Verslag plenaire vergadering
Verslag
ACTUALITEITSDEBAT
Resolutie Raad van Europa
De voorzitter : Aan de orde is het actualiteitsdebat over de resolutie van de Raad van Europa over de bescherming van de minderheden in België.
De bespreking is geopend.
Ik stel vast dat minister Van Grembergen de enige aanwezige minister is.
Minister-president Dewael heeft schriftelijk gemeld dat minister Van Grembergen zou antwoorden omdat hij dit dossier gevolgd heeft.
Op 26 september heeft de Raad van Europa de resolutie over de bescherming van de minderheden in België goedgekeurd. De Vlaamse stelling dat er in België maar één minderheid is, namelijk de Duitstalige, heeft het dus niet gehaald. Volgens de resolutie zijn er in België ook regionale minderheden : een Franstalige minderheid in Vlaanderen en een Duitstalige en Nederlandstalige in Wallonië. Hoe men het ook interpreteert, Vlaanderen wordt internationaal veroordeeld. Vlaanderen krijgt dezelfde plichten als de natiestaten, maar niet dezelfde rechten.
Ik weet dat we deze resolutie kunnen relativeren. De initiatiefneemster, mevrouw Nabholz was duidelijk vooringenomen. De resolutie heeft geen juridische gevolgen. Stemmingen in de Raad van Europa hebben veel weg van een loterij. Vertegenwoordigers uit pakweg Daghestan beslissen dus wie zich in België op het statuut van minderheid kunnen beroepen.
Toch kunnen we niet om enkele fundamentele vaststellingen heen. De communautaire vrede is een utopie. In Franstalig België heeft heel de politieke wereld zegebulletins verspreid. Deze actie was een doelbewuste aanval op het Belgische pacificatiemodel. Opnieuw botsen twee verschillende opvattingen. Vlaanderen gelooft in een eentalig Wallonië en een eentalig België. Wie verhuist moet zich assimileren. De Franstaligen vinden dat ze met hun taal in heel België terecht moeten kunnen. Vlaanderen dient veroverd te worden : eerst de faciliteiten uitbreiden, dan tweetaligheid, dan aanhechting bij Brussel om daar ten slotte te weigeren de taalwetgeving toe te passen.
Wanneer het al maanden duidelijk is dat Vlaanderen internationaal veroordeeld dreigt te worden, zou de Vlaamse regering haar belangen op een duidelijke manier moeten behartigen.
Het bezoek van mevrouw Nabholz komt niet uit de lucht vallen. Men heeft voldoende tijd gehad om te reageren. De Vlaamse regering heeft echter weinig of niets ondernomen; de federale regering heeft niets gedaan om het samenlevingsmodel actief te verdedigen. Dat is niet logisch. De federale instellingen zijn verlamd door de tegenstelling tussen Vlamingen en Franstaligen. Het is duidelijk dat de Belgische structuren niet geschikt zijn om op cruciale punten het Vlaamse belang in het buitenland te verdedigen.
Het Vlaamse initiatief om de situatie in de Brusselse ziekenhuizen aan te kaarten bij de Raad van Europa is niet meer dan een doekje voor het bloeden en speelt in de kaart van de Franstaligen door de situatie van de Franstalige inwijkelingen in Vlaanderen te koppelen aan die van de Vlamingen in Brussel. Wat wil men bereiken met dit initiatief? De wetgeving volstaat. De Raad van Europa kan alleen maar tot de conclusie komen dat de Vlaamse ministers onvoldoende ruggengraat hebben om die wetgeving toe te passen.
Tot enkele maanden geleden was ik ervan overtuigd dat de samenlevingsproblemen tussen Vlamingen en Franstaligen intern geregeld moesten worden. De Franstaligen hebben deze ongeschreven regel evenwel met succes overtreden. Dat heeft de Vlaamse Gemeenschap heel wat schade berokkend.
Het klopt evenwel niet dat de problemen van de Brusselse Vlamingen gekoppeld worden aan de Franstaligen in de Rand. We benaderen de problemen van de Vlamingen in de Brusselse ziekenhuizen vanuit hun recht op gezondheid. De enige manier om een situatie te veranderen is deel uitmaken van de meerderheid en altijd op hetzelfde blijven hameren.
Alle ogen zijn nu gericht op de werkgroep van de interministeriële conferentie voor Buitenlands Beleid. Die moet een definitie van een nationale minderheid opstellen. Ook hier is er heel wat onduidelijkheid en krijgen we tegengestelde meningen te horen. Wat is de stand van zaken in die werkgroep? Het enige antwoord van de Vlamingen kan zijn dat ze hun medewerking aan de zoektocht naar een definitie stopzetten en het Raamverdrag inzake de Bescherming van de Nationale Minderheden niet ratificeren.
Hoe kijkt de minister-president aan tegen de manier waarop de Vlaamse regering deze zaak gevolgd heeft? Welke conclusie trekt hij uit het feit dat de federale regering niets doet en uit het gejuich van de Franstaligen? Is de goedkeuring van de resolutie geen aanleiding om wat meer Vlaamse ruggengraat te tonen? Hoe zit het met de interministeriële conferentie voor Buitenlands Beleid?
Ik vind het ongehoord dat de minister-president in dit debat niet namens de Vlaamse regering optreedt. Deze zeer belangrijke aangelegenheid betreft veel beleidsdomeinen en moet haar beslag krijgen in de interministeriële conferentie voor Buitenlands Beleid. In een dergelijk geval dient ofwel de minister voor Buitenlandse Aangelegenheden ofwel de minster-president te antwoorden. Ik kan een beroep doen op het reglement om de aanwezigheid van de minister-president te vorderen. De minister-president legt elders mooie verklaringen af, maar hij dient het Vlaamse belang niet. (Applaus bij CD&V en het VB)
Het is ondenkbaar dat de minister-president in dit debat, dat gaat over het algemene Vlaamse belang, niet het woord neemt.
Binnen de Vlaamse regering hebben de minister-president en ikzelf afspraken gemaakt om een antwoord te formuleren voor dit actualiteitsdebat. Het klopt dat u volgens het reglement kan eisen dat de minister-president aanwezig is; maar de afspraak dat een minister zal antwoorden, moet eveneens worden gerespecteerd.
Federaal premier Verhofstadt en minister-president Dewael willen ons doen geloven dat de resolutie-Nabholz geen probleem vormt.
Ik ben het daarmee niet eens. Een ratificatie van de kaderconventie, met de resolutie-Nabholz als referentiekader, zal belangrijke gevolgen hebben. De Franstalige minderheid kan vragen om Franstalig onderwijs, niet alleen in de faciliteitengemeenten, maar in heel Vlaanderen. Ze kan ook de oprichting vragen van nieuwe faciliteitengemeenten en vergunningen voor zenders die in Vlaanderen in het Frans uitzenden. Daarnaast is er een hele reeks van afdwingbare rechten, bijvoorbeeld inzake het gebruik van de talen in bestuurshandelingen.
Dat alles kan leiden tot een veralgemeende tweetaligheid, zij het op een andere manier dan in het voorstel van de heer Columberg. De Belgische institutionele evenwichten worden op de helling gezet.
Sommige Franstaligen hebben de Raad van Europa misbruikt om één van de meest essentiële grondslagen van de Belgische staatsinrichting aan te vechten, namelijk de indeling in taalgebieden en de daaruit voortvloeiende homogeniteit van de taalgebieden.
De afgevaardigden in de parlementaire assemblee hebben alle mogelijke inspanningen gedaan om deze zaak te milderen. De heer Van Grembergen heeft dit ook gedaan, tot hij minister werd. De lakse houding van de federale premier en van de nieuwe minister van Buitenlandse Aangelegenheden, de heer Gabriels, hebben bijgedragen tot de beeldvorming over het zogenaamde onverdraagzame Vlaanderen.
De heer Van den Brande heeft in Straatsburg alle werkzaamheden rond het verslag-Nabholz gevolgd. Hij beweert dat het verslag de mogelijkheid biedt om in heel Vlaanderen Franstalig onderwijs op te richten. Ik zou echter willen verwijzen naar punt 57 van het verslag waarin staat dat de raamovereenkomst niet het recht geeft op onderwijs in de taal van de minderheid overeenkomstig artikel 14 van de raamconventie. Dat betekent dat de Franstaligen in Vlaanderen niet het recht hebben op onderwijs in hun eigen taal, behalve dan in gemeenten met taalfaciliteiten, ook niet indien België de raamovereenkomst zou bekrachtigen overeenkomstig het voorstel van de commissie. De heer Van den Brande mag dit soort van berichten niet de wereld insturen.
Ik maak dat op uit de twee rapporten-Nabholz, gekoppeld aan artikel 14 van de raamconventie en aan de nadrukkelijke bevestiging door mevrouw Nabholz in de commissie, voorafgaand aan de behandeling in de plenaire vergadering van donderdag 26 september. Ze heeft daar gezegd dat de rechten in de conventie niet alleen gelden voor de faciliteitengemeenten, maar evengoed voor la Flandre profonde.
Als men de resolutie-Nabholz consequent wil toepassen, moeten de taalwetgeving en de faciliteitenregeling overgeheveld worden naar de deelstaten en zijn er op federaal vlak geen beschermingsmechanismen meer nodig zoals een paritaire regering, paritaire rechtscolleges en dubbele meerderheden. Mijn fractie wenst niet in de situatie terecht te komen waarbij een minderheid de meerderheid bestuurt.
Als de Vlamingen Europa begrijpen, dan is het nu gedaan met de omzendbrief-Peeters, zegde de burgemeester van Wezembeek-Oppem. Zelfs op een ogenblik als dat neemt de minister-president geen afstand van een dergelijk standpunt. Hij stelt dat de omzendbrief-Peeters geen goed instrument is. Nochtans heeft die circulaire sinds 1998 slechts aanleiding gegeven tot gemiddeld tien klachten per jaar bij de Vaste Commissie voor Taaltoezicht. De minister-president blijft proclameren hoe goed de verhoudingen tussen Franstaligen en Vlamingen zijn. Ik stel echter vast dat deze politiek op niets uitdraait.
Na de goedkeuring van de resolutie-Nabholz, een belangrijk nieuw politiek feit, moet de Vlaamse regering vooropstellen dat ze vasthoudt aan het standpunt van de Vlaamse regering van 23 juli 1997. Dat staat in contrast met het standpunt van de Vlaamse regering van februari jongstleden dat de definitie zou opgesteld worden binnen de interministeriële conferentie voor buitenlands beleid. In België kunnen alleen de Duitstaligen worden beschouwd als een nationale minderheid. Er kan geen sprake zijn van regionale minderheden. Ze moet ook verklaren dat ze het Vlaams Parlement niet zal vragen de Europese kaderconventie te ratificeren.
Ik vraag een duidelijk antwoord op mijn vragen. (Applaus bij CD&V en VB)
Ik begrijp de houding van de oppositie niet. Over het rapport-Nabholz bestaat er geen meningsverschil tussen de Vlaamse politieke partijen. De onderlinge verwijten zijn strategisch verkeerd. De politiek verantwoordelijke Vlamingen hebben alle mogelijke inspanningen gedaan om het Vlaamse belang te dienen.
Op aanstoken van een aantal Franstalige heethoofden wordt de hele Vlaamse gemeenschap door de Raad van Europa in een verkeerd daglicht gesteld.
Wat de heer Van den Brande zegt is een vorm van Vlaamse zelfkastijding. Niet Vlaanderen krijgt een deuk in in zijn moreel gezag, maar de Raad van Europa zelf, een instelling die blijkbaar lijdt aan selectieve blindheid. De voornaamste opdracht van de Raad van Europa is het verhinderen van echte discriminaties in de landen die lid zijn van die instelling. De Raad van Europa heeft echter twee keer na elkaar een communautair knelpunt opgetild tot een dossier van culturele discriminatie van bevolkingsgroepen. Voor mij is dat het bewijs dat deze instelling de verkeerde prioriteiten legt.
De VLD kan niet aanvaarden dat de Franstaligen de toepassing van het territorialiteitsprincipe gelijkstellen met een culturele discriminatie van de Franstaligen in Vlaanderen. De partij aanvaardt evenmin dat de Franstaligen voor dit communautair conflict naar een niet bevoegde Europese instelling trekken.
Vooral het verwijt van culturele discriminatie vind ik ergerlijk. Ik heb veel vrienden in de Franstalige milieus van Gent. In privé-kring spreken ze Frans en in hun omgang met de overheid Nederlands. Bij deze mensen heb ik nog nooit het verwijt gehoord dat ze cultureel onderdrukt worden. Zij vragen geen faciliteiten.
Toen ik de voorzitter van de vereniging voor de bescherming van de Franse cultuur in Vlaanderen onlangs vroeg hoe de Franstaligen in Vlaanderen cultureel worden gediscrimineerd, kon hij alleen maar verwijzen naar het feit dat TV5 niet op de kabel mag. Deze weigering hangt samen met een discussie over vergoedingen en wil Franstaligen de communicatie in hun moedertaal helemaal niet ontzeggen.
Vlaanderen is een eentalige regio, wat als logisch gevolg heeft dat het Nederlands de enige taal is in contacten met de overheid. Dat neemt niet weg dat Franstaligen privé hun moedertaal kunnen spreken. Het betekent evenmin dat ze afgesneden worden van de communicatie in hun moedertaal. Het gaat niet om een discussie over culturele discriminatie, maar om een communautaire discussie die al werd beslecht in de Grondwet en de taalwetten.
Walen en Vlamingen kunnen hierover van mening verschillen, maar het is ongehoord dat de Franstaligen hiervoor naar een buitenlandse instelling zonder bevoegdheid en zonder kennis van zaken trekt. De VLD is gechoqueerd door de houding van de Franstaligen. De Franstaligen kunnen met hun klachten terecht bij het Arbitragehof en de Raad van State. Op deze manier zetten zij het samenleven in federaal staatsverband op de helling.
Nog een grotere schok was de euforische houding van sommige Franstalige partijvoorzitters. Waar we in het voorjaar nog pleitten voor een constructief debat met de Franstaligen over de omschrijving van de minderheden in het kader van de ondertekening van het verdrag van de minderheden, vragen we de Vlaamse regering vandaag de besprekingen onmiddellijk te staken. De tegenpartij is immers te kwader trouw.
Ik vraag de Vlamingen die naar de Raad van Europa willen trekken om de taaldiscriminatie van Vlaamse patiënten in Brusselse ziekenhuizen aan te klagen, hun acties te stoppen. Wij mogen immers niet dezelfde fout maken. De Raad van Europa heeft haar moreel gezag door de goedkeuring van het Nabholz-rapport volledig verloren. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Dus de VLD vraagt de Vlaamse regering haar medewerking aan de objectieve omschrijving van het begrip minderheid te staken?
Ik zei dat de houding van de Franstaligen op dit moment een constructief overleg onmogelijk maakt. (Applaus bij het VB en VU&ID)
De goedkeuring van de Europese resolutie zorgt wel voor duidelijkheid. Als België het minderhedenverdrag ratificeert, kan een rechter die de redenering van de Raad van Europa volgt een Belgisch voorbehoud gewoon naast zich neerleggen. Is de VLD er voorstander van het minderhedenverdrag niet te ratificeren? Staat de partij nog steeds achter de omzendbrief-Peeters?
De VLD kiest ervoor de Raad van Europa te negeren. Het gaat hier om een communautair conflict waarvoor het Arbitragehof en de Raad van State bevoegd zijn. Mijn partij staat nog steeds achter het principe van de omzendbrief-Peeters, maar zal zich neerleggen bij de uitspraak van de Raad van State.
Het rapport-Nabholz en de op die basis goedgekeurde resolutie zijn een aanfluiting van de werkelijke toedracht. De Franstaligen weigeren om het territorialiteitsbeginsel te respecteren en hebben hiervoor een beroep gedaan op de raad van Europa. De Raad van State en het Arbitragehof hebben hen op dit vlak immers steeds in het ongelijk gesteld.
De actie van de Franstaligen getuigt van gebrek aan respect voor de democratische besluitvorming en de rechtsstaat. De Vlaamse regering en het Vlaams Parlement moeten op een waardige manier te kennen geven dat van een subtiele invoering van tweetaligheid in Vlaanderen geen sprake kan zijn. Het goedgekeurde amendement-Manzela bevestigt trouwens dat de grondwettelijke bepalingen van een land moeten worden gerespecteerd.
Het rapport-Nabholz is een minwaarde op het blazoen van de Raad van Europa. De definitieve ratificatie van het minderhedenverdrag is slechts mogelijk als het ministeriële comité de definitie van een minderheid objectief kan invullen, in overeenstemming met de motie van aanbeveling van het Vlaams Parlement van 27 maart 2002 en de houding van de Vlaamse regering op 23 juli 1997.
Slechts 95 van de 540 leden van de Raad van Europa waren aanwezig bij de stemming over voornoemde resolutie. Uiteindelijk keurden 63 leden, ongeveer 12 procent, de resolutie goed. Dat wijst op het relatieve belang ervan.
Enkele Franstaligen hebben misbruik gemaakt van de Raad van Europa en de kaderconventie over de Rechten van Nationale Minderheden. De benadering van de Vlaamse regering was weinig spectaculair maar heeft geleid tot het best bereikbare resultaat.
Door de goedkeuring van de amendementen heeft de resolutie een beperkte draagkracht : ze is niet afdwingbaar en heeft geen gevolgen voor de taalfaciliteiten. Dankzij de inspanningen van diverse Vlaamse leden van de raad heeft mevrouw Nabholz haar verzet tegen de twee amendementen opgegeven. Nu staat er in de resolutie dat de burgers de taal van de streek moeten leren en dat de grondwettelijke structuur en het territorialiteitsbeginsel moet gerespecteerd worden. De Franstalige bestuursmeerderheid in Wezembeek-Oppem erkende trouwens dat de amendementen de resolutie uitholden.
Mandatarissen van verschillende Vlaamse partijen hebben ondertussen een klacht ingediend bij de Raad van Europa over de toegang tot de gezondheidszorg in Brusselse ziekenhuizen voor Nederlandstaligen. Kamerlid Lode Van Oost zal zich, hopelijk samen met de andere Vlaamse leden van de Raad van Europa, inzetten voor de correcte behandeling van die klacht.
Laat ons dit voorval niet aangrijpen om de legitimiteit van de Raad van Europa of de minderhedenconventie in vraag te stellen. De invloed van de resolutie is beperkt : om de taalfaciliteiten uit te breiden is een grondwetswijziging nodig. (Applaus bij de VLD, AGALEV en VU&ID)
Het imago van Vlaanderen is zwaar geschaad door deze goed voorbereide actie van de Franstaligen. Zij vinden ook in Wallonië geen meerderheid voor hun eisen en daarom maken zij oneigenlijk gebruik van de kaderconventie.
Bij de Vlaamse bevolking heerst verwarring : de meesten weten niet dat de Raad van Europa geen orgaan is van de Europese Unie. De manier waarop de resolutie goedgekeurd is, is wraakroepend. Nauwelijks een derde van de leden was aanwezig. In geen enkele democratische assemblee kan dan rechtsgeldig gestemd worden.
Mevrouw Nabholz breidt het toepassingsgebied van de kaderconventie eenzijdig uit. Zij introduceert het begrip regionale minderheid en geeft een eigen interpretatie aan het begrip historische minderheid. De resolutie gaat daarenboven voorbij aan de legitimiteit van de Belgische Grondwet. De kaderconventie laat het definiëren van de nationale minderheden wel over aan de verdragsstaat. Daardoor krijgt het advies van een expertenpanel voorrang boven de Belgische grondwettelijke mechanismen.
Het is duidelijk dat Vlaanderen de kaderconventie niet mag ratificeren. Een goedkeuring van het federale parlement echter, zal, zelfs als het Vlaams Parlement niet ratificeert, tot gevolg hebben dat elke Belgische burger de opname ervan in de federale wetgeving kan eisen.
Aangezien de taalwetgeving een federale bevoegdheid is, is het hek dan helemaal van de dam en behoort het Belgisch pacificatiemodel misschien wel tot het verleden. Voor dit model heeft Vlaanderen intussen al genoeg betaald. Als het niet meer werkt, dan hoeft België ook niet meer voor ons. (Applaus bij CD&V, VB en VU&ID).
Ik ben toch tevreden over een aantal zaken.
Vooreerst heerst hier een grote overeenstemming, over alle fracties heen, over de afwijzing van een mogelijke ratificatie. Vlaanderen wordt binnen de Raad van Europa voorgesteld als een imperialistische staat. Als de Raad zijn taak slecht uitvoert, moet België dit orgaan verlaten. Voorlopig kunnen we de Raad nog altijd gebruiken voor de verdediging van de echte Europese minderheden.
Waar is het allemaal misgelopen? De Vlaamse regering is er niet in geslaagd de werkelijke toestand uit te leggenn maar de echte fouten werden gemaakt op federaal vlak. De eerste minister is immers gekluisterd aan het fragiele evenwicht met de Franstaligen; zij wilden niet dat de feiten correct werden weergegeven. Het is dus op federaal vlak dat werd aangetoond dat het Belgische systeem, waar de N-VA al afstand van heeft genomen, niet meer werkt. De Raad van Europa gaat uit van het bestaan 2 verschillende staten die elk hun eigen minderheden hebben.
Verder bestaat er blijkbaar ook een grote eenstemmigheid over de te volgen strategie. De N-VA en het Vlaams Blok waren aanvankelijke de enige partijen die elke vorm van ratificatie afwezen. Zelfs indien het begrip 'minderheid' zeer stringent gedefinieerd zou worden, zou er nog geen ratificatie mogen plaatsvinden want alle rechtbanken kunnen dat voorbehoud naast zich neerleggen.
Ik hoop dus dat de minister bij zijn verklaring zal blijven en dat Vlaanderen het verdrag niet zal ratificeren. (Applaus bij CD&V, VB en VU&ID).
Nadat het rapport Nabholz-Haidegger in de Raad van Europa ingediend werd, werd gezegd dat de Franstaligen zich als een onderdrukte minderheid zouden willen laten beschouwen in Vlaanderen. Dit is niet correct. In dit halfrond klonken de afgelopen jaren echter steevast verklaringen waarin men stelde dat de faciliteiten op termijn moesten afgeschaft worden. De Franstaligen wensten enkel aan te tonen dat zij een minderheid zijn, in de hoop dat zij op die manier in Vlaanderen bepaalde rechten zouden kunnen behouden, waarin de raamovereenkomst voorziet.
Ik bewonder de elegante manier van de Franstaligen om hun standpunten te vertolken. Maar ze sperken met een gespleten tong : ze beweren dat ze hun rechten zouden verliezen.
De waarheid is echter dat hun politiek programma er in bestaat om de faciliteiten, zowel inhoudelijk als territoriaal, uit te breiden. U wil de faciliteiten omzetten in tweetaligheid in Vlaanderen, de faciliteitengemeenten annexeren bij Brussel en ze volledig verfransen. Dit terwijl hoe hoegenaamd niet het slachtoffer bent van discriminatie in Vlaanderen (Applaus bij CD&V, VB en VU&ID).
Het administratief systeem waarbij men Franstalige documenten kon bekomen in de faciliteitengemeenten heeft 1963 tot 1997 perfect gewerkt. Dit systeem kwam door de rondzendbrief-Peeters echter in de verdrukking. Zelfs de minister-president vond het geen goed middel.
Als er geen sprake is van discriminatie, waarom krijgen de tweetalige jeugdhuizen dan geen subsidies van de Vlaamse regering? Indien Vlaanderen dit wel zou doen, zou dit voor de Franstaligen een teken zijn dat men bereid is om hen als een minderheid te aanvaarden. Waarom zijn er, in verband met de toekenning van sociale woningen in de faciliteitengemeenten, regelementen die stipuleren dat men een culturele band met Vlaanderen moet kunnen aantonen?
Het rapport-Nabholz is overigens geen definitieve overwinning omdat de minderhedenconventie nog moet goedgekeurd worden, zoals de federale regering beloofd heeft in het Lambermontakkoord. Samen met het verslag van de Commissie van Venetië vormt het rapport-Nabholz een goede basis. De Commissie van Venetië schrijft dat er in België één minderheid is, de Duitstalige. Maar omdat Vlaanderen en Wallonië over verregaande autonomie beschikken, moet nagegaan worden of er minderheden verblijven in die deelstaten. En die zijn er volgens ons.
De Franstaligen in Vlaanderen zijn weldegelijk een historische minderheid. De taaltelling van 1947 bewijst dat al.
Ik benadruk vooraf dat ik in naam van de hele regering en in nauw overleg met minister-president Dewael antwoord.
Ik vind het niet meer dan normaal dat de heer Van Eyken zijn ideeën kan toelichten in het Vlaams Parlement, terwijl een in Nijvel rechtstreeks verkozen senator manu militari uit een gewest- en een gemeenschapsraad werd geweerd. Dat bewijst de kwaliteit van de Vlaamse democratie. (Applaus bij de VLD en VU&ID)
Als we in Vlaanderen verontwaardigd zijn over de goedkeuring van de resolutie van mevrouw Nabholz, dan is dat niet vanwege een extremistisch flamingantisme. Maar wel omdat elke Vlaming zich vrijwel dagelijks openstelt voor andere culturen en talen. Dat benadrukt alleen maar onze eigen identiteit. Het is daarom jammer dat de Franstaligen zich afsluiten van hun belangrijkse partner in België.
Ik benadruk dat het standpunt van de Vlaamse regering niet gewijzigd is. Ze houdt onverminderd vast aan het standpunt dat de Vlaamse regering in 1997 formuleerde : noch op het grondgebied van België, noch op een deel ervan bestaat er een andere nationale minderheid dan de Duitstalige gemeenschap. Enkel onder die voorwaarde is de Vlaamse regering bereid de minderhedenconventie te ratificeren. We blijven naar de interministeriële conferentie voor het Buitenlands Beleid gaan, ongeacht de agenda. Als de federale regering, de Franse Gemeenschap of het Waals Gewest voorstelt om de minderhedenconferentie te ratificeren, gaat de Vlaamse regering daar niet op in als tegelijk wordt gevraagd de definitie van een minderheid te wijzigen. De Vlaamse regering heeft twee advocaten aangesteld om ons standpunt te verdedigen : de professoren Storme en Velaers.
Zelfs als de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Kamer de Minderhedenconventie goedkeuren, treedt die conventie niet in werking. Daarvoor moeten alle deelstaten ze goedkeuren. Het Vlaams Parlement heeft de sleutel dus in handen. Ik zie overigens niet in hoe de federale Kamer de minderhedenconventie zou goedkeuren.
De rondzendbrief-Peeters blijft ongewijzigd van kracht. Pas na een eventueel arrest van de Raad van State, zullen we die rondzendbrief wijzigen.
De Vlaamse regering wordt verweten dat ze dit dossier onvoldoende heeft voorbereid. We hebben geprobeerd alle leden van de Raad van Europa in hun eigen of in hun tweede taal in te lichten over de institutionele situatie in België.
De Vlaamse commissarissen hebben met wisselend succes geprobeerd om hun politieke fractie inzicht te verschaffen in de staatshervorming.
Verder heeft de heer Anciaux de opdracht gekregen om met commissarissen uit verschillende Europese fracties gesprekken te voeren over de constitutionele invulling en de taalwetten. De ondernomen acties zijn evenwel onvoldoende geweest om de volledige Raad te mobiliseren om te blijven voor de stemming over de resolutie. Ten slotte is de resolutie geen aanbeveling. Ze krijgt pas draagkracht als we die verlenen.
De Vlaamse regering volgt het standpunt dat ik vertolk. We zullen met de Raad van Europa nog gesprekken voeren om na te gaan hoe we de inzichten beter kunnen vertolken. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
De definitie van de Vlaamse regering blijft dus degene die vastgelegd is in 1997 en herbevestigd is in de motie van het Vlaams Parlement van 27 maart 2002. Zonder die definitie zal men het raamverdrag niet ratificeren. Voorts stelt de minister dat de rondzendbrief-Peeters niet afgeschaft wordt. Wordt die uitgevoerd, zolang er geen uitspraak van de Raad van State is?
Ja.
Zolang minister Van Grembergen terzake bevoegd was, heeft hij alle mogelijke inspanningen gedaan. De federale regering heeft evenwel geen enkel diplomatiek initiatief ondernomen ten opzichte van de 43 ambassadeurs in de andere landen van de Raad van Europa of ten opzichte van het Comité van Ministers. Minister Gabriels en de minister-president hebben vanaf de zitting van 2 september een initiatief genomen om de Belgische situatie te verduidelijken.
Het is onmogelijk om de weg van de minderheden te volgen en tegelijkertijd de evenwichten in het Belgische institutionele huishouden te behouden. We zullen een motie van aanbeveling indienen. (Applaus bij CD&V)
Het Vlaams Parlement is wel degelijk de plaats om dit debat te voeren. Het is de taak van de regering om op te treden tegen de internationale blamage en die te verhinderen.
Voorts moet de internationale informatiecampagne een permanent karakter krijgen. De Vlaamse regering dient op een permanente manier aan de Europese partners duidelijk maken hoe de communautaire situatie in elkaar zit.
Men gaat geen definitie van het begrip 'minderheid' vinden, aangezien de Franstaligen het niet eens zijn met die goedgekeurd door het Vlaams Parlement. De ratificatie van het raamverdrag is een risico en biedt Vlaanderen geen voordeel. Daarom pleiten we voor : geen defintie en geen ratificatie. (Applaus bij het VB)
Ik doe een oproep om geen motie van aanbeveling in te dienen. De regering stelt dat ze onverkort zal uitvoeren wat in de motie van maart staat. Dat dient niet herbevestigd te worden in een nieuwe motie.
Ik heb geen problemen met het formuleren van een gemeenschappelijke tekst. Ik stel voor dat de betrokken fracties daarvoor gaan samenzitten. Dat dient het Vlaamse algemene belang.
We hebben de vorige motie niet onderschreven. We stellen voor om juridisch advies in te winnen over de mogelijkheid voor rechtbanken om van het minderhedenbegrip af te wijken. We zullen de beperkende visie in een motie van aanbeveling opnemen.
De administratie Buitenlandse Aangelegenheden dient na te gaan op welke manier de voorlichting over de staatshervorming beter kan worden georganiseerd op Europees niveau.
Als minister bevoegd voor binnenlands beleid en buitenlandse aangelegenheden heb ik vroeger het dossier-Nabholz opgevolgd. Ik ben begin september naar de vergadering gekomen en heb daar in afspraak met minister Gabriels mijn inzichten geformuleerd als minister van Binnenlandse Aangelegenheden.
Momenteel hebben een aantal grote landen het raamverdrag nog niet ondertekend of geratificeerd. Veel leden van de Raad van Europa zullen dat verdrag wel goedkeuren. Als dat gebeurt, kan Vlaanderen niet achterblijven. Enkel als de politieke en constitutionele voorwaarden vervuld zijn, zal Vlaanderen het raamverdrag ondertekenen.
We hebben schriftelijk laten weten dat we een motie van aanbeveling hebben ingediend.
Moties van aanbeveling
Door de heer Van Overmeire, door de heren Vandenbroeke en Van Dijck en door de heer Van den Brande werden tot besluit van dit actualiteitsdebat moties van aanbeveling aangekondigd.
Ze moeten uiterlijk vrijdag 4 oktober 2002 om 17 uur zijn ingediend.
ingediend. Ze zullen worden gedrukt en rondgedeeld.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
De heer Van den Brande nodigt ons uit om aan tafel te gaan zitten. Het kan echter niet de bedoeling zijn de tekst van de vorige resolutie af te zwakken.
Dat is het laatste wat ik zou willen.
De bespreking is gesloten.