Verslag plenaire vergadering
Verslag
INTERPELLATIE
Uitbreiding van de Europese Unie en hervorming van Europees landbouwbeleid
De voorzitter : Aan de orde is de interpellatie van de heer Matthijs tot mevrouw Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, over de uitbreiding van de Europese Unie en de hervorming van het Europese landbouwbeleid.
De Europese top over de uitbreiding van de Europese Unie van 24 en 25 oktober 2002 zal grote gevolgen hebben voor de landbouwsector. De afspraak werd gemaakt om de landbouwuitgaven te bevriezen vanaf 2007, op een jaarlijkse indexering met 1 percent na. Op deze manier probeert Europa een ontsporing van de kosten die met de uitbreiding van de Unie gepaard gaan, te voorkomen. Dit betekent dat de landbouwsector, die nu voor 44 miljard euro aan steun ontvangt, in 2013 49 miljard euro zal krijgen. De boeren uit de tien kandidaat-lidstaten zullen daarbij vanaf 2004 geleidelijk inkomenssteun ontvangen.
Deze beslissingen roepen gemengde gevoelens en heel wat vragen op. Tot 2006 zou de boer in Vlaanderen hier nog niet veel van merken, maar wat zal er daarna gebeuren? De uitspraken van premier Verhofstadt zorgen alleen voor verwarring. Niet alleen zegt hij dat dit financieringsschema niet houdbaar is, maar intussen zegt hij ook dat de te verdelen koek voor ons even groot blijft. Gaat premier Verhofstadt er dan van uit dat de 5 miljard euro aan bijkomende steun alles is wat naar de boeren gaat van de landen die toetreden? Intussen geeft de Vlaamse minister van Milieu toe dat ze niet inziet hoe zonder grondige hervorming de kosten van de uitbreiding in de landbouwbegroting opgevangen kunnen worden.
Ik verwijs naar de woorden van de heer Saenen van de Boerenbond, die erop wijst dat het een grove leugen is om te zeggen dat er 10 miljoen boeren bij komen, maar dat de premies behouden blijven. Een tweesporenbeleid waarbij de boeren uit de nieuwe EU-landen worden benadeeld, is niet wenselijk met het oog op de stabiliteit van de EU. Aangezien de volledige begroting niet meer mag stijgen, resten er slechts twee mogelijkheden : of het bedrag dat de boeren ontvangen, daalt; of de vijftien lidstaten gaan inderdaad aan de haal met 44 miljard euro en het resterende deel voor de kandidaat-lidstaten is te gering.
Premier Verhofstadt heeft voor nog meer verwarring gezorgd door expliciet te vragen om een afschaffing van de landbouwsubsidies. Beseft hij dat de landbouwsubsidies bij export maar onrechtstreeks bij de boeren terechtkomen? Hij beweert trouwens dat de afschaffing van de Europese exportsubsidies zal verhinderen dat Europa zijn overschotten dumpt in de derdewereldlanden en dat Europa de derdewereldlanden verhindert hun producten bij ons in te voeren. Hij slaat de bal volledig mis, zoals de vijf volgende bedenkingen duidelijk maken. Ten eerste voert Europa meer landbouwproducten uit de derde wereld in dan de Verenigde Staten, Australië, Nieuw-Zeeland en Japan samen. Ten tweede krijgen de ACP-landen eenzelfde verkoopprijs voor suiker als de Europese boeren. Ten derde werden de Europese overschotten al lang weggewerkt. Ten vierde heeft president Bush de toelagen aan zijn boeren bijna verdubbeld, terwijl hij intussen wel de afschaffing van de Europese subsidies vraagt. Ten vijfde is Europa op de wereldmarkt een zeer kleine speler.
Uitvoerrestituties vormen trouwens niet de oorzaak van de problemen van de boeren in de derde wereld. De verknechting van de boeren in de derde wereld kan worden toegeschreven aan de aanwezigheid van vijf grote multinationals die de markt domineren en aan de instabiliteit van de politieke regimes.
Volgens de Franse president Chirac en de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Michel is een hervorming van het landbouwbeleid niet nodig. Europees Commissaris Fischler heeft nochtans duidelijk gemaakt dat zijn hervorming allesbehalve dood is. Hij sprak het voornemen uit nog voor het einde van dit jaar met nieuwe voorstellen te komen.
Het optreden van minister Michel is opmerkelijk. Hij stapt af van de traditionele Benelux-solidariteit en kiest de zijde van Frankrijk. De gewesten, bevoegd voor het prijs- en marktbeleid in de landbouw, zijn het niet eens. Wallonië volgt het Franse standpunt, minister Michel poneerde dat als het Belgische standpunt.
CD&V heeft altijd gewezen op het gevaar van de regionalisering van de landbouw. We hebben behoefte aan een sterke minister die de Vlaamse boeren verdedigt, desnoods tegen Wallonië in. Zeventig procent van de landbouwactiviteit is Vlaams. Regionalisering mag niet leiden tot de verzwakking van onze positie. Minister Dua bevestigde trouwens dat een land vertegenwoordigen met drie ministers niet gemakkelijk is. Dat zou echter een probleem voor de volgende federale regering zijn.
CD&V is voor de uitbreiding van de EU. We vragen alleen meer duidelijkheid over de conclusies van de top van Brussel. Wat zullen de uitbreiding van de EU en de vastlegging van de Europese landbouwuitgaven betekenen voor de Vlaamse boeren? Hoe wil de minister besparen? Hoe zal de Vlaamse regering het inkomensverlies van de boeren ten gevolge van de uitbreiding compenseren? Wat vindt de Vlaamse regering van een eventuele afschaffing van de exportsubsidies?
Wie zal de belangen van de Vlaamse boeren verdedigen bij nieuwe hervormingsvoorstellen? Welke visie zal verdedigd worden? Heeft de Vlaamse regering een langetermijnvisie over landbouw? Zal die in de beleidsbrief toegelicht worden? Hoe zal de overheid de grote macht van de monopolistische multinationals beknotten? (Applaus bij CD&V)
Gezien de uitbreiding en de conferentie van Doha, mogen we een bespreking van het Europese landbouwbeleid in het Vlaams Parlement niet te lang uitstellen.
De top van 24 en 25 oktober handelde niet zozeer over de landbouwhervorming maar over een omvattende financiële enveloppe voor de uitbreiding van de EU. Het is goed dat eerst de budgetten bepaald worden, zo wordt de uitbreiding losgekoppeld van de landbouwhervorming.
De uitleg van de premier over de basisprincipes van het akkoord was zeer duidelijk. Voor de huidige lidstaten blijft het bedrag van de top van Berlijn gelden : 42,8 miljardeuro in 2006. Vanaf dan groeit dat bedrag tot 2013 jaarlijks met 1 procent. Voor de nieuwe lidstaten worden extra middelen uitgetrokken, gebaseerd op de directe steun. Dat bedrag zal stijgen van 25 procent in 2004 tot 100 procent in 2013.
Het Vlaams Parlement moet zich buigen over de vraag of de budgettaire inspanning maatschappelijk verantwoord is. Voorts moeten we nagaan of de Vlaamse landbouwer benadeeld wordt door dit akkoord.
Alle Vlaamse politieke partijen zijn voor de uitbreiding van de Europese Unie. Het bedrag dat voor landbouw wordt uitgetrokken, staat echter niet in verhouding tot de grootte van de bevolkingsgroep : de helft van het Europese budget gaat naar 3 procent van de Europese bevolking. CD&V, die pretendeert een volkspartij te zijn, neemt het standpunt van de Boerenbond kritiekloos over. Iedere Europese burger betaalt jaarlijks 100 euro voor de financiering van de landbouwsubsidies. Wil CD&V dat bedrag verhogen? Is ze het dan niet eens met de heer Balkenende? Die zorgde er immers voor dat de landbouwsubsidies voor de huidige lidstaten slechts met 1 procent zullen groeien in plaats van 1,5 procent, zoals Frankrijk en Duitsland voorstelden.
De VLD steunt het akkoord. Nu kan de EU uitbreiden en een efficiënter landbouwbeleid voeren. Wij zijn het niet eens met president Chirac en minister Michel. Zij wekken de indruk dat een landbouwhervorming niet meer nodig is.
Of de Vlaamse landbouwer al dan niet benadeeld wordt hangt af van de uitvoering van de landbouwhervorming. Het Vlaamse landbouwbeleid heeft nood aan een verschuiving van de subsidies : minder productiesteun en meer steun van het inkomen en van de plattelandsontwikkeling. Het Europese geld komt nu veelal terecht bij de agro-industrie en de multinationals. Op dit vlak deel ik de mening van Agalev.
In andere Europese lidstaten bedragen de exportsubsidies gemiddeld 15 procent van de totale landbouwsubsidies. In België is dat 45 procent. Er gaat dus drie maal meer naar de multinationale handelaars.
Door het systeem van de productiesteun gaat 420 miljoen euro rechtstreeks naar de agro-industrie. Voor dit bedrag zou elk landbouwbedrijf jaarlijks 25.000 euro kunnen ontvangen.
Daarom steunen wij het confederale standpunt van België. Het kwam tot stand door overleg tussen minister Dua , haar Waalse collega Happart en haar federale collega minister Neyts. Met standpunt wordt de hervorming van commissaris Fischler niet uitgehold en houdt men rekening met onze typische landbouwcultuur.
Er is inderdaad een verschillende landbouwcultuur tussen Vlaanderen en Wallonië en tussen Duitsland en Frankrijk. Momenteel worden deze verschillen uitgevlakt door dure compromissen of door grijze standpunten. Is er daarom geen nood aan een grotere bewegingsvrijheid voor iedere lidstaat en voor iedere regio?
Landbouw is de meest gereguleerde sector in Europa. Zou Europa zich niet eens moeten bezinnen om gedeelte van de landbouwbevoegdheden te decentraliseren en meer het subsidiariteitsprincipe te gaan toepassen?
Niet alleen de rechtstreekse steun en de plattelandsontwikkeling maar ook het Europese budget zou gedeeltelijk naar de lidstaten en de regio's kunnen overgeheveld worden. Deze subsidie- en bevoegdheidstransfer zou dan kunnen aangevuld worden met een eigen cofinanciering. In plaats van veel te veel reguleren zou Europa dan zich kunnen concentreren op het controleren van de interne marktregels.
De uitbreiding van de EU is een uitdaging voor het landbouwbeleid. Wij zijn er echter van overtuigd dat het recent gesloten financieringsakkoord onze Vlaamse landbouw alle kansen geven om die uitdaging aan te gaan. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
In dit land gaat het op alle vlakken goed. De werkloosheid daalt, de criminaliteit daalt, de belastingsdruk daalt en bovendien reist een reizend volkstheater het land af om te verklaren hoe goed men het wel heeft. Ook de landbouwers boeren goed. Premier Verhofstadt verklaarde immers dat ze alle richtlijnen naast zich neer mochten leggen.
Heeft de premier de Vlaamse landbouw gered? Bondskanselier Schröder wilde dat de landbouwuitgaven van 2007 zullen bevroren worden op het niveau van 2006. De Franse president Chirac kon hiermee instemmen als er rekening werd gehouden met een indexering van anderhalf procent. Men vergat echter te zeggen dat als de inflatie hoger zou zijn dan anderhalf procent, de koek alsmaar kleiner wordt.
Uiteindelijk was het de Nederlandse premier Balkenende die een indexaanpassing van één procent kon bekomen. Wat onze premier Verhofstadt ook moge beweren. Balkenende heeft op Europees vlak op twee maanden tijd meer krediet weten te vergaren dan hij op drie op jaar.
In dit land rekent, naast minister Neyts, Happart, Dua en minister-president Dewael, sinds kort ook minister van Buitenlandse Zaken Michel, landbouw tot zijn bevoegdheden. Het zal niemand verbazen dat hij het Franse voorstel steunde en zich tegen de landbouwhervormingen van commissaris Fischler keerde.
In tegenstelling tot commissaris Fischler beweerde premier Verhofstadt dat het beschikbare landbouwbudget niet kleiner wordt. Bij een uitbreiding van de EU zullen voortaan 18.5 miljoen landbouwgezinnen afhankelijk zijn van landbouwsubsidies in plaats van de huidige 7 miljoen.
Het is niet alleen onverantwoord maar ook onrechtvaardig dat er een grotere Europese markt gecreëerd wordt op de rug van de landbouwers. Op financieel vlak zal er een verschuiving van Zuid- naar Oost-Europa plaatsvinden. Nieuwe lidstaten zullen voordeel willen halen uit hun toetreding.
Ik heb bij dit alles toch een aantal vragen. Wat zullen de gevolgen zijn voor de Vlaamse boeren? Als de concurrentie toeneemt, zullen de problemen immers ook toenemen. Zullen Vlaamse boeren nog de mogelijkheid krijgen om gronden aan te kopen in Midden- en Oost-Europa? Wie zal het Belgisch standpunt op Europees vlak vertolken : minister Happart of minister Dua?
Naar aanleiding van de mogelijke toetreding van Roemenië en Bulgarije verklaarde minister Gabriëls dat de pre-toetredingsvergoedingen zullen toenemen. Zijn die pre-toetredingsvergoedingen afkomstig uit het huidige budget?
Tenslotte wens ik te weten wanneer minister Dua eindelijk eens het belang van de Vlaamse boer zal laten primeren. (Applaus bij CD&V en Vlaams Blok)
Landbouw is het belangrijkste beleidsdomein binnen de Europese Unie omdat het goed is voor meer dan de helft van het budget. Het gemeenschappelijke landbouwbeleid wordt ongetwijfeld de lakmoesproef voor de uitbreiding. In Brussel werd al een eerste klip genomen, maar de vraag blijft of dat compromis ook op lange termijn een stap vooruit betekent.
De Duitse hereniging heeft ons geleerd dat nieuwkomers snel onze intensieve landbouw overnemen ondanks de nefaste gevolgen voor het milieu en de begroting. Het gemeenschappelijke landbouwbeleid is met andere woorden niet duurzaam. De landbouwers dienen gezonde producten te produceren met respect voor het milieu en in ruil voor een eerlijke prijs. De landbouwer moet ook dicht bij de consument blijven. We mogen de gevolgen van ons landbouwbeleid voor de Derde Wereld evenmin uit het oog verliezen.
Vlaanderen is inzake duurzame landbouw absoluut geen koploper. Zo wordt landbouwsteun nog altijd niet afhankelijk gemaakt van milieu-eisen. Voor ons kan inkomenssteun alleen maar toegekend worden als de landbouwer inspanningen levert die verder reiken dan de basis milieukwaliteit en de code van de goede landbouwpraktijken. Ondanks het Programma voor plattelandsontwikkeling in Vlaanderen - periode 2000-2006 merken we geen veranderingen in de Vlaamse landbouw of op het platteland. De vrijgestelde financiële middelen worden nog altijd gebruikt om de landbouw te financieren. De milieunormen blijven minimaal. Men speelt nog altijd niet in op de andere behoeftes van het platteland.
Ook al is Vlaanderen geen goede leerling, toch zullen we allen samen vooruit moeten kijken als we de Europese landbouw leefbaar willen houden. Een grondige, en per definitie geleidelijke hervorming van het gemeenschappelijke landbouwbeleid is absoluut noodzakelijk. In het regeerakkoord lezen we dat die hervorming goed voorbereid moet worden en geleidelijk uitgevoerd om de economische en sociale gevolgen ervan te beperken.
Deze hervorming uitstellen is de slechtse optie en precies daarom moeten we het Europese landbouwbeleid van nabij volgen. Een geleidelijke hervorming kan tot een grondige hervorming leiden. De exportsubsidie moet verdwijnen, maar geleidelijk. Op termijn moeten de Vlaamse landbouwers - weliswaar vergoed - ook instaan voor de andere functies van het platteland.
Worden de middelen momenteel goed en op een duurzame manier besteed? Kunnen we die middelen niet beter gebruiken om de landbouw en het platteland grondig te hervormen? Wij willen daarover meedenken en stellen daarom voor om een werkgroep ad hoc op te richten. De sp·a is voorstander van een groter Europa, mits iedereen er beter van wordt.
De beslissing op de top van Brussel dreigt de aangekondigde hervorming van de landbouw uit te stellen. Dat is het laatste wat we moeten doen gezien de terechte kritiek om het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Hoe zal het gemeenschappelijke landbouwbeleid er in 2007 uitzien? Een goed beleid zal ervoor zorgen dat de discussies over de prijs ervan afnemen.
Het grote probleem is dat het gemeenschappelijke landbouwbeleid nog altijd gebaseerd is op doelstellingen van 1956. De creatie van een duurzame landbouw en een versterking van het platteland zouden de nieuwe doelstellingen moeten worden. Landbouwpolitiek is niet langer een zaak van beroepslandbouwers alleen. Een gemeenschappelijk landbouwbeleid zal een evenwicht moeten vinden tussen milieubescherming, kwaliteit van het plattelandsleven, productie van veilig en gezond voedsel en respect en respect voor dierenwelzijn.
We mogen niet langer overschotten produceren omdat de zelfvoorziening is gedaald door de specialisatie. Er is een onevenwicht tussen vraag en aanbod. We moeten voorst een einde stellen aan de transportlandbouw die allerhande ziektes verspreidt. Een ander probleem is de leegloop waar verschillende Europese landelijke gebieden onder lijden. Ten slotte mogen we de prijsparadox niet vergeten. Is het niet zo dat we veel geld aan ons landbouwbeleid besteden omdat de boer een veel te lage beloning krijgt?
In de hervorming van het landbouwbeleid zijn er vier belangrijke elementen. Vooral voor de probleemgebieden moet de tweede pijler, het plattelandsbeleid versterkt te worden.
Belangrijk voor Vlaanderen is dat er binnen hetgemeenschappelijk landbouwbeleid een apart programma voor de landbouw in de verstedelijkte gebieden wordt opgenomen.
Verder dienen ook de landen die nog niet bij de EU horen, na te gaan welke landbouwpolitiek ze willen. In onder meer Polen en Hongarije is er veel verdoken werkloosheid die niet kan worden opgelost door een landbouwbeleid.
Ik ben van mening dat de exportsubsidies moeten worden afgeschaft omdat Europa dezelfde multinationale ondernemingen steunt als Vlaanderen. Ik begrijp niet dat de Boerenbond de exportsubsidies blijft verdedigen. Het geld gaat immers naar de grote ondernemingen en niet naar de boer. Het gaat om 6 miljard euro. Het is belangrijk om de afbouw van de exportsubsidies te koppelen aan regionale verwerking en vermarkting.
Cross-compliance of het voldoen aan de minimale milieu- en natuurnormen moet afdwingbaar worden. De subsidiëring dient te worden gebaseerd op een pakket van Good Farming Practices. Daarin zitten de elementen van duurzaam grond-, water- en energiebeheer.
Een ander belangrijk element is de modulering. Momenteel gaat 80 procent van de Europese middelen naar 20 procent van de bedrijven. Een modulering op 300.000 euro is te veel. Het is essentieel om geld af te nemen van de grote en vervuilende bedrijven, en dat te verdelen onder de zelfstandige familiale bedrijven. Dat impliceert eveneens dat de greep van de agro-industrie op de bedrijven aan banden wordt gelegd.
Ook dienen er minimumprijzen te komen zodat de prijs aan de landbouwer wordt gegarandeerd. Men dient goed na te denken hoe men de economische prijsparadox moet aanpakken. Het kan niet dat er steeds meer eisen aan de landbouwer worden gesteld en dat ze te weinig worden betaald voor het voedsel dat ze produceren. Kiezen voor kwaliteit zal een prijs hebben.
We vragen dat minister Dua actief zal deelnemen aan het debat over het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Het is belangrijk om ecologische en sociale criteria in de wereldhandel op te nemen om de concurrentiepositie van de landbouwers te vrijwaren. Ten slotte moeten we het parlementaire debat voortzetten om na te gaan welk landbouwbeleid wenselijk is, wat de rol is van het milieu en welke prijs de consument wil betalen. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Het was de bedoeling van de EU-commissievoorstellen om het uitbetalen van subsidies te koppelen aan voedselveiligheid en milieuvriendelijkheid. Van die goede intenties blijft na de EU-top zeer weinig over. Voor de huidige lidstaten blijft tot 2006 alles bij het oude en de boeren uit de nieuwe lidstaten krijgen vanaf 2004 25 procent inkomenssteun, die jaarlijkse groeit tot in 2013 hetzelfde niveau van de oorspronkelijke lidstaten is bereikt. De financiering van de nieuwe boeren gebeurt vanaf 2006 met een deel van de middelen van de oude boeren, die moeten inleveren.
In België gaan bijna 50 procent van de euro-subsidies naar export en die exportgelden gaan voor meer dan de helft naar multinationals. Er is meer onderzoek naar de bestemming van de gelden vereist.
Het deel van de EU-subsidies dat in België bleef, ging voor een belangrijk deel naar de agro-industrie. De landbouwers zijn steeds meer vazal van machtige leenheren. Door het niet afbouwen van export- en inkomensondersteuning blijft verder elke steun aan derdewereldlandbouwers achterwege. We wensen dat de afbouw van de landbouwsubsidies in het kader van de Europese uitbreiding uitsluitend op rekening komet van de multinationals en agro-bedrijven. Op die manier blijven er fondsen beschikbaar voor de ondersteuning van landbouwers om te komen tot een duurzame landbouw. Voedselveiligheid en milieuvriendelijkheid moeten daarbij uitgangspunten worden. Kwaliteit moet prijsbepalend worden.
We sluiten ons aan bij de vraag van de heer Matthijs hoe België de inzichten van Fischler wil omzetten in voelbare resultaten voor de Vlaamse landbouwers zonder afbreuk te doen aan de Europese solidariteit en met oog voor de landbouw in de derde wereld. De doelstelling van ons landbouwbeleid moet basiszelfvoorziening zijn op basis van eerlijke prijs-kwaliteitverhoudingen en import tegen eerlijke wereldprijzen.
Ten slotte stelt de heer Denys dat de 45 miljard euro elk jaar met nieuwe inkomsten wordt aangevuld om de toetreding van de andere landen te betalen.
Premier Verhofstadt heeft in het adviescomité gezegd dat er in 2006 42,8 miljard euro naar de bestaande landen gaat en dat dit bedrag jaarlijks met 1 procent toeneemt. Daarbovenop krijgen de nieuwe lidstaten een groeipad dat begint van 25 procent en toeneemt tot 100 procent in 2013.
Ik ben het eens met de invalshoek van de heer Bex. Ik wil twee zaken benadrukken. Ten eerste dient de hervorming van het gemeenschappelijke landbouwbeleid in het kader van de uitbreiding van de EU rekening te houden met een rechtvaardigere wereldhandel. Ten tweede is het essentieel dat het Vlaamse landbouwbeleid in Europa wordt verdedigd. Totnogtoe gebeurt dat niet.
De minister heeft op 19 maart verklaard dat mevrouw Neyts België vertegenwoordigt bij de Europese Unie waar het landbouw betreft. Ze zou akte nemen van de standpunten van Vlaanderen en Wallonië en ze zou die standpunten gewoon vertolken. Nu blijkt dat minister Michel verregaande verbintenissen is aangegaan waarmee wij het niet eens kunnen zijn.
Erkent de minister dat Vlaanderen onvoldoende aan bod komt op het overleg? Wij menen dat Vlaanderen een eigen vertegenwoordiging dient te hebben binnen de Europese Unie.
Het verheugt me dat het Vlaams Parlement een plenair debat heeft gewijd aan belangrijk onderwerp als de gevolgen van de uitbreiding van de Europese Unie voor de landbouw. Vlaanderen is nu immers ten volle bevoegd zijn voor landbouw.
Op de top van Brussel van 24 en 25 oktober werden de afspraken van de top van Berlijn bevestigd. Die afspraken betroffen de middelen die nodig zijn - over het algemeen en dus niet alleen voor landbouw - om de uitbreiding van de Europese Unie te financieren.
Op korte termijn, dus tot 2006, ligt de portefeuille vast. De uitgaven voor de tien nieuwe lidstaten worden geraamd op 16 miljard euro waarvan 4 miljard euro voor landbouwuitgaven. Tot die datum is er dus geen enkel probleem voor onze eigen landbouw. De toetreding was oorspronkelijk trouwens gepland voor 2003; het uitstel met één jaar zorgt nog voor enige financiële speelruimte.
De bezorgdheid van de landbouworganisaties betreft vooral de periode na 2006. Er werd afgesproken dat het totale bedrag voor marktbeleid en inkomenssteun zal worden bevroren tot 2013. Het gaat dus om een bedrag van 45,3 miljard euro in 2006, waarop een jaarlijkse verhoging met één procent wordt toegepast, en niet met anderhalf procent zoals oorspronkelijk afgesproken.
De regeringsleiders zijn daarbij uitgegaan van een onveranderd landbouwbeleid. De voorstellen van commissaris Fischler werden dus niet in aanmerking genomen en er werd evenmin rekening gehouden met mogelijke evoluties, onder meer inzake de exportrestituties, die het gevolg kunnen zijn van de WTO-onderhandelingen. De Vlaamse regering schaart zich trouwens achter de eis tot afschaffing of vermindering van de exportsubsidies die voornamelijk terechtkomen bij de agro-industrie.
Het uitgavenplafond heeft alleen betrekking op de eerste pijler van het landbouwbeleid, namelijk het markt- en prijsbeleid en niet op de tweede pijler, de plattelandsontwikkeling. Mettertijd zal blijken of dit een voordeel dan wel een nadeel is.
De regeringsleiders en de Europese Commissie zijn van mening dat er voldoende ruimte is om de landbouwers in de huidige EU-landen nominaal dezelfde premies te blijven betalen tot 2013. De inflatie wordt dus niet meegerekend. De landbouwuitgaven voor de nieuwe lidstaten wil men ook na 2006 in toom houden door het gradueel verhogen van de inkomenssteun van 25 procent in een eerste fase tot 100 procent, dus volledig vergelijkbaar met die in de huidige EU-landen, in 2013.
Er zijn ook een aantal knelpunten. Deze beslissingen worden alleen uitgevoerd als de kandidaat-lidstaten het ermee eens zijn. Verder is de kostenraming van de Europese Commissie volgens mij aan de lage kant. Deze inschatting heeft te maken met de klemtoon die wordt gelegd op structurele hulp en op plattelandsontwikkeling. Men gaat er ook vanuit dat de uitbaters van kleine bedrijven die op dit ogenblik aan overlevingslandbouw doen, in andere sectoren van de landbouw aan de slag zullen kunnen en dat ze geen beroep zullen doen op inkomenssteun.
De Vlaamse regering staat positief tegenover de toetreding. Ze beschouwt die als een belangrijke politieke uitdaging, ook al zal het niet altijd makkelijk zijn, zeker niet voor de landbouw. Daarom pleiten we voor een goede voorbereiding.
Het is niet waar dat de volledige last van de uitbreiding zal afgewenteld worden op de Vlaamse boeren. Er is een tijdspad en een financieringspad en daarvoor werden voldoende financiële middelen uitgetrokken. Het blijft wel afwachten wat er zal gebeuren in de tweede pijler en in de structuurfondsen.
De vraag is wat er zal gebeuren met het Europese landbouwbeleid op zich. Het resultaat van deze discussie zal determinerend zijn voor de financiering van de landbouw. Ik sta achter het standpunt van de Vlaamse regering over het Europees landbouwbeleid, over de WTO en over de toetreding van nieuwe lidstaten.
Commissaris Fischler had voorstellen geformuleerd om de directe inkomenssteun los te koppelen van de productie en te relateren aan milieu-eisen. Er zouden bedrijfsplafonds worden ingevoerd en de tweede pijler van het landbouwbeleid, die betrekking heeft op voedselveiligheid, dierenwelzijn, kortere ketens en milieumaatregelen, zou hervormd en verstrekt worden. Voor deze acties zou de Europese tussenkomst mettertijd kunnen opgetrokken worden van de huidige vijftig procent naar zestig of zeventig procent.
Een afroming van de inkomenssteun aan bedrijven die jaarlijks 5000 euro steun ontvangen, is niet aanvaardbaar zonder compensaties. Een loskoppeling van de steun en de productie door de boer, is verdedigbaar, maar dan wel met het behoud van productiequota. De uitbouw van de tweede pijler, namelijk de plattelandsontwikkeling, is zeer belangrijk en moet worden gefinancierd door de eerste pijler, het markt- en prijsbeleid. Concreet moet dit gebeuren door een afbouw van de exportrestituties en door het inbouwen van lagere plafonds. Ik ben een voorstander van cross-compliance in een Europees kader en vraag ook dat de verstedelijkte gebieden een aparte plaats krijgen in de tweede pijler.
Deze standpunten vormen tevens het officiële standpunt dat staatssecretaris Neyts op internationaal niveau verdedigt en dat het resultaat is van het overleg tussen het Waals en Vlaams Gewest. Het is niet meer dan normaal dat regio's al eens van mening verschillen, maar op Europees niveau wordt steeds een eensgezind standpunt verdedigd.
Vol verwachting kijk ik uit naar de landbouwraad die in november zal plaatsvinden, want ook ik weet niet wat de toekomst ons zal brengen. Europees commissaris Fischler popelt om met hervormingsvoorstellen op de proppen te komen, terwijl anderen zeggen dat er niets zal veranderen tot 2006. Ik ben er zelf voorstander van om de discussie over de hervorming van de Europese landbouw voort te zetten, omdat dit te belangrijk is voor onze landbouwers.
Vlaanderen heeft 93 percent van de beschikbare enveloppe voor de tweede pijler van de Europese begroting 2001-2002 gebruikt. Het is duidelijk dat Vlaanderen meer Europese middelen nodig zal hebben om tot een duurzamere landbouw te komen. De tweede pijler is voor ons zeer belangrijk.
Aan de heer Maes zeg ik dat ik het idee van een parlementaire werkgroep die deze problematiek van nabij zou opvolgen, toejuich. (Applaus)
Ik heb duidelijkheid gevraagd over de financiering van het Europese landbouwbeleid. Zal in 2006 nog steeds 44 miljard euro gaan naar de rechtstreekse inkomenssteun van de boeren in de vijftien huidige EU-staten?
De tabel met alle cijfers zal ik bezorgen aan de commissie voor Landbouw. Van de 48,5 miljard euro die in 2013 naar de Europese landbouw zal gaan, zal 46 miljard naar de huidige EU-landen gaan en 2,5 miljard naar de uitbreidingslanden. Zelf ben ik er niet van overtuigd dat dit laatste bedrag voldoende zal zijn voor de boeren in de uitbreidingslanden. Ik veronderstel dat de Europese Commissie uitgaat van een streng saneringsscenario, maar we mogen niet uit het oog verliezen dat het hier vaak om overlevingslandbouw gaat. We moeten lessen trekken uit het verleden en proberen om ook in die landen een harmonische landbouw te realiseren.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Vermeiren en door de heer Matthijs en mevrouw Merckx-Van Goey werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Zij moeten uiterlijk vrijdag 8 november 2002 om 17 uur zijn ingediend.
Het Parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering uitspreken.
Het incident is gesloten.