Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is de actuele vraag van de heer Holemans tot heer Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken over maatregelen ter ondersteuning van jeugdfuiven.
Deze week werden de resultaten gepubliceerd van een onderzoek naar het fuifgedrag van jongeren. Daaruit blijkt dat onze jeugd helemaal geen losbandig fuifgedrag vertoont. Voorts blijkt nu ook duidelijk dat vele jongeren niet zo geïnteresseerd zijn in grote, verafgelegen megafuiven. Ze zijn daarentegen veeleer gewonnen voor lokale initiatieven.
Uit de resultaten van het onderzoek werden door de minister ook een aantal beleidsopties gedistilleerd. Zo poneerde de minister dat wat op federaal vlak kan geregeld worden, ook effectief op dat vlak moet geregeld worden. Het akkoord dat recent met Sabam gesloten werd, is hier een sprekend voorbeeld van.
De minister vindt dat ook de gemeenten zelf een rol moeten spelen op het vlak van fuifinfrastructuur. Vele gemeenten kampen echter met een precaire financiële toestand.
Ook de Vlaamse regering nam initiatieven in het kader van het decreet over het lokale jeugdwerk. De behoefte blijft evenwel groot. Aan het huidige ritme zal men nog lang per auto moeten gaan fuiven.
Ik vraag me daarom af of de minister de gemeenten niet wat meer kan ondersteunen bij de bouw of inrichting van fuifzalen. Er zijn overigens al heel wat zalen, die nu onbruikbaar zijn omdat ze niet voldoen aan allerlei normen. De minister stelt weliswaar een substantieel bedrag ter beschikking maar dit bedrag kan door de gemeenten ook aangewend worden voor de inrichting van speelpleinen.
Andere ministers hebben al geld ter beschikking gesteld op voorwaarde dat de gemeenten ook geld vrijmaken. Kan ook minister Van Grembergen naar analogie geen bijkomend bedrag ter beschikking stellen voor een inhaaloperatie inzake inrichting en bouw van fuifzalen? Het zou immers jammer zijn dat de volgende enquête binnen 5 jaar tot dezelfde conclusies komt als vandaag.
Uit het onderzoek blijkt inderdaad dat er geen behoefte is aan verafgelegen fuifzalen maar veeleer aan fuifzalen die perfect ingebed zijn in de gemeente- en dorpskernen. In plaats van zich tot 150 kilometer ver te verplaatsen, wensen jongeren plekken waar ze gezellig kunnen praten, naar muziek kunnen luisteren en een vriendenkring kunnen opbouwen.
Ik zal er voor zorgen dat de gemeenten de resultaten van deze studie in handen krijgen.Op die manier kan men perfect rekening houden met de behoeften en verlangens van 700.000 jongeren. Na het bioscoopbezoek is het fuifbezoek immers het belangrijkste tijdsverdrijf van jongelui.
In het kader van het jeugdruimtebeleidsplan heb ik 3 miljoen euro ter beschikking gesteld van de gemeenten. Met dit bedrag kunnen ze fuifzalen inrichten en aanpassen en speelpleinen uitbouwen. Voorlopig zijn er geen bijkomende middelen te verwachten. Het enige wat ik verder kan doen is aan de gemeenten duidelijk maken dat het verlangen van de jongeren geen eis is die hen tientallen miljoenen hoeft te kosten. Kleinere fuifzalen voldoen perfect mits er aan bepaalde veiligheids-, isolatie- en parkeervoorschriften voldaan wordt.
Bovendien wordt 2 miljoen euro uitgetrokken voor de uitbouw van een bovenlokale jeugdstructuur. Ook op dit vlak zal de Vlaamse administratie nagaan op welke vlakken men directer kan inspelen op de vragen van de jongeren.
Men moet opletten dat men de bal niet heen en weer kaatst tussen de verschillende beleidsniveaus.
Misschien is het ook wenselijk dat een aantal culturele centra gestimuleerd zouden worden om een deel van hun infrastructuur ter beschikking te stellen van jeugdfuiven. Vele van deze culturele centra zijn immers gebouwd met gemeenschapsgeld.
Vele jongeren beschouwen een cultureel centrum niet als een ideale fuifplek. Veel hangt af van de omgeving. Jongeren hebben immers behoefte aan intimiteit.
Het incident is gesloten.