Verslag plenaire vergadering
Verslag
ACTUALITEITSDEBAT
Wateroverlast
De voorzitter : Aan de orde is het actualiteitsdebat over de algemene problematiek van de wateroverlast in het Vlaams Gewest.
De bespreking is geopend.
Het is verbijsterend dat geen enkele Vlaamse excellentie de door watersnood getroffen gebieden bezocht. Zij zijn anders voortdurend in populaire talkshows, maar nu bleef het bij een beperkt aantal lauwe verklaringen. Raspolitici schuwen problemen niet. De gratis-politiek is een afleidingsmiddel om de onbekwaamheid en het verzaken van de plichten, onder meer bij het onderhoud van de waterlopen, te verdoezelen.
We stellen vast dat het decreet integraal waterbeleid er nog altijd niet is. Drie jaren van besluitloosheid en politieke inertie liggen aan de basis van de huidige waterellende.
Ik betreur de teneur van dit betoog.
Het ontwerp van decreet over integraal waterbeleid is principieel goedgekeurd door de Vlaamse regering. De lange wachttijd is onder meer te wijten aan de Europese kaderrichtlijn water. De adviezen zijn verwerkt en ik hoop op een spoedige tweede goedkeuring door de regering. Na het spoedadvies van de Raad van State zullen we het ontwerp voorleggen aan het Vlaams Parlement.
Ik ken de procedure. Ook de voorzitter van de commissie vraagt jaarlijks naar het ontwerp.
In het zomerakkoord bereikte men eindelijk een vergelijk. Moet Vlaanderen wachten op een tweede zomerakkoord om het vorige uit te voeren?
Dit maakt me woedend. Nu leidt CD&V het protest. Als het om concrete maatregelen gaat, stemmen bepaalde fractieleden, onder invloed van de Boerenbond, tegen of dienen zij moties in die maatregelen om het water ruimte te geven afzwakken. Ruimte voor water gaat immers vaak ten koste van de landbouw.
De huidige meerderheid is al drie jaar aan de macht en dus verantwoordelijk.
Dit is een vergadering van beleidsmakers. Doe concrete voorstellen maar laat dit debat niet ontaarden in een scheldpartij.
De Boerenbond heeft niets te maken met de waterellende van het jaareinde.
Door het tekort aan stortplaatsen zijn de baggerprogramma's vertraagd. Afwijken van de overdreven milieureglementering vergt moed.
Slib kan grotendeels gezuiverd worden, maar de recyclageprogramma's komen niet op gang. De regering zou een sectoraal uitvoeringsplan kunnen uitwerken waardoor de baggeraars verplicht worden een deel van de baggerspecie te zuiveren en waterbeheerders gedwongen worden gerecycleerd slib te gebruiken voor de versteviging van de dijken.
Het ontwerp uitvoeringsplan slib, in openbaar onderzoek gesteld in oktober 2001, zal pas op 13 januari ter inzage liggen. Voor baggerspecie is echter nog een aanvullend plan nodig.
De Vlaamse ministers slagen er steeds meesterlijk in om de schuld naar elkaar door te schuiven en ruzie te maken in plaats van de problemen gezamenlijk aan te pakken.
Sommigen herleiden het probleem tot een rioleringsprobleem. Het is echter intellectueel oneerlijk te beweren dat Aquafin nog gemengde collectoren aanlegt. Aquafin doet dit al acht jaar niet meer en koppelt alle mogelijke verharde oppervlakten af. Er moet nog voor ongeveer 7.4 miljard euro aan rioleringswerken uitgevoerd worden. Minister Dua stelt dat ze de gemeenten aanspoort om over te schakelen op een gescheiden waterhuishouding maar dat duurt nog jaren : er zijn onvoldoende middelen voor. Overigens hebben de rioleringswerken niets te maken met wateroverlast in de winter.
De aangekondigde verplichte verzekering tegen natuurrampen is er nog steeds niet : de kaarten die de risicogebieden moeten afbakenen zijn nog steeds niet klaar.
Het ontwerp milieubeleidsplan 2003-2007, dat eveneens met meer dan een jaar vertraging kampt bevat, op 430 bladzijden, welgeteld één bladzijde over de afbakening en inrichting van de overstromingsgebieden. Het heeft het over het herstel van de natuurlijke bergingsmogelijkheden van valleigebieden en over prioritaire overstromingsgebieden.
De aanduiding van de kwetsbare gebieden vergt echter politieke moed en die ontbreekt. Er leeft bij de bevolking trouwens weinig enthousiasme voor de voorgestelde beleidsopties. Vooraleer men tot een aantal oplossingen zal komen, moet er bovendien nog veel studiewerk verricht worden. In de begroting werd ook niets ingeschreven om alle vage intenties tot een goed einde te brengen. Waar blijft de voorziene 200 miljoen euro? Binnen de Vlaamse regering is er over dit alles geen akkoord.
CD&V is dan ook van oordeel dat er dringend overlegd moet worden met onze buurlanden, Nederland en Frankrijk, om tot concrete afspraken te komen. Enkel op deze manier kunnen crisissituaties beheerst en gestuurd worden. Het interantionaal Scheldeverdrag van 3 december 2002 heeft niets uitgehaald.
Nederland en Vlaanderen wilden verder gaan. Het waren echter Frankrijk en Wallonië die niet tot bindende afspraken wensten te komen. Men had dus de keuze tussen een compromis met bindende afspraken en helemaal niets.
De burgemeester van Gent was tevreden dat de afspraken met Terneuzen en Frankrijk ervoor zorgden dat de wateroverlast beperkt bleef. Men kon echter moeilijk verwachten dat Frankrijk eigen huizen zou laten onderlopen om Gent te sparen. De samenwerking die er was, heeft haar vruchten heeft afgeworpen.
De afspraken hebben inderdaad ten dele gewerkt.
De baggerprogramma's moeten opnieuw op schema gebracht worden. Voor het verwerken en het stockeren van slib moeten dringend maatregelen genomen worden. Het uitvoeringsplan rond slib moet daadwerkelijk uitgevoerd worden. In dit verband moeten de diverse overheden zoals Aminal, de VMM, de AWZ en LIN trouwens beter samenwerken. Verder moeten geschikte locaties gezocht worden om baggerspecie, afkomstig van de ruiming van de waterlopen, te storten.
Het ontwerp van decreet integraal waterbeleid moet ook zo snel mogelijk geagendeerd worden in dit parlement. Over de keuzes die moeten gemaakt worden, zal in ieder geval nog hartig gedebatteerd worden. Wij waarschuwen nu al voor een nieuwe logge bureaucratie.
Winterlijke wateroverlast is trouwens een hydrologisch probleem. Het is een probleem van de rivieren en niet van de rioleringen. Men moet dus zoeken naar integrale oplossingen. Naast het baggeren zullen de waterlopen opnieuw moeten meanderen en moeten er overstromingsgebieden worden aangelegd. Dit laatste moet integraal en per bekken gebeuren.
Op welke manier zal de voltallige regering dit probleem aanpakken? Welke maatregelen zal ze uitvaardigen om noodtoestanden te voorkomen of te beheersen?
De bevolking vraagt oplossingen van de hele regering en is niet gebaat met de aankondiging van nieuwe wetenschappelijke studies en planning. Minimalisering van de problemen kan men missen als kiespijn.
Deze paars-groene regering heeft het probleem gedurende meer dan 3 en een half jaar verwaarloosd. Ze kondigde met heel veel poeha en pathos een trendbreuk met het verleden aan. Het werd echter een dijkbreuk. (Applaus bij CD&V en het VB)
Destijds was ik ook een voorstander van het decreet op het Integraal Waterbeleid. De enige partij die dit decreet echter niet wenste te steunen was de toenmalige CVP.
Na de zoveelste waterellende is het overduidelijk dat er nood is efficiënte maatregelen. Hierbij moeten eerst de problemen in de gebieden aan de bovenstroom worden aangepakt, waarna kan worden afgezakt.
Niemand kan nog ontkennen dat de laatste vijf jaren verschillende neerslagrecords werden gebroken. De jaarlijkse neerslag neemt niet toe, maar we kennen wel steeds meer pieken van abnormaal hoge neerslag. Al in de jaren negentig wezen diverse professoren ons op de onvoorspelbare gevolgen van de toenemende uitstoot van broeikasgassen en zij waarschuwden voor mogelijk meer stormen en regen in bepaalde gebieden, terwijl elders de droogte toeneemt. De in Kyoto gemaakte afspraken moeten daarom snel en onverkort worden nageleefd. Minder energieverbruik en minder transport moeten de uitstoot van de broeikasgassen beperken.
Een andere vaststelling is dat steeds minder water de grond in kan dringen. Nog steeds worden meer bodems geplaveid met stenen, terwijl die plaveien beperkt in tijd worden gebruikt. Denk maar aan parkeerplaatsen in industriezones of aan theaters. Steen is niet alleen niet doordringbaar, maar zorgt ook voor onbeheersbare waterstromen door een versnelde afvoer van water. Een typevoorbeeld van zo'n probleemgebied is het illegaal woonterrein aan de bronnen van de Zwarte Beek in Hechtel-Eksel.
We moeten ervoor zorgen dat er geen ondoordringbare oppervlakten meer bijkomen. Er moeten ook meer regenwaterbuffers worden gebouwd en de kwantiteit van het regenwater dat kan worden opgevangen, moet expliciet vastgesteld worden.
Ik verwijs naar het besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van een algemene bouwverordening inzake hemelwaterputten van 29 juni 1999, dat bepaalt dat nieuwe eensgezinswoningen verplicht zo'n put installeren. De regering werkt aan een uitbreiding van deze verplichting voor alle bouwwerken, inclusief bodemverhardingen van meer dan 100 vierkante meter.
Dat is slechts de spreekwoordelijke druppel op de hete plaat, maar wel een stap in de goede richting.
Het is niet zo dat een bodem die niet met steen verhard is, altijd doordringbaar is. Akkers die zijn dichtgereden door zware machines, nemen ook geen water op. Onbewerkte akkers, weiden en vooral bossen nemen wel veel water op. Vooral op de waterscheidingslijnen is het zeer belangrijk ervoor te zorgen dat het water de bodem in kan trekken. Daarom moet meer werk worden gemaakt van de bebossing van de bovenlopen van onder meer Zwalm, Markebeek, Nete en Demer.
Grachten en rivieren worden intussen nog steeds in dwangbuizen gedwongen en rechtgetrokken, overwelfd of ingedijkt. Het lijkt de bedoeling te zijn steeds meer water zo snel mogelijk naar de zee te brengen, terwijl het net het opzet moet zijn om meer water in de bodem te laten indringen.
Water moet tijd en ruimte krijgen, een doelstelling die ook wordt nagestreefd door het ontwerp van decreet op het integraal waterbeleid. Het verheugde me dat dit ontwerp van decreet deel uitmaakte van het zomerakkoord, maar de uitwerking laat op zich wachten. Ik vraag de regering, minister Dua en het Vlaams Parlement om ervoor te zorgen dat dit ontwerp dankzij spoedprocedures en spoedadviezen zo snel mogelijk in de praktijk kan worden gebracht.
Dit ontwerp van decreet zal nog niet alle problemen de wereld uit helpen. Veel woningen staan immers op wateronveilige plaatsen. De verhoging van dijken zorgt er alleen maar voor dat het water een andere uitweg moet zoeken. Het RSV is in dit opzicht zeker een gemiste kans en heeft vaak zelfs nog problemen gecreëerd. Ik verwijs naar de geplande weg door het Denderbellebroek, dat de afgelopen dagen weer zijn nut heeft bewezen als wateropslagplaats. Bij de evaluatie van het RSV moet niet alleen rekening worden gehouden met de structurerende werking van de rivieren, maar moet ook aan de bekkens worden gedacht.
We weten allemaal dat het principe ruimte voor water in het verleden met de voeten werd getreden, de vraag is wat we daar nu aan zullen doen. Net als de vorige regering houden we bij elke gewestplanwijziging en in elk ruimtelijk uitvoeringsplan rekening met de bescherming van beken en rivieren. Nieuwe bouwvergunningen moeten ook worden onderworpen aan de watertoets, die zal worden uitgevoerd door de beheerders van de rivierbekkens.
De bekkenbeheersplannen moeten binnen de twee jaar worden gevolgd door een ruimtelijk uitvoeringsplan. Een eventueel gevolg daarvan kan planschade zijn. Ik stel voor om in afwijking van artikel 91 van het decreet op de ruimtelijke ordening te bepalen dat de planbaten afkomstig van de 1.000 hectare aan bijkomende bedrijfsterreinen integraal in een fonds moeten gestort worden om maatregelen op het vlak van waterbeheersing te kunnen treffen. Op die manier kunnen we planmatig tewerk gaan, beschikken we over voldoende financiële middelen en kunnen we economie en ecologie pogen te verzoenen.
Het principe van ruimte voor water impliceert niet alleen dat beken en rivieren worden beschermd, maar ook dat men oog heeft voor de hele Vlaamse waterhuishouding. Problemen worden vaak 'hogerop' veroorzaakt. Werken in Ninove en Aalst kunnen bijvoorbeeld grote gevolgen hebben voor de waterhuishouding in Dendermonde.
Daarom komt er een bekkenbeheercomité. Dat vraagt tijd, maar de respectieve administraties werken eraan op een gecoördineerde manier.
Op het terrein is er te weinig resultaat. Men hoeft niet te wachten op de watertoets door Integraal Waterbeheer, maar men bij de aankoop van terreinen al nagaan of die al dan niet kwetsbaar zijn. Er worden immers nog altijd watergevoelige gebieden aangesneden.
Er zijn instructies gegeven om voor ieder woonuitbreidingsgebied te bepalen of het al dan niet watergevoelig is. De administratie heeft formeel de opdracht gekregen om de aansnijding van kwetsbare gebieden te verbieden.
Per jaar verandert in Vlaanderen 1,6 miljoen ton vruchtbare grond in vervuild slib, dat moet worden gebaggerd. Verschillende sectoren en de meeste grondgebruikers hebben daarop een invloed. Het Vlaams Gewest ondersteunt de erosiebestrijding.
Erosiebestrijding hoeft niet duur te zijn. Eenvoudige maatregelen kunnen de slibtoevoer stoppen. Daarom vragen we dat het subsidiebesluit operationeel wordt en dat het op die gebieden wordt toegespitst.
In het subsidiebesluit zijn er kredieten opgenomen. Het besluit is van toepassing op erosiegevoelige gemeenten. Het basisprincipe is dat er op grote schaal kleine maatregelen worden genomen om de erosie te bestrijden. In Limburg zijn er al positieve effecten vastgesteld.
Er zijn een hele reeks gemeenten op het subsidiebesluit ingeschreven. Op die manier kan men met beperkte middelen een invloed uitoefenen op de erosie en de slibtoevoer. Bovendien wordt de vruchtbare grond op de akkers behouden.
Een ander punt is de stijging van de zeespiegel. Daaraan moet aandacht worden besteed in het waterbeheer. Door de stijging van de zeespiegel zal het water nog moeilijker kunnen worden afgevoerd. Daarom wordt het tijd dat de Vlaamse regering mogelijke scenario's opstelt.
Verder ben ik geschokt door de afwezigheid van de bevoegde minister Stevaert in de overstromingsgebieden.
Binnen de regering is afgesproken dat minister Dua de coördinerende minister is voor het dossier Integraal Waterbeheer. Ik heb de minister altijd gesteund. Ik was tijdens de bewuste periode niet met vakantie, maar ik ben wel altijd bezig geweest met het dossier. Ik ben van mening dat het weinig zin heeft om de burgemeesters en de gouverneurs ter plaatse te begeleiden. Als de Agalev-fractie evenwel vraagt dat ik me naar elk rampgebied begeef, dan zal ik dat doen.
Ik wijs erop dat ik duidelijke uitspraken heb gedaan. Mijn visie is dat men het probleem moet aanpakken bij de bron. Als het hemelwater op de grond terechtkomt, spelen twee elementen een rol, namelijk tijd en ruimte. Ik heb voorgesteld om de begroeiing van het landbouwareaal te verplichten. Als minister van Ruimtelijke Ordening heb ik voorgesteld om regenputten te verplichten. Minister Van Mechelen is van plan om dat verder uit te breiden. Verder lost men het probleem niet op met het bouwen van dijken alleen. Men moet ook ruimte aan het water geven. Ik wijs er tevens op dat deze regering het baggerdossier heeft kunnen deblokkeren. Er zijn gebieden aangekocht voor de baggerspecie. Het is essentieel om op de juiste plek te baggeren.
Ik heb de dossiers altijd constructief gesteund. We mogen niet uit het oog verliezen dat Vlaanderen op het vlak van de ruimtelijke ordening verder staat dan Wallonië.
Ik ben het niet eens met de vraag van Agalev dat elke bevoegde minister een rampgebied dient te bezoeken. (Applaus bij de VLD, sp·a en VU&ID)
Het is noodzakelijk dat de meerderheid het eens is om het probleem op te lossen.
Eén oplossing voor het probleem van de overstromingen bestaat niet. De minister is verantwoordelijk voor een aantal aspecten van het dossier. Dat er in West-Vlaanderen geen overstromingen zijn geweest, is te danken aan het provinciebestuur dat oordeelkundig is te werk gegaan.
In de commissie voor Openbare Werken pleiten we jaar na jaar voor extra inspanningen voor baggerwerken. De minister verschuilde zich evenwel achter moeilijkheden bij het stockeren van de baggerspecie. Slechts één keer werden er inspanningen gedaan, namelijk bij de begrotingscontrole van 2000, toen er net overstromingen waren geweest. Daarna daalden de uitgaven terug naar het gewone niveau.
Dit probleem moet op een structurele manier worden aangepakt. Daarvoor moet het budget minstens verdubbelen. Ik besef wel dat baggeren niet de enig zaligmakende oplossing is. De problemen van het baggeren en van de ruimtelijke ordening moeten op een gecoördineerde manier worden opgelost. Eventueel kan voor eenmalige inspanningen een beroep worden gedaan op het FFEU.
De verklaringen van minister Stevaert in het VTM-nieuws waren voor mij niet zo duidelijk. Eerst stelde hij dat de woningen in de valleigebieden die dus telkens opnieuw dreigen te overstromen, weg moeten. In West-Vlaanderen heeft minister Dua trouwens twee hoeven onteigend. Samen met het preventief lozen van afvalwater heeft men daardoor in die provincie de ergste moeilijkheden kunnen voorkomen. De minister heeft zijn uitspraken echter onmiddellijk herroepen. Hij heeft geantwoord dat woningen waarvoor een bouwvergunning is, niet moeten worden verwijderd. De vraag is net of we de moed hebben om nieuwe voorzieningen te treffen in bedreigde gebieden.
Om een verzekeringsstelsel te organiseren moet er een kaart worden opgemaakt en moeten er gebieden worden afgebakend. Een verzekering dient echter een risico te verzekeren en geen zekerheid. Woningen die steeds opnieuw dreigen te overstromen moeten worden verwijderd. Het gaat om een beperkt aantal woningen. Voor de overheid is het financieel interessanter te onteigenen dan de woningen tegen wateroverlast te beschermen.
Als het gaat om een illegale constructie, dan is de overheid niet verantwoordelijk. Voor woningen die in een dergelijk gebied werden gebouwd met een rechtmatige vergunning, kan de overheid alleen het instrument van de onteigening gebruiken. Massale onteigeningen zijn echter geen oplossing.
Dit probleem is verzekeringstechnisch moeilijk op te lossen. Dit zou trouwens niet correct zijn tegenover diegenen die aan het systeem moeten bijdragen.
Soms werd er gebouwd in een broek. Deze waterzieke gebieden werden beschermd door een dijk waardoor er elders overstromingen ontstaan. Moet men dan de woningen onteigenen in de waterzieke gebieden of de andere? Onteigeningen zijn niet zaligmakend, maar toch moet dat instrument soms gehanteerd worden.
Eerst moeten bekkenbeheersplannen worden opgesteld. Die moeten vertaald worden in ruimtelijke uitvoeringspannen en daarvoor zijn onteigeningen nodig.
Artikel 72 van het nieuwe decreet op de ruimtelijke ordening stelt dat bij onteigeningen geen rekening wordt gehouden met waardevermeerderingen die het gevolg zijn van constructies die werden gebouwd zonder vergunning. Illegaal opgerichte woningen die getroffen worden door wateroverlast zijn daartegen dus niet verzekerd door de Vlaamse en de federale wetgeving.
Hoeveel illegale woningen werden er gebouwd in waterzieke gebieden? Waar bevinden die woningen zich?
Volgens mij zal het aantal illegale woningen in overstromingsgebieden zeer beperkt zijn.
De administratie kent geen voorbeelden van illegale woningen in dergelijke gebieden.
Deze woningen hadden daar niet mogen staan. Het gaat echter om legale woningen. Dat is precies het probleem. Men kan de burger die daarvoor een vergunning heeft, daarvan geen verwijt maken. We kunnen ons alleen afvragen welke overheid de vergunning heeft gegeven en onder welke omstandigheden.
Het verheugt me dat minister Dua volledig verantwoordelijk is voor de coördinatie. Over een aantal lokale dossiers zullen we nog interpellaties indienen.
De Schelde- en Maasverdragen die vorige maand werden ondertekend, gaan niet ver genoeg. Toch heb ik goede hoop dat -mede daardoor- een betere internationale samenwerking in deze kwestie mogelijk wordt.
Ik wil aanstippen dat 2003 het internationaal jaar is van het water. Ik hoop dat het een jaar wordt om de waterbeheersing op het terrein op een geïntegreerde manier aan te pakken. (Applaus bij AGALEV)
Het jaar 2002 was het op één na natste jaar sedert het begin van de waarnemingen. Met 2001 en 2002 krijgen we de twee natste jaren sedert 1831 meteen na elkaar. We lijken nu echt te maken te hebben met een klimaatswijziging, hoewel er daarover nog geen wetenschappelijke zekerheid bestaat.
Maand na maand steeg de neerslag boven het gemiddelde van de laatste honderd jaar. De bodem is dus continu verzadigd. Tijdens de recente wateroverlast was er dan ook nagenoeg geen infiltratiecapaciteit.
Wateroverlast door langdurige regenval is een probleem van rivieren, een hydrologisch probleem, terwijl de wateroverlast na hevige korte buien een probleem is van riolen, een hydraulisch probleem.
In de geschiedenis zijn er steeds overstromingen geweest.
De gebieden die nu onderlopen, liepen vroeger ook onder. Het komt er dus op aan voorbereid te zijn en dat kan alleen door een bekkengerichte aanpak. Omdat het probleem zo complex is, wil ik hier geen simplistische boodschap verkondigen zoals de Bond Beter Leefmilieu.
Op korte termijn moeten op bekkenniveau internationale afspraken gemaakt worden. Informatie over het rivierdebiet moet op tijd verspreid worden en het debiet zelf moet beheerst doorgestuurd worden. Bovendien moet die informatie onmiddellijk doorgegeven worden naar de ondergeschikte besturen en de burgers. Op dat vlak is er binnen het Vlaams Gewest nog heel wat werk aan de winkel. Wateroverlast kunnen we voorspellen door operationele rivier- en rioolmodellen aan elkaar te koppelen.
Voorts moeten waterlopen gebaggerd worden en moeten we ze opnieuw laten meanderen. Maar niet iedereen is bereid de gevolgen daarvan te aanvaarden. Wie zich verzet tegen baggerstorten en het innemen van gebieden langs de rivieren voor waterbouwkundige doeleinden, is fout.
Ten slotte moeten we op korte termijn overstromingsgebieden en potpolders aanleggen. De overstromingsgebieden moeten niet alleen afgebakend, maar ook gerealiseerd worden. Desnoods moet de overheid maar onteigenen. Maar met beperkte ingrepen, kan men ook veel bereiken. Overstromingsgebieden realiseren kan tot conflicten met de landbouw leiden. De landbouwers moeten daarom gecompenseerd worden.
Als de overheid vergunningen heeft verleend voor gebouwen in zones die geregeld onderlopen, dient ze daar de gepaste gevolgen uit te trekken. Bouwmisdrijven moeten we aanpakken zoals de ruimtelijke ordening voorschrijft.
Naast het bekkenniveau, mogen we het deelbekkenniveau niet uit het oog verliezen. Maar het grote aantal betrokkenen op dat niveau zijn het niet altijd met elkaar eens. Precies daarom moet het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet inzake integraal waterbeleid zo spoedig mogelijk behandelen. We moeten dat ontwerp niet alleen goedkeuren, maar ook in voldoende middelen voorzien.
Ik stel met plezier vast dat u dezelfde remedies voorstelt als CD&V.
Blijkbaar is dat dus de goede aanpak. Ik ben het wel niet helemaal eens met u.
Omdat de maatschappelijke druk hoog is, zal men wellicht snel de nodige middelen kunnen vrijmaken.
Ook op deelbekkenniveau is de situatie precair. Hele oppervlakten worden verhard, grachten ingebuisd, collectoren en moerriolen onvoldoende gebruikt waardoor de grachten en riolen overbelast raken. Gemeenten moeten dringend werk maken van een hyrdronautstudie : de situatie inventariseren, de problemen omschrijven en oplossingen voorstellen. Waterbouwkundige problemen oplossen is moeilijk en duur. Een lokale oplossing betekent vaak niet meer dan een verschuiving van het probleem. Als elke gemeente een hydronautstudie maakt, kan naar oplossingen gezocht worden op deelbekkenniveau. Een kleinschalig waterzuiveringsnet is op dit niveau absoluut aangewezen.
Ik ben het volledig met u eens omdat u bewijst ook de praktijk te kennen. Baggeren is inderdaad een deel van de oplossing, maar niemand weet waar naartoe met het slib. Zo is het afleidingskanaal van de Leie gegraven om de Gentse regio te beschermen. Omdat dat kanaal sedert 1982 niet meer gebaggerd is, is het waterpeil blijven stijgen. Maar zowel de afdeling Wegen en Verkeer als de afdeling Waterwegen zeggen dat ze geen weg weten met het slib. De getroffen burgemeesters hebben de voorbije week schitterend werk geleverd, maar we mogen niet verwachten dat zijn nu ook nog eens het slibprobleem oplossen. Het slibprobleem moet op Vlaams niveau opgelost worden.
Afleidingskanalen vallen inderdaad onder het Vlaams Gewest, maar grachten en beken zijn een lokale bevoegdheid. Grachten en beken zijn vooral vervuild door minerale olieën waardoor dat slib op een eenvoudige en goedkope manier verwerkt kan worden. Alleen staat ons strenge reglement dat niet toe en daardoor was ik vorig jaar in mijn gemeente verplicht 38 vrachtwagen slib naar Zwijndrecht te sturen voor verwerking.
Er wordt te weinig rekening gehouden met de watertoets. Gezien de verzadiging van de bodem heeft elke verstoring van de waterhuishouding grote gevolgen. Ook de burger die in een risicogebied woont of werkt moet technische voorzieningen nemen om het risico van overstroming te beperken.
Tenslotte moet er snel een verzekering komen tegen overstromingsrisico's. De vertraging van de dossiers zou te wijten zijn aan een ondermaatse vergoeding van de experts. Het is niet onze bevoegdheid niet, maar toch moeten we op acties aandringen.
Wij kunnen overstromingen nooit volledig vermijden. Alle bevoegdheidsniveaus moeten acties ondernemen om het risico te beperken. Gelukkig hebben steden en gemeenten ingegrepen zoniet waren de problemen nog groter geweest. (Applaus)
De overheid is verantwoordelijk voor de wateroverlast. De zogenaamde abnormale neerslag is de afgelopen jaren gelijk gebleven. De overheid moet daaruit lessen trekken.
Eén van de oorzaken van de wateroverlast is de slechte ruimtelijke ordening : onder meer verkavelingen in de winterbeddingen van rivieren en gewestplannen die geen rekening houden met de kwaliteit van de ondergrond. Het is goed dat bij grote infrastructuurwerken wateropvang verplicht wordt.
Ik denk echter dat gemeentebesturen uit schrik voor schadeclaims een en ander zullen blijven toestaan.
Als woonuitbreidingsgebieden de watertoets niet doorstaan en dus niet vergund worden, is planschade niet van toepassing. Zowel gemeenten als gewesten ondervinden daarvan dus geen financiële gevolgen.
Anders is het bij de uitvoering van bekkenbeheersplannen en historische fouten. Daar kan wel een vergoeding verschuldigd zijn, daarvoor zal een fonds opgericht worden.
Het is hypocriet dat er omwille van waterproblemen in een bepaald gebied geen bouwvergunningen worden toegestaan terwijl er wel een Vlaamse instelling voor criminele jongeren mag komen.
Een andere oorzaak van de overlast is dat in vele grachten en beken onvoldoende slib geruimd is. Dat is een gedeelde schuld van gemeenten en provincies. Door strenge milieumaatregelen kan slib niet meer op de oevers gestort worden maar moet het verwerkt worden. Dat is echter duur en er zijn te weinig installaties. Het is daarom nuttig om te onderzoeken hoe er snel en efficiënt kan geruimd worden, eventueel door slib toch op de oevers te deponeren of sneller te verwerken.
Het uitvoeringsplan baggerspecie zal rekening houden met alle elementen. De normen voor baggerspecie moeten inderdaad opnieuw bekeken worden. Gronden vervuild met slib moeten we later saneren. We mogen de problemen niet verschuiven.
De verwerkingsinstallaties worden onderbenut. Een goede planning en voldoende middelen voor slibruiming zijn noodzakelijk. Baggeren zal echter niet alle problemen oplossen. Op sommige plaatsen heeft het zelfs nadelige gevolgen.
Ook het gewest heeft jarenlang nagelaten de beken en grachten langs gewestwegen te ruimen. Ook bij het baggeren van grote rivieren bleef de overheid in gebreke, vaak met als argument dat er geen binnenvaart meer was. De hoeveelheid water vermindert echter niet. Sommige werken werden door acties van de milieubeweging stilgelegd.
Hoewel de riolen minder invloed hadden op de laatste overstromingen zijn er wel problemen : ongeveer 50 procent van het rioleringsnet is verstopt. Daardoor komt het vuile water sneller in overstorten terecht en daarna in beken en grachten. Dat veroorzaakt een slechte waterkwaliteit. Door de verdunning van de vuilvracht met hemelwater wordt het water in de installaties ook onvoldoende gezuiverd.
Aquafin meent overigens dat haar collectoren niet bestand en berekend zijn op veelvuldige neerslag. Door overstorting komt trouwens ook nog vervuild water in de beken terecht. Wanneer mag men concrete vooruitgang verwachten in de herziening van ons volledige rioleringssysteem?
De Vlaams-Blokfractie heeft al meermaals betoogd dat het belangrijk is dat water wordt vastgehouden op de plek waar het neervalt. De sponsfunctie van de aarde verdwijnt echter door de voortschrijdende verharding. Men smeekt als het ware om overstromingen. Wat heeft de regering al gedaan om de sponsfunctie van de aarde te herstellen?
Ik heb ook mijn bedenkingen bij de traagheid waarmee het ontwerp van decreet Integraal Waterbeleid tot stand komt. Na een fikse ruzie met de VLD moet het nog altijd ingediend en besproken worden in dit parlement.
Intussen kan men ook vragen stellen bij de verantwoordelijkheid van de gemeenten en provincies in de toepassing van het integraal waterbeleid. Zullen zij verantwoordelijk gesteld worden voor de onvoldoende afvloeiing van dichtgeslibde gemeentelijke beken of provinciale waterlopen?
Bovendien kampen gemeenten en provincies, ondanks het feit dat er nog zoveel studiewerk te doen is, met een chronisch gebrek aan geschikt personeel. In de hele provincie Antwerpen zijn bijvoorbeeld maar 4 personen verantwoordelijk voor alle provinciale waterlopen. In Oost-Vlaanderen maakt men alleen maar modelleringsopdrachten voor de waterlopen op naargelang de noodzaak en opportuniteit. Intussen heeft men al kunnen vaststellen waartoe dat leidt.
Indien men blijvende resultaten wil boeken, is een grensoverschrijdende aanpak absoluut noodzakelijk. Het heeft immers geen zin om in Vlaanderen wachtbekkens aan te leggen als men in Wallonië en Frankrijk het water sneller laat doorstromen naar Vlaanderen. Hoe zal het overleg daarover georganiseerd worden?
Deze regering moet ook, naar Nederlands voorbeeld, een langetermijnpolitiek ontwikkelen. Enkel daardoor kan men tientallen jaren gevrijwaard blijven van overstromingsrampen.
De administratie Waterwegen en Zeewezen werkt aan het project Veiligheidsniveau Vlaanderen. Daarbij zou het waterpeil beheerd worden met het oog op de bescherming tegen schade, zoals bij het Sigmaplan en het Maasdijkenplan. Hoever staat het echter met de ander bevaarbare waterlopen zoals de Demer, de Dender of de Leie? Bestaan er voor deze waterlopen al plannen?
Tijdens de vorige regeerperiode werden rivierbekkencomités opgericht om tot een integraal beleidsplan te kunnen komen. Nu blijkt echter dat deze comités gedurende deze regeerperiode enkel nog op het niveau van de ambtenaren zijn bijeengekomen. Ik stel mij daar vragen bij. Normaal zijn alle gemeenten die tot een bepaald rivierbekken behoren, daarin vertegenwoordigd, wat kan leiden tot een gestructureerd, integraal waterbeleidsplan. Maar sinds 1998 was er niet één plenaire vergadering.
Ook dijkverhogingen zullen een belangrijke maatregel vormen in de strijd tegen het steeds hogere waterpeil. Het Vlaams Blok is ervan overtuigd dat er nog veel moet geïnvesteerd worden in de bouw en aanleg van stevige dijken, wat niet haalbaar is zonder brede maatschappelijke steun. Anders krijgt men meteen met klachtprocedures vanwege actiecomités te maken.
Sinds 1976 kent ons land een Rampenfonds. Dit fonds voorziet in een financiële tussenkomst bij rampschade. Vooraleer men een beroep kan doen op een tegemoetkoming moet men evenwel in een door de overheid erkend rampengebied wonen. Bovendien moet de getroffene ook voldoende schade hebben geleden, minimum 225.000 frank, om in aanmerking te komen voor een vergoeding. Dit is niet rechtvaardig. Het is immers niet de eigenaar van een getroffen woning die fout is, maar wel de overheid.
Boven de hoofden van de mensen worden er bij dit alles nog politieke spelletjes gespeeld door de federale overheid. Terwijl premier Verhofstadt beweert dat de rampenverzekering in orde is, wordt hij hierin tegengesproken door minister Picqué. Volgens deze laatste werden de risicogebieden immers nog steeds niet afgebakend. Is dit nu al gebeurd? Waarom talmt men zo lang? Wateroverlast is toch een prioritair dossier?
Er bestaat reeds een kaart van de historische overstromingsgebieden. Op basis daarvan kan een model voor de inschatting van risicogebieden worden gemaakt. Dat model is al voor 60 procent klaar. Nu dient enkel nog de resterende 40 procent verfijnd te worden, al bestaat daarvoor al een voorlopige afbakening. Tegen maart zal echter alles uitgewerkt zijn.
Deze kaart zal gevolgen hebben voor alle woningen die in risicogebieden terechtkomen. Een woning van 6 miljoen frank kan door haar ligging in een risicogebied plots maar 2 miljoen frank meer waard zijn. Het hoeft geen betoog dat ook de verzekeringsmaatschappijen hieromtrent volstrekte zekerheid wensen. Verfijning en wetenschappelijke onderbouw zijn daarom onontbeerlijk.
In ieder geval staat men in Vlaanderen op dit gebied al veel verder dan in Wallonië.
Ik was verbaasd dat minister Stevaert zich afvroeg of overstromingen die twee keer per jaar voorkomen wel een natuurramp kunnen genoemd worden. Zij blijven evenwel een ramp voor de betrokkenen en daarvoor is zijn beleid verantwoordelijk.
De Vlaams- Blokfractie heeft de wateroverlast steeds een belangrijke zaak geacht. Ze zal de ministers volgende week over een zestal concrete dossiers interpelleren.
Ten slotte zou ik willen vragen dat de regering stopt met haar politiek waarbij ze beweert dat alles gratis is. De burger is hier niet mee gediend. Geef de burger waar hij recht op heeft en bescherm hem tegen wateroverlast.
De overgang van oud naar nieuw zal bij velen een bittere nasmaak laten. Ook dit jaar weer werd men andermaal geconfronteerd met overstromingen.
De draagkracht van het watersysteem in Vlaanderen moet dringend worden hersteld. Een aantal ingrepen zoals het uitbaggeren van de waterlopen en aanpassingen binnen de ruimtelijke ordening en landbouw, zullen overmijdelijk worden. Volgens professor Meire is het noodzakelijk dat 75.000 hectare gevrijwaard worden als overstromingsgebied of gebied voor waterberging. Dit is meer dan 5 procent van heel Vlaanderen. In Vlaanderen, met zijn beperkte ruimte, is dit economisch weinig aantrekkelijk.
Zonder overstromingsgebieden zullen de kosten voor het vrijwaren van infrastructuur van wateroverlast evenwel nog hoger oplopen.
De media stellen het voor alsof er nog niets is gebeurd om de wateroverlast in Vlaanderen grondig aan te pakken. Er werden echter al heel wat wetgevende initiatieven genomen en al vele werken uitgevoerd.
Het probleem van de overstromingen is natuurlijk zeer complex. Van de jaren vijftig tot eind jaren zeventig was de waterbeheersing erop gericht om zoveel mogelijk water zo snel mogelijk naar de zee te laten vloeien. Pas in de jaren tachtig ontstond het inzicht dat er behoefte bestond aan een andere aanpak, een inzicht dat in de jaren negentig voldoende maatschappelijke en politieke steun verwierf.
Naast klimatologische omstandigheden zijn overstromingen meestal het gevolg van het rechttrekken en uitdiepen van waterlopen, het verkleinen van natuurlijke overstromingsgebieden, het aanleggen van grachten voor de afwatering van gronden ten behoeve van land- en bosbouw, de verharding van de bodem en de aantasting van het waterophoudend vermogen van het landschap. Er werden ook heel wat bouwvergunningen afgeleverd in natuurlijke overstromingsgebieden, wat natuurlijk om problemen vragen is.
Het is niet duidelijk of de achterstand bij het baggeren van waterlopen tot meer overstromingen leidt. De baggerwerken in Nieuwpoort, Oostende en Blankenberge gingen alvast met hoge kosten gepaard. Het dumpen van baggerspecie in de zee is vaak een goede oplossing, maar het valt me op dat CD&V hierover niet altijd dezelfde mening verkondigt.
De hoogte en de frequentie van piekdebieten en de gemiddelde hoogwaterstanden blijven inmiddels toenemen.
In het klassieke waterbeheer werd uitgegaan van een opdeling van waterbeheeraspecten, wat zich weerspiegelt in een sterke versnippering van de bevoegdheden. Sinds de jaren negentig groeit de maatschappelijke steun voor een integrale en omvattende aanpak, wat geleid heeft tot een aantal wetgevende initiatieven.
In 1994 keurde de Vlaamse regering op voorstel van toenmalig minister van Leefmilieu De Batselier voorontwerpen van decreet goed over het integraal waterbeheer en de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging. In 1996 werd op voorstel van ministers Kelchtermans en Baldewijns het ontwerp van decreet betreffende de waterkeringen goedgekeurd. Tijdens de vorige zittingsperiode werd op voorstel van ministers Kelchtermans en Stevaert een omvattend en geïntegreerd voorontwerp inzake waterbeheer goedgekeurd. Het voorontwerp belandde uiteindelijk niet in het Vlaams Parlement.
- De heer Johan De Roo, eerste ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Tijdens deze regeerperiode verkoos minister Dua om te werken met een basisdecreet, waaraan later delen kunnen worden toegevoegd. Pas in juli 2001 vond de eerste vergadering daarover plaats in de schoot van de Vlaamse regering. Ik ben van mening dat de verbetering van het bestaande omvattende voorontwerp van decreet sneller vruchten zou hebben afgeworpen.
Sinds begin jaren negentig erkent het Vlaams Gewest de noden van een watersysteem om optimaal te kunnen functioneren. Een belangrijk aspect daarbij is de behoefte van oppervlaktewater aan ruimte. Door de hogere fluctuaties in waterstand en de hogere piekdebieten worden de oevers en waterkeringen immers zwaarder belast en dreigen dijkhoogtes ontoereikend te worden. Maar niet al het water kan binnen dijken bedwongen worden. Daarom wordt nu gedacht aan een algemeen veiligheidsniveau, waarbij wordt gestreefd naar een beveiliging tegen schade. Het creëren van overstromingsgebieden kan een compromis opleveren tussen het beheersen van het water en de natuurlijke overstromingsprocessen.
Het Sigmaplan uit 1977 is een goed voorbeeld van de reeds geleverde inspanningen. Dit plan moet het Zeescheldebekken beschermen tegen stormvloeden vanuit de Noordzee en heeft drie pijlers : hogere en bredere dijken, dertien gecontroleerde overstromingsgebieden en een stormvloedkering ter hoogte van Oosterweel. Reeds 500 miljoen euro werd besteed aan de uitvoering van dit plan, maar een actualisering was nodig. Minister Stevaert legde een voorstel voor aan de Vlaamse regering in juli 2002, die het in het Vlaams Parlement indiende. Met deze actualisering wil de regering de rivier 4000 hectare teruggeven in de vorm van ontpolderingen en gecontroleerde overstromingsgebieden. Het inschakelen van deze overstromingsgebieden krijgt de voorrang op een stormvloedkering.
Ook aan de Maas werden al heel wat werken uitgevoerd, zoals het Maasdijkenplan en de geplande werken aan het Mijnverzakkingsgebied. Het winterbed van de Maas wordt bewoningsvrij gemaakt. De eigenaars van huizen in het winterbed kunnen hiervoor een beroep doen op een regeling inzake vrijwillige onteigening. De plannen voor de verdere inrichting van het rivierbed worden gerealiseerd met het integraal project Levende Grensmaas, al zijn niet alle betrokkenen daar even enthousiast over.
De duinen en de kustverdediging zijn van oudsher belangrijk om overstromingen door de Noordzee te voorkomen. Sinds 1994 wordt de kustverdediging op een meer geïntegreerde wijze aangepakt door de goedkeuring van het urgentieprogramma Waterbeheersing. Sindsdien zijn heel wat projecten gerealiseerd met een belangrijke toegevoegde waarde op het vlak van natuurontwikkeling, toerisme, ruimtelijke ordening en dergelijke.
In de vallei Werchter en Diest vervult de Demer een centrale rol. Ten behoeve van de scheepvaart en de veiligheid is de Demer ingedijkt, rechtgetrokken en opgestuwd. Als gevolg daarvan verloor de rivier haar natuurlijke regime en ging het kombergende vermogen van de winterbedding grotendeels verloren. Door de toenemende piekdebieten probeert de Demer haar natuurlijke bedding opnieuw in te nemen. Uit de recente overstromingen blijkt dat de aanpak om de beveiliging te verzekeren door het indijken van de rivier zelf, onvoldoende is. Daarom wordt overgeschakeld op de aanleg van winter- of ringdijken. De eerste winterdijken werden al aangelegd en een aantal woningen in een natuurlijk overstromingsgebied werden onteigend.
De situatie in de IJzervallei toont aan dat op korte termijn integrale oplossingen kunnen worden gerealiseerd. Na de winteroverstromingen van 1993-1994 en 1994-1995 was iedereen er het over eens dat er iets moest gebeuren. De meningen over wat er moest worden gedaan, liepen evenwel zeer uiteen. Voor de sp·a was het duidelijk dat het waterbeleid in het IJzerbekken moest vertrekken van het feit dat de IJzerbroeken al eeuwenlang het natuurlijke winterbed van de IJzer vormen. Doordat die broeken nog grotendeels als winterbed kunnen fungeren, wordt de Westhoek van een veel grotere ellende gevrijwaard in periodes met hevige regenval. Sinds 1996 zijn nagenoeg alle vooropgestelde doelstellingen afgewerkt of in uitvoering. In totaal werd in het waterbeheer voor het IJzerbekken al meer dan 40 miljoen euro geïnvesteerd.
Er is al heel veel gebeurd. Er zijn ook onpopulaire maatregelen genomen, zoals onteigeningen. Het probleem van de overstromingen mag, gezien de investeringen door de gewestelijke overheid, als relatief worden beschouwd. Voorts zijn de prioritaire probleemgebieden aangepakt en grotendeels opgelost. Nieuwe problemen hebben te maken met lokale wijzigingen op het vlak van waterbeheer en met andersoortig waterbeheer in andere gewesten en het buitenland.
Verder is het duidelijk dat er geen wondermiddel bestaat. Het is wel belangrijk om ruimte te geven aan de waterlopen. Daarvoor zijn een hele reeks maatregelen nodig. Ook is het een feit dat er altijd protest zal zijn en daardoor vertragingen. De sp·a roept politici en burgers op om goed na te denken. Het grootste deel van de bevolking draagt bij aan de hoogwaterproblemen, maar wordt niet rechtstreeks geconfronteerd met de gevolgen ervan.
Het vernieuwde beleid inzake integraal waterbeheer moet volledig worden uitgevoerd. Dat betekent dat er extra middelen moeten worden vrijgemaakt. De versnippering van het waterbeleid is groot. Elke betrokken partner moet bereid zijn om bevoegdheden af te staan of te heroriënteren om een integraal waterbeleid op bekken- of deelbekkenniveau mogelijk te maken. De sp·a is vraagt om het voorontwerp van decreet inzake integraal waterbeleid te behandelen en goed te keuren voor het zomerreces. Wie tegen de aanleg van gecontroleerde overstromingsgebieden en het herstel van natuurlijke overstromingsgebieden is, pleit onrechtstreeks voor waterellende bij een groot deel van de Vlaamse bevolking. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
We dienen te overwegen welke directe maatregelen kunnen worden genomen in afwachting van de goedkeuring van de goedkeuring van het ontwerp van decreet. Ik doe een aantal eenvoudige suggesties. Zo stel ik een versnelde afkoppeling van het regenwater voor. De investering voor de aanleg van een regenwaterput en de afkoppeling van het drinkwater voor het sanitair, de wasmachine en de buitenkraan, kost gemiddeld tussen 60.000 en 100.000 frank. Ondanks bewustmakingscampagnes en een premie van de gemeenten gebeurt de buffering van regenwater en de afkoppeling van het drinkwater te traag. Ik stel voor dat de mensen daarvoor een lening krijgen, die ze afbetalen met de besparing op de drinwaterfactuur. Eens de regenwaterput is afbetaald, kan men winst maken.
Verder stel ik voor om voor de verharde oppervlakten de verplichting in te voeren om het regenwater te bufferen en aan alle infrastructuurwerken een kostenbeheersplan te koppelen voor de afvoer van het regenwater.
Een dergelijke verplichting wordt momenteel al consequent opgelegd voor alle infrastructuurwerken. Zo is bijvoorbeeld de bouwvergunning voor de hogesnelheidslijn naar Nederland geweigerd omdat er geen kostenbeheersplan was.
Europa voorziet in een fonds om in kwetsbare gebieden werken uit te voeren. De infrastructuurwerken gebeurden echter niet, ook niet lokaal, en wij dragen daarvan de gevolgen.
De opvang, het transport en de behandeling van afvalwater moeten worden beschouwd als een afvalactiviteit en niet als een waterdienst. Bij het verlenen van een bouwvergunning zou men moeten bepalen dat het opgevangen of onttrokken water pas mag worden afgevoerd nadat het is gezuiverd. Wie bouwt waar geen waterzuivering is, moet er zelf voor zorgen. Die regel moeten we consequent toepassen, zelfs als er plannen zijn om binnen afzienbare tijd op die plek waterzuivering te organiseren.
Het ingebuisde transport van afvalwater moet beperkt worden tot maximaal drie kilometer. Zo kan de kleinschalige waterzuivering kansen krijgen. Dat is een echte aanpak bij de bron, die een positief effect kan hebben op de waterhuishouding.
Bij overstromingen kan men vaak moeilijk ingrijpen omdat het overstromingswater niet kan benaderd worden. Daarom menen we dat men langs waterlopen een strook moet vrijmaken. Dat zou onderhoudswerken en ingrepen bij noodsituaties moeten vergemakkelijken. Zo kan ook het aantal voorwerpen dat in de waterloop terechtkomt en daar het water tegenhoudt, verminderd worden.
Ik pleit ook voor peilbuizen in de buurt van kleine waterlopen om de stand van het grondwater permanent op te volgen. Als er veel neerslag valt op een ogenblik dat het grondwater toch al hoog staat, weet men dat er gevaar dreigt. Men kan dan bijvoorbeeld tijdig de sluizen bedienen.
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
Bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning zou men rekening moeten houden met de atlas der waterlopen, om het behoud of het herstel van niet geclassificeerde waterlopen te verzekeren. Bij bouwwerken komt het nu maar al te vaak voor dat de waterlopen op het terrein onmiddellijk gedempt worden met de uitgegraven grond.
Ik meen ook dat de holle wegen moeten worden gedefinieerd als oppervlaktewaterlichamen. Zo kunnen de bermen worden beschouwd als oevers, als stroken die dus niet mogen bewerkt worden. Bij felle regenval fungeren de holle wegen immers als kanalen, die bovendien veel slib meevoeren. Als compensatie voor de landbouwers zou men deze gebieden kunnen meerekenen in de ruimtebalans. Dat zou een brongerichte aanpak zijn bij de erosiebestrijding.
De minister wil het ontwerp van decreet Integraal Waterbeheer in maart voorleggen aan het Vlaams Parlement. Met dat ontwerp wil men de afvoer van het water zo organiseren dat de gebouwen die gelegen zijn buiten de overstromingsgebieden, beveiligd en ook verzekerbaar zijn. Als een onderdeel van het bekkenbeheersplan wil men tegen eind 2006 de overstromingsgebieden afbakenen. Wil men de verzekerbaarheid echt tot die datum uitstellen?
De minister zegt dat ze tegen maart een voorlopige afbakening van de overstromingsgebieden wil. Ze vertrouwt op de kwaliteit van het kaartenmateriaal dat door de milieubewegingen werd verzameld. Ik hoop dat de verzekeringen die kaarten zullen aanvaarden.
De watertoets is een goed instrument om te voorkomen dat nog gebouwd wordt in natte gebieden. Ik vraag me echter af of men dat instrument niet zal ondergraven als men BPA's en RUP's de voorrang geeft op de bindende bepalingen van het bekkenbeheersplan. Ik meen dat we de watertoets in het ontwerp beter moeten onderbouwen, want thans rdt ook gerelativeerd door de technische haalbaarheid, onevenredige kosten en natuurlijke omstandigheden.
Het ontwerp Integraal Waterbeheer moet dus nog worden goedgekeurd, men hoopt een waterbeleidsnota te hebben tegen eind 2004 en een afbakening van de overstromingsgebieden tegen eind 2006. Betekent dit dat men in de tussentijd mag blijven bouwen? Moeten wij dat blijven toestaan?
In afwachting van de goedkeuring van het decreet pleit ik daarom nu al voor een aantal kleine maar doelmatige ingrepen.
Hebben de politici schuld aan de recente wateroverlast? De remedies voor het probleem zijn in elk geval bkend. Nu moet er een consensus worden gevonden over de aanpak en de nodige middelen om die uit te voeren.
Ten tijde van de grote overstromingen in het Ijzerbekken werd de minister van Landbouw geïnterpelleerd. Toen werd geopperd dat de regionalisering van de landbouw een geïntegreerde aanpak mogelijk zou maken. Dit alibi hebben we nu niet meer. We moeten dus werk maken van de oplossing van dit probleem.
De heer Loones heeft gelijk. Nu deze aangelegenheid tot onze bevoegdheid behoort, moeten we de problemen gezamenlijk oplossen. Daarom hebben minister Stevaert en ikzelf al veel energie gestoken in het probleem van De Blanckaert en we hebben een oplossing gevonden.
In die omgeving hebben natuurverenigingen grote gebieden opgekocht waar ze aan beheerslandbouw doen. Voor de rest blijven we aanmodderen. We staan nog nergens met de oprichting van een hydrologisch informatiecentrum. Door het gebrek aan wetenschappelijk onderzoek bestaan tussen de deskundigen nog grote meningsverschillen over deze zaak. We hebben ook behoefte aan werkinstrumenten voor het gegevensbeheer, aan de opmaak van plannen en aan een decretale verankering van het integraal waterpeilbeheer.
In een communiqué probeert de PvdA aan te tonen dat de overstromingen de schuld zijn van de vrije markt die alleen maar tot anarchie en rampen leidt. Vrijwel iedereen in dit parlement staat achter de vrije markt. Ik hoop dat deze regering zal kunnen bewijzen dat de vrije markt niet noodzakelijk tot rampen leidt.
Het is een goede zaak dat het Vlaams Parlement zich grondig over dit probleem buigt. Op die manier weten we niet alleen waar we staan, maar ook waar we naartoe willen. We zijn de laatste jaren vaak met overstromingen geconfronteerd. Ik weet niet of we daaruit mogen afleiden dat ons klimaat aan het veranderen is. Wat ik wel weet, is dat het beleid er alles aan moet doen om de kwalijke gevolgen van de wateroverlast te beperken.
Overstromingen zijn er als natuurlijk verschijnsel altijd geweest. Nieuw is wel dat het water de laatste jaren stroomt naar plaatsen waar we het liever niet zien : woonwijken, industrieterreinen en wegen. Ik heb als minister steeds voor een tweevoudige aanpak gekozen. Ten eerste moeten we acute problemen op een specifieke manier aanpakken. Ik durf niets te garanderen, maar het lijkt erop dat de problemen in Merksem opgelost zijn. We hebben daar 50 miljoen euro geïnvesteerd in baggerwerken en pompen. We moeten daarom onderzoeken hoe we de problemen in Gent en Geraardsbergen voortaan kunnen vermijden.
Ten tweede moeten we een integraal waterbeleid voeren. Zo is iedereen het erover eens dat we het water meer ruimte moeten geven en dat we op bekkenniveau tot een gecoördineerde aanpak moeten komen. Alle betrokkenen moeten het eens raken over de doelstellingen en die samen realiseren. Dat is precies de essentie van het ontwerp van decreet inzake integraal waterbeleid.
Niet de oorzaken zijn belangrijk, wel de oplossingen. We hebben niet gewacht tot het ontwerp van decreet inzake integraal waterbeleid goedgekeurd is om maatregelen te treffen. Zo waren er in het Leuvense geen problemen omdat we al wachtbekkens en overstromingsgebieden aangelegd hebben langs de Dijle. Het bewijst dat de aanpak werkt, maar ik besef dat dit maar een magere troost is voor de slachtoffers.
We moeten goed beseffen dat dé oplossing niet bestaat. De oplossing is een aaneenschakeling van verschillende maatregelen. Zo is het evident dat er niet meer gebouwd wordt in natuurlijke overstromingsgebieden. Voorts zoeken we ruimte voor het water. De bekkencomités liggen niet stil. We hebben al twee jaar lang 17 personeelsleden extra ingeschakeld om de bekkenbeheersplannen voor te bereiden. Omdat de gemeenten niet willen werken zonder decretale basis, is totnogtoe hoofdzakelijk op ambtelijk niveau vergaderd. Ten slotte moeten we ook onze dijken eens herbekijken. Moeten we ze niet meer landinwaarts heraanleggen zodat we de winterbedding aan onze rivieren kunnen teruggeven?
De riool was aanvankelijk bedoeld om water uit onze steden weg te krijgen. Later is men dat water beginnen te zuiveren, waardoor de riolen een onderdeel van het waterzuiveringsproces werden. We zitten met een gemengd systeem en de scheiding zal niet voor morgen zijn. Het Vlaams Gewest stimuleert burgers en lokale besturen wel om regen- en afvalwater te scheiden, hemelwaterputten aan te leggen, waterdoorlatende infrastructuren te bouwen en groene daken te bouwen.
Door de constante regen konden de grote rivieren het water niet slikken. Enkel bij stortbuien worden de rioleringen overbelast en zijn er plaatselijke overstromingen.
Een herwaardering van het grachtenstelsel botst op veel lokale tegenstand, maar nu geraken ook de gemeentebesturen overtuigd van het belang ervan.
Het Aquafin-investeringsprogramma is bijgestuurd. Er kunnen pas collectoren aangelegd worden als zeker voldoende vuilvracht is zodat de zuivering effectief is. De afkoppeling van parasitaire vervuiling moet daarenboven eerst in orde gebracht worden.
Door de bekkenwerking te stimuleren lopen we vooruit op het ontwerp van decreet over integraal waterbeheer. Ik ben blij dat minister Van Mechelen financiële middelen gevonden heeft voor de watertoets.
Het ontwerp van decreet biedt ook de mogelijkheid om oeverzones aan te duiden zodat woningen in winterbeddingen kunnen onteigend worden. Het voorstel van de heer Bex over de holle wegen kan besproken worden in de commissie.
In het ontwerp van decreet wordt ook een beheerstructuur vastgelegd zodat bindende bekkenbeheersingsplannen opgelegd kunnen worden. Op het niveau van de deelbekkens zullen waterschappen opgericht worden. Die moeten gebruik maken van de knowhow van Polders en Wateringen en van de dijkgraven om het integraal waterbeheer te dienen.
We hopen alle adviezen op korte termijn te verwerken zodat de regering het ontwerp voor de tweede maal kan goedkeuren. Het is verantwoord om een spoedadvies van de Raad van State te vragen zodat het ontwerp weldra kan besproken worden in het parlement. Het ontwerp van de vorige regeerperiode voldeed niet aan de Europese richtlijn. Nu hebben we een goed instrument en ik hoop op de steun van dit parlement. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
De bespreking is gesloten.