Verslag plenaire vergadering
Verslag
ONTWERP VAN DECREET
Vlaams Stedenfonds
Algemene bespreking
Aan de orde is het ontwerp van decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds.
De algemene bespreking is geopend.
, verslaggever : Ik verwijs naar het schriftelijke verslag
, verslaggever : Dit ontwerp van decreet werd op 5 en 7 november 2002 besproken in de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, huisvesting en Stedelijk Beleid.
Met het Stedenfonds wil de Vlaamse regering de Vlaamse steden financieel ondersteunen bij het voeren van een duurzaam stedenbeleid. Het Stedenfonds is het sluitstuk van de hervorming van het Sociaal Impulsfonds (SIF) die in het regeerakkoord werd aangekondigd.
Met de hervorming van het Gemeentefonds werd beslist dat het decreet op het SIF met ingang van 1 januari 2003 zou worden afgeschaft. De helft van de SIF-middelen, het zogenaamde waarborggedeelte, zal vanaf 2003 worden ingebracht in het Gemeentefonds.
De vroegere SIF+-middelen werden niet toegevoegd aan het Gemeentefonds, maar aan het Stedenfonds. De steden worden immers blijvend geconfronteerd met een aantal problemen en hadden zelf aangedrongen op het behoud van een specifieke financiering. De Vlaamse administraties waren het daarmee eens.
Voor de afbakening van de steden baseerde de regering zich op het RSV, de indeling van steden en gemeenten door de SERV en de socio-economische typologie van de gemeenten, opgemaakt door het vroegere Gemeentekrediet. Alle geselecteerde steden kunnen volgens deze drie typologieën als centrumstad worden omschreven.
Met de middelen uit het Vlaams Stedenfonds wil de Vlaamse regering de stadsvlucht stoppen en het democratisch draagvlak in de steden verhogen. Het begrip stadsvlucht verwijst niet alleen naar de vlucht van de gegoede en goed opgeleide middenklasse naar de rand, maar ook naar het feit dat steeds meer economische activiteiten en zelfs de diensten- en verzorgingssector zich in de rand van de stad gaan vestigen.
Het SIF speelde vooral in op achterstelling en kansarmoede. Het Stedenfonds legt de nadruk op een globaal duurzaam beleid. Een leefbare en duurzame stad is een stad waarin terzelfdertijd economische ontwikkeling, sociale rechtvaardigheid en ecologische kwaliteit kan worden bereikt.
De twee strategische doelstellingen zijn het verhogen van de leefbaarheid en het tegengaan van dualisering. Er zullen ook extra impulsen worden gegeven aan het verhogen van de bestuurlijke kwaliteit.
In een eerste periode plant de Vlaamse regering een engagement van vijf jaar naar de steden. De Vlaamse regering zal in het kader van het Stedenfonds beleidsovereenkomsten afsluiten met de betrokken steden.
DE SIF+-middelen voor 2002 gelden als vertrekbasis voor de dotatie van het Vlaams Stedenfonds. Dit basisbedrag wordt jaarlijks verhoogd met het evolutiepercentage dat ook van toepassing is op het nieuwe Gemeentefonds. Er is een voorafname voor vorming, sensibilisering en communicatie rond stedenbeleid. Op de voorafnames na wordt aan de steden Antwerpen en Gent 75 procent van het vastleggingskrediet toegewezen. Het resterende budget wordt verdeeld onder de centrumsteden op basis van het inwonersaantal.
Het Stedenfonds zal ingaan vanaf 1 januari 2003. Indien bepaalde steden tegen die datum nog geen beleidsovereenkomst zouden hebben afgesloten, kunnen ze de lopende projecten continueren tot uiterlijk 30 juni 2003.
Bij de algemene bespreking verklaarden alle sprekers zich akkoord met de algemene krachtlijnen van het Stedenfonds. Iedereen is het erover eens dat naar de steden bijzondere beleidsaandacht moet blijven gaan.
De heer Vermeulen vindt het positief dat dit ontwerp van decreet aansluit bij een aantal maatregelen en criteria uit het verleden. De meeste sprekers vinden het positief dat de doelstellingen van het Stedenfonds ruimer omschreven zijn dan die van het SIF. Met het SIF heeft men een leerproces meegemaakt waardoor men nu op basis van gelijkwaardigheid en partnerschap aan een stedenbeleid kan werken..
Over de afbakening van de steden waren niet alle sprekers het eens. Zelf stipte ik aan dat provinciale steden met gelijkaardige problemen kampen. Daarom ben ik geen voorstander van de huidige opdeling van steden in categorieën. Sommige steden krijgen alles, andere niets. Ik pleitte daarom voor het opstellen van een doorlopende schaal waarop alle gemeenten en steden in Vlanderen kunnen worden geplaatst. De minister beaamde dat ook provinciesteden met stadsvlucht worden geconfronteerd. Om een te grote versnippering van middelen tegen te gaan, opteerde hij echter voor de huidige afbakening.
De meeste sprekers vinden de huidige selectie een stap vooruit in vergelijking met het decreet inzake de ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten. Alle sprekers gingen ermee akkoord dat Antwerpen en Gent proportioneel meer middelen zullen ontvangen dan de centrumsteden. De verdeling van de resterende middelen op basis van het bevolkingsaantal is gemakkelijk hanteerbaar maar houdt geen rekening met eventuele sociale of andere problemen. Bovendien zien de steden die geconfronteerd worden met stadsvlucht, door dit criterium hun middelen om die stadsvlucht tegen te gaan slinken.
Sommige sprekers vinden dat de te bereiken doelstellingen te vaag omschreven zijn. Daarom vragen ze dat de Vlaamse regering mee zou waken over de invulling ervan. De ministe antwoordde dat de Vlaamse regering samen met de steden wil werken aan de concrete invulling van de doelstellingen.
De vrees dat het Stedenfonds de sociale accenten en verworvenheden van het SIF teniet zal doen is volgens de minister niet aan de orde. De voorliggende doelstellingen zijn volgens hem niet minder sociaal dan die van het SIF.
De fiscaliteit behoort niet tot de Vlaamse bevoegdheden. Het is echter wel een instrument dat moet ingezet worden om de stadsvlucht te stoppen.
Er zou een fiscaliteit moeten komen die omgekeerd evenredig is aan de graad van stedelijkheid. Het is immers absurd dat het wonen in de stad financieel bestraft wordt.Tot nu toe werd er echter nog geen federale meerderheid gevonden om stedelijk wonen fiscaal aantrekkelijker te maken. Binnen de Vlaamse bevoegdheden werden echter wel al een aantal stappen gezet.
Bij de eindstemmingen van het ontwerp tot vaststellen van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaamse Stedenfonds werd het ontwerp aangenomen met 8 stemmen tegen 2 onthoudingen. (Applaus)
Dit ontwerp ligt eigenlijk in het verlengde van het decreet tot wijziging van het gemeentefonds. De CD&V-fractie is een voorstander van elke maatregel die de Vlaamse steden en het samenleven in deze steden ten goede komt.
Onze steden worden met heel wat moeilijkheden en problemen geconfronteerd. In een aantal gevallen overstijgen ze zelfs de financiële draagkracht van de steden en gemeenten. Dat de mogelijkheid wordt geboden om een aantal zaken preventief aan te pakken is dan ook heel belangrijk voor CD&V.
CD&V heeft tijdens de bespreking van het ontwerp ook een aantal bedenkingen geuit. Zo roept de keuze van de in aanmerking komende steden een aantal vragen op. Waarom men precies deze 13 steden heeft gekozen is niet helemaal duidelijk. Het is dan ook aangewezen om de stedelijke gebieden die in aanmerking komen voor extra ondersteuning nauwkeuriger af te bakenen. Dit biedt de mogelijkheid om de werkelijk verstedelijkte kernen aan te pakken.
In het ontwerp opteert men om de middelen te verdelen op basis van het aantal inwoners. Dit heeft zowel voor- als nadelen. Enerzijds is het bevolkingsaantal het makkelijkst hanteerbare en controleerbare criterium. Anderzijds is het aantal inwoners ook nietszeggend.
Het is ook zo dat steden met de grootste stadsvlucht niet over een groter aandeel van het stedenfonds kunnen beschikken omdat zij precies minder inwoners tellen.
De te bereiken doelstellingen worden ook zeer vaag omschreven. Wat moet men bijvoorbeeld onder de leefbaarheid van steden verstaan? Op welke manier bepaalt men of de leefbaarheid toeneemt?
Het stoppen van de stadsvlucht is de enige concrete doelstelling die meetbaar is. Anderzijds zou de vaagheid van de doelstellingen kunnen betekenen dat men opteert om de steden zoveel mogelijk ruimte te geven bij de uitwerking van de plannen.
De regering is ingegaan op de aanbeveling van de Hoge Raad om de steden te verplichten om, voorafgaand aan de goedkeuring van een beleidsovereenkomst, het advies van het OCMW in te winnen. Dit is positief. De stedelijke OCMW's hebben immers vaak heel wat expertise in huis.
- De heer André Denys, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Het stedenfonds treedt op 1 januari 2003 in werking. Het is echter ten zeerste de vraag in hoeverre de betrokken steden tijdig zullen weten op welke middelen zij aanspraak zullen kunnen maken. Dringende overgangsmaatregelen en duidelijke informatie zijn dan ook aangewezen.
De CD&V-fractie zal dit ontwerp goedkeuren. Het stedenfonds is immers een goed initiatief dat de steden een jaarlijkse financiële ondersteuning garandeert. Verder brengt het een aanzienlijke administratieve vereenvoudiging met zich mee en stimuleert het de samenwerking tussen het lokale en het Vlaamse niveau. (Applaus bij CD&V)
De VLD ondersteunt het voorliggend ontwerp. Het is er immers op gericht om de stadsvlucht te stoppen en het democratisch draagvlak van de steden te verhogen.
Verder bezorgt het de steden die in aanmerking komen bijkomende financiële middelen.
De steden moeten enkel een beleidsovereenkomst opstellen die moet worden goedgekeurd door de gemeenteraad en de Vlaamse regering. In deze beleidsovereenkomst wordt de stedelijke autonomie duidelijk gerespecteerd.
Er wordt eveneens een vereenvoudiging van de regelgeving voor het bekomen van trekkingsrechten doorgevoerd. Deze trekkingsrechen moeten immers niet jaarlijks opgenomen worden maar kunnen, tijdens de duur van de beleidsovereenkomst, opgespaard worden. Op die manier kan men dan grotere projecten realiseren.
In het derde en het vijfde jaar van de vijfjarige beleidsovereenkomst legt de stad een vooruitgangsrapport voor aan de gemeenteraad en evalueert men de beleidsovereenkomst. Dit vooruitgangsrapport wordt vervolgens voorgelegd aan de minister.
Indien de in de beleidsovereenkomst afgesproken resultaten niet behaald worden, kan de Vlaamse regering de overeengekomen subsidies geheel of gedeeltelijk intrekken.
De tweede goedkeuring van het vooruitgangsrapport is echter geen goed idee. Gaat de minister immers, wanneer men de vooropgestelde resultaten niet behaalt, de vooropgestelde middelen verminderen? In feite straft men dan toch de nieuwe coalitie voor fouten die door de vorige begaan werden?
Een laatste positief punt is dat de alle steden beduidend meer financiële middelen zullen ontvangen. Op geen enkel ogenblik wordt de stedelijke solidariteit doorbroken.
De VLD zal dit ontwerp dan ook goedkeuren. (Applaus)
Het Vlaams Blok is welwillend ten opzichte van het stedenbeleid. Wij zijn immers voorstander van meer middelen voor de steden, administratieve vereenvoudiging en doorzichtige financiële stromen. We hebben dan ook het Stadsvernieuwingsfonds voluit gesteund. Bij de stemming over het gemeentefonds hebben we ons, onder invloed van de landelijke gemeenten, onthouden. Dit ontwerp steunen we maar we maken voorbehoud bij artikel 3.
De landelijke gemeenten maakten voorbehoud omwille van de financiële gevolgen.
Ook de Hoge Raad voor Binnenlands Bestuur heeft bezwaren bij artikel 3. Door de nieuwe regeling kunnen de steden de middelen autonomer besteden, maar het blijft onduidelijk hoe ver ze kunnen gaan. Mogen steden, in het kader van de leefbaarheidsclausule, investeren in veiligheid, onder meer in bewakingscamera's, flatwachters of administratieve omkadering van de politie? Als we een duidelijk antwoord van de minister krijgen, zal het Vlaams Blok dit ontwerp misschien goedkeuren. (Applaus bij het VB)
Voor de keuze van de steden en gemeenten die in aanmerking komen voor het Stedenfonds heeft men zich gebaseerd op het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Dat heeft beperkingen, maar een andere indeling maken is niet gemakkelijk.
Het is goed dat men afstapt van de betutteling van steden en gemeenten. Het overleg tussen stad en OCMW blijft behouden maar wordt anders gestructureerd. De voorafname van Antwerpen en Gent is procentueel niet zuiver maar gebaseerd op solidariteit.
Het zou beter zijn als er minder steden in aanmerking komen, of als het solidariteitsmechanisme op een andere manier ingevuld wordt. Nochtans is het Stedenfonds een stap vooruit. De beheersovereenkomsten laten de steden voldoende ruimte. Het is goed dat de middelen van SIF-plus een bijzondere financieringsvorm blijven en niet verdwijnen in de algemene middelen. Sp·a zal dit ontwerp goedkeuren. (Applaus)
Gezien de recente moeilijkheden, is het spijtig dat dit belangrijke initiatief voor de steden allicht onopgemerkt voorbij zal gaan.
Er is iemand van het persagentschap Belga aanwezig.
Bij stedenbeleid moet men zich concentreren op de steden en niet steeds plattelandsbelangen inbrengen. Uit de beleidsbrief blijkt dat de stadsvlucht van de meer gegoede burgers niet gestopt is, maar gecompenseerd wordt door de instroom van migranten en de regularisatie van vluchtelingen. De armoede in steden daalt niet. Dat is het belangrijkste argument voor de oprichting van het Stedenfonds.
Het Stedenfonds komt tegemoet aan de kritiek dat met het SIF-fonds te veel administratieve verplichtingen gepaard gingen, en maakt een verlichte en duidelijkere communicatie mogelijk. Het is echter manifest onwaar dat de steden hierdoor in de toekomst over minder financiële middelen zullen beschikken. De meeste steden gaan er op vooruit, andere kennen een status-quo.
Met het Stedenfonds maakt de administratieve betutteling van het SIF-fonds plaats voor meer autonomie voor de steden. Het begrip 'autonomie' mag echter niet worden misbruikt. We mogen niet de illusie wekken dat er twee autonome overheden zijn die de problemen afzonderlijk kunnen aanpakken. Ik pleit voor het gebruik van de term 'gedeelde verantwoordelijkheid'. Het onthaalbeleid van minister Vogels en de inwerkmaatregelen van minister Landuyt zullen immers gerealiseerd moeten worden door de lokale overheden.
Dit ontwerp van decreet voorziet ook in een dialoog tussen de burgemeesters en de Vlaamse regering. Het is positief dat over een efficiënte besteding van de financiële middelen een politiek debat zal worden gevoerd, maar de meeste steden hebben de interne discussie over de begroting 2003 al achter de rug. Komt dit ontwerp niet te laat?
De steden hebben de nodige richtlijnen gekregen voor de opstelling van hun begroting, die werden verwerkt in de begroting voor 2003. Tijdens de volgende maanden zullen de beleidsovereenkomsten met de steden worden afgesloten, waarna de trekkingsrechten zullen worden bepaald.
Ik blijf bij mijn oorspronkelijke kritiek dat te veel steden werden opgenomen in het Stedenfonds. Ik ben benieuwd hoe Hasselt bijvoorbeeld deze middelen zal inzetten.
Ik eindig met een persoonlijke observatie. Met de kritiek op de SIF-middelen belandt men in een discours dat neerkomt op een verdwijnend geloof in het emancipatorisch potentieel van de mensen en de kracht van preventieve projecten inzake samenlevingsopbouw en een groeiende nadruk op de plichten en het activeren van bepaalde individuen. Hoe vaak horen we tegenwoordig niet vertellen dat de werkloosheid van 30 percent bij allochtone werklozen hun eigen schuld is, omdat ze niet genoeg hun best doen of de verkeerde mentaliteit tonen? Ik ben tegen het individualiseren van structurele maatschappelijke ongelijkheden. Het valt op dat blijkbaar vooral de zwakkeren moeten worden geactiveerd, terwijl ik van mening ben dat alle maatschappelijke actoren moeten worden aangesproken. De roep naar repressieve maatregelen wordt steeds groter, de straathoekwerker is uit, de overlastmanager in.
De minister moet erop toezien dat de middelen van het Stedenfonds correct worden ingezet, vanuit de Vlaamse bevoegdheden. En voor alle duidelijkheid : politionele bevoegdheden maken daar geen deel van uit.
Het komende overleg met de burgemeesters zal nog een zware dobber zijn voor de minister. Hoe denkt hij over het afsluiten van een pact met de allochtonen? Zal hij experimentele projecten tot vernieuwing en versterking van de lokale bestuurskracht ondersteunen?
Tot slot verwijs ik naar het opiniestuk over Borgerhout van Manu Claeys gisteren in de krant De Standaard. Ik zou er een intentieverklaring voor de Vlaamse regering uit willen distilleren. Hij is van mening dat het verschil tussen meerderheid en minderheid verdwijnt en dat culturele diversiteit niet straffeloos kan worden genegeerd in een democratie waar iedereen gelijke rechten en plichten heeft. De Vlaamse regering moet werk maken van een politiek afdwingbare vertaling van deze vaststelling.
Het is jammer dat de pers niet meer belangstelling kan opbrengen voor het Vlaams Stedenfonds, dat een degelijk en probleemoplossend instrument zal worden. Het gaat hier om het sluitstuk van de gemeentelijke en stedelijke financiering.
Waar het SIF-fonds overwegend inspeelde op achterstelling en kansarmoede vanuit een sociale invalshoek, legt het Stedenfonds de nadruk op een globaal duurzaam beleid. De Vlaamse regering wil in een ruim perspectief meewerken aan het verhogen van de leefbaarheid van onze steden en het tegengaan van de dualisering. Bovendien zullen de steden hun overheidsapparaat optimaliseren om op de uitdagingen te kunnen inspelen.
De financiële middelen voor de steden gaan er in geen geval op achteruit. De recente hervorming hebben wel tot meer gemeentelijke autonomie geleid, wat niet meer dan logisch is. De stad bepaalt de prioriteiten, dit op basis van drie criteria.
Ik benadruk dat de selectie en toewijzing van de middelen objectief is verlopen. De selectie van de dertien centrumsteden is gebeurd op basis van de conclusies van drie onafhankelijke wetenschappelijke organisaties : het RSV, de SERV en Dexia, het vroegere Gemeentekrediet.
Spirit stelt eveneens dat men de verantwoordelijkheid voor de grote steden heeft genomen. De zogenaamde clusterbenadering zorgt ervoor dat drievierde van het vastleggingskrediet wordt toegewezen aan Antwerpen en Gent. De stedelijke problemen zijn daar groter dan in de overige elf centrumsteden. Bovendien werd de verdeling van die middelen gebaseerd op de achterstellings- en kansarmoedecriteria van het Sociaal Impulsfonds.
Verder is de afschaffing van de financiële bestraffing bij het niet halen van de resultaten een goede zaak. Tal van factoren kunnen immers het resultaat beïnvloeden en steden hebben die niet altijd in de hand.
Steden hebben de mogelijkheid om de budgetten op een nagenoeg autonome wijze aan te wenden. Hopelijk kunnen ze daarmee de leefbaarheid en de dualisering eindelijk een halt toeroepen. Het is in ieder geval een grote stap vooruit. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Het discours van het Stedenfonds is zeer belangrijk. Ten eerste zijn de criteria duidelijk geworden. Wat de leefbaarheid betreft is het Stedenfonds een waardige opvolger van het Sociaal Impulsfonds. Het gaat om zowel preventieve als curatieve structurele projecten. Verder dient men het dualisme tegen te gaan en vooral de diversiteit te ondersteunen. Een ander belangrijk criterium is een goed bestuur dat overlegt met de OCMW's en de verschillende partners.
Een tweede belangrijk element is dat er voortgebouwd wordt op plannen. Men vertrekt niet van een tabula rasa. Het Stedenfonds geeft impulsen, waar nodig, en werkt voort op datgene wat er al gebeurt. Het houdt zich ver van simplistische en gemakkelijke oplossingen.
Een derde belangrijke invalshoek is het partnership tussen de Vlaamse en de stedelijke overheid. Het gaat om een gedeelde verantwoordelijkheid op basis van verstandhouding tussen de diverse partners. Het wantrouwen tussen de verschillende beleidsniveaus neemt onwillekeurig toe. Het Stedenfonds legt de nadruk op vertrouwen en samenwerking om de maatschappelijke problemen waarmee de steden worden geconfronteerd, op te lossen. Men mag die problemen niet individualiseren want dan verengt men het debat tot al dan niet bestraffen.
We ondersteunen met enthousiasme het ontwerp van decreet en zullen het goedkeuren. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Ik dank de verslaggevers voor het uitstekende verslag, dat de strekking van het ontwerp van decreet zeer goed weergeeft. De bespreking geeft aan dat er een vrij grote eensgezindheid bestaat over de gemaakte keuzes. Dat mag evenwel geen aanleiding zijn tot zelfgenoegzaamheid, maar dient ertoe aan te zetten om het decreet zo goed mogelijk uit te voeren.
De beleidsafspraken tussen de Vlaamse regering en de steden zijn essentieel. Elke stad die genoemd wordt, krijgt de mogelijkheid om plannen te maken, die samen met de overheid te beoordelen en uit te voeren. De vrijheid in combinatie met de verantwoordelijkheid zijn zeer belangrijk. De Vlaamse regering neemt niet langer een dwingende maar wel een uitnodigende houding aan in de vorm van een partnerschap.
Verder hecht de Vlaamse regering ook belang aan de veiligheid maar ze wil niet dat er Vlaamse middelen worden besteed aan federale verantwoordelijkheden, zoals de politie en de administratieve invulling. Men mag de Vlaamse verantwoordelijkheid niet verruimen om de federale verantwoordelijkheid te ontlasten.
Veiligheid heeft niet alleen te maken met politie, maar ook met onder meer het stadsweefsel en de wijze waarop de verkrotting wordt aangepakt. De steden kunnen zelf voorstellen doen voor de moeilijke buurten. Ik ben ervan overtuigd dat ze dat zullen doen.
Iedereen weet over welk budget we beschikken. Nu moeten we de plannen van de steden afwachten en beoordelen.
Na de beoordeling van het voortgangsrapport, zouden we inderdaad kunnen vaststellen dat een bepaalde stad niet aan onze keuzes voldoet, wat zich in de middelen zal laten gevoelen. Ik hoop uiteraard dat het niet zo ver zal komen. Alle steden en gemeenten weten hoe ze hun begroting kunnen opmaken. De trekkingsrechten zullen tegen mei volgend jaar bekend zijn.
Dit debat heeft gelukkig niet geleid tot een tegenstelling tussen het platteland en de steden. Wie Vlaanderen of eender welk land wil leren kennen, moet zowel de steden als het platteland bezoeken. Een goed stedenbeleid zal door de levenskwaliteit in onze steden te verhogen de stadsvlucht omkeren en de open ruimten bewaren.
Het Stedenfonds en het Stadsvernieuwingsfonds zorgt voor voldoende middelen. Ik weet dat de honger nooit volledig gestild zal worden, maar voor elk initiatief zullen er voldoende middelen zijn. Als de steden aan onze voorwaarden voldoen, mogen we de komende zes jaar met vertrouwen tegemoet zien. Ik dank het Vlaams Parlement dat tijdens de bespreking van dit ontwerp van decreet bewezen heeft dat het een echt parlement is. (Applaus bij CD&V, de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds.
- De artikelen worden zonder opmerking aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.