Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is het actualiteitsdebat over de jeugddelinquentie en inzonderheid de uitwerking van het toekomstige jeugdsanctierecht.
Minister Vogels noemde twee jaar geleden het voorstel van minister Verwilghen om een gesloten federale jeugdinstelling op te richten, veel te repressief. Dit weekend vertelde de minister echter aan een krant dat ze er bij minister Verwilghen al twee jaar op aandringt om een gesloten federale jeugdinstelling op te richten. Als de opvang in de instelling in Everberg niet op 1 maart van start kan gaan, zou de minister Everberg als een Vlaamse instelling exploiteren. Het is al sinds 1999 bekend dat jongeren vanaf 2002 niet langer mogen worden opgesloten in gesloten instellingen. Het probleem komt dus niet onverwacht. Als de federale regering er niet in slaagt om tijdig een juridische grondslag te bieden voor de oprichting van de gesloten instelling in Everberg, dan kan de Vlaamse regering dat evenmin. Bovendien blijft het personeelsprobleem en het probleem van de bouwvergunningen. De afgesproken datum van 1 maart is bijgevolg niet haalbaar.
Jongeren opsluiten in een crimineel fabriekje, zonder aandacht voor hulpverlening of begeleiding, is onverantwoord. Het optreden van Justitie moet ingepast worden in een integrale aanpak. In de eerste plaats moet er aandacht zijn voor preventie, hulpverlening, jeugdzorg en een aangepast onderwijs- en gezinsbeleid.
Deze noodwet was niet nodig : CD&V heeft immers reeds geruime tijd geleden een wetsvoorstel ingediend. De meerderheid heeft echter altijd geweigerd om erover te debatteren. De acties van jeugdrechters en parketmagistraten hebben voor paniek gezorgd die heeft geleid tot deze noodwet.
Een heleboel vragen, onder meer over de doelstellingen, de doorstroming, de begeleiding en de inhoud van het samenwerkingsakkoord, blijven onbeantwoord. Het is ook niet duidelijk of er een nieuwe wet op de jeugdbescherming komt. De federale regering mist een duidelijke visie. Het is de hoogste tijd dat er een jeugdsanctierecht en een coherent beleid worden uitgewerkt.
Er is geen overleg tussen de beleidsniveaus. Opsluiting primeert. Jongeren die in Everberg opgesloten worden, zullen alle kansen in de maatschappij verliezen. De Vlaamse regering moet nu werk maken van een uitgebreid scenario voor de jeugdbijstand. Het structureel tekort aan plaatsen voor een langere verblijfsperiode in de gemeenschapsinstellingen, waar jongeren begeleid worden met zinvolle pedagogische projecten, moet weggewerkt worden.
CD&V heeft wel een duidelijke visie op de aanpak van jeugddelinquentie. Wij willen een integrale aanpak. We pleiten voor een uitbreiding van de capaciteit van de gemeenschapsinstellingen en een verruiming en diversificatie van de begeleiding van de verschillende doelgroepen. We willen andere maatregelen voor als misdrijf omschreven feiten en problematische opvoedingssituaties. Voor een beperkte groep jeugdige delinquenten moet er een aangepaste federale inrichting komen binnen een nieuw wettelijk kader. Duidelijke afspraken tussen de verschillende overheden zijn onontbeerlijk.
CD&V heeft dus een alternatief. Ik hoop dat de democratische fracties onze motie van aanbeveling zullen steunen. (Applaus bij CD&V, AGALEV en VU&ID)
Op 23 juni 1988 werd België door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens veroordeeld voor het opsluiten van jongeren in gevangenissen. Het Hof maakte duidelijk dat jongeren alleen maar kunnen worden opgesloten in afzonderlijke instellingen die daarop zijn voorzien. Gedurende de volgende tien jaar verkondigde de politieke meerderheid in dit land dat er iets zou moeten gebeuren. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de federale wet van 4 mei 1999, die bepaalt dat jongeren vanaf 1 januari 2002 niet meer in een gewone cel mogen worden opgesloten.
Bij het aantreden van de nieuwe regering hebben we duidelijk het signaal gegeven dat door de inwerkingtreding van deze wet in de praktijk heel wat problemen zouden rijzen, aangezien er niet voldoende gesloten instellingen zijn om probleemjongeren op te vangen. Het is werkelijk schrijnend om vast te stellen dat jeugdrechters, die verplicht zijn om binnen de 24 uur een beslissing te nemen, uren aan de telefoon hangen om ergens een plaatsje te vinden.
Op onze vele vragen en interpellaties over dit onderwerp kregen we van de minister als antwoord dat er tegen 1 januari 2002 tien extra plaatsen zouden worden gecreëerd, wat volgens haar voldoende zou zijn om de nood te lenigen. Bij de begrotingscontrole 2001 stelden we echter vast dat de minister minder zeker van haar stuk werd. Zij wees erop dat de tien plaatsen misschien niet tijdig klaar zouden zijn en deed de belofte aan een buffercapaciteit te werken en halfgesloten naar gesloten plaatsen om te schakelen.
Op 24 januari 2002 ontplofte dan de bom. Vier jongeren die de grens nabij Rijsel waren overgestoken om hier als misdrijf omschreven feiten te plegen, werden gewoon weer vrijgelaten door het gebrek aan opvangplaatsen. De jeugdrechters waren van mening dat de politici hun verantwoordelijkheid maar moesten nemen. Ik ben trouwens van mening dat de jeugdrechters volledig legitiem hebben gehandeld : ze hadden de overheid meermaals op het probleem gewezen.
Gelukkig nam premier Verhofstadt toen het heft in handen. Hij besloot tot de oprichting van een federale instelling voor het opsluiten van delinquente jongeren. Hiervoor zou een samenwerkingsakkoord worden afgesloten, waarin de federale overheid de veiligheid en bewaking voor haar rekening zou nemen en de gemeenschappen duidelijk zouden maken welke taken zij op zich zouden nemen.
Het is evident dat er een verschil is tussen de federale en de Vlaamse regering. De eerste heeft een wettelijke basis nodig om jongeren op te sluiten, reden ook waarom minister van Justitie Verwilghen het zo beproefde jeugdsanctierecht heeft uitgewerkt. De Vlaamse regering beschikt wel al over een wettelijke basis om jongeren in detentie te houden. De instelling te Mol is duidelijk geen hotel, maar wel een gesloten instelling waar jongeren legitiem achter slot en grendel kunnen worden gezet.
De komst van de federale instelling is in elk geval een feit, met vijf plaatsen voor de Vlaamse Gemeenschap en vijf voor de Franstalige Gemeenschap. Het debat van vandaag zou volgens mij moeten gaan over de inhoud van het samenwerkingsakkoord dat daarvoor moet worden afgesloten. Wat zal de inbreng van de Vlaamse Gemeenschap zijn?
Ik ben het niet eens met mevrouw Merckx-Van Goey dat we in een zwaar hulpverlenend regime moeten voorzien. Als we kijken naar het profiel van de jongeren die in Mol terechtkomen en naar de korte verblijfsduur, lijkt ons dat helemaal niet opportuun. Ook voor deze jongeren geldt trouwens het vermoeden van onschuld. Het is onze taak te zorgen voor een humaan klimaat in deze instelling, waar zij wat cultuur kunnen meepikken, aan sport kunnen doen of internetcursussen kunnen volgen. Ook wij geloven in het geven van een tweede kans aan delinquente jongeren, maar op twee maanden kunnen we op dat vlak niet veel resultaten boeken.
Laat ons investeren in projecten als ontheming die wel het gewenste resultaat opleveren. Het verblijf in Everberg moet zo kort als mogelijk gehouden en enkel bedoeld zijn om de maatschappij te beschermen. Hulpverlening, therapieën en onderwijs zijn er nutteloos, maar het verblijf biedt ons wel de tijd uit te zoeken met welke hulpverlening de jongeren het beste gediend zijn. Ik geloof sterk in preventie door opvoedingsondersteuning, maar daarmee bereiken we de jongeren uit het buitenland niet. We kunnen onze hulpverlening beter in een tweede fase inzetten.
De oorzaak van het probleem is inderdaad een gebrek aan middelen voor bijkomende opvangplaatsen. Maar u spreekt zichzelf tegen als u zegt dat we na de korte detentieperiode wel met al onze middelen klaar moeten staan.
Maar ook mevrouw Merckx-Van Goey spreekt zichzelf tegen. Ze zegt dat Everberg een crimineel fabriekje wordt maar ze pleit wel voor tijdelijke beschermingsmaatregelen. De kernvraag is wat we er precies zullen doen.
Op 1 maart wordt het centrum geopend. Er is nog geen juridische basis en niemand weet wat we er precies gaan doen.
Dat zal nader bepaald worden in het samenwerkingsakkoord.
We weten dus alleen dat de jongeren er maximaal twee maanden en vijf dagen vastgehouden zullen worden. Wat er tijdens die opvang of erna gebeurt, is dus nog niet gekend.
Er is een akkoord over de miniwet over de voorlopige hechtenis. Vrijdag zullen de federale regering en de gemeenschapsregeringen tijdens de interministeriële conferentie afspreken wie welke taken en verantwoordelijkheden op zich neemt.
We moeten toch op voorhand weten wat we gaan doen.
Indien we alleen maar debatteren over wat al beslist is, had u het evenmin goed gevonden. Na dit debat kan iedere fractie zijn ideeën in een motie verwoorden. De regering zal daar volgende vrijdag rekening mee houden.
Het doel van dit debat is minister Vogels ideeën geven waarop ze zich kan baseren tijdens de onderhandelingen over het samenwerkingsakkoord. De opmerking van CD&V dat er nog helemaal niets afgesproken is, slaat dus nergens op.
Mevrouw Merckx-Van Goey stelt terecht dat het samenwerkingsakkoord ondemocratisch is. Het parlement moet elementen kunnen aanreiken vooraleer een akkoord gesloten wordt.
CD&V is de enige fractie die een inhoudelijk voorstel voor een samenwerkingsakkoord heeft gedaan. Mevrouw Ceysens stelt dat het debat over het samenwerkingsakkoord gaat. Blijkbaar is ze de scherpe kritiek van onder meer de kinderrechtencommissaris vergeten, met name dat een gesloten federale instelling opgericht wordt zonder dat er een visie over het jeugdrecht ontwikkeld is. Het Vlaams Parlement heeft altijd gezegd dat het geen opgepoetst huis van bewaring wil, maar dat het een pedagogische inbreng wil doen en zijn gemeenschapsbevoegdheid volwaardig uitoefenen. De VLD zou zich beter bij dat standpunt aansluiten in plaats van slaafs de premier te volgen.
In het wetsontwerp over het jeugdsanctierecht worden jongeren op hun plichten aangesproken. Dat had al veel langer moeten gebeuren. Zo kan er eindelijk een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen jongeren die een als misdrijf omschreven feit gepleegd hebben en jongeren die uit een problematische opvoedingssituatie komen. Voorts zijn in het ontwerp ook straffen opgenomen, evenals alternatieve straffen en preventiemaatregelen. Detentie vormt de basis om jongeren kortstondig in voorlopige hechtenis te nemen. Het is belangrijk dat die zo kort mogelijk in een humaan klimaat opgevangen worden. Daarom moet de Vlaamse Gemeenschap zich aansluiten bij de federale regering.
U wil de detentieperiode zo kort mogelijk houden. Dat is niet mogelijk omdat de decretale basis ontbreekt. Er is niet alleen geen federale wetgeving, maar ook het Vlaamse decretale werk heeft minstens een jaar vertraging opgelopen. Ook is er een tekort aan kinderpsychiaters, terwijl heel wat kinderen behoefte hebben aan psychiatrische hulpverlening. Jaarlijks studeren slechts 7 kinderpsychiaters af en het merendeel verhuist naar Nederland.
Het parlement heeft een resolutie goedgekeurd over de bijzondere jeugdzorg en over de integrale jeugdhulpverlening. De proefprojecten over de integrale jeugdhulpverlening zijn van start gegaan binnen het kader van de huidige decretale regelgeving.
In Vlaanderen zijn er heel wat mogelijkheden. Het is essentieel dat die voldoende ter beschikking gesteld worden van jongeren die ze nodig hebben. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Om jeugddelinquentieproblemen op te lossen moet de juiste diagnose gesteld worden. Het is essentieel om de problemen te herkennen en te erkennen. Daarvoor moet er cijfermateriaal beschikbaar zijn. Het Vlaams Blok is voorstander van een no nonsense-aanpak. In Nederland wordt daaraan gewerkt. De cijfers uit dat land zijn alleszins betekenisvol. Zo zijn onder meer 99 procent van de straatrovers allochtonen en is de gemiddelde leeftijd 15 jaar. Cijfers van de politie in Antwerpen tonen aan dat in 1999 49,6 percent van alle geregistreerde feiten met bekende dader gepleegd werd door personen onder de 26 jaar. Minderjarigen tussen 12 en 17 jaar waren verantwoordelijk voor 16,6 percent van dergelijke feiten.
Het rapport-Van San toont aan dat de jeugdcriminaliteit bij allochtonen vele keren hoger ligt dan bij Belgische jongeren. Daarom mogen de beleidsverantwoordelijken dit onderwerp niet langer als een taboe beschouwen.
Een tweede factor die een efficiënt beleid inzake jeugdcriminaliteit in de weg staat is de normvervaging. Op dit vlak zendt de Vlaamse regering verkeerde signalen uit. De blabla-boemboem-campagne van minister Vogels verwart vrijheid met losbandigheid en nihilisme. Ook inzake drugs is er geen ontradingsbeleid, maar een feitelijke legalisering van de softdrugs. Het hoeft niet te verbazen dat uit een studie van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugsproblemen gebleken is dat het drugsgebruik bij scholieren in het schooljaar 2000-2001 met 40 procent toenam.
Een circulaire van minister Vanderpoorten bepaalt dat 30 halve spijbeldagen per leerling kunnen worden geregulariseerd, zonder dat de school subsidies verliest. Door deze maatregel wordt spijbelen dus geïnstitutionaliseerd. Nochtans is er een duidelijk verband tussen spijbelen en jeugddelinquentie. Pater Leman noemde de aanpak van het spijbelen trouwens één van de prioriteiten van zijn centrum. In het buitenland wordt spijbelen totaal anders aangepakt. De Franse regering heeft het onlangs mogelijk gemaakt het kindergeld af te nemen van ouders van spijbelende kinderen. Nederland legt regelmatig boetes op aan ouders van spijbelaars.
Ieder politiek item in ons land heeft een communautair aspect. Dat geldt ook voor deze thematiek. De Franstaligen willen geen effectief jeugdstrafrecht, wat niet te verbazen is gezien de politieke situatie in Wallonië. Ook de versnippering van bevoegdheden speelt ons parten. De federale wet van 1965 bepaalt dat jongeren geen misdrijven kunnen plegen. Ze zijn dus per definitie onschuldig.
Als ze iets doen wat niet mag, dan kan dat hooguit een als misdrijf omschreven feit zijn. Die mening is op dit ogenblik overal op haar retour, behalve in het socialistische Wallonië. Ook bij sommige partijen in Vlaanderen is dat nog steeds de overheersende mening.
Het laatste probleem is het verzet van minister Vogels tegen de oprichting van gesloten instellingen met een streng regime. Zij heeft het grote gebrek aan opvangcapaciteit voor zwaar delinquente minderjarigen nooit willen aanpakken, ondanks de smeekbeden vanuit de gerechtelijke wereld. Op dit ogenblik zijn er in Vlaanderen 80 gesloten opvangplaatsen en dat is belachelijk weinig. Daarom moeten jeugdrechters criminele jongeren soms meteen vrijlaten. Vandaag maakt de minister een ommezwaai, omdat ze aanvoelt dat haar ideeën bij de publieke opinie niet langer aanslaan. Onlangs deed ze triomfantelijk over tien bijkomende opvangplaatsen in Mol, maar eigenlijk zijn er honderden plaatsen nodig. In Nederland zijn er 1200 gesloten opvangplaatsen en ook daar is er nog vraag naar bijkomende plaatsen. De Antwerpse jeugdrechter Hens heeft in een interview aan De Standaard verklaard dat men niet wil geloven dat jongeren erge misdrijven kunnen plegen. Jongeren moeten opgevoed worden, maar ze dienen ook gestraft te worden. Nu nemen jongeren soms de verantwoordelijkheid op voor misdrijven die gepleegd werden door meerderjarigen, omdat ze weten dat zijzelf toch niet gestraft worden.
Wij zijn het dan ook absoluut niet eens met CD&V, dat de idee van een jeugdgevangenis verwerpt en zich daardoor nog progressiever wil opstellen dan de regering. Dat bewijst dat CD&V niet aanvoelt wat er leeft bij de publieke opinie en dat het geen brede volkspartij is.
Mevrouw Hens is verschillende keren aanwezig geweest in de commissie voor Welzijn en ze heeft deelgenomen aan het rondetafelgesprek. De heer Dewinter heeft deze eerbiedwaardige jeugdmagistraat verkeerd geciteerd. Ze heeft de reputatie streng te zijn, maar ze is geen voorstander van jeugdgevangenissen of van een jeugdstrafrecht. Jeugdgevangenissen leggen de nadruk op het bestraffen van jongeren terwijl zij het opvoedkundige aspect nog steeds prioritair vindt. Zij wil vetrekken vanuit de persoonlijke situatie van de jonge delinquenten.
Ik citeer alleen wat de jeugdrechter in De Standaard heeft gezegd.
De leden van de commissie voor Welzijn zitten te veel opgesloten in het sociologische discours dat hun eigen is. De beste manier om criminaliteit te voorkomen is het bevorderen van het respect voor normen en waarden. Daarom stellen we voor dat in het onderwijs cursussen burgerzin zouden worden georganiseerd.
Heeft iedereen volgens u recht op gelijke kansen? Een repressieve aanpak helpt niet om de oorzaken van criminaliteit aan te pakken. U bent een populist.
Het herstel van waarden en normen is de beste preventie.
Elke jongere moet gelijke kansen krijgen.
Jeugddelinquentie moet op één bestuursniveau aangepakt kunnen worden. De leeftijd voor strafrechtelijke meerderjarigheid moet verlaagd worden tot vijftien jaar. Ouders moeten verantwoordelijk gesteld worden voor het criminele gedrag van hun kinderen. Naar het voorbeeld van het Verenigd koninkrijk moet er een opvoedingscursus worden georganiseerd voor deze ouders. Als ze weigeren om daaraan mee te werken moeten ze strafrechtelijk aangepakt worden.
Slachtoffers van jeugddelinquentie blijven nog al te vaak in de kou staan; ze moeten vergoed worden voor de hun berokkende schade.
Jongeren met probleemgedrag moeten naar detentiescholen verwezen worden. Recidiverende jongeren moeten strenger aangepakt worden. Er moeten bootcamps worden ingericht zoals in de Verenigde Staten. Dankzij een semi-militaire aanpak kan gewerkt worden aan een mentaliteitsverandering. Deze jongeren hebben immers in de eerste plaats een mentaliteitsprobleem; ze wijzen elk gezag af en hebben geen enkel respect voor waarden en normen.
Het criminaliteitsprobleem bij jongeren in de Verenigde Staten is veel groter dan bij ons.
De rechtse burgemeester van New York is erin geslaagd om de criminaliteit met 40 procent terug te dringen dankzij een beleid van nultolerantie.
De zachte aanpak van regering en CD&V zal weinig uithalen. Enkel dankzij nultolerantie tegenover recidivisten en waardevorming bij andere criminele jongeren zal de criminaliteit kunnen worden teruggedrongen. Zo kunnen de jongeren beschermd worden tegen zichzelf en zal de maatschappij beschermd worden tegen de jongeren. (Applaus bij het VB)
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de daling van de criminaliteitscijfers in de Verenigde Staten in de jaren negentig van vorige eeuw een gevolg was van de legalisering van de abortus.
Ongewenste kinderen van adolescenten komen immers vaker in de criminaliteit terecht.
Uit onderzoeken in Nederland blijkt dat ernstige en gewelddadige jeugdcriminaliteit veroorzaakt wordt door ongeveer 2 tot 5 procent van de mannelijke populatie. De onderzoekers schatten dat zij 30 tot 60 procent van de criminaliteit voor hun rekening nemen. Zij berokkenen de maatschappij ook veel materiële schade.
Allochtone jongeren vertonen gemiddeld meer ernstig en gewelddadig crimineel gedrag. Problemen thuis en op school en veel tijd buitenshuis doorbrengen, zijn in alle etnische groepen risicofactoren. Nederland heeft een indrukwekkend aantal voorzieningen. Volgens de onderzoekers is het belangrijk dat de overheid het beleid aanstuurt, dat de betrokken departementen samenwerken en dat de beschikbare wetenschappelijke kennis toegankelijk is voor leerkrachten, gezinsvoogden en hulpverleners. Geen van de onderzoeken vinden evidente oplossingen. Hoever staat het met het nieuwe onderzoek van mevrouw Van San over onder meer de motieven van minderjarige allochtone delinquenten?
Europa is door de grote vraag naar arbeidskrachten een immigratiecontinent geworden. Man en vrouw werken beiden. Doordat de maatschappij daaraan niet aangepast is, stijgt de druk en de stress. Ouders voelen zich schuldig omdat ze hun kinderen zelf niet kunnen opvangen. Gezinsstructuren lopen op de klippen door deze tijds- en prestatiedruk.
In deze regeerperiode zijn al een aantal maatregelen uitgevoerd, maar we hebben de verantwoordelijkheid om dat ook actief op te leggen aan de ondernemingen. In tijden van hoogconjunctuur hebben de bedrijven de mond vol over maximale en soepele deelname aan het arbeidsproces. Als het slechter gaat, staan de flexibele werknemers op straat. Een maatschappij mag niet accepteren dat op deze manier met haar mensen omgesprongen wordt.
Kinderen met ouders en leerkrachten die opgebrand zijn, gaan op zoek naar onmiddellijke genotsbevrediging en zoeken gemakkelijke oplossingen voor deze verlangens om de pijn van hun eenzaamheid te verdrijven.
Het gedrag van een toenemend aantal jongeren met moeilijkheden is geen uiting van rebellerende maatschappijkritiek, maar getuige van de systematische vernieling van ons sociaal kapitaal. Het helse ritme dat ons opgedrongen wordt en de waarden van de treurbuis en de reclamegoden, genereren gebrek aan respect, betrokkenheid en waardering.
En nu worden de brokken van een jarenlang gedoogbeleid gelijmd met een federale noodwet en een federale gesloten instelling. De allesoverheersende beeldcultuur heeft ons sociaal leven echter kapot gemaakt. De werking van een instelling als Everberg is gebaseerd op het Pavlov-principe : voor zoveel misdrijf, zoveel straf en boete. Als de delinquent lang genoeg op de vingers wordt getikt, zal hij wel inbinden. Wat een illusie.
De minister moet zich hoeden voor een tweede interneringsbedrijf en de creatie van een nieuwe vergeetput. Ik heb de instelling in Mol bezocht en ben van mening dat het plaatsgebrek niet alleen te maken heeft met het feit dat er te veel delinquente jongeren zijn, maar ook met een verkeerd gebruik door de jeugdrechters. Veel jongeren zitten in Mol niet op hun plaats. Er is nood aan een betere doorverwijzing en een gerichtere opvang.
Ik pleit voor een diepgaande discussie over de positie van alle jongeren in Vlaanderen. We moeten aan contextbegeleiding werken. Volgens Willy Vandamme van de Kortrijkse contextbegeleiding zou meer dan negentig procent van de jeugddelinquentie te wijten zijn aan het feit dat jongeren de band met hun omgeving verloren hebben. Contextbegeleiding gaat uit van de veronderstelling dat het herstellen van de gebroken samenhang beduidend minder recidive van delinquent gedrag oplevert. Het is fantastisch om vast te stellen hoe onze hulpverleners, ondanks de overbevraging, nog steeds de moed en energie vinden om in delinquente jongeren te investeren.
Een Canadese studie leert ons alvast dat opsluiting zonder behandeling enkel negatieve resultaten oplevert. Laten we de schande van de geïnterneerden vermijden. We hebben al goede stappen gezet, maar nog onvoldoende. Het jeugdsanctierecht moet zijn gebaseerd op de eerherstelvisie.
Ik ben onder de indruk van uw redenaarstalent, maar zit wel met enkele praktische vragen. Bent u tegen de opening van de instelling te Everberg voor de acute opvang van jonge delinquenten?
Ik vraag alleen om deze instelling niet te gebruiken als ventiel op de stoompot. We mogen geen vergeetputten creëren. Ik ben van mening dat het principe van Pavlov niet werkt bij kinderen, al zijn ze zestien jaar oud. Fundamentelere investeringen dringen zich op. Een nieuw gedragspatroon bekom je niet door een opsluiting.
U vindt dus dat Everberg er moet komen en dat het samenwerkingsakkoord moet worden afgesloten, maar dat deze maatregel niet voldoende is.
We moeten eerst een globale visie hebben op het omgaan met jongeren die als misdrijf omschreven feiten hebben gepleegd. Dan pas kunnen we de inhoud van het samenwerkingsakkoord bepalen. Maar u bent dus ook van mening dat we in de instelling een pedagogisch programma moeten bieden?
Veel hangt af van het antwoord van de minister, die nog wat onduidelijkheden uit de wereld moet helpen. Maar de sfeer in de commissie is zeer constructief, dus ik denk dat we mekaar wel zullen vinden.
Emotioneel verwaarloosde en uitgesloten kinderen worden gemakkelijk het slachtoffer van miskenning en vernedering, wat volgens de joodse filosoof Avsihai Margalit zeer gevaarlijk is voor een fatsoenlijke samenleving. Hij meent dat er naast het juridische en politieke burgerschap ook iets bestaat als het symbolische burgerschap. Iedereen moet deel kunnen uitmaken van de symbolische rijkdom van een samenleving. Het resultaat van de miskenning van deze laatste vorm van burgerschap zien we dagelijks in Israël en Palestina : een negatieve identiteitsvorming en het gevoel uitgesloten te zijn.
We vragen ons vaak af waaraan we deze delinquente en gewelddadige jongeren hebben verdiend. Het antwoord vind je in de pupillen van hun ogen. Een aanblik die ondraaglijk is, want de ogen van deze jongeren vormen spiegels waarin we onszelf zien. (Applaus bij CD&V, de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Jongeren en geweld zullen altijd een actueel thema zijn en verdienen daarom een ruime benadering. Toch zal ik het in mijn tussenkomst hebben over drie aspecten : het centrum en samenwerkingsakkoord, jeugdrecht en doorstroming.
Nadat de jeugdrechter enkele jongeren die een zwaar delict gepleegd hadden, vrij moest laten wegens plaatsgebrek, besloot de federale regering een gesloten centrum met plaats voor vijftig jongeren te openen. De federale regering opteerde dat te doen in nauwe samenwerking met de gemeenschappen. In het samenwerkingsakkoord moeten de gemeenschappen de garantie krijgen dat ze hun verantwoordelijkheden - opvang, begeleiding en oriëntatie - kunnen nemen.
We moeten de jongeren vorming en ontspanning aanbieden, aangepast aan hun mogelijkheden en interesses. Begeleiding en oriëntatie dienen herstelgericht te zijn en te gebeuren in functie van verdere juridische beslissingen. We moeten blijven streven naar het herstel van de harmonie tussen dader, slachtoffer en samenleving.
Daartoe is uiteraard voldoende en bekwaam personeel nodig. Bovendien moet van de eerste minuut af gezocht worden naar mensen uit de omgeving van de jongeren, die hen niet als eeuwige delinquent zien. Zonder die mensen dreigen veel jongeren immers te hervallen.
Het samenwerkingsakkoord moet daarom duidelijk bepalen dat het centrum meer beoogt dan alleen maar de maatschappij beschermen. Het moet de jongeren nieuwe kansen bieden.
De miniwet betreffende de voorlopige plaatsing van jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, stemt ons niet tevreden. Iedereen is het erover eens dat de huidige wet niet langer voldoet, maar niemand doet wat. De huidige situatie leidt zelfs tot rechtsongelijkheid. Indien er geen nieuw jeugdrecht komt, ervaren wij dit nieuwe centrum als bedrog.
In de gemeenschapsinstellingen verblijven te veel jongeren wiens delinquent gedrag het gevolg is van bijvoorbeeld een psychisch probleem en daar bijgevolg niet thuis horen. De huidige regeling bepaalt waar deze jongeren terecht zullen komen. Er is dringend nood aan specifieke opvang voor jongeren met emotionele, karakteriële, sociale en psychische problemen. Wij vragen in de eerste plaats aandacht voor de doorstroming van zwakbegaafden en niet-begeleide minderjarigen buiten de asielprocedure. Ten slotte vraag ik Jusititie onverbiddellijk te zijn voor volwassenen die jongeren misbruiken om zware misdrijven te plegen.
We moeten ons echter steeds afvragen wat jongeren ertoe drijft zich zo kwaadaardig te gedragen. We moeten in de eerste plaats aandacht hebben voor het slachtoffer en voor de jongeren die het misdrijf pleegt. We moeten er vast van overtuigd zijn dat hij of zij geen slachtoffers meer zal maken. (Applaus bij CD&V, de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Toen twee jonge delinquenten vrijgelaten werden omdat de gesloten gemeenschapsinstelling in Mol overbezet was, was volgens premier Verhofstadt de veiligheid van de staat in het gedrang. De heer Coveliers, VLD-fractieleider in de Kamer had het zelfs over moord en verminking. Dit stigma zegt alles over de manier waarop we in onze maatschappij met jongeren omgaan. Men vergeet blijkbaar dat het nog altijd voornmalijk volwassenen zijn die criminele feiten plegen, dat er nog altijd meer jongere slachtoffers dan daders zijn en jongeren met andere problemen kampen.
In 2000 stierven 184 -19-jarigen in het verkeer en in 1999 pleegden 89 kinderen en jongeren zelfmoord. Toen zei niemand dat de staatsveiligheid in gevaar was.
Onder druk van een deel van de bevolking probeert men nu vlug een oplossing te vinden voor een probleem dat al langer aansleept. Het valt immers moeilijk uit te leggen waarom jonge verdachten als het ware zomaar op vrije voeten gesteld worden wegens plaatsgebrek in de bestaande instellingen.
Het is duidelijk dat er een oplossing gevonden moet worden voor het probleem van de opvang van jonge delinquenten die verdacht worden van een als misdrijf omschreven feit. Al te gemakkelijk wordt evenwel vergeten dat minderjarigen ook rechten hebben. Er is een noodwet neergelegd die de voorlopige hechtenis van jongeren regelt, maar het is onduidelijk of er een akkoord komt voor een jeugdsanctierecht. Toch bevat het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind een aantal basisbeginselen, onder meer dat er geen strafbepaling mag zijn zonder een wet die straf en misdaad vastlegt.
België is van plan om jongeren in een jeugdgevangenis te droppen zonder een wettelijke basis. Er zijn veel vragen waarop men vandaag geen antwoord kan geven. Wat zal er bijvoorbeeld met de jongeren gebeuren? Hebben ze recht op een advocaat die hen begeleidt?
Voorts blijft het verdacht stil over de fundamentele problemen die de overbezetting van de jeugdinstellingen veroorzaken.
Men mag niet alles op een hoop gooien. Er zal een wettelijke basis komen en de jongeren hebben recht op een advocaat als ze voor de jeugdrechter verschijnen.
Ik stel vast dat men minder aandacht heeft voor jongeren en hun rechten dan voor jonge delinquenten. Voorts moeten heel wat zaken nog geregeld worden in het jeugdsanctierecht.
Iedereen weet dat de sector van de jeugdhulpverlening al jaren kampt met een gebrek aan opvang van minderjarigen in nood. Minderjarigen in een problematische opvoedingssituatie, jongeren met psychische of met drugproblemen, slachtoffers van mensenhandel enzovoort worden vaak samen opgevangen. Spirit vraagt dat er een task force opgericht wordt waarin een strategie uitgewerkt wordt en waar afspraken vastgelegd worden wie wanneer welke hulp biedt. Een van de uitdagingen van deze regering moet erin bestaan om een coherent plan uit te werken waarin bijzondere aandacht besteed wordt aan de kinder- en jeugdpsychiatrische diensten en aan de drughulpverlening. We vragen dat de minister zich ertoe verbindt ervoor te zorgen dat het huidige antwoord op de jeugddelinquentie niet ten koste gaat van de jeugdhulpverlening.
Er dient niet meer geld te gaan naar de integrale jeugdhulpverlening, maar het is essentieel dat de schotten weggehaald worden tussen de zes sectoren. Het creëren van een eenloketsysteem voor jongeren in nood moet vermijden dat er parallelle circuits bestaan. We zullen de minister steunen als ze de begroting op die manier heroriënteert.
Het uitbouwen van sociale netwerken en relationele opvoeding is een eerste stap van een preventiebeleid. Met het decreet op het jeugdwerkbeleid heeft minister Anciaux daartoe een belangrijke aanzet gegeven. Het gelijkekansendecreet van minister Vanderpoorten is eveneens een voorbeeld van een integraal preventiebeleid.
Daarnaast is de vraag hoe antwoord geboden kan worden op het delinquente gedrag van jongeren. Ik hoop dat het beleid binnen de op stapel staande jeugdgevangenis en de reeds bestaande gemeenschapsinstellingen gericht zal zijn op herstelbemiddeling waarbij dader en slachtoffer, samen met een neutrale begeleider, op zoek gaan naar een antwoord op het misdrijf. Voorts pleit ik ervoor dat leeftijdsgenoten van de dader actief betrokken worden bij de nabegeleiding. Op die manier wordt het sociale netwerk actief ingeschakeld.
Het debat toont aan dat er behoefte is aan een coherent en samenhangend beleid. Het is evenwel minstens even belangrijk om aandacht te besteden aan de constructieve bijdrage die kinderen en jongeren leveren aan de samenleving. (Applaus op alle banken)
Men mag niet uit het oog verliezen dat delinquentie van alle tijden is en niet alleen het gevolg van de huidige samenleving. Er wordt veel gesproken over de verzuring in de samenleving. De berichten dat jeugddelinquenten niet geplaatst kunnen worden, roepen terecht vraagtekens op. De politiek komt terzake ongeloofwaardig over. Wie is voor wat verantwoordelijk? Momenteel wordt er een pingpongspel gespeeld. De federale regering is verantwoordelijk voor het jeugdsanctierecht en de gemeenschappen zijn bevoegd voor jeugd en bescherming. Waarom vaardigt de federale regering een noodwet uit na 1 januari 2002, hoewel ze wist dat dit een einddatum was? Die noodmaatregel heeft een aantal beperkingen. Zo is de wet alleen van toepassing op jongens ouder dan 14 jaar die een serieus misdrijf gepleegd hebben en als er plaatsgebrek is in de instelling. Alles staat of valt evenwel met het samenwerkingsakkoord dat met de gemeenschappen gesloten moet worden.
In de instellingen van Mol en Ruiselede zitten jongeren die daar niet thuishoren, omdat er elders geen plaats is.
Er bestaat onduidelijkheid over de verdeling van de bevoegdheden. Wij vragen dat de minister haar bevoegdheden ten volle zou laten gelden bij het afsluiten van het samenwerkingsakkoord. De bevoegdheid van de gemeenschappen mag zich niet beperken tot de jeugdbescherming, ze dient ook het jeugdsanctierecht te bevatten. Homogene bevoegdheidspakketten zijn noodzakelijk. Everberg mag geen fabriek van criminelen worden. (Applaus)
Ik dank de sprekers voor hun tussenkomsten. In mijn antwoord zal ik niet ingaan op de meer filosofische bedenkingen, maar wil ik me beperken tot de concrete situatie.
Door de staatshervorming van 1980 werd de uitvoering van de wet van 1965 een bevoegdheid van de gemeenschappen. Deze wet gaat uit van de notie bescherming van minderjarigen. Ze maakt het onderscheid tussen POS en MOF en maakt de jeugdrechter bevoegd voor het treffen van maatregelen. Deze aanpak botst de laatste jaren tegen zijn grenzen aan. Deze wetgeving heeft een aantal perverse neveneffecten gehad. Voor volwassenen bestaat ook de mogelijkheid van collocatie. Om de jongere te beschermen tegen zichzelf of om de maatschappij te beschermen tegen de jongere, kan de jeugdrechter geen andere maatregelen nemen dan een plaatsing van maximaal drie maanden in een gesloten instelling. Jongeren die verschillende zelfmoordpogingen hebben gedaan of die zichzelf mutileren kunnen alleen worden opgesloten in Mol, waar er geen psychologische begeleiding is. Niet begeleide minderjarigen die worden misbruikt in de prostitutie, leven er naast jongeren die een misdaad hebben gepleegd. Ik heb veel waardering voor de opvoeders in deze instellingen.
Wie in Mol terecht komt, weet nooit vooraf hoelang hij er zal blijven. Dat is afhankelijk van de beslissing van de jeugdrechter en van de vraag of er plaats is in de instelling. Deze gesloten instellingen zijn een vergeetput voor jongeren. Ze hebben er geen rechtszekerheid en dat is in strijd met mensen- en kinderrechten.
De druk op de gesloten instellingen heeft te maken met de afschaffing van artikel 53. Het heeft echter geen zin om te streven naar meer gesloten instellingen. Eerst moet er meer duidelijkheid zijn over in- en uitstroom bij de gesloten instellingen. De jeugdrechter moet over andere wettelijke instrumenten kunnen beschikken : plaatsing in gesloten psychiatrische instellingen of in drughulpverlening, opvangmogelijkheden voor niet-begeleide minderjarigen en haalbare programma's voor reïntegratie. Bij de uitstroom is er meer reïntegratie nodig. Nu worden jongeren na drie tot zes maanden opnieuw naar huis gestuurd met het etiket van criminele jongere. Ze zijn niet echt welkom op school en worden niet gewaardeerd door de ouders. Waardering vinden ze alleen in de criminele jeugdbende waartoe ze vooraf al behoorden.
Men zegt dat ik plotseling van idee ben veranderd, maar dat is niet juist. Dat kan ik aantonen met het besluit van de Vlaamse regering van 18 februari 2000. Dat geeft me de toestemming om, met het oog op de afschaffing van artikel 53, tien bijkomende plaatsen op te richten in de gesloten instelling in Mol. In het kader van de wet van 1965 voorzag artikel 53 in een vorm van voorlopige hechtenis. In principe was dat een opsluiting voor een korte periode, met de bedoeling de samenleving te beschermen en het onderzoek niet te hypothekeren. De voorbije jaren werden er gemiddeld 180 jongeren geplaatst voor een periode van ongeveer tien dagen. Het creëren van tien extra plaatsen moest in principe dus betekenen dat men aan 360 jongeren een plaats kon geven. Daarbovenop werd een buffercapaciteit gecreëerd voor piekmomenten. Met de unie van de jeugdrechters werd afgesproken dat die plaatsen zouden worden gebruikt voor jongeren van meer dan twaalf jaar die een MOF hebben gepleegd waarop in het strafrecht voor volwassenen een gevangenisstraf van vijf tot tien jaar staat en wanneer er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de jongere zich aan het gerecht zou onttrekken. Dit concept werd door de Vlaamse regering goedgekeurd op 12 oktober 2001 en werd door een ministerieel besluit verder verfijnd in december van datzelfde jaar.
Sommige jeugdrechters vochten echter de bevoegdheid van de Vlaamse regering aan en voelden zich niet gebonden door de afspraken met de unie. Ze gingen die tien plaatsen ook gebruiken voor jongeren die niet aan de afgesproken voorwaarden voldeden en die volgens de wet van 1965 voor een periode van drie maanden konden worden geplaatst in een gesloten instelling. Daardoor kwam het concept onder zware druk en moesten jeugdrechters jongeren die ernstige feiten hadden gepleegd, toch vrijlaten.
Ik heb nooit beweerd dat ik met deze tien bijkomende plaatsen de structurele problemen van de gemeenschapsinstellingen zou oplossen. Ik heb al gezegd dat er volgens mij een jeugdsanctierecht moet worden uitgewerkt. De Vlaamse regering heeft in het besluit van 18 februari 2000 ingestemd met de keuze voor een gedifferentieerd aanbod voor de opvang van jeugddelinquenten.
Na overleg met de federale minister van Justitie werd op 23 maart 2001 een protocol afgesloten tussen de Vlaamse Gemeenschap en de federale minister van Justitie over de bevoegdheden die op de grens liggen tussen welzijn en justitie. Daarin werd erkend dat investeringen in gesloten capaciteit noodzakelijk zijn voor de beveiliging van de samenleving en voor reïntegratie en opvoeding.
Deze regering heeft steeds consequent naar oplossingen gezocht. Voor de uitbouw van een gedifferentieerd aanbod werd 300 miljoen frank geïnvesteerd in herstelbemiddeling en halfopen opvang. Deze halfopen opvang is van groot belang in het kader van de uitstroom uit de gesloten instellingen. We hebben in dit verband overleg gepleegd met de gesubsidieerde sector. VZW De Overstap zal op 1 maart van dit jaar 13 opvangplaatsen ter beschikking stellen in Antwerpen; ook in Mechelen is een initiatiefnemer bereid gevonden om een halfopen instelling te openen. Er zullen bijkomende middelen ter beschikking worden gesteld van de halfopen instellingen. Er moeten 70 plaatsen bijkomen. Momenteel wordt er overleg gevoerd tussen de halfopen instellingen en de gesloten instelling van Mol.
U herhaalt wat u al in de commissie hebt gezegd. Waarom duurt het allemaal zo lang? Pas nu vergadert u over de uitstroom. Ik hoop dat het niet bij beloftes zal blijven.
Ik heb uitgebreid verwezen naar investeringen vanaf 2000. Ik ben minister vanaf 1999. Daarvoor was CD&V bevoegd voor Welzijn. We hebben een protocolakkoord gesloten met het ministerie van Justitie.
Minister Verwilghen verwijt u dat u dat akkoord niet hebt uitgevoerd.
Die uitspraak laat ik voor rekening van minister Verwilghen.
Ik ben blij dat de eerste minister een initiatief heeft genomen. Op 28 januari 2002 werd een akkoord bereikt over het volgende : er wordt een gesloten instelling opgericht voor de opvang van maximaal 50 jongeren; het jeugdrecht wordt sneller verder uitgewerkt; de gemeenschappen moeten samen met de federale overheid een beleid uitwerken voor de uitstroom uit gesloten instellingen.
Vorige maandag heeft de Kamer een wetsvoorstel goedgekeurd om een juridische basis te bieden aan de gesloten instelling in Everberg. Jongeren kunnen enkel in een gesloten instelling terechtkomen als aan de volgende voorwaarden voldaan is : ze moeten ouder zijn dan veertien; ze moeten een misdrijf gepleegd hebben waarop een gevangenisstraf staat van ten minste vijf jaar; de jongeren moeten een gevaar vormen voor de veiligheid en er mag geen plaats meer beschikbaar zijn in de gemeenschapsinstellingen.
Als tegen oktober van dit jaar geen samenwerkingsakkoord is gesloten tussen federale overheid en gemeenschappen, dan vervalt de wet. Het samenwerkingsakkoord zal vrijdag besproken worden op de interministeriële conferentie. De federale overheid zou bevoegdheden krijgen op het vlak van bewaking, controle, logistieke ondersteuning, infrastructuur en veiligheid. De gemeenschappen moeten instaan voor pedagogische en sociale begeleiding, vorming, sport, ontspanning, informatie en toeleiding naar de opvang achteraf. Tijdens de korte termijn van hun verblijf in de gesloten instelling wordt onderzocht waar de jongeren achteraf het best kunnen worden opgevangen.
We zullen het onderzoek van het rapport-Van Sant voortzetten. Daartoe wordt een aanbesteding voorbereid.
De voorbije weken is hard en constructief gewerkt. Natuurlijk was de samenwerking beter vroeger op gang gekomen. Nu moeten we snel maatregelen nemen voor de realisatie van een jeugdsanctierecht en een gedifferentieerd hulpverleningsaanbod. Het akkoord van 28 januari moet volledig uitgevoerd worden.
We bevinden ons in een overgangssituatie met een aantal neveneffecten, waardoor de rechten van de jongeren aangetast worden. Het jeugdsanctierecht moet snel operationeel zijn. Uiteindelijk zal de jeugdrechter binnenkort over twee instrumenten beschikken om recht te spreken : de wet op de voorlopige hechtenis van jongeren, waardoor jongeren met zwaar crimineel gedrag onder een zeer strikt regime voor maximum 2 maanden en 5 dagen kunnen opgesloten worden; de wet van 1965 met de mogelijkheid om jongeren met minder zwaar crimineel gedrag voor drie maanden op te sluiten in de gesloten instelling in Mol.
Een aangepast hulpverleningsaanbod is essentieel voor onze omvattende visie. In Vlaanderen bestaat een brede consensus over het jeugdsanctierecht, maar in Wallonië heeft men schrik om de wet van 1965 niet meer toe te passen voor jeugddelinquenten. Ik vraag dan ook de steun van het Vlaams Parlement om een duidelijk signaal te geven dat wij over de vier punten van het akkoord van 28 januari een principieel akkoord willen vóór het paasverlof.
Uit overleg met de federale minister van Justitie blijkt dat we het eens zijn over de grote lijnen. De voorlopige hechtenis in een federale instelling op basis van een samenwerkingsakkoord met de gemeenschappen moet een volwaardig deel uitmaken van het jeugdsanctierecht. De uitvoering van de opgelegde maatregelen is de bevoegdheid van de gemeenschappen, maar een samenwerkingsakkoord over onder meer de psychiatrische hulp en de beveiliging van de samenleving is mogelijk.
Als er op 1 maart geen 10 plaatsen beschikbaar zijn in Everberg, zal dat beschouwd worden als een falen van het beleid. Daarom vraag ik vrijdag aan de regering om tegen die datum 20 extra gesloten plaatsen beschikbaar te maken in de instelling in Ruislede. Indien die plaatsen voor jongeren met psychische moeilijkheden zijn, dus op basis van de wet van 1965 ingevuld worden, zal dat aantal niet volstaan.
Er is behoefte aan een jeugdsanctierecht. Vlaanderen moet een duidelijk kader hebben. (Applaus bij sp·a, AGALEV en VU&ID)
Ik neem akte van uw vraag om steun. Dit debat heeft aangetoond dat er binnen de meerderheid verschillende meningen bestaan. De regeringen hebben geen duidelijke visie over jeugddelinquentie. Betekent de goedkeuring van de noodwet in de Kamer dat jongeren zelfs zonder de ondertekening van het samenwerkingsakkoord, tot 31 oktober in de instelling in Everberg kunnen opgesloten worden?
Pedagogische begeleiding daar en de toeleiding naar de zorg in de gemeenschappen is inderdaad noodzakelijk. Welke garanties zijn er dat Vlaamse en Waalse opvoeders dezelfde koers varen?
CD&V-initiatieven in het federale parlement bieden een duidelijke visie over het jeugdsanctierecht en de inhoud van het samenwerkingsakkoord en geven een grote verantwoordelijkheid aan de gemeenschappen.
Door de omvorming van de 20 plaatsen in Ruislede van halfopen naar gesloten, stelt de minister zich kwetsbaar op voor de kritiek dat, als zij vroeger dat initiatief had genomen, de noodwet niet nodig was geweest.
Ik kan de jeugdrechters geen voorwaarden opleggen, waaronder zij de jongeren daar kunnen plaatsen. Zolang deze plaatsen ook gebruikt worden voor onder meer problematische opvoedingssituaties en drugsverslaafden, zullen het er steeds onvoldoende zijn. Het betreft een overgangsmaatregel tot er een duidelijke omschrijving is van voorlopige hechtenis en vrijheidsberoving in het kader van uitvoering van maatregelen.
Dit was een goed debat, waarbij de sprekers rationeel en emotioneel gesproken hebben over een moeilijk probleem. Het is goed dat de verschillende visies hier tot uiting kunnen komen. De afwezige collega's en media hadden ongelijk. (Applaus)
Moties van aanbeveling
De voorzitter : Door mevrouw Becq en mevrouw Merckx-Van Goey, door mevrouw Ceysens, de heer Van Duppen, mevrouw Declercq en de heer Roegiers en door mevrouw Dillen werden tot besluit van dit actualiteitsdebat moties van aanbeveling aangekondigd. Ze moeten uiterlijk vrijdag 22 februari om 17 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
De bespreking is gesloten.