Verslag plenaire vergadering
Verslag
Niet alle fracties zijn vertegenwoordigd. Ik stel voor om de vergadering te schorsen.
De minister en de meeste fracties zijn aanwezig, maar ik ben bereid de vergadering gedurende vijf minuten te schorsen.
- De vergadering wordt geschorst om 10.05 uur.
- De vergadering wordt hervat om 10.14 uur.
Door het regeerakkoord, de opeenvolgende ministers, de beleidsnota en de beleidsbrieven over de sociale huisvesting, waren de verwachtingen hooggespannen. Nu stellen we vast dat er een complete chaos heerst, 63.000 gezinnen zijn wanhopig op zoek naar een betaalbare woonst.
De doelstelling van de regering was de bouw van 15.000 nieuwe sociale huurwoningen, boven op de normale aangroei van sociale woningen. Nu is niet langer zeker dat het gaat over bijkomende woningen. Hoe moeten we de doelstelling van het regeerakkoord interpreteren? Ook het Rekenhof vraagt een duidelijke maatstaf.
Het Rekenhof beweert dat op 30 januari 2002 1.000 bijkomende woningen aanbesteed zijn. De minister daarentegen zei op 1 maart dat er al 5.000 bijkomende woningen zijn. Kan hij dat verschil verklaren?
Volgens de minister is alles te wijten aan het slechte management van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij (VHM). CD&V, hierin gesteund door het Rekenhof, vindt echter dat de regering nooit duidelijk gemaakt heeft hoe de 15.000 bijkomende woningen gerealiseerd moeten worden. Zij heeft enkel de budgetten voor de sociale huursector verhoogd, maar de gemeenten en OCMW's geen extra middelen gegeven en evenmin het sociaal huurbesluit aangepast, opdat ook zij woningen zouden kunnen verhuren aan sociale voorwaarden.
Het was nochtans niet zo moeilijk om klaarheid te scheppen. Als de beheersovereenkomsten, zoals vereist door de Vlaamse wooncode, afgesloten zouden zijn met de sociale huisvestingsmaatschappijen, zou de VHM de bouw van bijkomende woningen kunnen afdwingen in plaats van enkel te sensibiliseren.
In theorie hebben de sociale huisvestingsmaatschappijen en de VHM een grondreserve van 1590 hectare. Dat volstaat voor de bouw van 30.000 woningen. Door het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is een belangrijk deel van deze reserve niet beschikbaar. Daarenboven zijn enkel in de provincie Antwerpen de gronden gescreend. Er is dus duidelijk onvoldoende overleg met de minister van Ruimtelijke Ordening.
In de commissie is reeds gezegd dat er voldoende gronden zijn, maar die worden niet aangewend. In veel steden staan woningen leeg en daar is nog ruimte voor sociale woningbouwprojecten. Het is verkeerd om te zeggen dat er onvoldoende gronden zijn.
Er zijn inderdaad voldoende gronden, maar de ruimtelijke ordening laat niet toe dat deze gebruikt worden omdat het veelal gaat over woonuitbreidingsgebieden.
Het RSV wordt te veel als excuus gebruikt. Als elke gemeente een woonbehoeftestudie maakt, heeft men een duidelijke inventaris. Ook de diensten van de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Milieu hebben in 102 gemeenten 100.000 bijkomende kavels geïnventariseerd. Men is het RSV aan het uitvoeren. Het komt er op aan de gegevens, die er zijn, te gebruiken.
Ik vraag duidelijkheid voor de gemeenten. Laat hen weten waar ze aan toe zijn. De vooropgestelde doelstellingen moeten bereikt worden. De problematiek van de gronden speelt hier een een belangrijke rol.
Men probeert hier duidelijk komaf te maken met het huidige beleid, terwijl men het vorige beleid tracht te vergeten. (Samenspraken)
De meerderheid van de sociale huisvestingsmaatschappijen werken aan een inventarisatie van de beschikbare bouwgronden. Vooraleer men zijn doelstellingen wil bereiken moet men immers eerst een inventarisatie maken.
Het schoentje knelt bij de hogere overheid. Deze laat de woonbehoeftestudies die opgemaakt werden door de lokale overheden immers al te vaak links liggen.
Men houdt hier een terecht pleidooi voor een groei van de woonuitbreidingsgebieden. Het is echter een feit dat de woonbehoeftestudies al te vaak misbruikt worden voor speculatie. Bouwgronden zijn de laatste jaren immers de meest rendabele belegging geworden. Ga, als hogere overheid, dus in tegen speculatie en geef de gemeenten ook de middelen om hier tegen in te gaan.
Het lukt de gemeenten vaak om gronden vrij te maken. De lokale huisvestingsmaatschappijen zijn echter vaak bang voor de VHM.
Er moeten meer middelen voorzien worden zodat er bouwgronden kunnen aangekocht worden. Ik verzin dit niet. Dit werd ook al bevestigd door het Rekenhof, de VHM en de sociale huisvestingsmaatschappijen.
Het gaat echter niet alleen om het grondbeleid. Men moet ook beschikken over de nodige financiële middelen om woningen te realiseren. De financiële middelen voor de investeringsprogramma's moeten dan ook opgetrokken worden.
De middelen die ter beschikking gesteld worden door de Vlaamse overheid worden echter al te vaak verward met het geheel van investeringen. Voor de buitenstaander gaat het hierbij om een miljardendans. De waarheid is echter genuanceerder. De inbreng van de belastingbetaler is immers slechts een fractie van de totale kostprijs. Zo worden de lonen van de ambtenaren, werkzaam binnen de VHM, vergoed door de beheerskosten aangerekend aan de verschillende bouwmaatschappijen.
De vraag is echter of dit volstaat voor de realisatie van 15.000 bijkomende woningen. Ik verwacht van de minister duidelijke garanties dat er voor 15.000 geplande bijkomende woningen ook geld is om deze te bouwen en duidelijkheid wie nu precies wat inbrengt. Wellicht moet het solidariteitsprincipe tussen verschillende sociale huisvestingsmaatschappijen hier ook maar spelen.
Omwille van verschillende redenen slaagt de VHM er niet in het verhoogde investeringsprogramma uit te werken. Vooreerst is er een onvoldoend aanbod vanwege de sociale huisvestingsmaaijen. Verder is er de nog steeds groeiende wachtlijst voor de financiering van de subsidies voor bouw- en renovatieprojecten (SBR). De procedurebesluiten van 19 december 1996 hebben er tevens toe geleid dat de sociale huisvestingsmaatschappijen onder twee voogdij-instanties zijn moeten komen te werken. Tenslotte is het ook zo dat men geconfronteerd wordt men een groeiende onwil vanwege de gemeenten om nog sociale huurwoningsprojecten toe te laten op hun grondgebied.
Hieruit blijkt dat er twee ongelijkwaardige en zelfs elkaar beconcurrerende financieringsmechanismen bestaan. Een dergelijke concurrentie leidt tot inefficiëntie. Men komt immers tot een onderbenutting van het normale investeringsprogramma en een overbevraging van het SBR-programma.
Men is zeer selectief in de weergave van de gegevens van het Rekenhof. Het Rekenhof stelt dat we vorig jaar alle beschikbare kredieten benut hebben.
Creëer één investeringsmaatschappij en organiseer geen concurrentie tussen de verschillende financieringsmechanismen. Het Rekenhof vraagt trouwens ook dat men tot één financieringsprogramma zou komen.
Men weet toch dat de Federatie van Bouwmaatschappijen gevraagd heeft dat het aantal SBR-projecten zou toenemen.
Dit is pertinent onwaar.
De minister vertelt onwaarheden. Wijzig gewoon de percentages van de investerings- en SBR-programma's. Per arrondissement bestaan er immers cijfers over de objectieve woonbehoeften. De SBR is echter het persoonlijk speelgoed van de minister. Daar gaat het hem om.
De meeste sociale huisvestingsmaatschappijen worden beheerst door de CD&V en niet door de VLD.
Het gaat hier om een politiek spel. Dat is de realiteit. Durft men eens een analyse maken?
Ik hou me niet bezig met politieke spelletjes. Ik wil enkel inspelen op de bestaande behoeftes.
De VLD heeft dit dossier ten koste van de belangen van de sociale huisvesting gepolitiseerd.
Ik word hier geconfronteerd met aantijgingen waarvoor elk bewijs ontbreekt.
Het financieringssysteem is allesbehalve transparant.
Ook het Rekenhof laat zich zeer negatief uit over de aanpak van de realisatie van 15.000 bijkomende sociale woningen. Het is overduidelijk dat de ambitieuze doelstelling niet zal worden gehaald en dat dit enkel te wijten is aan de stoelendans op het departement Huisvesting, waar we op slechts twee jaar tijd vier ministers zagen passeren. (Applaus bij CD&V)
Op een interpellatie over de thesaurieproblemen van de VHM antwoordde de minister in commissie dat hij 30 miljoen euro had gevonden, ondanks de bewering van de VHM dat er geen geld meer was. Is het trouwens niet eigenaardig dat de bedrijfsrevisor en de commissarissen niet tijdig hebben gewezen op deze problemen? Zelfs het Rekenhof blijft het antwoord schuldig op de vraag waar die 30 miljoen euro dan wel vandaan komt. De herfinanciering van de leningen die vervallen in 2002 en het aanpakken van de mijnwerkersleningen kunnen wat financiële middelen opleveren, maar zeker geen 30 miljoen euro. Kan de minister daar duidelijkheid over verschaffen?
De privaat-publieke samenwerking (PPS) wordt naar voren geschoven als de grote oplossing voor alle problemen. PricewaterhouseCoopers heeft een systeem uitgewerkt om op korte termijn 10.000 woningen te realiseren. De contouren van dit systeem zijn verre van duidelijk. De ervaring leert ons dat PPS vaak allesbehalve goedkoop blijkt te zijn. Kan de minister garanderen dat een sociale woning in het nieuwe systeem minder zal kosten dan een woning die wordt gerealiseerd volgens het klassieke investeringsprogramma? Zal de sociale huurder opdraaien voor het hogere BTW-tarief dat geldt in de privé-sector?
Een reorganisatie van de sector blijft intussen nodig. Een rationalisatie en verdere professionalisering dringen zich op om een dynamisch beheer en kwaliteitsvolle dienstverlening te kunnen waarborgen. Daarvoor moet de opdeling tussen de huur- en koopsector op middellange termijn worden afgebouwd.
Volgens CD&V moet er een overkoepelende woonfederatie komen, waarin de socialehuur- en socialekoopmaatschappijen, de erkende kredietvennootschappen en de socialeverhuurkantoren zijn vertegenwoordigd. Huisvestingsmaatschappijen zijn immers het best geplaatst om woningzoekenden bij te staan. Het woonbeleid moet vertrekken van de mensen die een woning zoeken en de instellingen moeten een efficiënt antwoord bieden op hun vragen.
De beslissing van de raad van bestuur van de VHM over de reorganisatie sluit volledig aan bij de visietekst van CD&V over Goed Wonen. De kerntaken en de controle- en bankfunctie moeten worden herbekeken, terwijl de VHM zeker haar rol als kennis- en informatiecentrum moet blijven ontwikkelen. De dag nadat de minister in de commissie had beloofd hierover van gedachten te zullen wisselen met de raad van bestuur van de VHM, konden we in de krant lezen dat hij de top van de VHM zou schorsen. Is er sprake van een schorsing? Zo ja, op basis van welke criteria?
De negatieve berichtgeving zorgt voor chaos bij de ambtenaren die hun werk in eer en geweten proberen te doen. We moeten vermijden dat bekwame en gemotiveerde personeelsleden bij de VHM weggaan. Waarom weigert de minister elk gesprek? Hanteert hij een verrottingsstrategie om de pil van de PPS makkelijker verteerbaar te maken?
Het huisvestingsbeleid van deze regering kent vele tekortkomingen : realisaties blijven achterwegen, de sector werd niet hervormd, de financieringssystemen blijven onduidelijk. De vergelijking met een duivenkot dringt zich op : de ene minister volgt de andere op, maar de duiven willen niet vallen. De gewone mensen zijn weer het slachtoffer. En zij zijn het wachten meer dan beu. (Applaus bij CD&V)
Dit debat over de sociale huisvesting komt twee jaar te laat, omdat het onderzoek naar de wantoestanden bij de socialehuisvestingsmaatschappijen en naar het manke management van de VHM aantoont dat er al lang heel wat verkeerd loopt. Het grote verloop van ministers draagt niet bij tot een accurate reactie op de problemen. Maar eigenlijk komt dit debat ook drie weken te vroeg. Er is immers een schorsingsbesluit van de Vlaamse regering tegen het huidige management van de VHM.
Als nieuwkomer heb ik heel wat moeite gehad een weg te vinden in het kluwen van de sociale huisvesting, een kluwen waarvoor deze regering niet verantwoordelijk is. Ik had bewondering voor de andere commissieleden die jongleerden met diverse afkortingen. Ik wil erop wijzen dat minister Gabriels pas sinds juni 2001 bevoegd is voor deze materie, en nu toch al met heel wat initiatieven komt.
De audit naar de wantoestanden loopt nog steeds, maar een tussentijds rapport bevestigt het waarheidsgehalte van de in de artikelenreeks van De Morgen geschilderde 'laakbare feiten', zoals ze in de commissie genoemd werden. Het zou verhelderend zijn om te zien of voor deze laakbare feiten ook gebruik werd gemaakt van belastingsmiddelen.
Graag kreeg ik klaarheid over het management. Komt er nu een crisismangager?
Bovendien moet er een duidelijke scheiding komen tussen beleidsvoorbereidend en beleidsuitvoerend werk. Tegelijk moet het Vlaams Woningfonds verzelfstandigen. Controle op de sociale huisvestingsmaatschappijen komt de administratie toe. En tussen de Vlaamse Regering en de Vlaamse Huisvestingmaatschappij moet er een duidelijke beheersovereenkomst komen, en op haar beurt met de sociale huisvestingsmaatschappijen.
De versnippering van 118 huisvestingsmaatschappijen is van het goede te veel. Zij moeten streekgebonden samenwerken en op termijn fusioneren. Kwestie van het peil van de diensten te verbeteren.
Over beheersovereenkomsten mogen we niet alleen praten, we moeten die nu eindelijk realiseren. Want in de commissie stelt u dat we nog wachten op een beter beleid.
Voor het einde van maart zal ik aangeven waar we naartoe willen en met die beheersovereenkomsten. Ook op welke manier dit zal gebeuren.
U wil dus eind deze maand met deze overeenkomsten starten.
Inderdaad, in het kader van een debat over beter bestuurlijk beleid wil ik die beheersovereenkomsten invullen.
Maar dat is een zeer uitvoerig debat.
Met die beheersovereenkomsten zijn we ook al jaren bezig.
Met de sociale huisvesting zijn er veel problemen, langer wachten kan dus niet.
Dezelfde studie van PriceWaterhouseCoopers zegt dat we door de bomen het bos niet zijn meer zien. Zowel de Vlaamse Huisvestingmaatschappij als de sociale huisvestingsmaatschappijen én de andere actoren moeten geherstructureerd, zodat elkeen zijn rol kent. Er zijn er te veel naast mekaar zonder meerwaarde. Ik roep CD&V op om dit te steunen.
De huursubsidies moeten rekening houden met de leefomgeving en de normen moeten rekening houden met de concrete woonbehoeften.
Een totaal van 15.000 bijkomende sociale woningen blijft een eerste prioriteit. Maar de overheid kan dat niet alleen. En komt er in september een vervolg op het inpulsprogramma inzake nieuwbouw?
Wat de VLD echt wil is mij niet duidelijk. Volgende elementen storen mij. Uw stelling dat we moeten investeren volgens de behoeften doet mij zeggen dat de huidige investeringsprogramma's niet op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd zijn. Niets is echter minder waar.
In het verleden zou er bovendien gebrek aan management zijn geweest, terwijl ik zelf ondervoorzitter was. In geen enkele audit heb ik echter iets over mismanagement gelezen.
En waar is het schorsingsbesluit? En waar haalt u op 24 uur tijd. 1,2 miljard frank vandaan? U hebt het ook over foute berekeningen, terwijl het maar om een Excell-fout gaat : 2003 of 2004.
Wat u zegt, klopt niet. Ik ontken dat de advocaat van de Vlaamse regering dat op een informele bijeenkomst gezegd heeft. U neemt uw wensen voor werkelijkheid. Een duidelijk feit is dat de raad van bestuur zijn vertrouwen in het management opgezegd heeft. Men is voor die beslissing niet over een nacht ijs gegaan. Men probeert te komen tot een efficiënt organisme om de doelstelling van sociale huisvesting te realiseren.
Waar komt het genoemde bedrag vandaan? Driehonderd miljoen frank is afkomstig van de lopende KBC-rekening; 650 miljoen frank van de herfinancieringssector huur en 450 miljoen frank van het vrijmaken van de mijnwerkersleningen. Als men een rondzendbrief naar de sociale-huisvestingsmaatschappijen had gestuurd met het bericht dat men niet meer kon rekenen op aanvullende financiering, zou dat demotiverend werken en zou men nog verder afstaan van de doelstelling. Ik aanvaard dat niet en vind dat de maatschappijen moeten meewerken om de doelstellingen te halen in functie van de mensen die het nodig hebben.
De minister bewijst met dergelijke uitspraken dat hij zijn dossiers niet kent. Hij heeft 1,3 miljard frank gevonden en verwijst daarvoor naar de mijnwerkersleningen, maar hij vergeet dat er op 31 maart 2002 190.000 euro vrijkomt. Er kan nog eens 9 miljoen en 375.000 vrijgemaakt worden. De minister had daarvoor de rekeningsagenten moeten overtuigen en ook ministriële besluiten moeten vinden. Dat is geen nieuw geld, maar het dient om de liquiditeitsproblemen te verhelpen.
Voorts klopt het dat er 300 miljoen frank op de KBC-rekening staat. Dat is een bewuste keuze geweest van goed financieel beheer.
Hoe durft u dat te zeggen? Het gaat om een rekening zonder interestopbrengsten. Ik zal u de factuur bezorgen van wat die methode ons heeft gekost.
Het gaat om een rekening met interest. Dat geld is nodig om de ups en downs in de betalingen op te vangen. Men mag niet vergeten dat de VHM geen verwijlinteresten betaalt. Het geld kan dus best niet gebruikt worden voor nieuwbouw. Als mensen woningen willen, doet men dat beter met gewone investeringsprogramma's en niet met SBR : dat laatste is duurder.
Voorts blijft de vraag hoe de zogenaamde bullet-lening in elkaar zit. In 1994 heeft men een lening voor acht jaar afgesloten. Men heeft de hoofdsom opgedaan en ondertussen rente betaald. Op het einde van het jaar moet men de hoofdsom opnieuw in de leningsmachtiging opnemen, wat een gat in de begroting zou vormen. Het Rekenhof heeft daar voortdurend voor gewaarschuwd en de raad van bestuur van de VHM was daarvan op de hoogte.
Wat ik de minister vooral verwijt, is dat er na het aftreden van voormalig minister Sauwens, die als enige een werkgroep over de achterstallige 9 miljard frank van het Vlaams Gewest heeft opgericht, daarmee niets meer is gedaan. Men kan de vorige regering niets verwijten vanwege de thesaurie. (Samenspraken)
Ik wil gewoon uitleg van de minister.
Ik heb gezegd wat de samenstelling is. Als een maatschappij afwijkt van haar doel om woningen te bouwen, dan kunnen bepaalde mensen in gebreke gesteld worden.
De heer Decaluwe zegt dat ik de minister beschuldig van een verkeerd beleid. Ik heb hem alleen meer uitleg gevraagd over de werking van het management. Wat gaat er daarmee gebeuren? Als het gaat over de steun die ik verleen aan CD&V, betreft het alleen zaken waarover mevrouw Heeren gesproken heeft. Ik ben niet over 300 miljoen euro begonnen.
Wat de PPS betreft, is in de commissie gesproken over een goed doordacht systeem. Het komt erop neer dat er verschillende structuren mogelijk zijn waarbij er bij de aanbestedingsprocedure voldoende ruimte gelaten wordt voor de privé-partner om creatieve oplossingen naar voren te schuiven. Het gaat om een eenmalige som van 1,9 miljoen frank per woning om ingeschreven te worden. Dat is beter dan de vroegere zogenaamde PPS-structuren, zoals het systeem-Waltniel en Domus Flandria.
De overheid moet een actief woonbeleid voeren en dient aandacht te hebben voor het geheel. Momenteel worden we geconfronteerd met een huisvestingsbeleid dat grotendeels in handen is van extern verzelfstandigde overheidsmonopolies. Er ontbreekt een coherente strategische visie die op lange termijn een duurzaam woonmilieu in Vlaanderen ondersteunt. Het onevenwicht dat daardoor gecreëerd is, brengt grote onzekerheden met zich mee, zowel beleidsmatig als individueel. Opnieuw dreigen de kwetsbare groepen uit de boot te vallen. Ze komen onvoldoende aan bod en blijven op het zwarte wooncircuit aangewezen. Daarom moet de overheid een stabiele omgeving creëren met een beperking van de risico's. Ik hoop dat de minister in zijn uitdagingen zal slagen en dat de huisvestingssector het binnenkort veel beter zal doen. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Dit debat komt te vroeg om een afrekening te maken van het gevoerde beleid maar niet om een tussentijdse balans te maken. In de commissie komen deze onderwerpen bijna wekelijks aan bod. Het gaat dan over de doelstelling die de regering bij het begin van deze legislatuur heeft gesteld, met name het realiseren van 15.000 bijkomende woningen, over haar ambities met betrekking tot het financiële stelsel en de hervorming van de beheersstructuren, en over de ambitie van minister Gabriëls om op een andere manier aan sociale woningbouw te doen.
De regering zal er niet in slagen 15.000 bijkomende sociale woningen te bouwen. Dat is financieel onhaalbaar en bovendien is daarvoor onvoldoende grond voorradig. Dat is pijnlijk voor de mensen op de wachtlijst, maar geen drama voor de regering omdat de kiezer haar daarop niet zal beoordelen. De bewoners hebben andere zorgen en klagen vooral over de leefbaarheid van de sociale woningen. Om daaraan te verhelpen zijn geen bijkomende middelen nodig, alleen wat politieke moed om decretaal in te grijpen. Leefbaarheid heeft te maken met veiligheid, comfort en betaalbaarheid. Veel huurders klagen over de hoge huurlast en over andere bijkomende lasten. Ik heb een voorstel van decreet ingediend om de sociale lasten te lenigen.
Het is voorts glashelder dat de reguliere middelen lang niet volstaan om de ambities waar te maken. In in de zoektocht naar alternatieven, is men bij de magische PPS terechtgekomen. Ik ben geneigd PPS alle kansen te geven en de studie van Price Waterhouse Coopers overtuigt me enigszins, maar ik besef dat het debat nog niet rond is. Bovendien blijf ik sceptisch omdat PPS totnogtoe alleen maar in de havensector werkt. We moeten evenzeer rekening houden met mislukkingen als de Liefkenshoektunnel.
Wat iedereen al had vastgesteld, wordt nu in de audit bevestigd : er schort een en ander aan de beheersstructuur van de VHM. Er zijn al een aantal voorstellen gelanceerd om daaraan te verhelpen : één loket of een fusie van de verschillende maatschappijen. Er is evenwel nog geen definitieve oplossing. Ik denk niet dat we zoals in Nederland moeten werken aan één centrale instelling die de hele huisvestingssector beheert. De Nederlanse sociale huisvesting is bouwkundig geen voorbeeld.
Ten slotte is de tijd van de grote complexen voorbij. Projecten dienen voortaan kleinschalig te zijn en ingebed in de stads- of dorpskernstructuur. Dat betekent wel dat de projecten duurder zullen worden en dat we er minder snel in zullen slagen 15.000 bijkomende sociale woningen te bouwen.
We zullen minister Gabriels echter niet beoordelen op dat laatste cijfer. Veel belangrijker is dat hij snel klaarheid schept over de financiering en de beheersstructuur, en dat hij een oplossing vindt voor het leefbaarheidsprobleem.
We kunnen het verleden onmogelijk wegvegen. Het is niet omdat we voortaan voor kleinschalige projecten opteren, dat we mogen doen alsof de grootschalige projecten niet meer bestaan.
Iedereen was het erover eens om bijvoorbeeld de Silvertop te behouden. (Applaus bij het VB)
De huisvestingssector is door allerhande mistoestanden en financiële perikelen in een stroomversnelling geraakt. Bovendien slaagt de sector er niet in de doelstellingen te realiseren, waardoor het vertrouwen van de bewoners en iedereen die op een wachtlijst staat, weg is. Omdat wij dat vertrouwen dringend moeten herstellen, mogen we ons niet verschuilen achter een debat over de structuren. Hoe belangrijk die structuren ook zijn, voor de sp·a blijven de mensen belangrijker. Een sociale huisvesting op mensenmaat betekent degelijke, betaalbare en goedgelegen woningen.
Omdat nog meer dan 60.000 gezinnen op de wachtlijst staan, blijven de 15.000 bijkomende woningen een absolute prioriteit. Bovendien worden OCMW's met bijkomende uitdagingen geconfronteerd : specifieke groepen als daklozen, delinquenten, bejaarden en gehandicapten hebben behoefte aan specifieke huisvesting onder begeleiding. Het debat daarover dienen we dringend te voeren.
De gemeenten moeten een belangrijker rol spelen in het woonbeleid. Ze coördineren het lokale woonbeleid nu al. Althans op papier want het is wraakroepend dat nogal wat gemeenten weigeren een sociaalhuisvestingsbeleid te voeren. Een aantal steden heeft al autonome stadsbedrijven opgericht omdat ze goed beseffen dat ze bevoorrechte partners kunnen worden. Als we de situatie willen verbeteren, zullen de gemeenten sturend moeten optreden en goed uitmaken waar ze op lange termijn naartoe willen.
Volgens sp·a moeten de steden een grotere rol spelen. Is het de bedoeling dat er gemeentelijke autonome bedrijven komen, die enkel verantwoordelijk zijn voor het grondbeleid, of moeten die bedrijven ook zelf woningen bouwen?
Niet enkel steden, maar ook gemeenten kunnen woningen bouwen. Kleinere gemeenten kunnen daarvoor eventueel samenwerken met andere gemeenten. Er zijn immers een aantal factoren, die de socialehuisvestingsmaatschappijen niet kunnen beïnvloeden.
De meerderheid van de aandelen van de huisvestingsmaatschappijen is in handen van de publieke sector, vaak de gemeenten en de OCMW's. Ik begrijp dat er gepleit wordt voor een grotere inbreng van de steden, maar ben niet overtuigd van het belang van gemeentelijke autonome bedrijven. In steden zijn er vaak al grote bouwmaatschappijen.
De privé-aandeelhouders blokkeren dikwijls bepaalde activiteiten van een maatschappij.
Het is niet de bedoeling om andere maatschappijen op te doeken. Door de oprichting van een autonome bouwbedrijf kan de gemeente actief participeren en eventueel samenwerken met privé-partners om meer sociale woningen te bouwen.
Ik zou graag de mening van de minister hierover kennen.
Hoe meer initiatiefnemers, hoe beter. Ook gemeenten en OCMW's kunnen initiatieven nemen, al dan niet in samenwerking met privé-partners.
Stedelijke gebieden hebben andere huisvestingsproblemen dan landelijke gebieden. Er is behoefte aan een beleid op maat. Door de instroom van gezinnen met lage inkomens, daalt de inkomenscoëfficiënt in stedelijke maatschappijen sterker dan in landelijke gemeenten. Daarom moet het Solidariteitsfonds de solidariteit tussen de verschillende huisvestingsmaatschappijen bevorderen.
Kleinere gemeenten hebben niet onmiddellijk de knowhow en de financiële mogelijkheden om een woonbeleid te voeren. Intergemeentelijke samenwerking kan een oplossing bieden. De Vlaamse overheid moet hen helpen. Welke initiatieven zal de minister daartoe nemen?
Het uitgangspunt moet de bewoner van een sociale woning zijn. De gemeenten, het aanspreekpunt voor huisvesting, dienen werk te maken van een éénloketsysteem. De inwoners moeten echter ook zelf kunnen participeren.
Om de doelstelling van 15.000 bijkomende sociale woningen te halen, zijn op korte termijn verschillende maatregelen noodzakelijk, onder meer een duidelijke taakomschrijving en reorganisatie van de socialehuisvestingsmaatschappijen en de VHM en een duidelijk, eenvoudig en soepel financierings- en controlesysteem. Misschien kan men ook hier denken aan inspraak van en controle door de bewoners zelf. Openheid en nauwe samenwerking met hen kan de sector weer geloofwaardig maken. Wat zijn de concrete voorstellen van de minister?
PPS kan niet tegen elke prijs. Het voorstel van PriceWaterhouseCooper laat nog veel vragen onbeantwoord, onder meer over het te hanteren BTW-percentage en de renovatiekosten. PPS moet duidelijker gedefinieerd worden en het voorstel dient technisch verfijnd te worden. De verschillende partners moeten aan een aantal duidelijke voorwaarden voldoen. Het handhaven van strenge kwaliteitseisen is noodzakelijk om de kostenspiraal in bedwang te houden. Het is belangrijk dat de huurprijzen niet stijgen. Het rendement van de privé-sector moet begrensd worden. Het streven naar winst zou kunnen leiden tot grotere complexen en hoogbouw. Ook dan moet voldoende aandacht besteed worden aan de omkadering en de woonkwaliteit.
Bij een PPS zal de huisvestingsmaatschappij de woning, waarvan ze geen eigenaar is, doorverhuren aan de bewoner. Ze moeten klachten over de kwaliteit van onder meer onderhoud doorgegeven aan de eigenaar, die niet noodzakelijk meer middelen zal investeren.
Moet de sociale huisvestingsmaatschappij dan de bijkomende kosten dragen? Wat gebeurt er indien een van de privé-partners zou failliet gaan?
Het mag overigens niet bij dit ene PPS-voorstel blijven. Er zijn nog andere formules, zoals bijvoorbeeld gemengd bouwen, mogelijk.
Er is dus, op korte termijn, nog heel veel werk aan de winkel. De hervorming van de sector is echter geen gemakkelijke klus. Alleen hebben duizenden gezinnen hier geen boodschap aan. Elke dag dat hun het recht ontzegd wordt om te wonen in een goede, kwaliteitsvolle en betaalbare woning, is een dag te veel. (Applaus)