over alle aangelegenheden van publiek belang is een hoog goed. Dat impliceert dat ook die meningen moeten kunnen worden geuit die een deel van de bevolking kunnen verontrusten, choqueren of kwetsen.
De media moeten er in de eerste plaats voor zorgen dat onze constitutionele democratie wordt bestendigd. Ze moeten streven naar de eerbiediging van het zelfbeschikkingsrecht van de mensen zonder daarom de medemens schade te berokkenen. Ze moeten ervoor zorgen dat de maatschappelijke discussie in de meest brede betekenis van het woord kan worden gevoerd. Ze moeten de burgers informeren over de beslissingen en over de argumenten waarop ze zijn gebaseerd.
Een basisopdracht van de media is de norm van volledigheid en objectiviteit. Persoonlijke aspecten mogen niet interfereren met de berichtgeving. De deontologische code van de Internationale Federatie van Journalisten stelt dat een journalist het onderscheid dient te maken tussen feiten en commentaar. Bij problemen gaat het vaak over de schemerzone tussen feiten, geruchten en opinies.
Het onderscheid tussen vervlakking en manipulatie is soms onduidelijk. Lacunes in het nieuws kunnen een gevolg zijn van de vervlakking, maar doelbewuste lacunes op basis van onder meer economische of politieke motieven komen neer op manipulatie.
Een andere norm voor de media is de publieke dienstverlening. Een medium moet plaats en tijd vrijmaken voor maatschappelijke relevante fenomenen, maar mag daarbij geen schade berokkenen. Discretie en waardigheid over menselijk leed, respect voor de persoonlijke levenssfeer van het individu en het vermijden van irrelevante verwijzingen naar iemands, religie, geslacht of seksuele geaardheid zijn essentieel. De impact van beelden is groot, maar televisie zonder beelden is niet mogelijk. Enkel publieke figuren mogen in beeld komen.
Sinds 1961 beschikt de Belg over het recht van antwoord tegen mogelijke misbruiken door de pers. Wie zich door een publicatie benadeeld voelt, mag redactionele ruimte opeisen om een publiek antwoord te geven. Daarvoor volstaat een impliciete vermelding van je persoon. Een persoonlijk belang of een fout hoeven niet te worden aangetoond. De burger raakt wel niet altijd wegwijs uit de procedure : 70 percent van de reacties wordt afgewezen wegens niet conform met de wettelijke vereisten. Het recht van antwoord is sinds 1977 ook van toepassing op de audiovisuele media. De redactie mag geen repliek geven op het recht van antwoord, maar daar moet wel sprake zijn van een fout.
Toen de regelgeving op het recht van antwoord aan een opfrisbeurt toe was, rezen er problemen met de bevoegdheidsverdeling. Dit recht wordt niet geregeld in de Grondwet, en de artikelen 19 en 25 van de Grondwet bevatten ook geen bevoegdheidsverdelende regels. In de eerste paragraaf van artikel 127 heeft de bijzondere wetgever de radio-omroep en televisie wel aangeduid als culturele aangelegenheid, waarvoor de gemeenschappen exclusief bevoegd zijn.
De bevoegdheid om grondrechten te erkennen, kreeg een nieuwe benadering in het advies van de Raad van State van 18 november 1996, dat werd bevestigd in het arrest van het Arbitragehof van 25 november 1999 over de vrije nieuwsgaring. Zij kwamen tot de conclusie dat gemeenschappen en gewesten rechten kunnen erkennen en regelen in de aangelegenheden die tot hun bevoegdheden behoren. Indien dit niet het geval is, wordt het grondrecht op federaal niveau geconcretiseerd. De Raad van State heeft deze zienswijze doorgetrokken in een advies van 1997. Fundamentele rechten en vrijheden zijn geen aangelegenheden op zich. Het recht op antwoord is dus verbonden met de activiteiten van de media en wordt zo een gemeenschapsbevoegdheid, aldus de Raad van State.
Toch diende de federale regering op 17 juli 2000 een nieuw wetsontwerp in op het recht van antwoord en het recht op informatie, waarop CD&V een motie betreffende een belangenconflict indiende, dat door het Vlaams Parlement op 28 maart 2001 werd goedgekeurd. Zowel de Senaat als het Overlegcomité oordeelden dat het geschil een bevoegdheidsconflict was, waarop de Raad van State zijn eerdere standpunt bevestigde.
De rechtsregeling inzake het recht van antwoord voor audiovisuele media moest worden geactualiseerd en verbeterd, wat heeft geresulteerd in mijn voorstel van decreet dat ik in 1999 heb ingediend in het Vlaams Parlement. De doelstelling is om de persvrijheid volledig te vrijwaren, maar tegelijkertijd iedereen de kans te geven om te reageren op informatie die iemands eer aantast of op onjuiste gegevens. Dit voorstel van decreet gaat verder dan de Europese Televisierichtlijn, die een persoon enkel recht van antwoord geeft als een onjuiste bewering over hem wordt gedaan.
Daarnaast voert dit voorstel van decreet ook een recht van mededeling in. Iedere persoon die in de audiovisuele media als verdachte, beklaagde of beschuldigde met naam is genoemd of impliciet aangewezen, beschikt over de mogelijkheid om de kosteloze uitzending te verzoeken van de informatie dat een beslissing tot vrijspraak, buitenvervolgingstelling of seponering heeft plaatsgevonden. Deze bepaling wil iets doen aan de soms disproportionele aandacht in de media voor de eerste informatie- en onderzoeksmaatregelen in vergelijking met de latere beslissing tot vrijstelling of buitenvervolgstelling. Het recht van informatie is niet van toepassing als de media vrijwillig al een bevredigende mededeling hebben gedaan.
Het toepassingsgebied van het decreet is de bevoegdheidscategorie 'radio-omroep en televisie'. Deze begrippen moeten evolutief worden geïnterpreteerd, waarbij het criterium van de bestemming doorslaggevend is : het uitgezonden klank- en beeldmateriaal moet bestemd zijn om rechtstreeks te worden ontvangen door een onbepaald en potentieel onbeperkt aantal personen.
Dit voorstel van decreet is een mijlpaal, omdat eindelijk duidelijk is geworden dat het recht op antwoord in de audiovisuele sector een gemeenschapsbevoegdheid is.
Gezien het recht van antwoord altijd aan een medium is gerelateerd, is het uitdrukkelijk een Vlaamse bevoegdheid. Voor CD&V is Vlaanderen het belangrijkste niveau omdat daar de beste oplossingen kunnen worden genomen. Een van de basisprincipes van democratie houdt in dat de bevolking door de media controle kan uitoefenen op het politieke proces. Democratie kan alleen overleven als bepaalde basisrechten en -plichten zorgvuldig worden gerespecteerd. Een essentiële pijler van de maatschappelijke ordening is de vrijheid van meningsuiting en de daarvan afgeleide persvrijheid. Het recht op vrije meningsuiting is een belangrijk wapen in de vrijwaring van de andere basisrechten.
De pers oefent niet alleen de functie van behoeder van de vrije meningsuiting uit, maar is een macht op zichzelf geworden. Het woord van de pers heeft de kracht om iets af te dwingen, zelfs zonder dat de ontvanger zich daar volledig van bewust is.
In een democratie moet macht bepaalde regels volgen. Een macht die dat niet doet, moet zo snel mogelijk verdwijnen en de slachtoffers moeten worden beschermd. Het gebruik van de vrijheid van meningsuiting dat zich aan de formele regels probeert te onttrekken, moet worden afgewezen. Totale persvrijheid is uit den boze, omdat ze een doel op zich wordt.
Er is niets op tegen dat de pers macht heeft, maar dan moet ze ook verantwoordelijkheid nemen en meewerken aan een groter maatschappelijk project. De vrijheid van meningsuiting mag niet worden misbruikt om het meest ordinaire kapitalisme te verantwoorden.
Ik dank de collega's van de democratische partijen. Het voorstel is in de commissie unaniem goedgekeurd. (Applaus)
Het voorstel heeft een lange weg afgelegd. Positief is dat het advies van de Raad van State zeer duidelijk stelt wie bevoegd is. In overleg met de minister hebben we een aantal amendementen ingediend, die het voorstel technisch hebben bijgestuurd. We zullen het voorstel met enthousiasme goedkeuren. (Applaus bij CD&V, de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
De VLD steunt het voorstel. Door de amendering zijn de technische mankementen bijgestuurd.
In de commissie stond iedereen achter het voorstel. Het komt erop om het zo snel mogelijk te operationaliseren.
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet van de heer Decaluwe c.s. houdende wijziging van sommige bepalingen van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 25 januari 1995, wat de invoering betreft van het recht op informatie via radio en televisie en houdende instelling van een recht van antwoord en een recht van mededeling ten aanzien van radio en televisie.
Omdat in artikel 3 de verwijzing naar een bestaand artikel verkeerd is, stel ik een technische aanpassing voor.
- De artikelen worden zonder opmerkingen goedgekeurd.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen morgen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.