Verslag plenaire vergadering
Verslag
Niet-betrokkenheid van het Vlaams Parlement bij het debat Kleurrijk Vlaanderen
Hoofdelijke stemming
De voorzitter : Aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met redenen omklede motie van de heer Bogaert tot besluit van de op 7 januari 2003 door de heer Bogaert in commissie gehouden interpellatie tot de heer Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, over de niet-betrokkenheid van het Vlaams Parlement bij het debat Kleurrijk Vlaanderen.
Met het project Kleurrijk Vlaanderen wil minister-president Dewael de toekomst van Vlaanderen voor de volgende tien jaar uittekenen. Het debat kende een aanvang op 10 juli 2000 en kreeg onder meer een vertaling in het Pact van Vilvoorde. De Vlaamse regering heeft van bij het begin duidelijk gekozen voor een initiatief van de uitvoerende macht in samenspraak met het middenveld. Op het Bureau werd wel de afspraak gemaakt dat het debat hierover in het Vlaams Parlement een aanvang zou kennen in het jaar 2001-2002 en zou worden afgerond in het jaar 2002-2003.
De inhoud van mijn motie strekt ertoe de betrokkenheid van het Vlaams Parlement bij dit debat te organiseren. Ik vraag ook om de discussieteksten als parlementair stuk in te dienen. Ik heb intussen vernomen dat minister-president Dewael eergisteren bij brief aan de voorzitter van dit parlement vijf discussieteksten als parlementaire stukken heeft ingediend. Deze teksten kunnen in de bevoegde commissies worden besproken en geamendeerd. Het Vlaams Parlement krijgt dus het laatste woord. Ik zal daarom mijn motie intrekken. (Applaus bij CD&V en VU&ID)
Omdat deze manier van werken me niet zint, neem ik de motie van de heer Bogaert over.
Aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met redenen omklede motie van de heer Vandenbroeke tot besluit van de op 7 januari 2003 door de heer Bogaert in commissie gehouden interpellatie tot de heer Dewael, minister-president van de Vlaamse regering, over de niet-betrokkenheid van het Vlaams Parlement bij het debat Kleurrijk Vlaanderen.
- De met redenen omklede motie wordt, wat de gemeenschapsaangelegenheden betreft, met 26 stemmen tegen 60 bij 33 onthoudingen en, wat de gewestaangelegenheden betreft, met 24 stemmen tegen 54 bij 32 onthoudingen niet aangenomen.