Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2003
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003
Verslag
ONTWERPEN VAN DECREET
Begroting 2003
Algemene bespreking (Voortzetting)
De voorzitter : Aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2003, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2003 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2003.
We bespreken thans het hoofdstuk Binnenlandse aangelegenheden, Huisvesting, Stedelijk beleid, Institutionele en bestuurlijke hervorming, Ambtenarenzaken, Brussel en de Vlaamse rand.
Vorige week werden 4047 huurders van een sociale woning opgeschrikt door een brief waarin hun gemeld wordt dat inkomenscoëfficiënt 2 (IC2) toegepast wordt. Hun jaarinkomen ligt hoger dan 30.000 euro, waardoor ze voor de volgende keuze gesteld worden : de woning kopen, een extra bijdrage betalen of de woning verlaten. Minister Gabriels is nu bereid de opzegtermijn met een jaar te verlengen. Maar tegelijk moeten de socialehuurmaatschappijen de huur van iedereen met een inkomen hoger dan IC2 opzeggen.
In dit dossier kan ik de sp·a niet meer volgen. Aan de ene kant wil minister Stevaert de inkomensgrenzen verhogen, maar aan de andere kant keurt zijn partij het nieuwe socialehuurbesluit goed. Daarbij verrast ook het artikel van mevrouw Baeke in Metro. Te meer omdat zij noch in commissie, noch in plenaire vergadering iets heeft laten horen.
Waarom moet het socialehuurbesluit trouwens gewijzigd worden? Waarom kiest men voor IC2 in plaats van bijvoorbeeld IC3? Wat was er verkeerd met het socialehuurbesluit van 1994? Alle socialehuurmaatschappijen hadden toen al het recht om de sociale situatie van de bewoner jaarlijks te evalueren. Op basis van die evaluatie konden ze een gemotiveerde huuropzeg betekenen.
De heer Tobback heeft duidelijk gezegd dat de sp·a daar problemen mee heeft.
Ik heb uw stem niet gehoord en nu het dossier in de actualiteit komt, schiet de sp·a wakker en pleit voor hogere inkomensgrenzen. Dat is hypocriet.
We zijn het met elkaar eens dat de maatregel niet goed is. We moeten er iets aan doen.
Waarom stond de sp·a twee jaar geleden dan niet aan onze zijde?
Omdat we onderhandelen over een nieuw sociaalhuurbesluit, heb ik beslist de opzegperiode te verlengen. Wat in het programmadecreet staat, moet eerst uitgevoerd worden. Tijdens het debat daarover heeft de heer Tobback erop aangedrongen het woord "verplicht" te schrappen.
De Vlaamse regering heeft daarom een rondzendbrief goedgekeurd waarin de overgangsperiode op twee jaar wordt gebracht en de verplichting om het huis te verlaten geschrapt. In het nieuwe socialehuurbesluit zal worden bepaald dat de huurders kunnen kiezen tussen het huis aankopen en een hogere huur betalen.
Voor het eerst in de geschiedenis van de sociale huisvesting drijft een regering duizenden mensen uit hun woning. Ik zal bewijzen dat minister Gabriels zijn dossiers amper kent en zo één grote chaos creëert.
Alsof de heer Decaluwe weet wat er op een ministerraad beslist wordt.
Het Bureau heeft beslist dat men geen gebruik mag maken van de interruptiemicrofoons wanneer een fractiegenoot aan het woord is.
Als ik niet mag reageren op minister Gabriels, kunnen we toch niet debatteren? Ik dacht overigens dat een plenaire vergadering bedoeld was om tot een discussie te komen met alle parlementsleden en niet alleen met de commissieleden. Ik zal later op de dag mijn spreekrecht opeisen.
De aanpassing van het socialehuurbesluit stond op de agenda van de Vlaamse regering, maar volgens mijn informatie is daarover geen beslissing genomen.
In de rondzendbrieven voor de sociale-huisvestingsmaatschappijen is de bepaling dat men het huis moet verlaten, geschrapt.
In het voorstel staat dat de opzegtermijn verlengd wordt van een tot twee jaar. Volgens mijn informatie werd daarover geen beslissing genomen. Dit moet verder voorbereid worden in het IKW.
Vrijdag heeft de Vlaamse regering beslist de opzegtermijn te verlengen tot twee jaar.
De minister zal het besluit moeten aanpassen. Nu zendt hij uiteenlopende signalen uit. Vorige week zei hij dat de maatschappijen de regels moeten toepassen. De aanpassing van de huur is echter een solidaritietsbijdrage. Wie nu 16.000 Belgische frank per maand betaalt, zal in de toekomst 30.000 frank betalen. Dan kan men even goed naar de private markt gaan. Dat staat haaks op het standpunt dat de inkomensgrenzen moeten worden opgetrokken.
Zo creëert hij onzekerheid bij veel bewoners. Voor tachtig procent gaat het om mensen tussen vijftig en zestig jaar, met inwonenden die leven van een vervanginsinkomen. Als men deze maatregel doorzet, zal de wachtlijst van 72.000 mensen nog verder aangroeien, want al deze bewoners zullen een individuele aanvraag indienen bij de huisvestingsmaatschappij.
Men kan echter niet zeggen dat CD&V dit probleem niet op de agenda heeft geplaatst. Twee jaar geleden heb ik al gezegd dat dit niet kon. De socialisten hebben gezegd dat de miljonairs uit de sociale huisvesting moeten verdwijnen. Het gaat echter om gezinnen die meer verdienen dan 30.000 euro per jaar en zo zijn er slechts 4.074 op een totaal van 130.000 sociale woningen.
Het huurbesluit van 1994 volstond. Ik begrijp niet dat men dat heeft willen wijzigen. De raden van bestuur van de sociale-huisvestingsmaatschappijen, die trouwens politiek zijn samengesteld, deden vroeger een sociaal onderzoek. Bovendien zullen de meeste huurders van wie het inkomen nu te hoog is, over enkele jaren met pensioen gaan en dan zal hun inkomen opnieuw lager zijn. Men is daarenboven van mening dat de inkomensgrenzen moeten worden opgetrokken.
De minister heeft een nieuw socialehuurbesluit aangekondigd, maar daar merk ik voorlopig niets van. Hij zegt dat hij de maatschappijen wil verplichten de opzeg te betekenen. Over enkele maanden kan de minister dan met een nieuw voorstel komen. De bewoners hebben echter geen duidelijkheid.
Het socialehuurbesluit zegt dat mensen met inkomenscoëfficiënt 2 een hogere huur moeten betalen in de opzegperiode.
We hebben die oefening gedaan voor een aantal sociale-huisvestingsmaatschappijen. Daaruit bleek dat mensen die nu een huur betalen die overeenkomt met 10,8 procent van hun inkomen, na de aanpassing nog steeds geen 20 procent van hun inkomen aan huur zullen besteden. In se kan het toch geen probleem zijn dat mensen met een hoger inkomen een hogere huur betalen.
We hebben ons niet verzet tegen marktconforme prijzen voor deze groep. In dit geval gaat het echter om een solidariteitsbijdrage. Volgens mijn gegevens gaat het om een verdubbeling van de huur en bedragen de nieuwe huurprijzen tussen de 25.000 en de 30.000 frank, zodat men over het algemeen goedkoper kan huren op de private markt. Nochtans was het de bedoeling de mensen met een inkomen van 65.000 Belgische frank netto te behouden in de sociale-huisvestingsmaatschappijen omwille van de financiële houdbaarheid.
We moeten discussiëren op basis van concrete cijfers.
Ik heb soms de indruk dat niemand weet waarover het eigenlijk gaat. Het gaat om slechts drie procent van de gezinnen. Met deze maatregel gaat de autonomie verloren die was ingeschreven in het huurbesluit van 1994.
De minister zou zijn inschattingsfout moeten toegeven en zoeken naar nieuwe oplossingen. Men zou het debat kunnen voeren over het optrekken van de inkomenscoëfficiënt, men zou kunnen werken met marktconforme huren in plaats van met solidariteitsbijdragen en men zou de raden van bestuur van de sociale huisvestingsmaatschappijen kunnen responsabiliseren. Als er dingen verkeerd gaan, dan is er nog de inspectie om daarop toe te zien. De minister heeft in de commissie trouwens gezegd dat de regeringscommissarissen goed werk doen. Met dit socialehuurbesluit worden de problemen echter niet opgelost.
Ik ga hier niet al onze intenties op een rij zetten, maar we zullen de inkomensgrens verhogen en een solidariteitsbijdrage opleggen. We hebben de termijnen in het besluit van de heer Sauwens al verlengd. Bij de hervorming van het socialehuurbesluit zullen alle noodzakelijke maatregelen genomen worden om het hoofd te bieden aan de gewijzigde omstandigheden.
Nu heerst er chaos. Het zou beter zijn om artikel 24 van het socialehuurbesluit in afwachting van een nieuwe regelgeving uit te stellen.
Voor de sociale verkoop laat men het initiatief aan de betrokkenen. Gezien de rationele bezetting wens ik de minister veel succes, onder meer met de verkoop van appartementen. We hebben reeds uitgebreid over de afschaffing van de premies gediscussieerd, maar er komt niet in de plaats. Er zijn fiscale stimuli, maar die leveren alleen resultaten op langere termijn op. Particulieren zullen er trouwens geen enkel nut van ondervinden. (Applaus bij CD&V)
In 2003 zal men de nieuwe decreten in goede banen leiden. Daarom is het positief dat Vlaanderen bevoegd is voor steden en gemeenten. Dat een aantal aspecten federaal blijven is minder gunstig.
Alle gemeenten zijn verschillend. De proeve van een Vlaams Gemeentedecreet is allicht wetenschappelijk onderbouwd, maar bewijst weinig terreinkennis. Ik verwacht positieve adviezen van de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur en van de SERV maar bedenkingen van de belangenverenigingen van gemeenten en provincies en de personeelsgroepen, onder meer over de gemeentelijke auditor, de aparte rekeningen en de evaluatie. Ook in het parlement zijn er veel mensen met praktijkervaring. Zij zullen daar nog uitgebreid over debatteren.
Omwille van de uniformiteit tussen gemeentelijk en nationaal niveau wordt de toewijzing van zetels gewijzigd van Imperiali naar D'Hondt. Op nationaal vlak ijvert men voor minder versnippering. Maar door die maatregel zullen er op gemeentelijk vlak meer partijen komen.
Wij pleiten voor een snelle wijziging van de wetgeving op de kerkfabrieken, de begraafplaatsen en de lijkbezorging. Het Gemeentefonds is een schitterende maatregel en gaat gepaard met een nooit geziene verhoging van middelen. We kijken ook uit naar de gemeente-effectrapportrapportering.
De lokale besturen zullen actief betrokken worden bij het e-government. Ze zullen op een eenvoudige wijze een website kunnen maken. Ze moeten ook ondersteund worden om de kwaliteit ervan op peil te houden. Dat is onder meer nodig voor de deelstatelijke volksraadplegingen.
De VLD kijkt ook uit naar het kerntakendebat, het beter bestuurlijk beleid en de betere ondersteuning van de lokale besturen. We zien de binnenlandse toekomst met vertrouwen tegemoet. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
De minister vergeet de steden niet en heeft tal van positieve maatregelen genomen. Het is vooral zijn verdienste dat de steden meer middelen krijgen, al is het nog steeds te weinig. Het werk is nog niet af, vooral de grote steden kampen nog met grote moeilijkheden. De bevolkingsstatistieken suggereren een positief migratiesaldo. Het betreft echter voornamelijk geregulariseerde fortuinzoekers en verregaande gezinsherenigingen. Autochtonen, in het bijzonder de gezinnen, ontvluchten nog steeds de steden.
De steden worden ook steeds minder leefbaar. Daarom ontvluchten mensen de stad en laten de meest behoeftigen achter. In de plaats komen nieuwe behoeftigen of creaturen van dubieus allooi. Dat veroorzaakt een verdere ontwaarding van de buurt.
Tegelijkertijd krijgen ook de stedelijke economieën steeds zwaardere klappen. In de meest geteisterde wijken verdwijnen de winkels en horecazaken. Daarnaast komt er ook een neerwaartse trend op gang in de betere buurten. Traditionele winkelassen verdwijnen. Gebrek aan parkeerplaats, toenemende onveiligheid en een gebrekkig middenstandsbeleid doen kleine zelfstandigen de das om en laten grote winkelketens uitwijken naar de rand van de stad. Hetzelfde kan gezegd worden van de kantoren. Ten slotte moet ook de stedelijke industrie, door een onverbiddelijke milieuwetgeving uitwijken naar nieuwe industrieterreinen of naar het buitenland.
Nochtans zou de stad ons tal van maatschappelijke voordelen kunnen verstrekken. Vlaanderen dankt een deel van zijn historische en culturele grootsheid juist aan de vroege verstedelijking. Op een ogenblik dat open ruimte schaars wordt, en natuur en landbouw moeten wijken voor nieuwe woon- en industriebehoeften, zou de stad herdacht en geherwaardeerd kunnen worden. Het samenbrengen van wonen, werken, leren en ontspannen binnen de stad, laat ruimte op het land en schept een samenleving die uitgesproken milieuvriendelijk is. Daarvoor moet echter aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Zo moeten de steden opnieuw bereikbaar worden, ruimte bieden aan jonge gezinnen, fysiek aantrekkelijk worden en blijven, en opnieuw veilig worden.
Ik mis terzake visie en ambitie in deze begroting, niet alleen in dit departement. Voor de toegankelijkheid en de parkeerdruk in de steden is bijvoorbeeld ook de minister van Mobiliteit verantwoordelijk, samen met de lokale besturen uiteraard.
- De heer Johan De Roo, eerste ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Moet ook de minister van Economie geen bijkomende inspanningen leveren als het stedelijke economische weefsel in de problemen komt?
Het zal zeker een generatie duren vooraleer de steden weer gezond gemaakt kunnen worden. Dit heeft niet alleen te maken met de uitbouw en de vernieuwing van de infrastructuur maar ook met sociale huisvesting, culturele infrastructuur en het middenveld. Zelfs met gedegen politieke wil zal het zeker nog 10 tot 15 jaar duren vooraleer we het resultaat bereiken dat Vlaanderen, net als vroeger, ook op dat vlak weer een voorbeeld kan zijn voor andere regio's.
Dit is ook mijn visie. Misschien raken we het toch wel eens.
Het is maar goed dat stedelijke fiscaliteit de exclusieve bevoegdheid van de plaatselijke besturen blijft. Gemeentelijke fiscale autonomie is altijd een van de eerste verworvenheden van de stedelijke leefgemeenschappen geweest. Thans vormt de fiscale druk evenwel een reden tot uitwijking. Zij is zelf het gevolg van de lasten die de centrumfunctie met zich meebrengt. De ronkende verklaringen over de kwijtschelding van historische schuldelasten hebben in de praktijk nog niet veel opgeleverd. In verband met de stedelijke fiscaliteit wil ik er bij de minister trouwens nogmaals op aandringen om de mogelijke aanvullende stadsheffingen op de vennootschapsbelastingen met de grootste omzichtigheid te benaderen. Ondernemen is in Vlaanderen al moeilijk genoeg.
Het bewaren van de eigenheid van de steden is dan weer mee de verantwoordelijkheid van de minister van Welzijn. Steden als Antwerpen hebben altijd opengestaan voor vreemde volken en culturen, maar we mogen niet toestaan dat dit peper en zout met heelder zakken over onze stadswijken wordt uitgestrooid. In de volkswijken moet de Vlaming Vlaming kunnen blijven.
De heer Van Grembergen heeft als minister van Stedenbeleid en Binnenlandse Zaken wel degelijk een zware verantwoordelijkheid inzake veiligheid, ongeacht de manke bevoegdheidsverdeling op dat vlak. Zijn veiligheidsbeleid blijft echter nog te veel in zachte preventiemaatregelen steken. Zo nemen wij akte van zijn uitgesproken vijandigheid ten aanzien van de overlasttaksen.
Ik neem geen afstand van de stedelijke veiligheidsinspanningen. Er moet wel een onderscheid gemaakt worden tussen de federale verplichtingen en onze eigen verbintenissenen. Ik wens dit onderscheid strikt na te leven. Het tussenschot moet bewaard blijven.
Deze regering heeft ontegensprekelijk de weg naar de steden gevonden. Dit vond zijn vertaling in een betere organisatie van de financieringsstromen naar de steden en in de stijging van de stedelijke middelen. De stadsvlucht en de ineenstorting van de stedelijke economie tonen evenwel dat het beleid blijft falen. Daarom zal het Vlaams Blok het onderdeel stedenbeleid van deze begroting niet goedkeuren. (Applaus bij het VB)
De realisatie van 15.000 bijkomende sociale woningen was een van de voorwaarden voor de sp·a om tot deze regering toe te treden. In de commissie onthulde de minister evenwel dat een behoeftenonderzoek aantoont dat er in feite 65.000 nodig zijn. Maar men blijft het over 15.000 hebben. Dat is jammer, want dat getal blijft slaan op het minimumprogramma bovenop het gewone ritme.
Over de cijfers hangt er nog steeds een waas van onduidelijkheid. De Vlaamse administratie bezorgt de commissieleden wel gecumuleerde cijfers waarbij alle initiatieven worden opgeteld, maar ik zou graag nog wat bijkomende informatie willen vragen. Uit de cijfers van de diverse Vlaamse huisvestingsmaatschappijen blijkt bijvoorbeeld dat er momenteel 6.683 projecten lopende zijn. Gaat het hierbij echter nieuwbouw of om renovatieprojecten?
De gegevens van de VHM stemmen trouwens niet overeen met de gegevens van de Vlaamse administratie. De minister moet ervoor zorgen dat er een eenduidig systeem komt, waarbij men een beroep kan doen op één informatiebron.
De cijfers van de VHM bewijzen ook dat de realisaties vertraging oplopen. Het rapport van 22 oktober met betrekking tot de goedgekeurde huurwoningen, toont dit bijvoorbeeld duidelijk aan.
Ik hoop, maar betwijfel dat men de achterstand in 2002 heeft kunnen goedmaken.
Alle kredieten zijn voorlopig opgebruikt. Ik zal u de juiste cijfers zo snel mogelijk bezorgen.
Ook stellen we een lichte daling vast bij de goedgekeurde voorontwerpen van de VHM. Opvallend is dat de stedelijke socialehuisvestingsmaatschappijen geen projecten meer indienen, wat een indicatie is van hun slechte financiële situatie.
De huursubsidie van 6 miljoen euro voor maatschappijen met een laag IC is een goede maatregel, maar zal niet alle problemen de wereld uit helpen. In ruil voor deze huursubsidie moeten de maatschappijen nieuwe sociale woonprojecten opstarten, hun patrimonium vernieuwen en de leefbaarheid van de woonwijken verbeteren. De vrees bestaat dat de druk op de maatschappijen zo groot zal worden dat de maatregel zijn doel voorbij zal schieten.
Sp·a is bezorgd om de vertraging van de realisatie van de projecten. De VHM verklaart deze vertraging door te wijzen op de financiële problemen van de huisvestingsmaatschappijen en de onzekerheid over hun toekomst. Om het project om 15.000 bijkomende woningen te realiseren, te doen slagen, is daarom nood aan een adequate financiering, naast de continuering van de huursubsidies voor de maatschappijen die veel huurders met lage inkomens hebben.
De nieuwbouw van sociale huurwoningen wordt momenteel op twee manieren gesubsidieerd : via de gewone investeringsprogramma's van de VHM en via rechtstreekse projectsubsidies. Bij deze projectsubsidies wordt 60 percent van de kostprijs van het bouwproject rechtstreeks betaald door de Vlaamse begroting en moet de initiatiefnemer de overige 40 percent zelf financieren. Voor maatschappijen met een laag IC is dit geen haalbare kaart. Sp·a dringt daarom aan op een aangepaste financiering. Heeft de minister nog plannen op dit vlak? Mijn partij is voorstander van een aanvullende financiering, waarna we moeten komen tot één coherent financieringssysteem dat rekening houdt met de financiële draagkracht van de maatschappij.
Sp·a heeft nooit verborgen problemen te hebben met het besluit dat mensen die meer dan 30.000 euro per jaar verdienen, hun opzeg moeten krijgen. Een gezin met een inkomen van 30.000 euro per jaar is immers allesbehalve rijk. Bovendien verdienen de maatschappijen net aan deze 'rijke' huurders. Als de maatschappij haar huurprijzen door het wegvallen van deze huurders moet verhogen, zullen uiteindelijk de huurders met de laagste inkomens de dupe zijn van deze maatregel. En wat met de sociale mix, waarvan we allen voorstander zijn?
Er rijst bovendien een praktisch probleem : het IC wordt bepaald op basis van het inkomen van de huurder van drie jaar geleden. Dit inkomen kan zijn gedaald door pensionering, werkloosheid of ziekte. Door de bijdrage die bovenop de huur moet worden betaald, zal de huurprijs van de sociale woning de marktconforme huurprijzen overstijgen, waardoor de huurder onrechtstreeks zal worden verplicht de woning te kopen of te verlaten. Sp·a heeft problemen met deze verplichting.
De partij van mevrouw Baeke maakt deel uit van de Vlaamse regering die deze beslissing heeft genomen op 20 oktober 2000. De minister heeft voor heel wat chaos gezorgd op het terrein door de raad van bestuur van de VHM in een brief van 20 november te melden dat het sociaal huurbesluit zal aangepast worden en dat de opzegtermijn van één op twee jaar wordt gebracht. Niet dat dat een oplossing is : buitengegooid is buitengegooid.
Er rijzen ook heel wat praktische en juridische problemen. Hoe kan een bouwmaatschappij iemand zijn opzeg geven vóór 31 december 2002, terwijl ze zich moet baseren op het inkomen op 1 januari 2003? Het gaat hier vaak om oudere mensen, die hun woning niet kunnen kopen, laat staan dat ze nog een lening kunnen afsluiten. In heel wat gevallen hebben zij een inwonende zoon of dochter die aan mantelzorg doet. Moet die dan maar ergens anders gaan wonen?
Hoe luidt de meest recente beslissing van de Vlaamse regering precies? Er zou vorige vrijdag immers een nieuwe beslissing genomen zijn. Welke instructies zullen de bouwmaatschappijen nog krijgen? De chaos op het terrein is momenteel compleet.
Kunnen we een kopie krijgen van de beslissing van de Vlaamse regering van vorige vrijdag? Dit zou de goede werking van het Vlaams Parlement ten goede komen.
De opzegtermijn werd van één op twee jaar gebracht om de overgangsperiode te verlengen. Er bestond inderdaad heel wat onduidelijkheid over de toepassing van het huurbesluit van 2000. Intussen engageert de Vlaamse regering zich ertoe om het huurbesluit aan te passen en de inkomensgrens te verhogen en om de overgang van de positie van huurder naar koper te vergemakkelijken.
De Vlaamse regering heeft ook de beslissing genomen dat er voorlopig nog geen opzeggingen mogen gebeuren. Ze vraagt de bouwmaatschappijen te wachten op het nieuwe huurbesluit.
Er was onduidelijkheid over de periode van verlenging van opzegging. Maar de maatschappijen kunnen beter niet opzeggen : er is een goed huurbesluit in de maak.
We hebben een periode van verlenging toegepast, net om de opzeggingen te voorkomen. U kunt de stukken erop nalezen : de onduidelijkheid die er was, werd, precies door deze maatregel van uitstel, weggewerkt. Er zullen geen opzeggingen gebeuren, en in het huurbesluit van begin volgend jaar zal een aanpassing gebeuren.
Waarom zegt u dan niet duidelijk aan de bouwmaatschappijen dat ze beter pas op 31 december 2003 opzeggen? Ik vraag hier en nu inzage in de tekst die de regering vorige week goedgekeurd heeft.
U hebt het parlement voorgelogen. Dit is onbehoorlijk bestuur. Ik vraag een schorsing van 5 minuten.
Vorige vrijdag werd een beslissing genomen. Wij willen deze tekst zien. Ik stel voor te schorsen : in die tijd kan de tekst gekopieerd en doorgelezen worden.
Het kopiëren van die tekst kan voor mijn part gebeuren, maar er is geen enkele reden om de werkzaamheden op te schorten.
Het viel mij daarstraks al op dat mevrouw De Martelaer na haar vraag aan de minister en diens antwoord daarop hier aankondigde dat ze even naar het kabinet zou bellen.
Onze fractie is bereid verder naar het betoog van mevrouw Baeke te luisteren, maar zonder voorafgaande kennisname van de bewuste tekst heeft verdere discussie hier geen zin.
Ik stel voor mevrouw Baeke haar betoog te laten afronden.
Het is dus duidelijk dat er problemen zijn : sommige huurders kregen al hun opzeg, anderen wachten angstig af. Deze onzekerheid, zowel bij de huurders als bij de huisvestingsmaatschappijen, moet dringend weggenomen worden. Een ondersteuningspakket voor huurders die een woning willen aankopen kan daartoe bijdragen. Er moet ook een regeling komen voor de hogere inkomens : eventueel moeten die de marktconforme huurprijs betalen, maar wij zijn ertegen dat zij een opzeg krijgen.
Over de verkoop van de sociale woningen is het laatste woord nog niet gezegd.
De sp·a vindt het bezit van een eigen woning belangrijk omdat het een vorm is van sociale zekerheid. De verkoop van de sociale woningen moet zeer goed begeleid en omkaderd worden. Het Vlaams Parlement moet een volwaardige partner zijn in de uitwerking van deze regelingen.
Het is evident dat de beste huurders kopers zullen worden. Wij vinden het belangrijk dat de aankoop omkeerbaar is bij onverwachte financiële problemen.
Met de opbrengsten van de verkoop en de verhoogde huuropbrengsten zullen nieuwe woningen gebouwd worden. Er zullen evenwel twee woningen moeten verkocht worden om een nieuwe te kunnen bouwen. Er is dus zeker een bijkomend budget nodig : een verhoging van 50 procent binnen de twee jaar. Op termijn moeten de huisvestingsmaatschappijen meer woningen bezitten in plaats van minder. Ze zullen zeer creatief moeten zijn in het vinden van verkoopovereenkomsten op maat van de kandidaat-kopers.
Wij betreuren dat in uw beleidsbrief de rol van de gemeenten zeer vaag blijft : er moet een duidelijke taakverdeling komen waarin de lokale overheid een belangrijk aandeel op zich neemt.
Verschillende huisvestingsmaatschappijen zouden niet meer parallel mogen werken en beperkt zijn tot 1 per gemeente : dit kan door huur- en koopmaatschappijen samen te smelten tot woonmaatschappijen en ze ook verder te fusioneren. Het moeten moderne maatschappijen worden, voor alle Vlamingen. En ten slotte moet de band tussen de maatschappijen en de gemeenten duidelijker worden, door middel van een lokaal woonplan.
Intussen hebben we de bewuste tekst ven de regeringsbeslissing van vorige vrijdag ontvangen onvangen. Ik citeer : "De Vlaamse regering hecht haar goedkeuring aan de principes, vervat in bovengenoemd ontwerpbesluit. De Vlaamse regering beslist deze principes te realiseren via een aanpassing van de desbetreffende regelgeving. De Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, wordt belast met de uitvoering van deze beslissing."
Wat is nu precies de juridische beslissing?
Het ontwerp van besluitvorming ging over de verlenging van de opzegtermijnen van 1 naar 2 jaar. Wij adviseerden : doe geen opzeggingen en wacht het nieuwe huurbesluit af.
Op het bewuste document is zelfs geen termijn vermeld.
U stelt zichzelf boven uw eigen wetgeving. Eerst zegt u dat u de opzegtermijn aanpaste, en nadien wil u ze in het nieuwe huurbesluit gewoonweg schrappen. Een gewone brief van een minister kan geen besluit wijzigen.
Er is ook nog zoiets als de geest van een reglement.
In het programmadecreet wordt de mogelijkheid om de sociale woning aan te kopen gemakkelijker gemaakt. Dat wordt samen met de verhoging van de inkomensgrens overgenomen in het nieuwe socialehuurbesluit. In afwachting daarvan vraag ik de maatschappijen geen opzegbrieven te versturen.
Maar op 18 december antwoordt minister Gabriels op mijn vraag dat het socialehuurbesluit van 2000 uitgevoerd moet worden. Wat heeft de Vlaamse regering vorige week beslist? Dat is belangrijk want op 31 december krijgen duizenden mensen een opzegbrief. In afwachting van een nieuw besluit kunnen we de huisvestingsmaatschappijen toch niet vragen om onwettige te handelen.
Iedereen is het erover eens dat het socialehuurbesluit aangepast moet worden. Dat kan door middel van een ontwerp of voorstel van decreet. Omdat we mensen van goede wil zijn en het met elkaar eens zijn, willen we niemand in een onzekere situatie brengen. Daarom laat minister Gabriels alle maatschappijen weten dat het reglement aangepast zal worden. CD&V verengt het tot een eindeloze discussie over formaliteiten.
Een formaliteit? In bepaalde gevallen is de vooropzeg al betekend.
Ik heb de raden van bestuur en de regeringscommissarissen in een brief gevraagd geen ongerustheid te veroorzaken : ik acht het niet opportuun om opzegbrieven te versturen.
Het probleem is dat de Vlaamse regering een besluit niet met een rondzendbrief kan wijzigen. Waarom heeft de Vlaamse regering vorige week geen ministerieel besluit genomen? Ik vraag minister Gabriels om zijn intenties juridisch correct uit te voeren. Nu zullen bepaalde maatschappijen de rondzendbrief volgen, andere niet.
Iedereen heeft de beste bedoelingen, maar goede bedoelingen alleen geven een minister inderdaad het recht niet een besluit naast zich neer te leggen. Ik stel voor dat de Vlaamse regering bijeenkomt om een ministerieel besluit te nemen. (Applaus bij CD&V)
Ik heb daar geen probleem mee. De Vlaamse regering vergadert volgende vrijdag nog.. (Applaus bij CD&V)
Ik zou dolgraag geloven in het socialehuurbeleid, maar ik heb mijn twijfels omdat de beleidsbrief zowel positieve als negatieve elementen bevat.
Positief is de oplossing voor het Silvertopcomplex in Antwerpen die alle betrokkenen zekerheid biedt. Er worden middelen vrijgemaakt voor alle socialehuisvestingsmaatschappijen die in een benarde financiële situatie verkeren. Wij gaan akkoord met de voorwaarden en kijken uit naar de aangekondigde structurele oplossing. Het verslag bevat ook cijfergegevens over het aantal sociale woningen. Het is een goede zaak dat het Vlaams Parlement voortaan een maandelijks overzicht krijgt. Ten slotte stemt ook de versterkte rol van de socialehuurkantoren en de huurdersbonden ons tevreden.
Ik heb de indruk dat we inzake publiek-private samenwerking (PPS) niet allemaal even snel werken. Het Vlaams Parlement is PPS nog volop aan het bestuderen, maar in de praktijk zijn al projecten geselecteerd. Nogal wat betrokkenen zitten met heel concrete vragen.
Minister Gabriels voorziet in fiscale stimuli om krotten met een hoog kadastraal inkomen (KI) te renoveren. Ik vraag me af waar we die moeten zoeken. Ik denk dat er meer krotten met een laag KI zijn die dringend gerenoveerd moeten worden. Voor veel eigenaars van zo'n woning is een degelijke renvatiepremier vaak doorslaggevend. De huidige aanpassings- en renovatiepremie moet dringend aangepast worden.
Over een eigen woning beschikken is wellicht de beste sociale verzekering, en daarom moeten we de aankoop van een woning stimuleren. Het huisvestingsbeleid moet zich daarop op alle inkomensgroepen richten. Socialehuisvestingsmaatschappijen werken weliswaar met uiteenlopende inkomensgroepen, maar moeten zich in de eerste plaats richten op diegenen met de grootste moeilijkheden.
Tijdens de hoorzitting met alle actoren uit de sociale huisvestingssector heb ik niemand horen vertellen dat het verkopen van het patrimonium een goede beleidsoptie was. Alleen de ministers Gabriels en Stevaert verdedigen dat standpunt. Ze willen daarover ook een studie laten verrichten. Ik ben daarvoor vragende partij.
Het gevaar bestaat evenwel dat de aandacht in de eerste plaats zal uitgaan naar de kopers en dat de huurders in de kou blijven staan. Door het tekort aan sociale huurwoningen komen de kandidaten die nu op de wachtlijsten staan, op de private huurmarkt terecht. Velen van hen moeten een hoge huur betalen, zonder dat ze daarmee een garantie hebben op kwaliteit. In de regeringsverklaring stond dat we daaraan iets zouden gaan doen. Ik vraag dat men van dat voornemen werk zou maken.
Als de minister me kan overtuigen op basis van een goed dossier, dan zal ik het huisvestingsbeleid met enthousiasme verdedigen. (Applaus bij AGALEV en VU&ID)
Een coherent stedenbeleid was één van de prioriteiten van het regeerakkoord. Wonen in de stad moest opnieuw aantrekkelijk worden gemaakt.
Wat minister Anciaux bij het begin van deze legislatuur op gang heeft getrokken, wordt nu door minister Van Grembergen op deskundige wijze afgewerkt. Spirit heeft trouwens van in den beginne bijzondere aandacht gehad voor de steden.
De regering heeft al heel wat gerealiseerd op dit vlak. Vanaf 1 januari 2003 worden de middelen van het huidige Gemeentefonds, het Investeringsfonds en het waarborggedeelte van het Sociaal Impulsfonds samengevoegd. Dat gaat gepaard met een afbouw van de procedures en met een grotere autonome beleidsruimte. Bovendien worden de middelen drastisch verhoogd. Daarnaast keurde dit parlement het decreet tot ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten en het Stedenfonds goed.
Uit de laatste bevolkingscijfers blijkt dat de steden opnieuw een aantrekkingspool vormen voor nieuwe inwoners. De inspanningen van de Vlaamse regering hebben hiertoe op zijn minst een positieve bijdrage geleverd.
De samenlevingsproblematiek die de laatste weken weer de kop heeft opgestoken , bewijst echter dat niet alle problemen van de baan zijn. Een beleid dat erop gericht is meer middelen te draineren naar de steden volstaat niet om deze problemen op te lossen. Vlaanderen heeft het blijkbaar moeilijk met zijn Turkse of Noord-Afrikaanse immigranten en die immigranten hebben het moeilijk met Vlaanderen. Grote cultuurverschillen en sociaal-economische achterstand hebben ervoor gezorgd dat autochtonen en allochtonen naast elkaar in plaats van samen zijn gaan leven. Wij willen dit ombuigen naar een samenleving die gericht is op ontmoeting. Zo kan een gemeenschappelijke identiteit groeien. Allochtonen en autochtonen moeten zich daar samen voor inspannen. Een voorwaarde is echter dat we elkaar vertrouwen en dat vertrouwen is er vandaag niet.
Spirit wil daarover in een intercultureel pact afspraken maken. Dat moet een droge opsomming worden van de waarden waarover in Vlaanderen niet te marchanderen valt, onder meer de scheiding van kerk en staat, de gelijkwaardigheid van man en vrouw, de non-discriminatie van holebi's en de democratische rechtstaat. Binnen dat kader kunnen we respect hebben voor de historische identiteit van allochtonen.
Pluralisme en tolerantie zijn onze leidraad. De multiculturele samenleving moet een interculturele samenleving worden. In een veelkleurig Vlaanderen hebben de mensen recht op respect voor hun wortels. Daarom moet de overheid maatregelen nemen opdat er een islamitische godsdienstbeleving kan ontstaan die aangepast is aan onze Europese gelaïciseerde samenleving. We zouden kunnen beginnen met een erkenning van het Offerfeest als officiële feestdag, en dit in het kader van een volledige herziening van de officiële feestdagen waarin eindelijk ook de erkenning van het Feest van de Vlaamse Gemeenschap is vervat.
Niet alle problemen waarmee onze samenleving wordt geconfronteerd, zijn toe te schrijven aan culturele verschillen. De kansen van allochtonen op school of op de arbeidsmarkt zijn nog altijd heel wat kleiner. Zo ontstaat een vicieuze cirkel van frustratie. Spirit wil die doorbreken met de oprichting van een ad hoc-commissie in het Vlaams Parlement om het gevoerde beleid te evalueren en om de bakens uit te zetten voor een interculturele samenleving voor de komende twintig jaar. Ik doe daarvoor een beroep op minister Van Grembergen en op alle democratische partijen in dit parlement. (Applaus bij de sp·a, AGALEV en VU&ID)
Mijn fractie draagt het aspect eigendomsverwerving in de sociale huisvestingssector een warm hart toe. Voor veel Vlamingen is het verwerven van een eigen woning een belangrijk doel in het leven. Hun inspanningen om die woning in stand te houden en te verfraaien hebben een positief effect op de hele buurt. De eigendomsverwerving heeft ook een emanciperende werking. Bovendien is het een manier om een sociale mix te realiseren, wat de leefbaarheid van de buurt en de budgettaire situatie van de sociale huisvestingsmaatschappijen ten goede komt.
We menen dat het aanbieden van een totaalpakket met hypothecaire lening, schuldsaldoverzekering en verzekering tegen inkomensverlies daarbij een extra stimulans kan zijn.
Vanuit het beleidsdomein ruimtelijke ordening worden inspanningen geleverd om meer bouwgronden vrij te maken zodat de gemiddelde prijs ervan kan dalen.
Het is echter niet rechtvaardig dat de overheid schiet op private grondeigenaars die hun percelen in eigendom houden voor hun kinderen of als investering, en dat ze intussen de eigen gronden niet op de markt brengt. Mijn fractie vraagt dat men de onbebouwde percelen van de openbare besturen en instellingen zou inventariseren en dat men zoveel mogelijk van deze gronden, al dan niet binnen sociale criteria, op de markt zou brengen, zodat ook op die manier het aanbod kan groeien en de prijs kan dalen.
Het stedelijk beleid omvat veel aspecten. Wij zijn blij dat er voor de verschillende onderdelen budgettaire middelen vrijgemaakt worden.
Voor de gewestelijke bijdrage is het belangrijk dat er een objectieve beoordeling komt. Daarom steunen we de ontwikkeling van de zogenaamde stadsmonitor om de evolutie van leefbaarheid en duurzaamheid te kunnen volgen. Alle gemeenten moeten bij het beleid betrokken worden zodat er geen eerste en tweederangs gemeenten ontstaan.
We vragen dat het parlement betrokken wordt bij de ontwikkeling van het witboek over het stedelijk beleid. Het Vlaamse woon- en stedenbeleid is ambitieus, maar om de doelstellingen te bereiken moet een en ander sneller ingevoerd worden. De bevoegde ministers hebben dat begrepen en kunnen rekenen op onze steun. (Applaus bij de VLD en sp·a)
De minister van Brusselse Aangelegenheden hangt een te optimistisch beeld op van Brussel. Het lijkt wel alsof de Vlamingen drommen om in onze hoofdstad te komen wonen. De waarheid is anders. Criminaliteit, vervreemding en verloedering bepalen het stadsbeeld. De stadsvlucht van Vlamingen wordt niet gecompenseerd door het beperkte aantal jonge mensen dat zich er, meestal tijdelijk, vestigt. We eisen dat de minister de cijfers over stadsvlucht en instroom van Vlamingen ter beschikking stelt.
In tegenstelling tot zijn voorganger is deze minister tegen het kerntakendebat. Hij treedt op als woordvoerder van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), die geen pottenkijkers wil. De VGC is een ondergeschikt bestuur dat een ruimer dotatie krijgt van de Vlaamse Gemeenschap. Er moet dus een gemeenschappelijk project, gelijke doelstellingen en afgestemde middelen zijn. Dat kan enkel bepaald worden in het kerntakendebat.
Ook wat de taalwetwijzer betreft, vrees ik dat de minister te veel onder de knoet ligt van zijn Franstalige collega's. Hij gaat zelfs zo ver dat hij de taalproblemen van de Vlamingen bagatelliseert. Hij zegt dat hun problemen in de ziekenhuizen in het niet verzinken bij de moeilijkheden van Spanjaarden, Italianen, Turken.
U moet mij volledig citeren. Ik verwees naar de ervaring van mijn echtgenote, die al 23 jaar verpleegkundige is in een Brussels ziekenhuis. Niet alleen de taal hindert de communicatie tussen patiënten en verzorgenden. Daarenboven hebben niet alleen de Nederlandstaligen problemen.
Maakt de heer Lootens-Stael bij de gezondheidszorg een onderscheid tussen mensen?
Neen, ik eis enkel de correcte toepassing van de taalwetgeving. De minister minimaliseert de problemen van de Nederlandstaligen en vindt de moeilijkheden van andere bevolkingsgroepen belangrijker.
Er is een duidelijk onderscheid tussen taalgebruik en de kwaliteit van de gezondheidszorg.
In het Koningin Fabiolaziekenhuis spreekt men aan het onthaal geen Nederlands maar wel Arabisch. De VGC en de Vlaamse Gemeenschap investeren in interculturele bemiddelaars voor Turken en Arabieren maar er wordt niets gedaan voor de Vlamingen.
In het UCL te Woluwe is de hoofdgeneesheer een Vlaming, maar de behandelende dokters hebben andere nationaliteiten. De dienstverlening lijdt daar niet onder. Verwar menselijkheid en vakkennis dus niet met taal.
Ik vrees dat de negatieve getuigenissen de positieve overtreffen. Ik raad de heer Vermeiren aan te spreken met mevrouw De Maght over haar ervaringen in een Brussels ziekenhuis.
Men stapt er licht over dat een wet van openbare orde al tien jaar met de voeten getreden wordt. Vlamingen hebben het recht om in alle Brusselse openbare ziekenhuizen in hun eigen taal door artsen, verpleegkundigen en onthaalbedienden geholpen te worden. (Applaus bij het VB)
De Vlamingen hebben inderdaad het recht om op een correcte wijze onthaald te worden in de Brusselse ziekenhuizen. Wegens de krapte op de arbeidsmarkt is het echter niet mogelijk om voldoende tweetalig personeel voor de verzorgingsinstellingen en voldoende tweetalige geneesheren te vinden. In dat geval rijst dan ook de vraag op welke wijze men de bevolking het meeste dient. Indien men de taalwetgeving al te strikt interpreteert bestaat het gevaar immers dat een aantal urgentiediensten niet meer zullen kunnen functioneren.
De heer Vanhengel minimaliseert het belang van de taalwetgeving en stapt in de logica van het FDF dat altijd wel een reden gevonden heeft om deze wetgeving te ontduiken.
Indien de heer Lootens onverhoopt een ongeval zou hebben, is het belangrijk dat hij snel en efficiënt kan geholpen worden door bekwame geneesheren. Uiteraard is taal en communicatie hier een belangrijke vereiste voor.
Wat zou hij doen indien men eerst 7 ziekenhuizen moet bezoeken vooraleer hij geholpen kan worden?
Ik kan alleen maar vaststellen dat het AZ van de VUB te Jette, ondanks de krapte op de arbeidsmarkt, wel voldoende geneesheren vindt. De openbare ziekenhuizen kunnen dit blijkbaar niet.
De taalwetgeving is er, maar ze wordt niet toegepast. Het vreemde is dat de ziekenhuizen die de taalwetgeving moeten toepassen, het niet doen terwijl de ziekenhuizen die de taalwetgeving niet moeten toepassen het wel doen. De artsen van het AZ te Jette zijn blijkbaar wel tweetalig. Bij de Franstaligen is er dus een manifeste onwil om het Nederlands machtig te worden.
Zowat alle urgentiediensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn tweetalig. Dat men dus nergens in het Nederlands terecht kan is onjuist. Dit werd trouwens onlangs bewezen door een aflevering van het VRT-programma 'Ter Zake'. In dit programma bezocht men, voorzien van een verborgen camera, de onthaalbalies van een aantal ziekenhuizen. Overal kon men in het Nederlands terecht.
Ik zal een ander voorbeeld geven. Bezoek het kinderziekenhuis 'Koningin Fabiola' eens. Dat is inderdaad tweetalig, zij het wel Arabisch-Frans.
Ik kreeg nog geen antwoord op mijn vraag over het belang van de verzorging. Bovendien had ik graag geweten hoeveel geneesheren er nu actief zijn in de Brusselse ziekenhuizen. Ik stel daarom voor dat we ons beiden informeren en later de discussie aangaan.
De minister verwijst in zijn beleidsbrief ook naar de Taalwetwijzer. Wat is de relevantie van deze Taalwetwijzer? In wezen is het immers een teken van onmacht. De Taalwetwijzer zal de mensen doorsturen naar de bevoegde instanties.
Klachten bij deze instanties hebben echter geen enkel effect. Zou de minister er dan ook niet kunnen voor zorgen dat instanties zoals de Vaste Commissie voor Taaltoezicht zouden kunnen gebruik maken van hun subrogatierecht?
Voor wat de aanwending van de middelen van het Brusselfonds betreft, is de minister verdergeraakt dan zijn voorganger Anciaux. Hij opteert ervoor om ze in te zetten in de bejaardenzorg en in de huisvesting voor bejaarden. Niettegenstaande dit nuttig en wenselijk is, had het Vlaams Blok toch liever gezien dat hij deze middelen zou besteden aan de oprichting van een tweede Vlaams ziekenhuis te Brussel.
Het is voor iedereen duidelijk dat het Brussels Gewest zich meer en meer op een lijn profileert met Wallonië. Dit blijkt onder andere uit de beleidsdomeinen buitenlandse handel en toerisme. De minister zwijgt hier echter in alle talen over. Het Vlaams Blok doet dan ook een oproep om deze onlogische en artificiële constructie te doorbreken met een sterk Vlaams-Brussels alternatief. (Applaus bij het VB)
Met het voorontwerp van het gemeente- en provinciedecreet kan Vlaanderen de democratische structuur van de gemeenten en provincies vastleggen. Dat is een grote uitdaging. Ik ben echter bang dat men inzake de democratische vernieuwing niet ver genoeg durft te gaan.
De directe democratie, zoals de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester, neemt toe met het voorontwerp. Over de dialogische democratie vind ik evenwel te weinig terug. We mogen dat niet alleen overlaten aan de autonomie van de gemeenten. Vlaanderen dient eveneens een aantal basisrechten aan de burger te geven. Die laatste moet een plaats krijgen in het besluitvormingsproces. De versterking van de gemeenteraad zal weinig uithalen, als men geen aandacht besteedt aan een herwaardering van de positie van de gemeenteraadsleden. Dat moet gebeuren bij de bespreking van het ontwerp.
Over de hervormingen voor een beter bestuurlijk beleid stelde de voorzitter van dit parlement dat dit geen garantie biedt dat de administratie doorzichtiger wordt. We moeten dat nauwlettend in het oog houden. Ik stel me vragen bij de omvorming van de Vlaamse Openbare Instellingen (VOI's) tot verzelfstandigde agentschappen (EVA's) en intern verzelfstandigde agentschappen (IVA's). Daarover is een parlementair debat noodzakelijk. Ik kan soms moeilijk de logica van die omvorming volgen.
De vragen over het beter bestuurlijk beleid zullen we in een speciale commissie behandelen. Men is momenteel bezig met de afronding van de omvorming van de VOI's tot IVA's en EVA's.
De Raad van State wil het Vlaams parlement pas advies geven over het ontwerp van comptabiliteitsdecreet wanneer de federale kamer de algemene principewet heeft goedgekeurd. Vermoedelijk zal dit in het begin van 2003 gebeuren.
Om het tijdsuitstel rond dit comptabiliteitsdecreet goed te maken zal er een task force opgericht worden. Die houdt zich bezig met twee zaken, namelijk met de betekenis van de toepassing van het comptabiliteitsdecreet voor de ICT-toepassingen en voor de rapportering aan het parlement.
Nu het Stedenfonds werd goedgekeurd, stel ik voor dat de minister politiek overleg pleegt met de burgemeesters. Ik sluit me aan bij het pleidooi van de heer Roegiers voor de totstandkoming van een intercultureel pakt. Op die manier kan men ervoor zorgen dat belangrijke projecten rond culturele diversiteit en interculturele dialoog kunnen blijven bestaan in de steden. Daarbij moeten we niet zozeer discussiëren over waarden, maar wel over concrete projecten. (Applaus bij sp.a en AGALEV)
Ik wil even ingaan op het in het regeerakkoord opgenomen voornemen van de Vlaamse regering om een Vlaams beleid te ontwikkelen voor een derde van de Brusselaars. Het uitgangspunt van de eerste regering van minister-president Van den Brande in 1991 was duidelijk : voor elke voorziening voor de Franstalige Brusselaars moest een volwaardig Vlaams alternatief bestaan. De paars-groene regering zwoer dit uitgangspunt niet af, maar wou nog verder gaan en proberen een grotere groep mensen in Brussel te bereiken.
Dit voornemen stuit op drie vormen van kritiek : het zou onnodig zijn om een beleid te voeren voor die 300.000 Brusselaars, er zou al te veel geld naar de Vlaamse Brusselaars gaan en het zou beter zijn om te investeren in echte Vlamingen en zich niet te verliezen in een verruiming van de doelgroep.
Op basis van een onderzoek van de VUB wil ik aantonen dat het voornemen van de Vlaamse regering wel degelijk wetenschappelijk onderbouwd is. Duizenden Brusselaars werden bij dit onderzoek, dat enkele zeer belangrijke conclusies voor kan leggen, betrokken. 18,7 procent van de Nederlandstaligen in Brussel zijn Brusselse Vlamingen en personen die zowel het Nederlands als het Frans kennen en er actief gebruik van maken, 16,7 procent zijn 'Nederlandskundigen', personen die het Nederlands op een goede manier kunnen begrijpen. Zij zijn samen goed voor 35,4 procent van de Brusselse bevolking.
Deze cijfers mogen geen aanleiding geven tot euforie. Het gaat niet om 35,4 procent Vlamingen, maar wel om 35,4 procent personen die vatbaar zijn voor een Vlaams beleid. We mogen deze cijfers ook niet minimaliseren, aangezien ze afkomstig zijn van een wetenschappelijke instelling met een degelijke reputatie. De cijfers moeten ons in elk geval tot nadenken stemmen over hoe we de terechte keuze voor deze homogene groep concreet moeten invullen.
Het is jammer dat de minister van Huisvesting afwezig is, aangezien ik het over huisvesting zal hebben.
De minister ondertekent momenteel als minister van Buitenlandse Handel een internationale overeenkomst.
De Vlaamse regering wil tijdens deze legislatuur 15.000 bijkomende sociale woningen realiseren. Het is de verdienste van de minister dat hij ons in bijlage bij het commissieverslag de cijfers heeft verschaft die ons een kijk geven op de actuele situatie en dat hij heeft beloofd ons een maandelijkse update te bezorgen. Op basis van deze cijfers durf ik echter ernstig te betwijfelen of de doelstellingen zullen worden gehaald.
Het is ongehoord dat de minister van Huisvesting niet aanwezig is.
De afwezigheid van de minister werd net verklaard. We mogen geen spijkers op laag water zoeken.
De minister verwacht veel van de PPS-formule, waarmee hij 1.000 nieuwe woningen hoopt te realiseren. Mijn fractie staat zeker open voor dit instrument. We zullen het pas volgend jaar kunnen beoordelen, aangezien het zich nu nog in de ontwikkelingsfase bevindt.
Ik onderschrijf de doelstelling om huurders aan te zetten om eigenaar te worden van hun sociale woning. Dit zorgt voor een groter plichtsbesef, biedt meer woonzekerheid en stabiliteit. De opbrengst van de verkoop van sociale woningen zal voor middelen zorgen om nieuwe sociale woningen te bouwen en de verkoop zal zorgen voor een sociale mix van eigenaars en huurders.
Ik sluit me aan bij de kritiek op de opzeg die huurders die boven een bepaalde inkomensgrens komen, zullen krijgen, en de chaos die daardoor is ontstaan. Wij vragen om de inkomensgrens op te trekken en om een duidelijke aanpassing van het huurbesluit.
Het stimuleren van eigendomsverwerving is echter niet aan iedereen besteed. Er zal altijd nood blijven bestaan aan de bouw van sociale huurwoningen. Bijzondere aandacht moet daarbij gaan naar het ter beschikking stellen van ruime en betaalbare sociale woningen voor kroostrijke gezinnen.
De kwaliteit van de bestaande woningen in Vlaanderen laat vaak te wensen over. De kosten van renovatie lopen hoog op. Ik betreur het vervangen van de renovatiepremies door fiscale stimuli. Slechts bepaalde werken zullen daar immers voor in aanmerking komen.
De sector van de sociale huisvesting kwam dit jaar in een bijzonder slecht daglicht te staan. In de beleidsbrief wordt terecht ingegaan op een grondige hervorming van de sector. Ik steun de oprichting van een agentschap voor het toezicht hierop. Het is ook belangrijk dat de responsabilisering van de sector wordt doorgetrokken.
Het is positief dat de minister een financiële injectie wil geven aan noodlijdende huisvestingsmaatschappijen op basis van objectieve criteria en dat deze steun verbonden is aan bepaalde voorwaarden. Het groot aantal bezwaarschriften inzake heffing op leegstand wijst erop dat de inventarisatie mank loopt en dat het decreet dringend aan herziening toe is.
Ik ben verheugd over de vrij grote appreciatie ten aanzien van het gevoerde beleid, maar er is nog veel werk te doen. Ik zal de decreten voorleggen aan het parlement, dat zal uitgenodigd worden zijn volwaardige rol te spelen. Uiteraard zal ik de voorliggende teksten verdedigen, maar er zal ruimte zijn voor een open debat, zonder vooringenomenheid en zonder dat er sprake is van vooraf reeds feitelijk afgeronde situaties.
Over de opmerkingen van de heer Holemans en de heer Roegiers kan ik alleen maar zeggen dat ik uitga van de persoonlijke waarde van iedereen die in Vlaanderen woont, en van de rijkom van elke mens in onze samenleving. Maar wanneer mensen uit andere contreien op onze bodem neerstrijken moeten zij wel rekening houden met de specifieke humus en de eigenheid van deze bodem.
De opmerking van de heer Gatz betreffende Brussel treed ik volledig bij.
We behandelen nu de hoofdstukken Leefmilieu, Natuurbehoud, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit en Energie.
De afgelopen jaren waren de beleidsbrieven "Leefmilieu" steeds afschriften van de vorige edities : de aangekondigde trendbreuk bleef uit. Van al de strategische projecten kwam alleen "duurzame landbouw" op de commissietafel. In de pers werden grootse doelstellingen geformuleerd die veel geld kostten : die waren duidelijk te hoog gegrepen, maar de minister bleef volhouden dat het nodige geld er wel zou komen omdat leefmilieu een prioriteit was voor de gehele Vlaamse regering.
In zijn begroting 2003 scoort leefmilieu onder het niveau van de andere departementen : de begroting stijgt minimaal. Ook voor het zeer dure Milieubeleidsplan 2003-2007 is geen Euro voorzien.
De VMM stelt heel duidelijk dat slechts een kwart van de milieubeleidsdoelstellingen effectief gehaald werd.
In de pers circuleerden berichten over "plots losgekregen geld" voor rioleringswerken die niet eens in de begroting 2003 waren opgenomen : achteraf bleek het te gaan om bedragen waar eigenlijk al sprake van was in de toelichting bij diezelfde begroting.
MAP II bis kwam zowat 10 keer op de regeringsagenda maar werd telkens vooruitgeschoven : er is onenigheid.
Er heerst grote onzekerheid in de land- en tuinbouwsector : bedrijven die jaren lang grote investeringen deden mogen plots niet meer uitbreiden en moeten wijken voor een onbezonnen idealisme. De sector smeekt om zekerheid en duidelijkheid, en intussen wordt gediscussieerd over futuliteiten als het al dan niet effiënt zijn van de blikvangers : waar liggen de prioriteiten?
Een ander aanslepend dossier is dat van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). Dit legt de gebieden met de hoogste natuurwaarde vast in twee fasen. Het openbaar onderzoek, waarbij elke burger de VEN-kaarten kon inkijken, startte in september. Er loopt duidelijk veel mank : de timing wordt niet gehaald, de kaarten zijn onduidelijk, de geselecteerde gebieden blijken lang niet allemaal van grote waarde te zijn, en er waren reeds grote problemen met en tegenkantingen tegen de eerste fase.
CD&V wil de landbouwsector rechtszekerheid, toekomst en duidelijkheid geven.
Wij willen ook dat het regeerakkoord gerespecteerd wordt waarin een gelijkwaardige afbakening van de agrarische en de natuurlijke structuur vooropgesteld wordt. De overeenkomst is al lang zoek : wanneer heeft de regering beslist hiervan af te wijken?
U maakt het echt te gortig : met het VEN zijn we nog niet aan een regeerakkoord.
Bovendien gaat het in de eerste fase enkel om groengebieden, die dus al lang "natuur" waren.
Dat wist ik eigenlijk al.
Nu gebeurt alles ongecoördineerd en ongeordend, wat voor een ondraaglijke onzekerheid zorgt. Bovendien blijkt uit het project Stadsbos Gent, dat men wel praat met alle betrokken en getroffen burgers, maar niet naar hen luistert.
Eerst zegt u dat ik niets doe, en nu dat ik alles tegelijk doe. Voorts voeren we een aantal zaken uit die nog door de vorige regering zijn goedgekeurd.
Ik vraag alleen dat de zaken gecoördineerd verlopen.
Van het op 19 juli voor dit najaar aangekondigde nieuwe decreet op de Grondbank, hebben we nog niets gemerkt. Hetzelfde geldt voor het aangekondigde decreet inzake integraal waterbeheer. Met welke middelen zal het uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 2003-2007 uitgevoerd worden? Het Milieubeleidsplan 2003-2007 is nog niet af maar moet op 1 januari 2003 al van start gaan.
Het ecologisch fonds wordt evenmin gerealiseerd. De overheid trekt er middelen voor uit maar heeft nog geen akkoord afgesloten met de bedrijven. Hoe zal dat fonds overigens samenwerken met het amortisatiefonds van minister Gabriels? Dezelfde opmerking kan ik maken over de sectorale fondsen voor bodemsanering.
Umicore doet grote financiële inspanningen om te saneren maar wordt door minister Dua toch voortdurend in een weinig fraai daglicht geplaatst. Wil minister Dua die pluim misschien op haar eigen hoed steken?
Minister Dua beloofde de gemeenten volledig te subsidiëren voor de aanleg van gescheiden rioleringsstelsels. Voor deze zogenaamde topprioriteit worden veel te weinig middelen uitgetrokken.
Omdat de talrijke beloften in schril contrast staan met het beleid, zal CD&V deze begroting niet goedkeuren. (Applaus bij CD&V)
Eerder vroeg dan laat zal onze economie alle baat hebben bij een duurzaam herstel van het leefmilieu, omdat de negatieve milieu-effecten ooit elke economische recessie zullen verveelvoudigen. Het is bijgevolg logisch dat niet alleen de overheid, maar ook het bedrijfsleven en de burgers binnenkort grotere financiële inspanningen zullen moeten leveren om het milieu te herstellen. Voortaan moeten we dus niet alleen ecologie in economische termen vertalen, maar ook omgekeerd.
De middelen moeten dus zowel ecologisch als economisch effectief en efficiënt aangewend worden. Gezien de omvang van het probleem dienen parlement, bedrijfsleven en burgers door de regering op voet van gelijkheid behandeld te worden.
- De heer André Denys, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Door de MINA-begroting zonder behoefteplan en duidelijke ontvangstenbesteding voor te stellen, legt men geen verband tussen ecologie en economie. Ik vraag daarom inzage in de integrale behoeftebesteding en in het behoefteplan.
Voorts wijs ik op het verband tussen deze discussie over het MINA-beleid en het kerntakendebat. Zelfs al gaat het maar om een discussie over enkele restbevoegdheden, dan nog moeten we ons afvragen hoe we het milieubeleid duurzaam kunnen integreren.
MINA wordt gefinancierd met heffingen en lokale belastingen. Als ik merk hoeveel geld er naar de bureaucratie vloeit, krijg ik de indruk dat ideologie en partijpolitiek voor milieuzorg en natuurherstel komen. PPS kan voor een duurzame integratie van het MINA-beleid zorgen.
Ten slotte wijs ik erop dat de het avontuur van de overheid in de milieusector op een virtueel faillissement is uitgedraaid, terwijl allerhande binnen- en buitenlandse concerns bereid zijn samen te werken met overheidsbedrijven.
In dat geval rijzen er drie essentiële vragen. Hoe zou zo'n evolutie van overheidsholding naar industriële copiloot of onderdeel van een Europese groep kunnen bijdragen tot het herstel van milieu en natuur in Vlaanderen? Hoe is dat haalbaar in het Europese kader van marktvergelijking? Is er voor de selecte groep van VMH-ingewijden geen alternatief haalbaar waarin ze werkzaam blijven, maar dan binnen het kader van een waarachtige publiek-private samenwerking?
Milieu- en natuurherstel is een absolute prioriteit voor de komende decennia. De wetenschap van de economie moet van het ecologisch beleid een topprioriteit maken. De begrotingscijfers moeten daarvan een weerspiegeling zijn. Een ecologisch behoeftenplan en een dito ontvangstenbesteding zijn daarvoor de noodzakelijke instrumenten.
Het Vlaamse MINA-beleid moet duurzaam geïntegreerd worden in de openbare- kerntakenverdeling. Grotere overheidssturing en bureaucratie moeten hun nut bewijzen. Zo niet wegen ze slechts op de ecologische topprioriteit.
De hefboomfunctie van PPS in deze aangelegenheid is manifest, maar de gevaren voor de overheidsfinanciën en het milieubeheer, en van mogelijke machtsafwending eveneens. PPS moet passen binnen het kader van de Europese principes van mededinging, transparantie en gelijkheid. Dat is thans niet evident.
Op basis hiervan wil ik pleiten voor een permanente parlementaire opvolging van de uitvoering van het beleid inzake milieu en natuur. Ik vraag dat het parlement hiervoor zou kunnen rekenen op de actieve samenwerking van de kenniscellen rond PPS, het (de)reguleringsmanagement en de interne audit. (Applaus bij de VLD)
Ik was getuige van een debat van 15 uur waarin door de commissieleden slechts één ding naar voren werd gebracht, namelijk de vraag naar meer geld voor hun domein. Ik ben niet zo zeker dat dit het juiste antwoord is op de vraag die de heer Wille stelt.
In een situatie van schaarste moeten we toch bij voorkeur middelen vragen voor natuur en milieu, want anders zullen de kosten in de toekomst nog hoger liggen.
Ik dank de heer Wille andermaal voor zijn stellingname dat er voor een goed milieubeleid middelen nodig zijn.
In de sector Leefmilieu is er nu al veel PPS, met alle gevolgen vandien. Denk maar aan Aquafin, Indaver en aan de Vlaamse Milieuholding (VMH). Ik wil zeker niet op die manier mogen voortwerken. De PPS-kenniscel is bezig op dit moment goede vormen van PPS opzetten.
Europa heeft moeite met die oude structuren, die ik zo snel mogelijk zou willen afbouwen. De VMH is bezig met de valorisatie, maar toch mogen onze verwachtingen, gezien de marktsituatie, niet te hoog liggen. Het probleem is dat we met Europa de discussie moeten aangaan over een structuur die eigenlijk in ontbinding is. We zitten dus in een overgangssituatie.
Het zou goed zijn als de commissie het debat over de milieufinanciering zou afronden.
De structuren van de laatste tien jaar hebben nauwelijks iets te maken met waarachtige PPS. Echte PPS, niet beperkt tot civiele werken, maar uitgebreid tot de dienstverlening, staat haaks op wat de minister van Binnenlandse Aangelegenheden zei over concessies. Het optreden van de overheid als ondernemer is storend, duur en nefast.
De advertentiecampagne van paars-groen rond de zonevreemde woningen beweert dat alle problemen zijn opgelost en dat de overheid nu klare wijn schenkt. De eigenaars van de zonevreemde woningen zouden nu niet meer in onzekerheid hoeven te leven.
Toch zal dit sprookje niet voor iedereen goed aflopen. In de jaren '70 heeft de overheid gewestplannen opgemaakt waardoor vele legaal gebouwde woningen zonevreemd werden gemaakt. De eigenaars van deze woningen hebben niets verkeerds gedaan, maar worden toch gestraft.
Eigenaars van een zone-eigen woning kunnen altijd een regularisatie van uitgevoerde werken aanvragen, voor eigenaars van zonevreemde wioningen wordt dat beperkt tot 31 januari 2003. Eigenaars van een zonevreemde woning hebben ook altijd een vergunning nodig. De gemachtigde ambtenaar kan deze vergunning weigeren. Een woning die gelegen is in kwetsbaar gebied, mag niet worden verbouwd of uitgebreid en mag niet opnieuw worden opgebouwd indien ze door overmacht volledig wordt vernield.
Ik kan me voorstellen dat u deze taal gebruikt op een verkiezingsmeeting, maar ik ga ervan uit dat u zelf weet dat u onwaarheden debiteert. U gebruikt het debat rond de ruimtelijke ordening om mensen bang te maken en tegen de overheid op te zetten. Wanneer ik het besluit van het Vlaams Parlement over de zonevreemde woningen ga toelichten aan het ruime publiek, zijn de mensen na afloop niet meer angstig.
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
Als een woning in een kwetsbaar gebied door overmacht wordt vernield, dan mag ze in de regel wel heropgebouwd worden. Als de stedebouwkundige vergunning om opportuniteitsreden wordt geweigerd, bijvoorbeeld in een uitzonderlijk waardevol natuurgebied, wordt de eigenaar volledig schadeloos gesteld.
De vergoeding heb ik niet ontkend. Wij gaan er echter van uit dat de eigenaar altijd het recht moet hebben zijn woning weer op te bouwen in de vroegere staat.
Tijdens de vorige regeerperiode was de VLD een heel andere mening toegedaan dan nu.
De enige rechtvaardige oplossing staat in de resolutie van het Vlaams Blok van maart 2001. Alle woningen gebouwd voor 22 april 1962 of met een rechtsgeldige vergunning, moeten van rechtswege in woongebied gelegen zijn.
Er is eindelijk een beleidsplan voor weekendverblijven, maar dat stelt de eigenaars niet gerust. Het voorstel van resolutie van de meerderheid is vaag. We hopen dat het aangekondigde voorstel van decreet concreter zal zijn. Het voorgestelde uitdoofscenario is beter dan niets. De eigenaars zijn echter het slachtoffer van het gedoogbeleid tot het midden van de jaren negentig.
Het VEN legt bijkomende rechten en plichten op, maar er komt geen vereenvoudiging van de regels. Er zijn uitgebreide beperkingen in die gebieden. Dat maakt landbouw bijna onmogelijk. Sp·a, Agalev en Spirit zijn tegen de verjaring. De VLD rept er niet meer van, terwijl dat wel een eis was in de vorige regeerperiode.
Natuurbescherming is goed maar mag niet ten koste gaan van het sociale leven en de broodwinning van mensen. (Applaus bij het VB)