Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de toepassing van het Rosetta-startbanenplan in Vlaanderen
Actuele vraag over de toepassing van het Rosetta-startbanenplan in Vlaanderen
Verslag
Aan de orde zijn de samengevoegde actuele vragen van de heren De Cock, Laurys en Denys tot de heer Landuyt, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, over de toepassing van het Rosetta-startbanenplan in Vlaanderen
Uit een enquête van het VEV blijkt dat het Rosetta-startbanenplan nefast is voor Vlaanderen. Achtentachtig percent van de bedrijven heeft hiervan gebruik gemaakt. Bij 66 percent van de vacatures zijn de jongeren in nepstatuten terechtgekomen. Het VEV zegt dat dit plan op maat van de Waalse bedrijven gemaakt is. De minister-president wil dit plan bijsturen. Vindt de minister dit ook noodzakelijk? Wat voor bijsturingen heeft hij gepland?
Naar aanleiding van de nieuwjaarsreceptie van het VEV zijn de resultaten van een enquête bekendgemaakt. Daaruit blijkt dat het Rosetta-startbanenplan nutteloos was : 88,3 percent van de bedrijven zegt dat zij de jongeren toch zouden aangeworven hebben, twee derde zegt dat zij hen dan zelfs een contract van onbepaalde duur zouden aangeboden hebben. Het Rosetta-startbanenplan laat wel contracten van onbepaalde duur toe maar blijkbaar hebben de werkgevers daar niet op ingespeeld.
Het is moeilijk om geschikte kandidaten te vinden. Minister Onkelinkx heeft nog geen boetes opgelegd. De minister-president neemt alleen akte van het akkoord binnen Vesoc en wijst erop dat de werkgevers ook voordeel van het plan hebben. Het gaat over grote bedragen : 20.000 frank RSZ-vermindering en 600 miljoen frank Vlaams geld. Dat is veel geld voor een maatregel die niets opbrengt. In de beleidsbrief staat nochtans dat men geen gelijke tewerkstellingsmaatregelen kan nemen voor twee regio's met een verschillende socio-economische situatie. Gaat de minister contact opnemen met zijn federale collega om dit bij te sturen?
Ik was verrast door repliek van de minister op de stelling van het VEV. Dit was een onvlaamse reactie. Dit plan staat haaks op wat de minister zelf verdedigt. De Vlamingen zijn het erover eens dat federale tewerkstellingsplannen niet mogelijk zijn vanwege van de diversiteit van de Vlaamse en Waalse arbeidsmarkt.
Ik ben verrast dat de minister dit plan verdedigt. Het gaat immers niet over zijn beleid. Wij hebben getracht dit plan te corrigeren. Na 9 maanden moeten we vaststellen, op basis van een bevraging van 387 bedrijfsleiders, dat 88 percent ook zonder dit plan de jongere zou aangeworven hebben. Meer dan 60 percent zegt dat ze hen dan wel een vast contract zouden aangeboden hebben. Blijft de minister bij zijn standpunt dat de arbeidsmarkt in beide delen van het land zodanig verschilt dat federale tewerkstellingsplannen niet meer zinvol zijn en dat we eigen Vlaamse plannen moeten opstellen? Het VEV stelt voor om het plan om te vormen en de samenwerking tussen scholen en bedrijven te stimuleren.
De minister zegt dat hij het spijtig vindt dat de bedrijven niet eerst naar zichzelf kijken en dat zij de grote profiteurs zijn van dit systeem. Ik zou de visie van de minister hieromtrent willen kennen.
Het is mogelijk om een goede Vlaming te zijn en toch niet akkoord te gaan met het standpunt van het VEV. Ik ben steeds een verdediger geweest van Vlaamse CAO's. Ik vind ook dat de Vlaamse arbeidsmarkt heel anders is dan de Waalse. Er is in een grondige evaluatie van het Rosetta-startbanenplan voorzien. De studie van het VEV richt zich tot 387 bedrijfsleiders. Ook de social-profitsector heeft problemen. Voor de Vlaamse overheid daarentegen is het plan een succes. Het is dus belangrijk dat we de evaluatie afwachten.
In samenspraak met alle sociale partners hebben we er alles aan gedaan om dit per regio aan te passen. Wij hebben ervoor gezorgd dat de omschrijving van de doelgroepen zeer soepel was zodat alle mensen jonger dan 30 in aanmerking kwamen. Daaraan heeft de Vlaamse overheid specifieke steunmaatregelen voor moeilijk te plaatsen jongeren gekoppeld.
De problemen in Vlaanderen hebben echter veel meer te maken met oudere dan jongere werkzoekenden. Minister Onkelinkx werkt nu reeds aan een plan voor deze doelgroep. Met steun van de sociale partners ben ik nu aan het onderhandelen om het mechanisme van het Rosetta-startbanenplan ook te kunnen toepassen voor de vijftigers. We willen er daarenboven alles aan doen om opleiding en tewerkstelling binnen deze plannen te koppelen.
In Vlaanderen zijn er wel nog steeds jonge werklozen. Het gaat hier weliswaar over moeilijk te plaatsen jongeren. De Vlaamse overheid wil geld ter beschikking stellen voor hun aanwerving en opleiding. Met vier sectoren hebben we een akkoord voor specifieke maatregelen voor deze doelgroep. Ik wil dan ook de Vlaamse bedrijven vragen om ook deze jongeren te helpen.Tot slot wil ik mij ook aansluiten bij minister Sauwens als die zegt dat de transfers in de sociale zekerheid verkleinen als wij Waalse jongeren in Vlaanderen aan het werk zouden helpen.
De minister levert inderdaad inspanningen voor de tewerkstelling van deze jongeren en hij ondersteunt het plan van minister Onkelinx. Er is echter een groot verschil tussen de Waalse en Vlaamse bedrijven, en er is dan ook nood aan het leggen van eigen accenten.
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag over de financiële kwestie. Er gaat elke maand toch heel veel geld verloren? Dit is inderdaad een federale materie, maar deze maatregelen gaan regelrecht in tegen de doelstellingen die de minister in zijn beleidsbrief heeft geformuleerd.
Ik ben het met de minister eens dat we niet Vlaming moeten zijn vanuit een ideologisch standpunt als wel vanuit het standpunt van efficiëntie. Maar ik zie de invulling daarvan toch wel enigszins anders. Dat er een fundamenteel verschil is tussen de Vlaamse en de Waalse arbeidsmarkt, is niet louter het standpunt van het VEV. De heer Voorhamme heeft dat hier als eerste expliciet naar voren gebracht bij de begrotingsbesprekingen van vorig jaar.
Een federaal arbeidsprogramma moet dan ook fundamenteel worden aangepakt. Ik ontken niet dat dit een goed plan kan zijn voor Wallonië, maar door het verplicht karakter kan het in Vlaanderen niet werken. Het Vlaamse bedrijfsleven reageert er massaal zeer negatief op. Het VEV zegt bereid te zijn om met het onderwijs samen te werken om ervoor te zorgen dat deze moeilijk te plaatsen jongeren toch hun plekje op de arbeidsmarkt kunnen veroveren. Is het niet beter om dergelijke initiatieven te ondersteunen?
De inleiding van mijn beleidsbrief gaat over de specificiteit van de Vlaamse arbeidsmarkt, dus daar moet men mij niet van overtuigen. Het VEV wil zich echter beter voordoen dan het is. De praktijk wijst uit dat uitzendarbeid en tijdelijke contracten nog nooit zoveel werden gebruikt als nu. Het VEV moet dan ook niet argumenteren dat het dit plan is dat hen verhindert om contracten van onbepaalde duur af te sluiten.
Ik ben het met de heer Denys eens dat efficiëntie moet primeren.
Het incident is gesloten.