Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is het voorstel van de heer Vermeiren om het op 26 juni 2002 door het Vlaams Parlement ingestelde belangenconflict te beëindigen.
Wij vernamen dat de Kamer inmiddels amendement 98 heeft goedgekeurd. De voorzitter van die assemblee zal het verslag bezorgen. Maar er werd wel een tweede lezing gevraagd, die volgens het Kamerreglement vandaag nog kan plaatsvinden. Ook in dat geval kan een verslag gevraagd worden. Het is evenwel duidelijk dat dit niets anders dan vertragingsmaneuvers zijn om een discussie ten gronde te vermijden. De afloop verandert niets aan de bespreking van de grond van de zaak.
De bespreking is geopend.
Vorige week werd een motie betreffende een belangenconflict goedgekeurd over de beroepsinlevingscontracten. In Vlaanderen zijn deze contracten beter bekend als stagecontracten.
Er zijn verschillende redenen om een belangenconflict in te roepen. Vooreerst zou de goedkeuring door de federale wetgever van amendement nummer 6 op het ontwerp van programmawet, er voor zorgen dat het beroepsinlevingscontract in Vlaanderen meer kosten zou meebrengen voor de werkgevers en de gewesten. Verder werd er door het amendement bijkomende administratieve rompslomp gecreëerd. Ten slotte was het ook onduidelijk hoe de bevoegheden precies verdeeld werden. Ook dit schaadt onze belangen.
Afgelopen vrijdag nam de commissie daarom contact op met de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
De Kamer van Volksvertegenwoordigers kwam tot het besluit dat de Vlaamse belangen niet ernstig werden geschaad, maar zat toch verveeld met het belangenconflict. Ze koos na een overleg tussen de federale regering en de bevoegde Vlaamse ministers, voor een elegante oplossing zonder gezichtsverlies.
Dat heeft geleid tot de indiening van zeven amendementen, die door de commissie werden aanvaard, maar voor tweede lezing naar de Raad van State werden gestuurd. Opleidingen met als finaliteit beroepsbekwaming worden uit het toepassingsgebied van de wet geweerd, de bevoegdheden van de Koning worden beperkt tot federale items en de lastenverhoging voor Vlaamse bedrijven en het Vlaams Gewest wordt zoveel mogelijk vermeden. Omdat de inhoud van de amendementen tegemoetkomt aan onze opmerkingen, stel ik voor het belangenconflict voorlopig te beëindigen.
Vorige week riep het Vlaams Parlement een belangenconflict in, omdat het federale ontwerp van programmadecreet de Vlaamse belangen duidelijk zou schaden door een inmenging in de gemeenschapsbevoegdheden op het vlak van stages. Vanmorgen vond een overlegvergadering plaats met een federale en een Vlaamse delegatie.
De heer Van Vaerenbergh vraagt ons hier het belangenconflict te beëindigen, omdat de federale amendementen tegemoet zouden komen aan onze bedenkingen. Ik overloop even de argumenten van de Vlaamse delegatie en ga na of de inhoud van het bewuste amendement 98 dat door de federale commissie voor Sociale Zaken voorlopig werd aanvaard, eraan tegemoetkomt.
Op de vraag om de invoering van een nieuw begrip werd geen antwoord gegeven. Stages zijn een gemeenschapsaangelegenheid, maar de federale overheid wil nog steeds bepaalde stages invoeren. Er bestaat nog steeds een belangrijk verschil in opvatting tussen de federale en de Vlaamse overheid : de eerste wil voorzien in een minimumvergoeding voor beroepsinlevingsovereenkomsten, de tweede is van mening dat de vergoeding van leerlingen voor stageprestaties een objectieve stagebeoordeling in de weg staat. Door het invoeren van een vergoeding ontstaat bovendien het risico dat stagekrachten zullen worden ingezet als goedkope arbeidskrachten. Ten slotte blijft de administratieve rompslomp even groot, is er zeker geen sprake van een uniformisering van de stages en blijft het risico bestaan van een stijging van de kostprijs voor de bedrijven.
Wij zijn er nog steeds van overtuigd dat dit geamendeerde ontwerp van programmadecreet werkgevers meer zal afschrikken dan stimuleren om stagecontracten aan te bieden. Wij volgen de redenering van de heer Van Vaerenbergh dus helemaal niet. Een vergelijking van het oorspronkelijke amendement met amendement 98 leert ons dat aan artikel 6 paragraaf 3 de zinsnede 'een bewijs van beroepsbekwaamheid' werd toegevoegd en dat in de opsomming van artikel 106 het achtste lid werd geschrapt.
Worden de Vlaamse belangen zo gevrijwaard? Wordt hiermee ingegaan op het vernietigende advies van de Raad van State over de bevoegdheidsverdeling? Daar hebben we het raden naar, aangezien we niet over het verslag van de besprekingen beschikken. Maar het is een feit dat de federale overheid voorwaarden blijft opleggen op domeinen die duidelijk een gemeenschapsbevoegdheid zijn.
Het nieuwe artikel 109 van de federale programmawet legt nog altijd voorwaarden op aan opleidingen die bij decreet worden geregeld. CD&V blijft van oordeel dat geen enkele stage onder de beroepsinlevingsovereenkomst mag vallen. Ik begrijp evenmin hoe de heer Van Vaerenbergh tot het besluit kan komen dat het amendement van de federale regering een einde maakt aan het belangenconflict. De onduidelijkheid blijft. Eigenlijk is er maar één oplossing : het hoofdstuk over de beroepsinlevingsovereenkomst uit het programmadecreet schrappen. Ik vraag het Vlaams Parlement te bevestigen dat zijn belangen geschaad worden door het amendement dat de regering heeft ingediend in de Kamercommissie voor Sociale Zaken. (Applaus bij CD&V en het VB)
Het amendement van de regering op de programmawet doet niets af aan onze kritiek : het lost niets op. Bovendien heb ik enkele vragen over de procedure. Zo waren wij eerder in het bezit van dit amendement dan de Kamerleden. Naar aanleiding van het belangenconflict over de gerechtelijke kantons, heeft de heer De Batselier ons als delegatieleider argumenten gegeven waarom onze belangen niet langer geschaad waren. Nu hebben we alleen maar een amendement.
Bovendien is niet het volledig Vlaams Parlement er van op de hoogte gesteld maar enkel de leden van de delegatie en beschikken wij niet over het verslag.
Ik heb dat net laten uitdelen. Alle fractievoorzitters hadden het trouwens al gekregen. Bovendien bestaat de delegatie uit vertegenwoordigers van alle fracties.
Er zit ook een anomalie in de procedure. Om een belangenconflicht in te stellen, is een drievierde meerderheid vereist. Om het belangenconflicht af te blazen of te bevestigen, volstaat echter een gewone meerderheid. Een belangenconflicht bevestigen wordt dus gewoon een spel tussen meerderheid en oppositie. De meerderheid vindt dat het amendement van de regering volstaat. De oppositie is van oordeel dat de redenen om een belangenconflicht in te roepen van kracht blijven. We moeten ons eens bezinnen over de procedure.
Artikel 109 legt nog altijd voorwaarden op aan opleidingen die bij decreet worden geregeld. De Kamer bevindt zich dus nog steeds op Vlaams terrein. Wat is dan de argumentatie om het belangenconflict te beëindigen?
Tijdens de vorige vergadering hebben wij een motie betreffende een belangenconflicht goedgekeurd. Tijdens het overleg dat daarop volgde, waren er twee opties : het conflict aanhouden of door middel van een amendement voor een oplossing zorgen. We hebben voor de tweede optie gekozen. Dat bewuste amendement, gebaseerd op deze motie betreffende een belangeconflict en op opmerkingen van de Raad van State, is uiteindelijk goedgekeurd. Het amendement zorgt ervoor dat de federale overheid alleen maar bevoegd wordt voor vrijwillige stages.
Werd daarover overleg gepleegd met de federale overheid? Werd een akkoord bereikt? Zijn daar notulen van?
Het klopt dat wij bereid waren een oplossing te zoeken door de programmawet te amenderen. Maar de oplossing zou erin bestaan het hoofdstuk over de beroepsinlevingsovereenkomst te schrappen. Alleen op die manier zijn de Vlaamse belangen gevrijwaard.
Het initiatiefnemend parlement kan op elk ogenblik beslissen de procedure tot regeling van een belangenconflict stop te zetten. De parlementaire procedure kan echter ook worden verdergezet, ongeacht het stadium waarin ze zich bevindt, zelfs indien de betrokken assemblees een oplossing voor het belangenconflict hebben bereikt.
Het akkoord over de oplossing van het belangenconflict dient te worden goedgekeurd door het initiatiefnemend parlement. Vermits niet werd bepaald bij welke meerderheid het moet worden goedgekeurd, is er daarvoor een volstrekte meerderheid nodig. Een andere meerderheid wordt immers in de wet vermeld.
Het indienen van een belangenconflict wordt inderdaad bemoeilijkt, terwijl het intrekken ervan gemakkelijk wordt gemaakt.
De bespreking is gesloten.
Hoofdelijke stemmingen
De voorzitter : Aan de orde is de hoofdelijke stemming over het voorstel van mevrouw Merckx-Van Goey om het op 26 juni 2002 door het Vlaams Parlement ingestelde belangenconflict te bevestigen.
Ik heb een stemafspraak met de heer Vermeulen.
- Het voorstel tot beëindiging van het belangenconflict wordt met 48 stemmen tegen 62 bij 1 onthouding niet aangenomen.
Aan de orde is de hoofdelijke stemming over het voorstel van de heer Vermeiren om het op 26 juni 2002 door het Vlaams Parlement ingestelde belangenconflict te beëindigen.
- Het voorstel tot beëindiging van het belangenconflict wordt met 63 stemmen tegen 47 bij 1 onthouding aangenomen.
De voorzitter : Ik zal de Kamer van Volksvertegenwoordigers hiervan in kennis stellen.
De vergadering van het gemengde overlegcomité van morgen 4 juli om 12.30 uur wordt afgelast.