Verslag plenaire vergadering
Voorstel van resolutie betreffende het gelijkekansenbeleid binnen het onderwijs
Verslag
Algemene bespreking
Aan de orde zijn het ontwerp van decreet betreffende gelijke onderwijskansen-I en het voorstel van resolutie van mevrouw Heeren, mevrouw Grouwels en de heren Martens, Vanleenhove, De Meyer betreffende het gelijkekansenbeleid binnen het onderwijs.
De algemene bespreking is geopend
Het decreet betreffende gelijke onderwijskansen-I handelt over het fundamentele recht van elke leerling op gelijke kansen op het vlak van vorming, kennis en onderwijs. Anderhalf jaar geleden diende minister Vanderpoorten hierover een visietekst in bij de commissie voor Onderwijs, waarop CD&V een voorstel van resolutie formuleerde als aanbeveling voor een gelijkekansendecreet. Er vonden hoorzittingen plaats over hoogbegaafde kinderen in het onderwijs, over de trekkende bevolking en de centra voor ambulante revalidatie en over de evaluatie van het onderwijsvoorrangsbeleid en het project zorgverbreding in het basisonderwijs.
Eind maart 2002 diende minister Vanderpoorten het ontwerp van decreet betreffende gelijke onderwijskansen-I in. De minister wees er in de commissie op dat dit decreet het eerste is van drie. Het wil de leer- en ontwikkelingskansen van kansarme leerlingen bevorderen, uitsluiting, segregatie en discriminatie vermijden en bijdragen tot meer sociale cohesie. Een tweede decreet zou voorzien in een zorgpakket voor elke basischool. Een derde zou werken aan de evolutie naar een meer inclusief onderwijs. Door de besprekingen in commissie werd de inhoud van het tweede decreet verankerd in het eerste, waardoor er nog slechts één bijkomend decreet nodig zal zijn.
Het ontwerp van decreet is vooral gericht op kinderen uit kansarme allochtone en autochtone gezinnen, bij wie vaak een vorm van achterstelling optreedt. Door dit ontwerp krijgt de projectmatige aanpak van deze leer- en ontwikkelingsproblemen een structurele vertaling. Drie principes staan daarbij voorop: het principiële recht op inschrijving in de school van keuze, de oprichting van lokale overlegplatforms en het aanbod van een transparant geïntegreerd ondersteuningsaanbod.
De minister gaf een uitgebreide toelichting bij de evolutie van de regelgeving en de overgangsregelingen, waarna zich een boeiend debat ontspon over gelijkheid van startkansen en het begrip gelijkheid in het algemeen. De heer Martens ging in op het gelijkheidsideaal en de vraag of het ontwerp van decreet jongeren inderdaad een volledig gelijke startkans biedt. De heer Sannen sloot zich aan met de vraag hoe men een zorgcultuur uitbouwt in een school, de heer Van Baelen had het over een efficiënte besteding van de middelen.
Voor CD&V leverde het inschrijvingsrecht en de toepassing ervan een aantal fundamentele problemen op. De fractie vroeg ook aandacht voor kinderen met leerstoornissen en bracht het begrip etniciteit naar voren als mogelijke indicator. Volgens het Vlaams Blok is het decreet onwerkbaar, te bevoogdend, te bestraffend en praktijkvreemd. De financiële herverdeling zou tot verkeerde keuzes leiden.
Sp·a vindt de verankering van het inschrijvingsrecht een belangrijke stap vooruit. Het ondersteuningsbeleid zou wel niet ver genoeg gaan. De fractie is een voorstander van een volledig andere basisfinanciering met als essentiële criterium de opleiding van de ouders. Ook wees zij op de belangen van kinderen met individuele leerstoornissen. De fractie pleitte ten slotte voor het hanteren van sociaal-economische indicatoren in het ondersteuningsbeleid.
Agalev vond dat de techniek van drie decreten de klaarheid niet ten goede kwam. De partij sprak zich wel positief uit over de structurele vertaling van de projecten en het inschrijvingsrecht. VU&ID vroeg aandacht voor de specifieke problemen in Brussel en werd hierin bijgetreden door mevrouw Grouwels.
De VLD-fractie hamerde erop dat het tweede decreet over gelijke onderwijskansen tijdens het volgende schooljaar moet worden ingevoerd. De partij beklemtoonde dat het inschrijvingsrecht zeer positief is. In de lokale overlegplatforms moeten alle actoren worden betrokken. De fractie wees er ten slotte op dat de middelen enorm zijn toegenomen.
Na de algemene bespreking diende de voltallige oppositie een aantal amendementen in, met de vraag ze voor advies aan de Raad van State over te maken. De meerderheid deed vervolgens een gelijkaardig verzoek.
Het decreet werd na de opschorting van de bespreking op verschillende punten geamendeerd. Het inschrijvingsrecht wordt uitgesteld tot 1 september 2003. De doorverwijzing van kinderen met een zware handicap wordt geschrapt. Er werd een overgangsmaatregel uitgetekend, die in werking treedt op het ogenblik dat de aanvullende lestijden voor het voeren van een zorgbeleid worden toegekend. De weigering of doorverwijzing van een leerling moet binnen vier dagen worden gemeld aan de ouders of het lokaal overlegplatform en de procedure daarvoor werd versoepeld. Het schoolopbouwwerk wordt als participant toegevoegd aan het lokaal overlegplatform. Ouders worden bij hun zoektoch naar een andere school geholpen door het lokaal overlegplatform en de CLB's. Het begrip thuisloos wordt vervangen, omdat het een negatieve connotatie heeft. Er wordt een uitdrukkelijk pleidooi gehouden om anderstaligheid als gelijkekansenindicator in aanmerking te nemen. Alle scholen van het gewoon basisonderwijs zullen vanaf 1 september 2003 aanvullende lestijden toegekend krijgen voor het voeren van een zorgbeleid. En het hoofdstuk over de tijdelijke projecten in het buitengewoon onderwijs werd volledig geschrapt.
Het ontwerp van decreet werd goedgekeurd met acht stemmen tegen drie, bij vier onthoudingen. Het decreet zal in werking treden op 1 september 2002. In 2006 zal een grondige evaluatie volgen.
Samen met dit ontwerp van decreet werd het voorstel van resolutie betreffende het gelijkekansenbeleid in het onderwijs van CD&V besproken. Deze resolutie wou de kritiek op de oorspronkelijke visietekst van de minister op een positieve manier vorm geven. Het voorstel werd aangenomen met twaalf stemmen bij drie onthoudingen.
Tenslotte zou ik iedereen willen danken die meegewerkt heeft aan het verslag. Ik ben ervan overtuigd dat het een rijk werkstuk geworden is.
Mijn verslaggeving was zo uitgebreid omdat het zo belangrijk is dat alle kinderen gelijke kansen krijgen binnen het onderwijs. Ik hoop dan ook dat de vele uren van discussie hiertoe zullen bijgedragen hebben.
Onze fractie is overtuigd van het belang van dit ontwerp van decreet. We betreuren echter dat de meerderheidspartijen onze resolutie niet wilden ondertekenen.
Dit ontwerp van decreet is ook belangrijk omdat het de ambitie had om alle kinderen tot hun recht te laten komen in het onderwijs. We willen de verscheidenheid valoriseren en sociale scheeftrekkingen voorkomen. Dit ontwerp van decreet bevat dus ook een duidelijke ethische ambitie. Vanuit dit oogpunt heeft onze fractie aan de discussie deelgenomen.
Dit ontwerp van decreet bevat een aantal positieve elementen. Vooreerst zal men voortaan op een meer doordachte, meer planmatige manier kunnen werken. Verder zullen competente leerkrachten in een vast kader en niet meer in een tijdelijk kader kunnen tewerkgesteld worden. Tenslotte zullen de verschillende inspanningen gekanaliseerd worden naar één gezamelijke aanpak.
Het ontwerp van decreet gaf onvermijdelijk aanleiding tot discussie. Het pleit voor dat de minister dat zij het gesprek wou aangaan en dat zij een aantal van onze zienswijzen wou onderschrijven.
Een van de belangrijkste zwakheden van dit ontwerp is ontegensprekelijk het feit dat men in verschillende schijven werkt. Eerst heeft men aandacht voor kansarmoede, vervolgens voor leerbedreigde kinderen. Pas in laatste instantie heeft men aandacht voor het samenspel tussen het gewoon en het buitengewoon onderwijs. Gelukkig werden deze 3 fasen intussen tot 2 fasen herleid. Indien dit onmiddellijk gebeurd was, dan had onze fractie het ontwerp van decreet een week vroeger goedgekeurd.
Een tweede negatief aspect is het feit dat in het ontwerp van decreet beleidslijnen samenkomen die in feite tegenover elkaar zouden moeten geplaatst worden. Men moet de leerkrachten en de kinderen beschermen zodat hun groeikansen kunnen toenemen.
Ook de zorgverbreding moet groter worden. De belofte van de minister is nu een engagement geworden. In september zullen we kunnen nagaan op welke manier de zorgverbreding ingevuld werd.
De heer Martens moet zijn eigen partij bewierroken. Hij wil echter laten uitschijnen dat de meerderheid zich enkel liet leiden door voorstellen die door de CD&V werden ingediend. Dit was duidelijk niet het geval.
Verder mogen we ook niet vergeten dat het eerste ingediende amendement over het inschrijvingsrecht ging. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Een derde fundamentele zwakheid van het decreet is dat men tot nieuwe criteria komt die niet meer aansluiten bij de oude. Dit heeft tot gevolg dat er een grote verschuiving is van middelen. Ruim één derde van alle scholen krijgt meer of minder financiële middelen. Scholen die niet meer beantwoorden aan de gestelde eisen, moeten inleveren. Zij hebben echter het gevoel dat hun werk niet meer gewaardeerd wordt.
Ik moet de heer Martens op dit laatste punt bijtreden. In het kader van de zorgverbreding hebben de scholen een zorgcultuur uitgebouwd. Aangezien men dit liet evolueren moet men dit nu ook verder in stand houden. Het probleem wordt niet gevormd door de criteria maar de wijze waarop het pakket van de zorgverbreding berekend wordt.
Van zodra duidelijk werd dat veel scholen meer middelen zouden krijgen, werd door de achterban van de CD&V aangedrongen op een stopzetting van de discussie.
Ik ben trots op deze achterban.
Elk kind telt mee voor ons : ook kinderen uit sociaal zwakkere milieus en kinderen met leerachterstand. Een ander structureel tekort in het ontwerp van decreet is de verhoogde druk op de eigen beleidsmarge van de onderwijsverstrekkers doordat ze zich in een breder kader moeten inschrijven. We steunen het systeem van de overlegplatforms, maar de procedures mogen niet blijven aanslepen. Ook de Raad van State heeft op dit risico gewezen.
Een andere kritiek op het ontwerp van decreet zoals het oorspronkelijk voorlag, is dat wie niet dezelfde middelen krijgt niet dezelfde plichten mag opgelegd krijgen. De regering heeft geen inspanningen gedaan om de objectiveerbare verschillen weg te werken.
CD&V heeft geen enkel probleem met inschrijvingsrecht en aanvaardingsplicht, als het pedagogisch project en het schoolreglement aanvaard worden. Een en ander kan momenteel echter onmogelijk functioneren in de praktijk. Een verandering moet groeien van onderuit. Daarom is er nood aan een overgangsperiode van twee tot drie jaar. De meeste scholen uit het gesubsidieerd vrij onderwijs willen wel degelijk hun verantwoordelijkheid nemen, wat de heer De Gucht hierover ook beweert.
Het heeft al lang genoeg geduurd. Tien jaar geleden reeds hebben 29 Vlaamse gemeenten een non-discriminatieverklaring afgelegd. Dit pact is nu decretaal verankerd.
Het klopt dat 29 gemeenten een non-discriminatiepact hebben afgesloten. Nu gaat het echter om honderden scholen. Er zullen betere resultaten kunnen worden behaald als de scholen de tijd krijgen om een open toegangsbeleid uit te werken.
De meerderheid heeft ingezien dat bepaalde elementen uit onderwijsdecreet 3 niet vroegtijdig mogen worden opgedrongen aan de scholen. Kinderen in het buitengewoon onderwijs hebben nood aan een zeer goede omkadering. We moeten onderzoeken hoe dit het best kan worden in praktijk gebracht.
Voor de toepassing van dit ontwerp van decreet is goede wil nodig. Daarom is het essentieel dat een en ander van onderuit kan groeien in de scholen. Een voormalige schooldirecteur vertelde me vanmorgen nog dat hij kansarme leerlingen die hij liever niet in zijn school wilde inschrijven, een loodzware inschrijvingsprocedure liet doorlopen. Er zijn dus altijd wel ontsnappingsmogelijkheden. Dit is een reden te meer om de veranderingen niet van bovenaf op te leggen, maar ze te laten groeien van onderuit.
We vragen meer middelen voor de zorgverbreding en om alle onderwijsverstrekkers in een gelijkwaardige positie te brengen. (Applaus bij CD&V)
Ik ben blij dat voor dit ontwerp van decreet positief is samengewerkt over de grenzen van meerderheid en oppositie. Ik betreur echter dat de heer Martens er zich over beklaagd dat CD&V nooit werd uitgenodigd bij de onderhandelingen. De meerderheid heeft over dit ontwerp van decreet nooit in gesloten cenakels vergaderd. Ik hoop dat de oppositie in de toekomst op een positieve wijze zal meewerken aan nieuwe onderwijsdecreten.
Ik zou graag op uw uitnodiging ingaan, maar VLD-voorzitter De Gucht weigert onze medewerking aan het structuurdecreet.
U spant de kar voor het paard. Het is toch logisch dat de meerderheid een voorstel of ontwerp van decreet samen voorbereidt, maar eenmaal we het hebben ingediend is alles mogelijk. Wij waren en zijn altijd bereid om te luisteren naar goede voorstellen van de oppositie.
Dit ontwerp van decreet zorgt voor meer gelijke onderwijskansen. Want naast individuele kenmerken, zijn er nog een aantal socio-economische en socio-culturele factoren die ervoor zorgen dat niet elke leerling gelijk aan de start komt. Na tien jaar zorgverbreding bleek dat we de steun moesten uitbreiden omdat een aantal doelgroepen aan onze aandacht ontsnapten.
Elk kind moet optimaal aangepaste leerkansen krijgen. Dat is de meest essentiële doelstelling uit dit ontwerp van decreet. Voorts moeten segregatie, uitsluiting en discriminatie vermeden worden. Elk kind kiest bovendien vrij zijn school, die een afspiegeling is van de omgeving. Het vrij absolute inschrijvingsrecht beschermt in de eerste plaats de rechten van kinderen en ouders.
Dankzij het lokale overlegplatform volgen alle betrokken partijen het beleid, dat zowel op de leerlingen als op de ouders gericht is. Deze ruime benadering zal een ruimere samenwerking, en dus onderling vertrouwen vergen. Om van dit overlegplatform een echt netwerk te maken, wordt in voldoende steun voorzien. De middelen zijn de voorbije jaren al flink gestegen, maar met het oog op het volgende gelijke-onderwijskansendecreet dienen ze nog te stijgen.
Dit ontwerp van decreet helpt in de creatie van een multiculturele samenleving omdat het alle kinderen uitzicht geeft op een geslaagde schoolloopbaan. (Applaus)
Het Vlaams Blok is van oordeel dat dit ontwerp van decreet onwerkbaar is. Dat drie verschillende ontwerpen van decreet ingediend zullen worden, kan op onze instemming rekenen. Wij zijn het wel niet eens met de indeling.
Met de doelstelling van minister Vanderpoorten - zorg- en voorrangsprojecten stroomlijnen - gaan wij akkoord, maar die doelstelling zal niet gehaald worden omdat niet voldaan is aan een aantal essentiële voorwaarden. Zo zijn de problemen waarmee het onderwijs kampt, niet van didactische, noch van pedagogische aard. Het probleem is de wijzigende maatschappelijke context.
Daarom dient men zich eerst af te vragen wat de steunmaatregelen opgeleverd hebben? Hoe ver staat het eigenlijk met de integratie? Men had vooraf schoon schip moeten maken met het huidige systeem dat steeds dezelfde groepen voordelen biedt. Wordt het niet stilaan tijd dat we ook wat goede wil vragen van de doelgroepen? Moeten we de lat niet voor iedereen gelijk leggen? De vereniging Ouders voor Zorgverbreding zegde letterlijk dat we de middelen alleen maar herverdelen waardoor we een aantal scholen discrimineren.
Daarom blijven wij herhalen dat de volgorde niet klopt. Men had er eerst rekening mee moeten houden dat de problemen waarmee onze scholen kampen, van maatschappelijke aard zijn. Vervolgens had men meer kansen moeten bieden aan leerlingen met een handicap. Dit ontwerp van decreet had het sluitstuk moeten worden.
Voorts merken we een aantal vreemde accenten in dit ontwerp van decreet. Wat moeten we denken van de tijdelijke aanvaarding van kinderen? Of van de tussenschakeling van structuren?
Waarom moeten er in deze transparante verhoudingen machtsstructuren worden ingebouwd? Wat met de vereenvoudiging van de regelgeving?
Deze tussengeschakelde machtsstructuren worden door de Raad van State in vraag gesteld. De minister beschouwt ze echter zo essentieel dat ze er een financieringsvoorwaarde wil van maken. Uiteindelijk zal dit alleen leiden tot een toename van de planlast die de administratieve en organisatorische mogelijkheden van de scholen overstijgt.
Men moet immers de raden installeren, een huishoudelijk reglement opstellen, secretariaatsvoorzieningen inrichten, rapporteren en informeren, contacten onderhouden met andere beleidsterreinen, notuleren en bewaken, trajecten uittekenen naar onthaalonderwijs en nieuwkomers en bemiddelingsprocedures opstarten.
De minister heeft een mooie tafel gedekt. Ze heeft naar haar mening de beste koks gevraagd en een indrukwekkende stoet van obers ingeschakeld. Ze heeft de beste en verste ingrediënten besteld in de grootwarenhuizen van de hoorzittingen. De tafel was echter niet gedekt voor alle zorgbehoevende participanten in het onderwijs. De minister heeft dan gauw enkele couverts bijgelegd, maar daar wringt nu net het schoentje, want daarvoor heeft ze niet de nodige middelen.
In haar schijnamendement zorgverbreding zegt de minister zelf dat de aanvullende lestijden worden toegekend binnen de beschikbare kredieten. In veel kringen leeft de mening dat dit ontweterp van decreet ook financieel niet haalbaar is.
Wij pleiten voor gelijke kansen voor alle leerbedreigde leerlingen in elke school. We zijn voorstander van voldoende leerondersteuning voor allochtonen, op voorwaarde dat deze ondersteuning transparant is en de assimilatie bevordert. We pleiten ook voor transparante decreten die in de eerste plaats op de praktijk zijn afgestemd. Inzake de zorggeving en de gelijke kansen in het onderwijs moet het beleid de lijnen schetsen en voorzien in gelijke middelen. Ze moet de participanten in het onderwijsveld echter hun opdracht laten vervullen in de grootst mogelijke autonomie.
Om die redenen zullen we dit ontwerp van decreet niet goedkeuren.(Applaus bij het VB).
Na de verslaggeving van mevrouw Heeren en na de tussenkomst van de andere fracties is het moeilijk om niet in herhaling te vallen.
Voor de sp·a is dit een zeer belangrijk ontwerp van decreet omdat het de structuren van de sociale kansarmoede aanpakt. Het onderwijs wordt in onze kennismaatschappij steeds belangrijker. Uit onderzoek is immers gebleken dat de schoolloopbaan bepalend is voor de latere maatschappelijke positie. Sociale ongelijkheid blijkt in het onderwijs nog steeds te bestaan. Meer nog, het onderwijs bestendigt de maatschappelijke ongelijkheid. Sp·a is blij met de extra aandacht voor dit gegeven.
De diversiteit van het leerlingenpubliek, die samenhangt met het inschrijvingsrecht en de aanvaardingsplicht, is voor sp·a een belangrijk uitgangspunt. Het is een kans om de band tussen het opleidingsniveau van de ouders en dat van de kinderen te doorbreken. Het is ook een pluspunt voor de kansrijke kinderen, want het zal hen wapenen voor een maatschappij waarin verscheidenheid een realiteit is.
Alle scholen die door de overheid worden erkend en gesubsidieerd, dienen de fundamentele rechten van alle kinderen te erkennen. Het individuele recht op inschrijving is voor ons een essentieel recht. Daarom zijn we blij dat het inschrijvingsrecht decretaal wordt verankerd.
De meerderheid besliste echter de invoering van het inschrijvingsrecht uit te stellen tot 1 januari 2003. Ze deed dit nog vóór CD&V een uitstel tot 1 januari 2005 voorstelde. Om praktische redenen gaat sp·a akkoord met een uitstel tot 1 januari 2003. De invoering van het inschrijvingsrecht is immers niet praktisch haalbaar voor het schooljaar 2002-2003. Tal van scholen zijn al bezig met de inschrijvingen en bovendien zijn de lokale overlegplatforms, die een belangrijke rol spelen in de doorverwijzing, nog niet samengesteld.
De heer Martens is voorstander van het inschrijvingsrecht, maar wil het pas invoeren in 2005. Hij hoopt allicht dat na 2004 een grondige wijziging van dat recht mogelijk is.
Bij een advies over een amendement over het inschrijvingsrecht stelde de Raad van State in de vorige regeerperiode dat het decreet Basisonderwijs al behoorlijk stringent is.
Ook bij het gemengd maken van het onderwijs is er trouwens een overgangsperiode geweest, om de infrastructuur aan te passen en de leraren te laten wennen aan de idee. We volgen de toenmalige SP-minister en vinden ook in dit geval een dergelijke overgangsperiode nodig.
Daarnet klonk het anders : er moest een nieuwe cultuur groeien. Nu wil u dat decretaal vastleggen. Maar het is moeilijk om te bepalen hoeveel jaar nodig is voor de overgang.
Het onderdeel van het ontwerp over de toegang is voor onze fractie essentieel. Alle scholen moeten volgens hun draagkracht verantwoordelijkheid nemen door alle kinderen toe te laten en gelijke kansen te geven. Het ontwerp voorziet in een doorverwijsmogelijkheid, om een eenzijdige samenstelling van de schoolpopulatie te verhinderen. Die is gelukkig aan strikte voorwaarden gebonden. Het lokaal overlegplatvorm zal daarbij bemiddelen.
In het huidige ontwerp is er tijdelijk - in afwachting van de nadere bepaling van inclusief onderwijs in het gelijkekansendecreet III - ook een afwijkmogelijkheid voor kinderen met een handicap. Hoewel we scholen niet willen overbelasten, vindt sp·a het niet goed dat deze groep geen inschrijvingsrecht krijgt. Daarom schreven we een amendement dat hun een inschrijvingsrecht toekent, maar ook oog heeft voor de draagkracht van de scholen. De scholen kunnen doorverwijzen na overleg met de participatie- of schoolraad en met als doel de school voldoende mogelijkheden te geven om aan de specifieke behoeften van deze leerlingen tegemoet te komen.
Sp·a steunt het onderdeel over de ondersteuning maar heeft drie bedenkingen. De bepalingen van het ontwerp gaan niet ver genoeg, we beschouwen ze als een tussenstap. De beperkte budgetten liggen aan de basis van de sociale ongelijkheid binnen het onderwijs. Sp·a streeft naar een nieuwe basisfinanciering waarbij het opleidingsniveau van de ouders bepalend is voor de middelen die een school krijgt.
Is het opleidingsniveau van de ouders de enige relevante factor bij de basisfinanciering? Onderzoekers en de onderwijssector spreken dat tegen.
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Stapt sp·a af van alle andere leerlingenkenmerken voor berekening van de financiering? Nochtans heeft de socio-economische afkomst minder belang bij leerstoornissen of -moeilijkheden.
Moet de basisomkadering van de leerkrachten bepaald worden op basis van de socio-economische afkomst van de kinderen? Heeft niet elk kind recht op basiscomfort inzake onderwijs? Kan een kind van gegoede ouders beter leren in een klas van dertig leerlingen dan andere kinderen?
Die indicator geldt in eerste instantie voor de lonen en de omkadering. Voor de werkingsmiddelen is verder onderzoek noodzakelijk. Er is een onderscheid tussen basisfinanciering en de budgetten voor de realisatie van gelijke onderwijskansen I en II. Bij de basisfinanciering willen wij het opleidingsniveau van de ouders als enige indicator. Uit tal van studies blijkt trouwens dat dat de belangrijkste indicator is voor de kansen van kinderen.
Klopt het dat studies dat aanduiden als enige factor?
Uit verschillende studies, maar ook uit de hoorzitting over de evaluatie van het rapport Zorgverbreding, blijkt dat inderdaad.
De budgetten die al zijn vastgelegd, kunnen natuurlijk nog worden gebruikt volgens de bestaande indicatoren. Ik weet ook dat sp.a hierin grondig van mening verschilt met de andere partijen.
Individuele leerstoornissen zijn niet te vermijden, maar kunnen met de nodige ondersteuning wel worden geneutraliseerd. Het is onaanvaardbaar dat kinderen met leerstoornissen alleen in het gewoon onderwijs kunnen blijven dankzij betaalde buitenschoolse hulp. Het is meteen de verklaring waarom kinderen uit lagere sociale klassen makkelijker doorstromen naar het buitengewoon onderwijs. Sp·a is van mening dat scholen recht hebben op bijkomende uren voor die leerlingen.
Tijdens de commissiebespreking hebben wij ervoor geijverd de verbintenis tot de toekenning van een zorgpakket aan elke basisschool al op te nemen in dit ontwerp van decreet. De minister zal daarvoor de nodige middelen moeten vinden bij de volgende begrotingsopmaak. Lukt dat niet, dan is er een ernstig politiek probleem.
Voor het ondersteuningsbeleid in de tweede en derde graad worden helaas geen socio-economische indicatoren in aanmerking genomen. In de memorie van toelichting staat wel nadrukkelijk vermeld dat op het einde van het derde werkingsjaar de voorspellende kracht van de indicatoren zal worden geëvalueerd, evenals de correlatie met de socio-economische indicatoren van de eerste graad.
Het voorliggende ontwerp is zeer belangrijk. Sp·a heeft er constructief aan meegewerkt en zal het straks ook goedkeuren. (Applaus bij sp·a)
De discussie over het ontwerp van decreet betreffende gelijke onderwijskansen-I is een discussie over de rol van het onderwijs in onze samenleving. Is het onderwijs in staat om ervoor te zorgen dat kinderen die ongelijk aan de start verschijnen, niet nog verder achteropraken? Het ontwerp gaat in essentie over kansarmoede. Het wil de leer- en ontwikkelingskansen van kansarme leerlingen aanpakken en uitsluiting vermijden. De discussie over gelijke kansen is ruimer dan die over gelijke welvaart. Het gaat hier om wat John Rawls sociale primaire goederen noemt, zoals opleiding en onderwijs.
Heel wat betrokkenen voelden zich aangesproken en vaak ook benadeeld door het oorspronkelijke ontwerp van decreet. Het bewijst dat heel wat mensen zich met deze problematiek bezighouden, maar ook dat de communicatie erover wat efficiënter had kunnen gebeuren. Aan vele bedenkingen werd tegemoetgekomen in de amendementen.
Agalev heeft geijverd voor een billijke overgangsregeling. Continuïteit in de werking is immers een absolute must. We zijn blij dat overgangsmaatregelen en de aanvullende lestijden voor het voeren van een zorgbeleid in het basisonderwijs werden opgenomen in het ontwerp.
Ongelijkheid en uitsluiting vormen een groot maatschappelijk probleem, waarvoor het onderwijs niet alle oplossingen kan bieden. Het heeft echter wel de plicht om inspanningen te leveren op het vlak van preventie en begeleiding. Het is positief dat de tijdelijke projecten een structurele vertaling hebben gekregen en dat de scholen met de meeste noden ook de meeste middelen krijgen. Een geïntegreerd en transparant ondersteuningsaanbod van de overheid schept kansen voor een continu zorgproces en voor de ontwikkeling van een visie in elke school.
De cijfers liegen er niet om : 606 nieuwe scholen krijgen middelen, 305 scholen krijgen meer middelen. Scholen krijgen ondersteuning op basis van objectieve criteria en zullen niet langer vooraf, maar achteraf worden beoordeeld, wat de planlast zal verminderen.
Het recht op inschrijving is in overeenstemming met de internationale regelgeving. Alle scholen moeten hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen. Kinderen zullen op die manier in contact komen met andere culturen en mekaar leren respecteren.
In de hoorzitting werd ook meermaals gewezen op het belang van de multiculturele scholen en op de noodzaak om hen te beschermen. Het feit dat er nuanceringen werden aangebracht op het recht op inschrijving, komt tegemoet aan die zorg.
De lokale overlegplatforms werden opgericht om het gelijkekansenbeleid op lokaal vlak waar te maken. Het is belangrijk dat ze breed zijn samengesteld, dat ze uitgebreide bevoegdheden krijgen en dat ze ondersteund worden door een deskundige. Op een dergelijke manier zullen ze professioneel kunnen werken.
Tot slot nog enkele aandachtspunten. Vooreerst moet, in het belang van het kind, de periode tussen de inschrijving, de doorverwijzing en de nieuwe inschrijving, zo kort mogelijk gehouden worden. Verder blijft de communicatie met de allochtone en autochtone ouders van cruciaal belang en moet het criterium van de thuistaal als grond voor een mogelijke doorverwijzing, erg kritisch geëvalueerd worden. Ten slotte moeten we ervoor zorgen dat het doel gerealiseerd wordt en nagaan hoe groot de leerwinst uiteindelijk geworden is.
Voor de totstandkoming van dit ontwerp van decreet werd hard samengewerkt tussen de verschillende fracties. De afspraken werden nageleefd. Onze fractie zal het ontwerp daarom goedkeuren. (Applaus bij sp.a en AGALEV)
Vandaag ligt het eerste deel van het geïntegreerde gelijkekansenbeleid in decretale vorm ter stemming voor. Het is een moeilijke oefening geweest. Zoveel mogelijk betrokkenen werden gehoord en hebben hun visie mogen uiteenzetten. Toch betreur ik de manier waarop de minister aanvankelijk het ontwerp door het parlement wou laten goedkeuren.
Mijn fractie schaart zich volledig achter de idee van het gelijkekansenbeleid. Kinderen uit zwakkere sociale milieus verdienen extra schoolse aandacht. We willen echter opmerken dat er voldoende geld moet gaan naar alle scholen en naar alle leerlingen. Meer in het algemeen moet er dus meer geld vrijkomen voor het onderwijs in Vlaanderen.
De aanvaardingsplicht en het inschrijvingsrecht zijn voor ons terechte en wezenlijke tegemoetkomingen. Elke school die door de overheid gefinancierd wordt, moet alle leerlingen die het pedagogisch project onderschrijven, aanvaarden.
De minister moet wel eindelijk werk maken van de uitvoering van de resultaten van de objectiveerbare verschillen.
Mijn fractie is van oordeel dat de minister te weinig oog heeft voor het taalaspect. Onderwijstaalproblemen manifesteren zich nochtans in heel Vlaanderen. We betreuren dan ook dat onze beide amendementen niet werden aanvaard in de commissie. We zullen ze echter opnieuw indienen.
Het eerste amendement vraagt de loskoppeling van de gelijkekansenindicator die stelt dat de taal die gebruikt wordt voor de gangbare communicatie in het gezin niet het Nederlands is. Voor ons is dit wel degelijk een een volwaardige kansenindicator.
Het tweede amendement komt nadrukkelijk op voor het Nederlandstalige karakter van de school in het algemeen. Wij willen de ouders vragen om een verklaring te ondertekenen waarin zij het Nederlandstalige karakter erkennen en er zich toe verbinden om dat te respecteren en te bevorderen. De ondertekening moet voorafgaan aan de inschrijving. Het amendement wil beklemtonen dat er ook daadwerkelijke inspanningen verwacht mogen worden van de ouders en van de leerling zelf.
Onze fractie heeft ook ernstige bedenkingen bij de polemiek die ontstaan is tussen de zorgverbreding en het onderwijsvoorrangsbeleid. De voorgestelde tussenoplossing gaat niet ver genoeg voor ons.
Dit ontwerp van decreet bevat nog te veel gemiste kansen. Wij zullen ons daarom onthouden.
We hopen dat het ontwerp betreffende de inclusie en de relatie tussen het gewoon en het buitengewoon onderwijs, beterschap brengt. Mijn fractie is er immers van overtuigd dat de inclusiegedachte een winstpunt kan betekenen voor ons onderwijs. Een en ander mag echter niet ten koste gaan van het buitengewoon onderwijs. De keuze van de ouders en van de leerlingen moet immers ten allen tijde gegarandeerd blijven. (Applaus bij de leden van N-VA)
Taal wordt in dit ontwerp van decreet niet beschouwd als een volwaardige gelijkekansenindicator. Er wordt alleen rekening mee gehouden in samenhang met andere indicatoren zoals kansarmoede. Dat valt te betreuren.
Talloze directies van Brusselse scholen hebben al contact met me opgenomen omdat in het ontwerp van decreet geen rekening wordt gehouden met niet-kansarme anderstalige leerlingen. Een wet van 1971 bepaalt dat het gezinshoofd in Brussel vrij kan kiezen waar zijn of haar kinderen school lopen. Veel anderstalige ouders kiezen voor Nederlandstalige scholen omdat ze willen dat hun kind meertalig wordt en de hoge kwaliteit van het Nederlandstalige onderwijs waarderen. In veel scholen in Brussel zijn 80 tot 95 procent van de leerlingen anderstalig. Volgens een leerlingentelling van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor 2001-2001 komt slechts 14,2 procent van de kleuters in Nederlandstalige Brusselse scholen uit homogeen Nederlandstalige gezinnen. 62,4 procent komt uit homogeen anderstalige gezinnen. Ik stel me vragen bij deze verhouding. Hoe kunnen Nederlandstalige kinderen in deze scholen volwaardige onderwijskansen krijgen? Uit recent onderzoek is gebleken dat slechts 1 op 10 kleuters in deze scholen de Vlaamse norm inzake taalvaardigheid haalt.
De taalachterstand van de anderstalige kinderen leidt tot leermoeilijkheden. Ook na het basisonderwijs blijft deze leerachterstand bestaan.
Ook in de Vlaamse Rand rond Brussel kunnen de Nederlandstalige scholen de toevloed van anderstalige leerlingen niet meer aan. Scholen met een grote populatie anderstalige leerlingen moeten meer middelen krijgen. Het ontwerp van decreet gaat voorbij aan de Brusselse realiteit. Recent onderzoek aan de VUB heeft aangetoond dat anderstaligen ook in de toekomst hun kinderen naar Nederlandstalige scholen zullen blijven sturen.
Dit decreet is een unieke gelegenheid om rekening te houden met de taalrealiteit in Brussel. De minister moet dit probleem bespreken met de Franse Gemeenschap. In Brussel moeten Franstalige scholen hun deuren sluiten, terwijl Nederlandstalige scholen met anderstalige leerlingen uit hun voegen barsten.
Anderstalige leerlingen mogen Nederlandstalige onderwijs volgen als die scholen voldoende middelen krijgen om de anderstalige leerlingen een gepaste begeleiding aan te bieden en alle Nederlandstalige leerlingen gelijke kansen te geven. Daarom dienen wij ons amendement dat taal als een gelijkekansenindicator beschouwt, opnieuw in. (Applaus bij CD&V en het VB)
Aan de kritiek van de oppositie over de zorgverbreding is niet tegemoetgekomen. Ik heb zelden meegemaakt dat een ontwerp van decreet een belofte bevat. Men kondigt nog twee fases aan, maar zegt niets over de nodige middelen. Dit amendement is volgens mij niet meer dan een schijnamendement.
Het vrijwel absolute inschrijvingsrecht doet afbreuk aan het Schoolpact. Artikel 24 van de Grondwet bepaalt dat het iedereen vrij staat onderwijs aan te bieden volgens een bepaald pedagogisch project. Anderzijds staat het, ook volgens de Grondwet, de ouders vrij te kiezen voor een bepaald project. Dit evenwicht in stand houden blijft moeilijk, maar het is wel de basis van het Schoolpact. Volgens mij wordt dit evenwicht nu verstoord door het absolute inschrijvingsrecht. De Raad van State zegt in zijn uitgebreid advies weliswaar niet dat dit recht ongrondwettelijk is, maar zijn conclusie luidt wel dat het Parlement moet beslissen of het evenwicht gewaarborgd is. Men mag deze principes in twijfel trekken, maar dient dan wel artikel 24 van de Grondwet te wijzigen. Hier omzeilt men de Grondwet en wij zullen daartegen beroep aantekenen bij het Arbitragehof.
De Raad van State zegt letterlijk : In dat opzicht kan het ontwerp van decreet in overeenstemming met de door de Grondwet gewaarborgde vrijheid van onderwijs worden geacht.
De Raad van State besluit dat het Parlement moet oordelen of het evenwicht bewaard wordt. De rol van de commissie voor Leerlingenrechten beschouwde de Raad van State als ongrondwettelijk.
Het inschrijvingsrecht raakt niet aan de grondwettelijke vrijheid van onderwijs als er een pedagogisch project en een schoolreglement is.
De rol van de commissie voor Leerlingenrechten is weliswaar aangepast, maar dat betekent niet dat de aangepaste rol wel in overeenstemming is met de Grondwet. Ik denk dat de vrijheid van aanbod fundamenteel in het geding is.
Het gevolg van dit artikel zou kunnen zijn dat niet-gemengd onderwijs verboden wordt. Of dat Nederlandstalige scholen in Brussel Vlamingen weigeren omdat ze al te veel anderstaligen hebben ingeschreven. Minister Vanderpoorten gaf overigens gewoon toe dat dit een onbedoeld gevolg zou kunnen zijn van het onbeperkte inschrijvingsrecht. Nederlandstalige scholen in Brussel kunnen dus geen anderstaligen meer weigeren, zelfs niet omwille van een gezond evenwicht tussen Nederlandstaligen en anderstaligen.
De Franstalige basisscholen in de Rand kunnen alleen maar Franstalig onderwijs aanbieden aan kinderen die in de gemeente zelf wonen en thuis Frans spreken. Of aan die voorwaarden voldaan wordt, kunnen we niet nagaan omdat de federaal georganiseerde inspectie niet werkt. Maar hoe denkt de Vlaamse regering deze twee voorwaarden nu nog af te dwingen? De Franstalige basisscholen in de Rand kunnen het absolute inschrijvingsrecht voortaan gebruiken om de taalwetgeving inzake onderwijszaken te overtreden. (Applaus bij het VB)
De kansenongelijkheid was het afgelopen decennium een belangrijk aandachtspunt van de overheid. Een succesvolle schoolloopbaan vormt immers een voorwaarde voor de ontplooiing van elk individu.
Dit ontwerp van decreet wil de kinderen een gelijke startpositie verschaffen en dat is lovenswaardig. De ongelijke onderwijskansen treffen verschillende doelgroepen en komen tot uiting in problemen als de te hoge ongekwalificeerde uitstroom van jongeren uit het onderwijs, de hoge percentages voor onderwijsachterstand en het watervalsysteem in het secundair onderwijs.
In onze pluralistische kennismaatschappij moeten alle ouders en alle leerlingen kunnen kiezen uit een waaier van projecten. Dit ontwerp van decreet betekent een versterking van de vrijheid van schoolkeuze. Vooral de participatie van de leerling is van belang omdat die daardoor inspraak krijgt in zijn eigen toekomst. De schoolkeuze moet gebaseerd zijn op de capaciteiten en de interesses van elk kind.
Een andere financiering van het onderwijs is noodzakelijk. De scholen moeten meer kunnen inspelen op de vraag van de ouders en op de behoefte van de leerlingen. Tot nu was de financiering gebaseerd op het aantal leerlingen. Er was slechts een beperkte correctie in het kader van het onderwijsvoorrangsbeleid of van de zorgverbreding.
Het onderwijssysteem is ook inhoudelijk te veel ontworpen op basis van de onderwijsvrijheid van de instelling. De ouders en de leerlingen hadden nauwelijks impact op de aanwending van de middelen. Door het openstellen van de inrichtende machten wordt een echt pluralisme mogelijk. De actieve participatie van alle geledingen die bij het onderwijs betrokken zijn, is daarvoor de graadmeter. Men zal zich niet meer kunnen verbergen achter het opvoedingsproject of de specificiteit van de school, want die zullen democratisch bepaald worden.
Dit ontwerp van decreet is een stap in de goede richting, maar een voortdurende evaluatie is noodzakelijk.
Het ontwerp vertrekt van het principiële inschrijvingsrecht op de school van de eigen keuze. In het verleden maakten scholen te veel gebruik van het recht leerlingen te weigeren om het profiel van de school te handhaven. Of deze toestand weldra tot het verleden zal behoren, valt echter nog af te wachten.
De lokale overlegplatforms krijgen nieuwe bevoegdheden. Ze moeten op een professionele manier en binnen een aanvaardbaar tijdskader worden uitgebouwd. De verruiming van het takenpakket mag de onderwijsmensen niet verder overbelasten.
Dit ontwerp van decreet legt de basisprincipes vast voor een geïntegreerd onderwijsaanbod voor het gewoon basisonderwijs en het gewoon voltijds secundair onderwijs. De vroegere tijdelijke initiatieven worden omgevormd tot één transparant aanbod, dat niet voor één, maar voor drie jaar zal gelden. Dat geeft de scholen extra zekerheid en maakt een betere planning mogelijk.
Dit ontwerp van decreet is een eerste stap naar gelijke onderwijskansen voor alle kinderen. De vorming van de leerkrachten is daarvoor een essentiële voorwaarde. De herwaardering van de leerkracht en de inspanningen om het beroep aantrekkelijker te maken komen slechts in de marge van dit decreet ter sprake, maar zijn erg belangrijk.
De mensen die actief met zorgverbreding bezig zijn, hebben terecht aan de alarmbel getrokken. De ingevoerde overgangsmaatregelen zijn zeker verdedigbaar. Een verdere stroomlijning naar een Gelijke Kansen II-decreet, zal een stap zijn naar een ware democratisering van het onderwijs (Applaus bij VU&ID).
Dit decreet is een stap in de goede richting, maar er is nog heel wat werk aan de winkel voor de implementatie van dit decreet, voor het sensibiliseren van alle onderwijsactoren en voor het uitwerken van de volgende decreten.
In de voorbije tien jaar werd er veel ervaring opgebouwd in het werken met kansarme kinderen. Er zijn tijdelijke projecten ontstaan rond zorgverbreding en onderwijsvoorrangsbeleid. De onderwijsmensen willen de goede elementen in die projecten behouden, maar vragen dat de knelpunten zouden worden weggewerkt. Totnogtoe ging het immers om projecten voor één of twee jaar en was er geen zekerheid over het behoud van de extra uren. De leerkrachten konden ook niet vast benoemd worden. Slechts de helft van de basisscholen kreeg extra uren om aan onderwijsvoorrang te werken.
De ongekwalificeerde uitstroom uit het onderwijs is te groot. Te veel kinderen behalen geen enkel diploma en hebben het daardoor ook als volwassene moeilijk om werk te vinden of te behouden. Dat heeft te maken met kansarmoede.
Het decreet bestaat uit twee delen, het basisonderwijs en het secundair onderwijs. Om een grotere gelijkheid te realiseren, moeten we echter in de eerste plaats ingrijpen in het basisonderwijs, want dat is het fundament van de schoolloopbaan. Daarom zal er daar de komende twee jaar extra in geïnvesteerd worden. Een permanente vorm geven aan de bestaande situatie van de projecten is echter moeilijker dan van nul beginnen.
Dit ontwerp van decreet steunt op drie pijlers. De eerste is het inschrijvingsrecht. Daarop zijn enkele uitzonderingen, onder meer wanneer de veiligheid in het gedrang komt, en in een aantal gevallen is doorverwijzing mogelijk. Dat betekent een breuk met het verleden. In het decreet op het basisonderwijs werden al bepalingen over de aanvaarding van leerlingen opgenomen, maar nu gaat het om het inschrijvingsrecht.
Het creëren van lokale overlegplatforms breekt met de traditie van het non-discriminatieverdrag, vooral inzake de werkwijze. Deze platforms zullen professioneel ondersteund worden, wat de slaagkansen aanzienlijk zal verhogen.
Daarvoor wordt een ruim budget vrijgemaakt.
Door de veelvuldige contacten tussen alle actoren in het lokaal overlegplatform zal de samenwerking tussen scholen en netten verbeteren.
Het ondersteuningsbeleid geldt voor twee groepen leerlingen. De eerste groep is kansarm om socio-economische of culturele redenen. Als er meer dan 10 procent dergelijke leerlingen zijn, krijgt een school extra ondersteuningsuren. Ongeveer 1700 van de 2400 basisscholen komen daarvoor in aanmerking.
In het basisonderwijs zijn er ook andere problemen, bijvoorbeeld leerlingen die geconfronteerd worden met leerstoornissen, maar ook tijdelijke problemen, bijvoorbeeld het overlijden van een gezinslid.
Voor dit alles zal er in 2003 in elke school een zorgcoördinator komen, die de leerkrachten begeleidt, de contacten met het CLB, het buitengewoon onderwijs en het welzijnswerk regelt en leertrajecten uitstippelt. Vanaf 2003 zal er dus een zorgbrede school zijn met een visie en een zorgsysteem. Op termijn zullen trajecten uitgestippeld worden met als doel de ongekwalificeerde uitstroom te beperken en meer jongeren aan te moedigen om voort te studeren.
De toekenning van de middelen zal natuurlijk ook gebeuren op basis van de nieuwe criteria. De criteria zullen trouwens voortdurend op wetenschappelijke wijze bijgesteld worden.
In vergelijking met de vroegere manier van toekenning, namelijk op basis van het totale aantal leerlingen, zullen bepaalde, vooral grote scholen minder uren zorgverbreding krijgen. Door het ontwerp zullen de uren immers bepaald worden op basis van het aantal doelgroepleerlingen.
Wat het non-discriminatiepact betreft, is het goed dat de lokale overlegplatforms professioneel ondersteund worden. Hun werking start op 1 januari 2003 en ze hebben zes maanden om het inschrijvingsrecht voor te bereiden. Wachten tot 2005 is overbodig.
Dit ontwerp is de start, er moeten nog andere ontwerpen van decreet volgen, onder meer het participatiedecreet en het gelijkekansendecreet II over het buitengewoon onderwijs.
De praktijk zal de werkbaarheid van het decreet bewijzen. De opmerkingen over de ongelijke behandeling van kinderen en de te vlugge invoering zijn onterecht. Het lokaal overlegplatform is het overleg tussen de verschillende scholen van een lokale gemeenschap. Dat mag niet verward worden met de participatieraden, samengesteld uit verschillende partners in een school. Uit de komende begrotingsbesprekingen zal blijken of er voldoende geld zal zijn, mijn wensen zijn in ieder geval duidelijk.
We zullen de evolutie van de doorverwijzing, de communicatie met de ouders en het criterium van de thuistaal op de voet volgen. Dit Parlement heeft voldoende kans gekregen om opmerkingen te formuleren, eerst bij de visietekst, later bij het ontwerp.
Ik heb oog voor de problemen van de Brusselse scholen. Ik heb reeds een aantal directeurs gesproken en zal de komende weken verdere besprekingen voeren. Ik hoop daarover in het najaar te kunnen debatteren de commissie voor Onderwijs
Ik wil iedereen danken voor de medewerking. Goedkeuring van dit ontwerp is een belangrijke stap op weg naar meer gelijke kansen in het onderwijs. (Applaus bij CD&V, de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet betreffende gelijke onderwijskansen-I.
- De stemmingen over de amendementen op de artikelen III.1, III.7 en VI.2 en over de artikelen III.1, III.7 en VI.2 worden aangehouden.
- De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet en over het voorstel van resolutie houden.