Verslag plenaire vergadering
Verslag
MET REDENEN OMKLEDE MOTIES
Het Brusselse taalhoffelijkheidsakkoord en de verklaringen van de minister
Hoofdelijke stemmingen
Aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met redenen omklede motie van de heren Lootens-Stael en Van Nieuwenhuysen en mevrouw De Lobel tot besluit van de op 21 januari 2003 :
1 door de heer Lootens-Stael in commissie gehouden interpellatie tot de heer Vanhengel, Vlaams minister van Sport en Brusselse Aangelegenheden, over de mogelijke schorsing van de omzendbrieven van het vernieuwde zogenaamde taalhoffelijkheidsakkoord door de Raad van State en de verklaringen van de minister terzake ;
2 door mevrouw Grouwels in commissie gehouden interpellatie tot de heer Vanhengel, Vlaams minister van Sport en Brusselse Aangelegenheden, over de uitspraken van de minister betreffende een eventuele aanpassing van de taalwetgeving aan het Brusselse taalhoffelijkheidsakkoord.
Naar aanleiding van het advies van de auditeur van de Raad van State over de rondzendbrief van de Brusselse regering in het kader van het zogenaamde taalhoffelijkheidsakkoord heeft minister Vanhengel verklaard dat de taalwetgeving moet worden aangepast. Met deze uitspraak profileert hij zich als de spreekbuis van de Franstalige politici en stelt hij zich op één lijn met de PS en het FDF. Hij meent dus dat de onwettige rondzendbrief niet hoeft te worden aangepast aan de taalwetgeving, maar dat de taalwetgeving integendeel kan worden aangepast aan de onwettige rondzendbrief.
Dat is in strijd met de motie die op 6 november 2002 werd goedgekeurd in het Vlaams Parlement en die stelde dat de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement waakzaam moeten toezien op een accurate naleving van de taalwetgeving inzake aanwervingen door de lokale besturen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De motie van de meerderheid is kafkaiaans. Ze stelt dat het parlement akte neemt van de stelling van minister Vanhengel dat de taalwetgeving moet worden toegepast. Ik weet niet waar men dit haalt.
Onze motie is erop gericht de motie die werd goedgekeurd op 6 november jongstleden, te herbevestigen. De uitspraken van minister Vanhengel bewijzen dat dit nodig is. Ik ben benieuwd naar de houding van de meerderheidspartijen. Als ze zich coherent willen gedragen, zullen ze deze motie goedkeuren.
In vergelijking met de andere moties is onze motie omstandig gemotiveerd. Dat weerspiegelt het grote belang dat we hechten aan de taalwetgeving. De minister van Hoofdstedelijke Aangelegenheden heeft lichtzinnige uitspraken gedaan over de aanpassing van de taalwetgeving en hij heeft zijn stellingnames nadien nog herhaald in een interview met De Morgen.
Men kan niet gewoon akte nemen van de stelling dat de taalwetgeving moet worden toegepast. Dat komt niet overeen met het voorstel van de minister die meent dat de taalwetgeving voor Brussel moet worden gewijzigd. Steunt de meerderheid de minister in deze houding?
De federale regering heeft in haar argumentering voor de Raad van State gesuggereerd dat de taalwetgeving ongrondwettig is en daarom niet strikt moet worden nageleefd. Moeten het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering daarover blijven zwijgen?
De naleving van de taalwetgeving gaat de Vlaamse Gemeenschap direct aan. De Vlaamse minister van Hoofdstedelijke Aangelegenheden zou op de schending van het taalhoffelijkheidsakkoord moeten reageren met maatregelen die de toepassing van de taalwetgeving kunnen versterken. Door te tonen dat hij bereid is om aan de taalwetgeving te sleutelen, geeft hij een verkeerd signaal.
Daarom vragen we aan de regering dat ze een duidelijk en correct signaal zou geven, ook aan de federale regering.
Vandaag worden er twee debatten door elkaar gevoerd, namelijk de discussie over de taalwetgeving in het algemeen en het debat dat tijdens de interpellatie van de heer Lootens-Stael en van mevrouw Grouwels werd gevoerd over het taalhoffelijkheidsakkoord en de toepassing van de rondzendbrief over de contractuele personeelsleden van gemeenten en OCMW's in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Op dat vlak is minister Vanhengel duidelijk geweest. Op dit ogenblik moeten de taalwetgeving en het taalhoffelijkheidsakkoord worden nageleefd.
Als het verslag van de Raad van State wordt omgezet in een arrest, dan moet dat arrest worden nageleefd. De minister heeft immers gesteld dat de taalwetgeving en de arresten van de Raad van State moeten worden nageleefd. Daar is volgens ons niets mis mee.
- De met redenen omklede motie wordt met 21 stemmen tegen 86 bij 3 onthoudingen niet aangenomen.