Verslag plenaire vergadering
Verslag
VERSLAG VAN DE COMMISSIE VAN ONDERZOEK OVER DE TOEKENNING EN DE AANWENDING VAN SCHEEPSKREDIETEN
Beraadslaging
De voorzitter : Aan de orde is de beraadslaging over de conclusies van de commissie van onderzoek over de toekenning en de aanwending van scheepskredieten.
De conclusies aangenomen door de commissie worden als basis voor de bespreking genomen.
Conform artikel 84, punt 4 van het reglement beraadslaagt de plenaire vergadering hierover in een enkele bespreking zonder stemming.
De bespreking is geopend.
Nadat de plenaire vergadering de geamendeerde motie had goedgekeurd werd de Commissie van onderzoek over de toekenning en de aanwending van scheepskredieten opgericht. De opdracht van die onderzoekscommissie was drievoudig. Ten eerste, het onderzoek voeren naar mogelijke onzorgvuldigheden bij het toekennen of aanwenden van scheepskredieten, naar het administratief en contractueel onderzoek daarop en eventuele tekortkomingen vaststellen. Ten tweede, eventuele politieke verantwoordelijkheden en ten derde, suggesties en voorstellen formuleren om dezelfde tekortkomingen bij het toekennen of beheren van overheidsgeld of bij het toezicht daarop te vermijden. Het was de commissie niet toegestaan lopende strafrechtelijke onderzoekingen over te doen of te belemmeren. De onderzoekscommissie moest haar eindverslag klaar hebben op uiterlijk 30 juni.
Conform het decreet van 20 maart 1984, zoals gewijzigd door het decreet van 22 maart 1989 kreeg de onderzoekscommissie dezelfde bevoegdheden als een onderzoeksrechter met uitzondering van het recht op aanhoudingen of huiszoekingen. Zij kon daartoe getuigen en deskundigen onder ede horen, tenzij ze vreesden zichzelf bloot te stellen aan strafvervolging.
De commissie kon rekenen op demedewerking van het Rekenhof en stelde volgende externe experten aan. De heer Van Loocke, eerste auditeur en mevrouw Van Beirendonck, adjunct-auditeur. Beiden van het Rekenhof. De heer Vandenberghe, advocaat-generaal bij het Hof van Beroep te Gent waakte erover dat de onderzoekscommissie geen lopende strafonderzoeken in het gedrang bracht. Mevrouw Mannekens, bedrijfsrevisor, trad eveneens als extern adviseur op.
Aan deze onderzoekscommissie gingen een aantal parlementaire debatten vooraf. Tijdens de kabinetsperiode 1995-1999 werd meermaals geïnterpelleerd en geprobeerd een onderzoekscommissie op te richten. In de commissie voor Werkgelegenheid en Economische Aangelegenheden werd een uitgebreide hoorzitting gehouden. Alle verslagen daarvan hebben de leden van deze onderzoekscommissie gebruikt om zich voor te bereiden.
Alle getuigen legden eerst de eed af en werden erop gewezen dat het recht van onderzoek inhoudt dat bepaalde dwangmiddelen gebruikt mogen worden. De getuigen hadden ook het recht te zwijgen indien ze vreesden zich aan strafvervolging bloot te stellen. Sommige getuigen werden daarom niet onder ede of in een besloten zitting gehoord. Van de getuigenverklaring werd een letterlijk verslag geschreven, dat achteraf werd volhard door de getuige.
De lijst van getuigen werd op voorstel van het Bureau van de commissie door de commissie zelf goedgekeurd. Eerst werden de gewezen ministers en de huidige minister voor Economie gehoord. Daarna werden de getuigen gehoord, gegroepeerd rond drie dossiers : ABC Containerline, Discovery en Navigator.
De besluiten vormen het belangrijkste hoofdstuk uit het uiteindelijk verslag. Ze omvatten drie delen : een historisch overzicht, een aantal vaststellingen en een aantal aanbevelingen.
Met de wet van 1948 werd de heropbouw van de Belgische koopvaardijvloot gefinancierd door rentegevende voorschotten, staatswaarborgen op de kredieten en rentesubsidies of exploitatietegemoetkomingen. Door de staatshervorming is de steun aan rederijen en scheepsbouw geregionaliseerd, maar tot eind 1990 nam het federale ministerie van Verkeerswezen het toezicht op de kredieten en aanvragen over.
Op 1 janauri 1991 werd het Fonds voor het Scheepskrediet omgevormd tot een pararegionale A. De administratie Economie van de Vlaamse Gemeenschap neemt het toezicht over. Op 1 januari 1993 neemt Gimvindus het vermogen en de verplichtingen van het Fonds over. Het Vlaams Gewest moet dan alleen nog maar zorgen voor rentetoelagen voor dossiers goedgekeurd voor 1 januari 1993. Sedert 13 juli 1993 is Gimvindus niet langer een dochter van de GIMV. Gedurende heel deze periode staat de NMKN in voor het dagelijkse beheer van de scheepskredieten.
In 1992 en 1994 gingen achtereenvolgens de nv Boelwerf en nv Boelwerf Vlaanderen failliet. Gimvindus stond tijdens de boekjaren 1993 en 1994 niet onder controle van het Rekenhof. De jaarrekeningen van de vennootschap werden evenwel op de normale manier gecontroleerd. De wet van 13 juli 1994 bracht daar verandering in.
Het beleid van de federale en later de Vlaamse regering werd in toenemende mate bepaald door dat van de Europese Commissie. Zo daalden de toegestane subsidies door de opeenvolgende Europese richtlijnen.
In de vaststellingen onderstreept de commissie de rol van de verschillende actoren bij het toekennen en het beheer van de scheepskredieten. Ik zal enkel de rol van Gimvindus en de NMKN toelichten.
De NMKN diende de scheepskredieten even zorgvuldig te beheren als haar gewone kredieten. De NMKN liep echter nagenoeg geen risico, wat haar waakzaamheid verzwakte. Er bestonden tegenstrijdige belangen tussen de kredieten op eigen risico en de door de overheid gewaarborgde kredieten. Toen de kredieten eenmaal opgezegd waren, was de marktrentevoet van toepassing, wat in het voordel speelde van de NMKN. De interne organisatie van de NMKN beantwoordde niet altijd aan de principes van duidelijke en gecontroleerde beslissingsprocessen die van financiële instellingen mogen verwacht worden. De beheersovereenkomst met Gimvindus werd niet altijd correct uitgevoerd : met name in de dossiers ABC Containerline, Navigator en Discovery.
Gimvindus heeft op verschillende tijdstippen nagelaten toe te zien op een correcte uitvoering van de beheersovereenkomst door de NMKN. Vanaf 1997 vervulde Gimvindus een veel actievere toezichtsrol, mede onder druk van het Vlaams Parlement. De ingebrekestelling van de NMKN door Gimvindus in 1998 past in dit kader. Vermits het onderzoek naar de werven niet tot de opdracht van de commissie behoorde, heeft de commissie terzake geen verder onderzoek verricht. Gimvindus nam op 15 september 1993 een participatie in de Holl-Chempschepen I, II en III, terwijl de op dat moment bevoegde minister verklaarde niet op de hoogte te zijn. Bovendien werden de participaties niet vooraf bij Europa aangemeld.
De commissie doet verschillende beleidsaanbevelingen. Beleidsbeslissingen moeten genomen worden door de politiek. De VOI's mogen dus slechts beslissingen nemen omtrent beleidsuitvoering. De VOI's moeten bovendien de professionele expertise toegankelijk maken voor de politiek verantwoordelijken.
De beleidsopties worden in beheersovereenkomsten omgezet in concrete, objectieve en meetbare doelstellingen voor de VOI, die moet handelen overeenkomstig haar maatschappelijk doel en binnen het kader van de beheersovereenkomst. Geregeld wordt een evaluatie gemaakt van de werking van de VOI en haar organen. Jaarlijks kan er worden bijgestuurd via een afsprakennota die wordt opgesteld door de bevoegde minister. Eventueel moet er ruimte zijn voor sanctionering. Indien mogelijk moet de beheersovereenkomst een resultaatsverbintenis inhouden.
De ministeriële verantwoordelijkheid moet opnieuw worden hersteld. De minister beschikt over een vetorecht tegen de beslissingen van de raad van bestuur die ingaan tegen de beheersovereenkomst. De VOI heeft een informatieplicht tegenover de minister.
Toezicht en controle moeten worden verscherpt. Er moet geregeld een interne audit plaatsvinden van de VOI. Deze audit moet worden meegedeeld aan de VOI, de bevoegde minister en aan het Vlaams Parlement. De commissaris-revisor stelt naast het verplichte korte verslag een uitvoerig verslag op ten behoeve van de raad van bestuur, de regeringscommissaris, de bevoegde minister en het Vlaams Parlement. De parlementaire controle moet worden versterkt. Daartoe moet de rol van het Rekenhof worden geherwaardeerd. Het parlement kan bij zijn controletaken bijgestaan worden door een eigen onafhankelijke expertise. Het parlement heeft bovendien principieel inzagerecht in de door de VOI's behandelde dossiers. Daartoe wordt er een protocol opgesteld tussen Vlaams Parlement en Vlaamse regering. Het Vlaams Parlement werkt een code uit in verband met de vertrouwelijkheid van bepaalde documenten.
Gimvindus moet worden vereffend. Het Vlaams Parlement vraagt aan de regering om de regeling van de vereffening en de ontbinding van Gimvindus in de nieuwe beheersovereenkomst vast te stellen.
De conclusies werden door de commissie aangenomen met 8 stemmen tegen 3 bij 3 onthoudingen. De CVP en het Vlaams Blok hebben eigen conclusies ingediend, die niet werden goedgekeurd, maar die wel als bijlage bij het verslag werden gevoegd.
Ik dank de diensten van het parlement voor hun grote inzet gedurende vijf werkweken. (Applaus)
De CVP was geen vragende partij voor de oprichting van een onderzoekscommissie. Het was vooraf immers al duidelijk dat een onderzoek weinig zinvol zou zijn. Aan gegevens uit het strafdossier mocht immers niet worden geraakt; beleidsconclusies waren niet mogelijk aangezien de scheepskredieten al lang afgeschaft zijn en de meest feiten waren bekend. Ook andere partijen waren niet echt enthousiast. De heer Bogaert verrastte ons dan ook met zijn voorstel tot oprichting van een onderzoekscommissie. Niemand wordt echter graag beschuldigd van een doofpotoperatie, daarom hebben we beslist aan de commissie mee te werken.
We hebben de onderzoekscommissie ondanks onze twijfels, toch au sérieux genomen. Curator De Roy en de heer Delahaye hadden onze nieuwsgierigheid gewekt door te suggereren dat ze in een onderzoekscommissie meer zouden kunnen zeggen, omdat ze dan niet gebonden zouden zijn door beroepsgeheim. Verschillende getuigen wilden enkel voor een onderzoekscommissie getuigen. Hierdoor werd een vermoeden van kwade trouw in het leven geroepen. Van dit vermoeden is intussen nog weinig overgebleven.
Van bij het begin waren er twee strekkingen : believers en non-believers. De realiteit bleek uiteindelijk veel banaler te zijn dan dat we dachten.
We moeten voortdurende de sociaal-economische context voor ogen houden. In het begin van de jaren tachtig waren er ongeveer 6000 arbeidsplaatsen in de sector. Er heerste een moordende concurrentieslag. Toen Gimvindus in 1993 de dossiers overnam, werden zij geraamd op 25,7 miljard frank. Daarvan is nu reeds 29,694 miljard frank gerecupereerd. Bij de toekenning van de kredieten werd er terdege rekening mee gehouden dat een groot deel ervan niet zou kunnen worden gerecupereerd. Specialisten als professor Chris Peeters pleitten voor een toename van de overheidssteun. Hij geloofde sterk in een terugverdieneffect.
Iedereen in de commissie is het erover eens dat het systeem van scheepskredieten een pervers mechanisme was omdat nieuwe kredieten werden gebruikt om de kosten te dekken van de vorige boot. Daarmee is de Boelwerf drijvende gehouden. De politieke uitdaging was daar een einde aan te maken, al wist men dat dit het einde betekende van Boelwef. Ik zou in dat verband een citaat willen gebruiken van professor Roger Deprez, verantwoordelijk voor het instituut voor overheidsmanagement. Indien een manager had beslist zouden de Limburgse steenkoolmijnen al in 1953 zijn gesloten. Maar politici moeten rekening houden met het maatschappelijk draagvlak. Politieke beslissingen van die tijd moeten in dat perspectief worden gezien.
Vervolgens willen het hebben over de dossiers, waar ik me zal beperken tot de vaststellingen.
In het eerste dossier van ABC Containerlines werd voor zeven schepen in de periode 1976-1980 een krediet toegekend. Volgens sommige deskundigen was de onderneming reeds in de jaren tachtig virtueel failliet. Einde 1991 gaat de Vlaamse regering akkoord met een schuldherschikking, maar ABC krijgt de strenge opgelegde voorwaarden niet voor elkaar en het krediet wordt op 25 augustus 1992 stopgezet. Op dat ogenblik dient ABC nog 4 miljard frank terug te betalen. Men tracht de schepen te verkopen in going concern, wat betekent dat de schepen reeds in de vaart zijn genomen. Tot begin 1995 wordt onderhandeld over een bod van een zekere Blonder International die 66,5 miljoen dollar biedt. Bij de transactie zou
de rest van de schuld of twee miljard frank dienen kwijt gescholden te worden.
Dit gaat niet door en uiteindelijk legt ABC zelf in maart 1996 de boeken neer.
Volgende vragen kunnen volgens mij in dit dossier gesteld worden. Hoe komt het dat men zolang heeft geloofd in het verhaal Blonder dat duidelijk een constructie van Rosenfeld zelf was? Waarom is de kredietwaardigheid van Blonder nooit onderzocht? Indien er een fiscaal probleem was, waarom kon men dit niet oplossen dor de NMKN of Gimvindus te laten betalen. En tot slot, wie had hier het initiatief moeten nemen?
Wellicht was onmiddellijk duidelijk voor iedereen dat Blonder een constructie was van Rosenfeld. De identiteit en de kredietwaardigheid van Blonder onderzoeken had echter toen weinig zin. De verkoop zou enkel doorgaan indien cash werd betaald, de verkoopsovereenkomst was opgesteld door het toen nog achtenswaardige advocatenbureau Gantman en er was de brief van de Fleet Bank. Maar was er wel een alternatief? Het was de minst slechte oplossing met de kans op de hoogste return voor de NMKN.
Vandaar dat er wel degelijk een fiscaal probleem was nadat de oplossing van de garantie van tewerkstelling was geboden. Die 200 miljoen frank fiscale schuld zelf betalen kon niet. Gimvindus had een andere oplossing zonder die ten laste neming.
Maar bovendien zou zij er nadien van beschuldigd worden de schijnkredietwaardigheid van ABC in stand te willen houden. Wat zou de houding van de onderzoekscommissie zijn geweest indien men wel 200 miljoen frank had betaald?
Vervolgens is er het probleem van het verlies van de eerste rang hypotheek door een administratieve vergissing van de NMKN op twee schepen van ABC aan de Norse bank. De NMKN trekt de zaak recht door een lening uit eigen middelen van 5 miljoen dollar. De rechtbank zal moeten uitmaken of Gimvindus hier schade heeft opgelopen. Alleszins heeft dit het dossier vertraagd gedurende negen maanden omdat de NMKN geen verkoop wenste zolang de hypotheek niet was hersteld. Er is, zo besluiten wij hier, terecht beslist de kredieten stop te zetten en bij gebrek aan alternatief was er aleen het verhaal Blonder waar men kon op ingaan.
Wat betreft de Discovery, een moderne kabellegger gebouwd tussen 1989 en 1990 voor rekening van FOS , wordt slechts 16 maanden voor de oplevering een verhuucontract afgesloten met British Telecom. In juli 1992 wordt het verhuurcontract overgedragen aan E.C.S., een dochter van BT. De huurgelden dienen te worden gestort op een verpande rekening van de NMKN. Op 15 mei 1995 draagt BT het verhuurcontract volledig over aan een externe firma, Subsea off Shore, voor de resterende looptijd. Vier maanden daarna vraagt FOS, dan Lubbe Bakker, de huurgelden te storten op een rekening van de Generale Bank in Nederland en niet meer aan de NMKN. FOS had betalingsachterstand opgelopen en kreeg geen werkingsgelden meer uit de huurinkomsten van de NMKN. Van september 1995 tot juni 1996 worden verschillende huurgelden afgeleid naar de andere rekening. Pas na dreiging met opzegging van het krediet is Lubbe Bakker bereid de gelden terug te storten op de NMKN-rekening mits een managementsfee van 850.000 frank per maand. Wanneer begin 1997 Subsea het schip niet verder meer wil huren en FOS opnieuw in betalingsproblemen zit, dienen zich twee oplossingen aan. Stolt Comex wil het charter van Subsea overnemen, met aankoopoptie nadien en DSND die de Discovery onmiddellijk wil aankopen. De eerste optie wordt gekozen. Dit is een goede keuze want alle betalingsverplichtingen werden nageleefd en de kans is zeer groot dat het krediet wordt terugbetaald.
Volgende vragen heb ik in dit dossier. Waarom is niet vroeger ingegrepen bij vaststelling dat de huurgelden werden afgeleid naar andere rekeningen? Was die managementsfee van 850.000 frank verantwoord en niet te hoog? Had men niet moeten verkopen aan DSND?
Een goede kredietopvolging vanwege de NMKN had een snellere tussenkomst vereist. De afleiding van de laatste vier maanden had kunnen worden vermeden.
Wat betreft de managementsfee blijkt uit de hoorzitting dat ook voordien vanuit de verpande rekening werkinsgelden werden toegezegd aan Lubbe Bakker, als enige inkomsten voor FOS om haar algemene kosten te kunnen betalen. De verkoop aan DSND was onmogelijk omdat het schip niet chartervrij was. De verdachtmakingen rond het dossier Discovery zijn sterk overtrokken en het feit dat FOS seder enkele jaren winstgevend is laat uitschijnen dat hier de juiste keuzes zijn gemaakt.
Derde belangrijk dossier is dat van de Navigator, het zusterschip van de Discovery. Het was het laatste schip in de rij bij Boelwerf en uiteraard zijn hier problemen opgedoken. Vermits bovendien contractueel was bepaald dat het krediet op vaste data diende betaald te worden, op voorlegging van een factuur van Boelwerf, medeondertekend door debouwheer, werd de kredietverlening losgekoppeld van de stand van de bouw van het schip. Bij faling van de Boelwerf in oktober 1992 was reeds 1,1 miljard frank krediet betaald. Maar de curatoren vinden slechts stalen platen met een waarde van enkele honderden miljoen frank. Van eigen inbreng van Friary Subsea Surveyor was er geen spoor. In april 1993 werd een afwerkingscontract afgesloten, waarbij de nieuwe Boelwerf vlaanderen voor een meerkost van 540 miljoen frank de Navigator zou afwerken. De bouwheer, FSS, had echter beslag laten leggen op het schip. Omdat de kosten voor onderhoud te hoog opliepen, zo'n 4,5 miljoen fran per maand, besloot men tot verkoop van het schip. Stolt Comex biedt 1, 22 miljard frank op voorwaarde dat het ship einde 1996 wordt opgeleverd. Bij dading wordt 24 miljoen frank betaald aan FSS voor afstand van het eigendomsrecht.
Volgende vragen kunnen hier worden gesteld. Vanwaar het verschil tussen de uitbetaalde kredieten en de stand van de bouw van het schip? Waren er fictieve facturen? Waarom wordt 24 miljoen frank betaald aan Lubbe Bakker daar waar deze in het dossier FOS nog een schuld heeft van 50 miljoen frank?
Wellicht werd een deel van de kredieten gebruikt om de kosten van vorige schepen te dekken. Dat is echter niet nieuw. Wellicht werden een aantal gelden via valse facturen afgeleid naar al dan niet fictieve onderaannemers, die dienden om de eigen inbreng van de bouwheer te financieren. Maar jurdisch klopte alles nochtans. De NMKN kan wettelijk niets worden verweten.
Dat men bij de dading 24 miljoen frank betaald heeft aan de heer Andy Lubbe Bakker, lijkt flagrant maar het was de oplossing voor een groter kwaad. Bakker claimde immers het eigendomsrecht van het schip en blokkeerde op die manier de verkoop. De procedure zou nog duren tot 1998 terwijl de koper het schip eiste voor eind 1996. In dat kader was de dading met betaling van 24 miljoen de beste oplossing. De dading is toen trouwens goedgekeurd door de curatoren en gehomologeerd door de rechtbank van koophandel..
Uiteindelijk kan men zeggen dat de drie dossiers naar behoren zijn beheerd en dat de maximale recuperatie van de kredieten telkens centraal stond. Waar de NMKN fouten heeft gemaakt, heeft Gimvindus de maatschappij in gebreke gesteld en gedagvaard. Gimvindus heeft zich altijd strikt aan de beheersovereenkomst gehouden, wat door sommigen negatief wordt geïnterpreteerd en door anderen positief. Fouten heeft Gimvindus in elk geval niet gemaakt.
In de loop van het onderzoek hebben vragen en opmerkingen vaak geleid tot een vermoeden van onzorgvuldig handelen bij sommige leden. Dat is volgens ons niet terecht. De onderzoekscommissie heeft ten opzichte van die van 1998 niets nieuws opgeleverd. Dat vonden de believers blijkbaar ook want ze zijn dan maar naar andere argumenten gaan zoeken bij de participaties in de Hol-Chem schepen. Die drie schepen lagen onafgewerkt op de Boelwerf op het moment van de faling. Om de Boelwerf zo snel mogelijk op gang te krijgen heeft Gimvindus een participatie genomen in elk van de drie schepen, wat door sommigen als een verdoken krediet werd gezien.
We gaan niet akkoord met de conclusie dat het participatiebeleid niet conform de Europese richtlijnen is gebeurd. De regering was ervan overtuigd dat de participatie in de Hol-Chem schepen marktconform was. Daarvoor was trouwens een verslag opgemaakt. Het was Europa zelf dat adviseerde om het Boelwerfdossier los te koppelen van het participatiedossier en daarom is de aanmelding teruggetrokken. Nadien kon het niet meer door het faillissement. Overigens was die aanmelding volgens sommigen niet eens verplicht.
Ook de heisa rond het niet op de hoogte zijn van het rapport Smets is onterecht. Aanvankelijk wou Gimvindus het confidentiële dossier niet overhandigen, wat Fortis later wel deed.
Concluderend kan men stellen dat de politiek haar verantwoordelijkheid heeft opgenomen en een einde heeft gemaakt aan een pervers systeem van scheepskredieten. Dat bepaalde keuzes te laat werden gemaakt is misschien een terechte opmerking, maar dat betekent nog niet dat er fouten zijn gemaakt. De drie actoren hebben het dossier behoorlijk beheerd ondanks het feit dat de gemaakte keuzes niet altijd de beste zijn geweest.
Eigenlijk hebben we ons opgesteld als masochisten. Met een vergrootglas speuren we naar fouten en onnauwkeurigheden bij de overheid, bij Gimvindus, de NMKN, curatoren en voorlopige bewindvoerders. Diegenen die veel geld hebben verdiend aan dit systeem kunnen ondertussen hartelijk lachen en dat is niet goed voor de politiek, op een partij na dan.
Ik heb de sneer van de heer Laurys goed begrepen. Het Vlaams Blok heeft zeer goed meegewerkt aan het onderzoek. Als er iemand het onderzoek heeft geremd en gestoord zal het de CVP wel zijn. Dat de CVP in eigen boezem kijkt. Ik neem het niet dat hun woordvoerder het Vlaams Blok op de korrel neemt.
Op de uiteenzetting van de heer Laurys zal ik niet ingaan. Er is immers geen beginnen aan want we leven sowieso op andere planeten. Het verbaast mij overigens niet dat de heer Laurys als een trouw adept de versie van de CVP komt verdedigen. Wat mij meer opvalt is de grote afwezigheid van de heren Van den Brande en Van Rompuy. (Protest bij de CVP)
U was het die zich had moeten onthouden van commentaar. U was
Toch zijn ze afwezig en dat ligt in de lijn van hun houding in het hele dossier. Bewust zijn ze elke confrontatie uit de weg gegaan. Alleen in de commissie was die niet te vermijden en dan hebben ze zich arrogant en agressief opgesteld.
Ook voorzitter De Batselier blijft hier afwezig. Had u het dan beter gevonden hadden ze deelgenomen aan dit debat? In welke rol dan? Als leden? Ze zijn hier bewust niet omdat ze in de commissie als getuigen zijn opgetreden. Laten we een beetje correct blijven. Hier niet zijn is het correctste wat ze kunnen doen. (Applaus bij de CVP)
Ze hadden hun politieke verantwoordelijkheid moeten nemen.
De heer John Taylor : Ze hebben hun verantwoordelijkheid genomen.
Ik wil hier ook wijzen op de houding van de commissievoorzitter, die een andere houding aannam tegenover de CVP dan tegenover de VLD
De heer Karel De Gucht :
Ik wil beginnen met de voorzitter te feliciteren met de manier waarop hij het voorzitterschap heeft waargenomen. De commissie is er onder zijn leiding in geslaagd een exhaustief dossier neer te leggen over een gecompliceerde problematiek. Het dossier brengt inzicht over de machtsverhoudingen in Vlaanderen en de kennis van het recht van de voorzitter is daar zeker niet vreemd aan.
Een eerste punt waarop ik wil in gaan is het waarom van de onderzoekscommissie. Is ze nutteloos geweest zoals de heer Laurys beweert? Volgens ons is de commissie een goede zaak geweest. In het dossier van de scheepskredieten en van de scheepsbouw zitten onmiskenbaar een aantal onregelmatigheden en verschillende interpretaties zijn mogelijk. Er is heel wat te doen geweest over de teloorgang van de scheepsbouw in Vlaanderen. Het gerechtelijk onderzoek is ondertussen versneld en een aantal processen zijn naar de correctionele rechtbank verwezen. Verder hebben we het aangedurfd vanuit de politieke invalshoek te kijken. Elk van de naar voren gekomen feiten heeft geleid tot dezelfde interpellatie : waarom? Is er sprake van toeval? Wat is de rol van bepaalde figuren? Is er een structureel patroon te bespeuren? De opstelling van de VLD is steeds positie en constructief geweest. De vraag was altijd hoe we lessen konden trekken uit het verleden en vermijden dat dezelfde fouten nog eens opnieuw worden begaan?
Ze hebben hun verantwoordelijkheid genomen.
Ik wil hier ook wijzen op de houding van de commissievoorzitter, die een andere houding aannam tegenover de CVP dan tegenover de VLD
Ik wil beginnen met de voorzitter te feliciteren met de manier waarop hij het voorzitterschap heeft waargenomen. De commissie is er onder zijn leiding in geslaagd een exhaustief dossier neer te leggen over een gecompliceerde problematiek. Het dossier brengt inzicht over de machtsverhoudingen in Vlaanderen en de kennis van het recht van de voorzitter is daar zeker niet vreemd aan.
Een eerste punt waarop ik wil in gaan is het waarom van de onderzoekscommissie. Is ze nutteloos geweest zoals de heer Laurys beweert? Volgens ons is de commissie een goede zaak geweest. In het dossier van de scheepskredieten en van de scheepsbouw zitten onmiskenbaar een aantal onregelmatigheden en verschillende interpretaties zijn mogelijk. Er is heel wat te doen geweest over de teloorgang van de scheepsbouw in Vlaanderen. Het gerechtelijk onderzoek is ondertussen versneld en een aantal processen zijn naar de correctionele rechtbank verwezen. Verder hebben we het aangedurfd vanuit de politieke invalshoek te kijken. Elk van de naar voren gekomen feiten heeft geleid tot dezelfde interpellatie : waarom? Is er sprake van toeval? Wat is de rol van bepaalde figuren? Is er een structureel patroon te bespeuren? De opstelling van de VLD is steeds positie en constructief geweest. De vraag was altijd hoe we lessen konden trekken uit het verleden en vermijden dat dezelfde fouten nog eens opnieuw worden begaan?
<Geen Tekst><Geen Tekst>
<Geen Tekst><Geen Tekst>
Een tweede punt is de beperkte opdracht van de onderzoekscommissie. De oorspronkelijke resolutie die door de heer Bogaert werd opgesteld en die door de meerderheid werd ingediend, stelde voor om de scheepskredieten en zeescheepsbouw te onderzoeken. Toen de CVP uiteindelijk bereid was om de motie mee te ondertekenen, waren alleen de scheepskredieten nog overgebleven. Op zich is dat niet erg. Met de scheepsbouw zou de situatie nog complexer zijn : er zouden meer protagonisten zijn en sommige protagonisten zouden meer dan één rol spelen. Zo zou Gimvindus niet alleen optreden als beheerder van de scheepskredieten en als verstrekker van Europese subsidies, maar ook als aandeelhouder van de werf. De besluiten zouden echter dezelfde zijn. Onze besluiten hebben dan ook betrekking op de reders en de werven.
Een derde punt is dat het Vlaams Parlement bewezen heeft dat het in staat is een ingewikkeld dossier snel en adequaat te behandelen en na een politieke confrontatie tot besluiten te komen. Tijdens de hoorzittingen in de vorige kabinetsperiode en tijdens de werkzaamheden van de onderzoekscommissie, wezen alle betrokkenen elke politieke verantwoordelijkheid en zelfs elke verantwoordelijkheid af. De minister-president verwees naar de minister van Economie, die op zijn beurt stelde dat de Gimvindus een autonoom bedrijf is, zoals het parlement zelf heeft gewild. Gimvindus wees erop dat het een gewone naamloze vennootschap is, en vergat daarbij dat alle aandelen in handen zijn van de overheid. De NMKN wees alle verantwoordelijkheid af, omdat Gimvindus van alles op de hoogte was. Ik ben het niet eens met de thesis van de CVP dat het met de controle op de scheepskredieten wel verkeerd moest lopen door de heersende sociale problemen en het gevaar voor de werkgelegenheid van vele mensen en omdat men toen heel anders aankeek tegen dergelijke situaties.
Ik meen dat het belang van de politieke verantwoordelijkheid moet hersteld worden. Dat is essentieel voor het functioneren van de democratie.
Ik ben het eens met het pleidooi van de heer De Gucht voor meer politieke verantwoordelijkheid.. Hij is echter zelf verantwoordelijk voor het politiek klimaat waardoor het onmogelijk werd om in deze kwestie op een serene manier over verantwoordelijkheid te praten.
Reeds toen hij in 1997 of 1998 als lid van de minderheid begon met zijn onderzoek naar de scheepskredieten, was het zijn voornaamste bedoeling de bestaande regering ten val te brengen. En ook in de commissie van onderzoek wou hij alleen maar koppen doen rollen.
Men heeft tegen de EC gelogen. Ook de heer Van Miert heeft dat verklaard tijdens de hoorzitting over de subsidies voor opleiding.
Een van de aanbevelingen in het verslag is om de vereffening van Gimvindus aan te vragen. Men zegt dat de VLD een strafexpeditie heeft georganiseerd tegen Gimvindus en de heer Malevé. Dat is niet waar. Toch was de agressieve houding van de heer Malevé tegenover de parlementsleden en vooral tegenover de medewerkers van het Rekenhof onaanvaardbaar. De grootste fout van Gimvindus is dat men geen besluiten heeft getrokken uit het werk van de onderzoekscommissie inzake de KS en de organisatie van de controle niet verbeterd heeft. Hoewel Gimvindus oorspronkelijk slechts een tijdelijke vennootschap zou zijn, heeft de vennootschap alles gedaan om zichzelf in stand te houden. Voorts ben ik ervan overtuigd dat de vereffening van Gimvindus mogelijk is. Het is beter om met een schone lei te starten.
De meest positieve aanbeveling is om de controle van de VOI's door het Vlaams Parlement te verbeteren, onder meer door de interne audits en het verslag van de commissaris-revisor aan het Vlaams Parlement te bezorgen, door de opdracht van het Rekenhof uit te breiden en te wijzigen en door in het parlement eigen expertise te verwerven om die controle uit te voeren. Een belangrijke vernieuwing is dat het Vlaams Parlement het recht krijgt om de dossiers van de VOI's in te kijken. Dat zal ertoe leiden dat er niet veel meer verkeerds zal gebeuren, omdat het vroeg of laat toch zal bekend raken.
De aanbevelingen van de commissie zijn door geen enkele democratische partij verworpen. Ook niet door de CVP die zich alleen onthouden heeft. Er schuilt dus een grond van waarheid in. Nu komt het erop aan dat het parlement en de regering effectief werk maken van de aanbevelingen en vooral van het inzagerecht. Er moet een protocol uitgewerkt worden en het Vlaams Parlement moet zich organiseren om dat efficiënt uit te voeren.
Ik geloof niet dat een minister zomaar de waarheid zegt als men hem een vraag stelt. Men moet hem daartoe dwingen. Dat is gewoon een gevolg van zijn functie. Ook als lid van de meerderheid blijf ik trouwens vragen stellen.
Ik zou de heer De Gucht willen vragen zijn toespraak te beëindigen. De VLD beschikt over 45 minuten spreektijd. Als de heer De Gucht die hele tijd opmaakt, dan moeten we de beurt van andere leden van zijn fractie schrappen.
Bij de discussie over het MAP heeft CVP haar spreektijd ruimschoots overschreden en de voorzitter heeft daar geen bezwaren tegen gemaakt.
In het Uitgebreid bureau werden er afspraken gemaakt over de spreektijd. Elke fractie moet zich daaraan houden. Het is niet de bedoeling hier alles te herhalen wat in de onderzoekscommissie is gezegd.
Het is alleen zinvol uitspraken te doen over instellingen die rechtstreeks of onrechtstreeks tegenover het Vlaams Parlement verantwoordelijkheid verschuldigd zijn. Ik spreek me dus uit over de NMKN, maar wel over Gimvindus en de Vlaamse regering. Op verschillende ogenblikken is er onvoldoende toezicht van Gimvindus geweest op de uitvoering van de beheersovereenkomst. Gimvindus kan moeilijk doen alsof alle fouten alleen door de NMKN zijn gemaakt. Ik vrees dat de NMKN in de meeste gevallen goede argumenten heeft om zich te verdedigen in de zaak die Gimvindus tegen de bank heeft aangespannen.
Naast de regeringscommissaris die een jaarlijks rapport opmaakt en aanwezig is op de raad van bestuur, bestond er ook een informeel circuit. Dat is uit de laatste documenten die ons werden overhandigd, nogmaals gebleken. Er zijn verschillende vergaderingen geweest op het kabinet van de minister-president. Het probleem is dat dit informele circuit niet continu heeft gewerkt. En dat er dus geen continue controle uitgeoefend werd. Bovendien werd het continue controleproces er soms door onderbroken.
Een andere belangrijke vaststelling is dat de politieke verantwoordelijkheid en de controle door de overheid op een doorzichtige manier georganiseerd moeten worden. Het informele circuit heeft geen extra controle uitgeoefend en op cruciale momenten, met name tijdens de vergadering op het kabinet van de minister-president op 5 mei 1995, werden zelfs de formele beslissingsprocedures onderbroken.
Een derde vaststelling is dat op een bepaald ogenblik door de verantwoordelijke minister een fundamentele fout gemaakt is. In de brieven van 7 en 8 september 1993 gericht aan de Europese Commissie (EC) wordt door toenmalig minister-president Van den Brande namelijk de melding van de participatie aan de Holl-Chem-schepen ingetrokken. De participaties waren echter al genomen en minister-president Van den Brande wist dat de schepen gebouwd werden. Toch is er geen nieuwe melding gebeurd. Participaties konden trouwens maar gebeuren nadat de EC toestemming had gegeven. Dat zijn zware feiten. Ik kan aannemen dat dat niet met bedrieglijke bedoelingen gebeurd is, maar in een democratie kan het niet dat een minister een andere overheidsinstantie voorliegt. Dat brengt de politieke overheid in diskrediet.
Het ging niet om een bedrieglijke melding, maar wel over het feit dat de melding van de participatie ingetrokken is. Er werden een aantal deskundigen geraadpleegd die stelden dat er geen meldingsplicht bestond voor participaties die aan marktvoorwaarden werden onderhandeld. In overleg met de Europese administratie heeft men de melding toen ingetrokken om te vermijden dat de start van de Boelwerf met zes maanden uitgesteld moest worden in afwachting van een beslissing van de Europese overheid.
De CVP heeft niet tegen de aanbevelingen gestemd, omdat de meeste aanbevelingen onze goedkeuring wegdragen. We hebben trouwens de meeste zelf in het verleden ook voorgesteld. De controle van de VOI is een aspect van de kwestie van de kerntaken van de overheid.
De vraag rijst evenwel hoe men de aanbevelingen gaat uitwerken. Hoever groot mag de invloed van de minister zijn? Wil men terug naar de tijd dat alles door een minister werd beslist? Dat kwam de efficiëntie niet ten goede. Op die concrete vragen geven de aanbevelingen van de commissie ook geen antwoord.
Ik word liever geconfronteerd met een minister die ik kan interpelleren, dan met een kabinetsmedewerker die ik niet kan interpelleren. Voorts rijst de vraag waarom de CVP nog geen werk heeft gemaakt van de controle op de VOI's, waarvan de heer Taylor blijkbaar zo een groot voorstander is, hoewel die partij jaren de regering gedomineerd heeft.
De heer Taylor stelt de zaken verkeerd voor. Tijdens zijn interpellatie suggereerde hij dat de beslissing van de regering om regeringscommissarissen te vervangen was ingegeven door het verlangen naar meer politieke controle. In zijn antwoord wees de minister-president erop dat tot de vervangingen werd besloten, omdat de regeringscommissarissen - die nog door de vorige regering zijn benoemd - nalaten verslag uit te brengen bij hun minister.
Het is de taak van de minister om zijn regeringscommissaris ter verantwoording te roepen. Wie dat elf maanden lang nalaat, blijft in gebreke.
Het is betreurenswaardig dat deze onderzoekscommissie zich niet over de scheepsbouw mocht buigen. De CVP heeft dat verhinderd en ik begrijp stilaan waarom.
De heer De Reuse doet ons te veel eer aan door die beperking volledig aan ons toe te schrijven. Het was er ons in de eerste plaats om te doen het onderwerp nauwkeurig af te bakenen aangezien de commissie maar weinig tijd had gekregen voor haar opdracht.
Eigenlijk heeft de heer Van Rompuy niet echt moeten aandringen om de andere fracties te overtuigen. De heer Vermeiren verontschuldigde zich op 10 mei bijna voor het feit dat men de CVP niet had gecontacteerd over de motie van de meerderheid. Het feit dat ooit een socialist als minister van Economie verantwoordelijk was voor het dossier zal daar wellicht ook niet vreemd aan zijn.
Op die manier werd de handelsruimte van de onderzoekscommissie van bij de aanvang beperkt : ze mocht alleen maar een deelaspect onderzoeken. Vervolgens weerden de traditionele partijen op hun traditionele manier de derde grootste fractie in het Vlaams Parlement uit het bureau van de commissie. Omdat het bureau ook de agenda opstelde, werden we in een nauw kader gedwongen waarvan alleen de heer De Gucht even heeft afgeweken door zich op de Holl-Chem schepen te concentreren. Door die beperkte agenda mochten we de zaak van de kredieten toegekend door voormalig minister De Batselier en de controle op een aantal kleinere scheepskredieten niet onderzoeken. Zo weet iedereen dat er op 1 januari 1989, toen de bevoegdheid voor de scheepskredieten aan Vlaanderen werd overgedragen, nog voor 70 tot 80 miljard frank scheepskredieten uitstonden. Die portefeuille was in 1993 nog 48,2 miljard frank waard, maar werd aan Gimvindus verkocht voor 25,7 miljard frank. We hebben dat allemaal niet kunnen onderzoeken.
De lijst van getuigen werd ook door het bureau opgesteld. Daarbij werden niet alle getuigen opgeroepen, die de leden van het Vlaams Blok wilden horen. Er werden zogezegd alleen maar getuigen gehoord die niet in een strafonderzoek betrokken waren, maar sommige getuigen die wel werden gehoord, zijn ook betrokken in een strafonderzoek. Bovendien moesten de getuigen zich beperken tot de scheepskredieten. Het bureau kortwiekte door zijn beslissingen de commissie van onderzoek. Zo beschouwde de CVP de Holl-Chemparticipaties niet als scheepskredieten. Juridisch is dat wellicht wel zo, maar economisch niet. Ik wil alleen maar zeggen dat iedereen de werkzaamheden van de commissie afremde.
De toon van heer De Gucht daarjuist tijdens zijn toespraak in de plenaire vergadering, was scherper dan tijdens de werkzaamheden van de commissie en zeker dan tijdens het opmaken van de besluiten. Volgens de motie behoorde het ook tot de opdracht van de commissie om vast te stellen wie politieke verantwoordelijkheid draagt, maar over politieke verantwoordelijkheid staat in de besluiten niets. Tijdens de vergaderingen merkte ik ook hoe de aanklagers plots advocaten werd en omgekeerd. Bij momenten was men weliswaar hard voor elkaar, maar al bij al heeft men elkaar gespaard.
In het onderdeel over Blonder van het dossier-ABC Containerline bleek duidelijk dat de bevoegde minister onbekwaam was; en als hij niet onbekwaam was, dan kan u zelf uw conclusies trekken. De minister heeft meer dan drie jaar lang met zijn voeten laten spelen. De heer Blonder, een automarchand, legt een document voor van de obscure Fleet-bank. De minister neemt dat meteen ernstig : de heer Van Rompuy kwam in dit parlement met het bewuste papiertje zwaaien. Niemand neemt de moeite om ernstig inlichtingen in te winnen over de heer Blonder. Gedurende drie jaar en acht maanden laat men betijen. Volgens een reportage van de VRT zou de heer Blonder wel degelijk bestaan. Toch bestaat daarover nog steeds twijfel. Niemand heeft dat nagetrokken bij de burgerlijke stand. Was Blonder geen fictief personage dat door Rosenfeld in het leven werd geroepen om zijn faillissement te kunnen uitstellen? Rosenfeld is in zijn opzet geslaagd tot hij het moment gunstig zag om zelf een faillissement uit te lokken. Hij hoopte zo de curatele in problemen te brengen en de schepen tegen een prijsje opnieuw in zijn handen krijgen, of ten minste in die van bevriende vennootschappen. Een minister die zoiets laat begaan, is op zijn minst onbekwaam en in elk geval politiek verantwoordelijk.
De heer Karel Anthonissen, ambtenaar bij de BBI in Antwerpen, legde een heel degelijke getuigenis af. Hij toonde aan hoe pervers het systeem was dat door opeenvolgende ministers werd in stand gehouden. De ministers wasten hun handen in onschuld : ze hadden het perverse systeem immers geërfd van de federale overheid die een vinger in de pap bleven hebben, onder meer voor wat betreft de waarborgen. Voormalig minister-president Van den Brande gaf toe dat de Franstalige federale ministers van Financiën en Verkeer in de periode van ABC Containerline het dossier voor zich uit schoven. Daarom heeft het zo lang geduurd vooraleer het faillissement werd uitgesproken.
De heer Louis Van de Vel, voorzitter van het technisch comité, getuigde dat iedereen op de hoogte was van het perverse systeem. Als voorzitter van het technische comité was hij echter niet bevoegd om in te grijpen. Tot tweemaal toe heeft het technische comité de opeenvolgende bevoegde ministers aangeschreven om te melden dat het comité geen degelijke controle van de prijzen die voor de schepen werden gerekend, of nacalculatie kon uitvoeren. Nooit kwam er echter antwoord.
In 1989 wordt het Vlaamse Gewest bevoegd. De heer De Batselier heeft een ontwerp van decreet opgesteld om een en ander een andere richting uit te sturen. Uiteindelijk is er echter niks gebeurd. Onder de heer De Batselier werden de laatste kredieten toegekend. Daarnaar hebben we geen onderzoek kunnen verrichten.
De onderzoekscommissie was in vele opzichten een gemiste kans. Door de korte tijdspanne was het niet mogelijk om het enorme dossier terdege door te nemen; de bevoegdheden van de commissie waren beperkt; er werden geen vaststellingen gedaan over de politieke verantwoordelijkheid. Iedereen verwijt elkaar : de NMKN, Gimvindus en de Vlaamse regering. De heer Taylor heeft zelf gezegd dat het voor de hand ligt dat als de regeringscommissaris de minister niet op de hoogte brengt, de minister naar de regeringscommissaris moet gaan. De opeenvolgende ministers zagen het dossier verrotten, maar lieten begaan. Hoewel de middelen voor controle aanwezig waren, werd nooit een ernstig initiatief genomen.
De heer de Gucht heeft zelf melding gemaakt van formele en informele contacten tussen de minister en de regeringscommissaris. Maar een minister kan zich toch niet inlaten met het dagelijkse beheer? De hele zaak moet in de juiste context worden geplaatst. Er heerste toen grote werkloosheid, de crisis in de sector was groot, van alle kanten was er druk. Ik heb toen bij een bezoek aan de Boelwerf verschillende collega's horen pleiten voor zeer grote staatsinterventie. Het is gemakkelijk om daar nu overheen te stappen.
Ik stel vast dat het beter is tweemaal tussen te komen vanop de bank dan één keer vanop het spreekgestoelte.
Dat is niet nieuw. Dat is voorzien in het reglement. Men kan het woord vragen en dus ook krijgen.
Die sociale aspecten waren inderdaad belangrijk. Maar dat mag geen vrijbrief zijn voor allles. Ik heb het hier over het beheer. Er was natuurlijk informeel contact. Hoe is het dan mogelijk dat de kredieten in augustus 1992 op bevel van toenmalig minister voor Economie Van den Brande worden stopgezet en de faling pas vier jaar later, op vijf april 1996, is ingetreden en dan nog na een crisisvergadering op het kabinet?
De zaak-Blonder was ook een vaudeville. Er komt een oplossing , maar dan rijst opeens het probkeem van de 200 miljoen frank schuld bij de belastingen die er volgens dekundigen eigenlijk geen is. Is een en ander niet gebruikt om tijd te rekken? Om al deze redenen zal mijn fractie dit verslag niet goedkeuren. (Applaus bij het Vlaams Blok)
Men heeft mij verweten de commissie niet voldoende ersntig te hebben genomen. Maar als ik de discussie vandaag vergelijk met het debat over de vinken van gisteren, kan ik alleen maar gesterkt worden in mijn opinie.
Van bij de aanvang van de onderzoekscommissie hebben vroeger bevoegde ministers de termen pervers en onhoudbaar gebruikt in verband met de scheepskredieten. Geen lichte uitspraken. De scheepskredieten zijn dan ook het voorbeeld bij uitstek van een in oorsprong nuttig systeem dat zijn tijd heeft overleefd. Het kwam iedereen goed uit: de overheid kon de scheepsbouwcapaciteit in stand houden, de werknemers en eigenaars konden aan de slag blijven en de reders, die vaak gelieerd waren met de eigenaars, konden hun schepen laten bouwen met gesubsidieerde tarieven. Daarom kneep men een oogje dicht voor de tekortkomingen. Maar wanneer ze te flagrant worden en er weinig perspectief op verbetering is, is het syteem gedoemd om te verdwijnen.
Nog tot in de jaren tachtig verdedigden eminente professoren een beleid van subsidiëring, weliswaar met een ander instrument dan scheepskredieten. Ook het Vlaams Gewest, dat in 1989 bevoegd werd, had daar oren naar. Maar die pogingen waren gedoemd om te mislukken, dat weten we nu. Zij moesten voortbouwen op de basis die er lag. En dat was in hoofdzaak een instrument om de overheid zo veel mogelijk uit te melken. Een aantal tot vandaag succesvolle ondernemingen in de maritieme sector heeft daar ruimschoots van geprofiteerd. Toekomstgerichte investeringen bleven uit.
Elke evaluatie van het beleid in de jaren negentig moet vertrekken van dat beeld. En hier wil ik enige relativering aanbrengen. Onderzoekscommissies moeten altijd de nodige nuchterheid behouden, dan kunnen ze nuttig en relevant werk verrichten.
En de geschiedenis - van het proces Socrates tot de heksenjachtvan Mc Carthy in de periode van koude oorlog in de Verenigde Staten - sterkt mijn overtuiging. Het heeft mij verbaasd hoe terughoudend een aantal collega's waren om man en paard te noemen wanneer het om andere dan politieke tekortkomingen ging. Ook grote banken, in binnen- en buitenland, hebben Rosenfeld, die al virtueel failliet was, nog krediet verleend. Den norske Bank heeft nog een half miljard frank geleend aan iemand die falliet was en vertelde dat hij alle politici in België had omgekocht.
Niet alleen bij de NMKN is men los omgesprongen met het toezicht op eigen personeel. Was het niet de verantwoordelijke van de niet kleine Fleet Bank die in TerZake, geconfronteerd met een brief van zijn bank waarin wordt bevestigd wat een betrouwbaar persoon de heer Blonder wel was, simpelweg antwoordde dat de auteur van de brief niet meer voor de bank werkte?
Bovendien hebben we moeten vaststellen dat inzake onder meer de Navigator en Discovery, de informatiewaarde van revisorale verslagen met een korreltje zout moet worden genomen, als de revisor al geen forfait had gegeven zonder veel ruchtbaarheid.
De politiek en het bestuur moeten hun verantwoordelijkheid nemen waar ze verantwoordelijk zijn. Maar dat geldt niet alleen voor regering en parlementen. Verantwoord ondernemen is geen marxistisch concept van voor de oorlog. Volgens mij is het helemaal niet zo dat banken zich enkel moeten bezighouden met de vraag of ze hun centen zullen krijgen of niet. Dat is een concept van voor de oorlog, maar toch loopt het als een rode draad door het dossier. Met de bekende gevolgen.
Een tweede rode draad is het gebrek aan controle door de overheid. Ook de overheid heeft in dit dossier enkel oog gehad voor de eigen concrete doelstellingen en niet voor de nefaste neveneffecten. Nadelen en gevolgen van de heropbouw van de vloot en van het bevorderen van de tewerkstelling zag men niet omdat men niet goed keek. Het Vlaamse Gewest en Gimvindus hebben het mechanisme niet in werking gesteld, maar hebben het overgenomen met alle ingebakken fouten. Het heeft te lang geduurd voor men met het mechanisme komaf heeft gemaakt.
Veel heeft wellicht te maken met het feit dat het oude systeem van overheidstussenkomst in de economie, via het louter verstrekken van subsidies, doorleeft in een vernieuwd systeem van economisch overheidsinitiatief waarvan Gimvindus een voorbeeld is. De les uit deze commissie mag wat mij betreft zeker niet zijn dat het oude systeem beter was, want dat systeem was precies de oorzaak van alle moeilijkheden. Dat het vernieuwde overheidsinstrumentarium beter is ziet men bijvoorbeeld aan de resultaten in sectoren als de ICT. Had men vroeger overgeschakeld op het nieuwe systeem dan was er vandaag wellicht nog scheepsbouw geweest in Vlaanderen.
Gebeurt de overheidsparticipatie via VOI's of via andere formules, dan moet de controle van en het democratisch toezicht op de aanwending van de overheidsmiddelen zo maximaal mogelijk zijn. Elk jaar financiële winst voorleggen is niet genoeg.
De aanbevelingen van de commissie moeten er in de eerste plaats toe leiden dat het parlement voldoende middelen heeft om elk jaar elk dossier grondig te controleren. Dat moet wel in de eerste plaats controle zijn op de bevoegde minister. De VOI's vallen immers onder de verantwoordelijkheid van de minister. De rechtstreekse controle van het parlement dient om de regering te beoordelen en sluit uit dat individuele parlementsleden tussenkomen in individuele dossiers. Een goede regeling van dit controlerecht is een vooruitgang op democratisch vlak en op het vlak van goed bestuur.
Een sluitend systeem van duidelijke afspraken via beheersovereenkomsten, gesteund door het parlement en controleerbaar door de bevoegde commissie is een absolute noodzaak op alle domeinen waar met VOI's wordt gewerkt.
Als we die lessen trekken uit de commissie, dan is ze toch nuttig geweest. De goede wil is in dit Parlement aanwezig. De minuten die ik over heb, schenk ik met plezier aan de VLD (Applaus bij de VLD, de SP, Agalev en VU&ID).
Dit was geen wereldschokkende commissie, maar toch is ze belangrijker voor de toekomst dan op het eerste gezicht lijkt. De conclusies ervan zouden dieper kunnen doordringen dan men nu denkt. De wonden die dit dossier heeft geslagen, hebben verschillenden onder ons jarenlang met zich meegesleept. Recent kregen we dan ook nog een vervolg met de affaire-Gantman. Op 22 maart 2000 schreef ik een brief aan de fractieleider van VU&ID om het belang van een onderzoekscommissie nog maar eens te onderstrepen. Twee maanden later kwam die er dan eindelijk. Hadden we de erfenis van de hoorzittingen uit 1997 en 1998 niet gehad, dan hadden we het complexe dossier nooit in zo kort tijd rond gekregen. Die hoorzittingen gingen volledig over de scheepsbouw en de scheepskredieten. Toen was er echter geen politieke consensus om de lijn ervan door te trekken en de zaak uit te spitten.
De onderzoekscommissie die er dan eindelijk kwam, kreeg maar een halve opdracht. Bewust werd er een substantieel deel buiten gehouden. Getuigen alludeerden daar trouwens ook op. Ikzelf heb mij nog laten ontvallen dat de commissie too little, too late en too fast was, al ben ik uiteindelijk wel blij met wat de commisie heeft bereikt.
Too little omdat ik een BBI-getuige heb horen zeggen dat hij het gevoel had dat de kleine vissen werden opgejaagd en dat de grote met rust werden gelaten. Ik acht dat heel goed mogelijk en betreur het.
Too late omdat er al van in 1996 dringende vragen werden gesteld in het parlement. De vraag naar een onderzoekscommissie dateert al van toen. Het doel van die vraag, onder andere gesteld door de VU- en de VLD-fracties. was om eindelijk een bladzijde te kunnen omdraaien. De wonden uit dat dossier werden telkens weer opengereten. Het moest eindelijk maar eens duidelijk worden of er politieke schuldigen waren.
Too fast omdat de commissie op 30 juni klaar moest zijn. Dat was een bijna onhaalbare taak, maar het was een eis van de politiek. Waarom? Omdat men rekening hield met het feit dat er vanalles naar boven zou komen. Die eventuele feiten zouden verwateren tijdens het reces en hun kracht verliezen om ze uit te spelen in de gemeenteraadsverkiezingen. Toch hebben we de klus geklaard en dat hebben we vooral te danken aan het materiaal uit de hoorzittingen van 1997 en 1998.
Ik heb onlangs de minister-president geïnterpelleerd over de regeringscommissarissen. Die heeft toen geantwoord dat een aantal regeringscommissarissen na 11 maanden nog altijd geen enkel contact gehad hebben met de minister. Functioneert deze regering werkelijk beter?
In het begin was er een gebrek aan animo in de werking van de commissie. Men had gedacht dit hoofdstuk te kunnen afsluiten met het houden van hoorzittingen. De wijziging van de meerderheid in regering en parlement liet sporen na in de werking van de commissie. De CVP en de SP, die lang regeringsverantwoordelijkheid hadden gedragen voor dit dossier, vonden mekaar op een bepaald moment. Vroegere verbonden bleven overeind, andere werden eraan toegevoegd. Er waren andere breuklijnen, over meerderheid en oppositie heen, naargelang de getuigen, de onderwerpen en de invalshoeken.
Voor velen was de commissie begonnen als een eenmanscommissie. Dat had te maken met de rol van de pers en met het werk van de heer De Gucht in de voorbije jaren. Al spoedig bleek dat dat niet haalbaar was. Er waren 15 leden in de commissie en alle vinken hebben kunnen zingen zoals ze gebekt zijn. Ondanks moeilijke omstandigheden kreeg de commissie steeds meer greep op het onderzoek.
De heer Tobback wees erop dat er 300 scheepsdossiers geweest zijn en dat we er 5 of 6 hebben uitgelicht. Dat mag ons echter niet afleiden van het problematische van het dossier. Er zijn wel degelijk fouten gemaakt. Maar er bestaan twee soorten fouten : fouten waaraan een gevolg moet gegeven worden en fouten die zich gewoon niet mogen herhalen in de toekomst.
De heer De Gucht haalt er één belangrijk feit uit. Toenmalig minister-president Van den Brande heeft inderdaad een politieke fout gemaakt. Het is niet duidelijk of de belangrijkste fout hier bij zijn kabinet ligt, bij de administratie of bij hemzelf. Als het een fout is van die omvang, dan zal hij daarvan de consequentie dragen. Als politicus was ik nieuwsgierig hoe de politiek uit deze onderzoekscommissie te voorschijn zou komen. Ik meen dat de politiek er vrij goed uitkomt. Ik stel vast dat de ministers al te afstandelijk zijn geweest, te goedgelovig, dat ze te weinig controle uitoefenden en te arrogant zijn opgetreden, maar ze hebben zich niet geldelijk of politiek verrijkt. Althans, wij hebben dat in de commissie niet vastgesteld bij de politici die wij ter verantwoording hebben geroepen.
In de commissie werden een aantal verantwoordelijkheden bepaald. De reders en de werven waren op een bepaald ogenblik één grijze zone. De federale overheid heeft een perverse erfenis nagelaten. Als er nog bevoegdheden worden overgedragen, dan mag het niet op deze manier gebeuren, namelijk bevoegdheden overdragen zonder mensen en zonder middelen.
Het laatste onderzoekselement betrof de interactie tussen de hoofdactoren. Dat is een vrij technisch dossier. Sommige fracties en commissieleden werkten naar een bepaald doel toe. In de politiek mag men uitgaan van een axioma op voorwaarde dat men achteraf bewijst dat men gelijk had. Dat alles heeft geleid tot eindconclusies die mensenwerk zijn.
▪
Onderwerp: Onderzoek naar mogelijke onzorgvuldigheden begaan sinds 1 januari 1989 bij het toekennen en bij het beheer van overheidsgelden inzake zeescheepsbouw en scheepskredieten en/of bij de uitoefening van het functioneel of financieel toezicht dat hierop werd uitgeoefend. Motie van de heren Francis Vermeiren, Gilbert Bossuyt, Ludo Sannen en Paul Van Grembergen tot uitoefening van het recht van onderzoek
Spreker: De heer Robert Voorhamme
Tekst:
Een parlementaire onderzoekscommissie heeft het statuut van een onderzoeksrechter. Het is essentieel voor de goede werking van het parlement dat in dat geval ook de criteria van het rechtsapparaat worden gehanteerd. Anders leven we niet meer in een rechtstaat. Ik sluit me dus aan bij wat de heer Tobback heeft gezegd.
De onderzoekscommissie is samengesteld uit politici. Als een fractie een bepaalde doelstelling nastreeft, dan zal de commissie wel vaststellen wie gelijk had en wie niet. Ik was geen believer of non-believer. Ik heb alleen gezien wat ik gezien heb.
We hebben ook gen persaandacht gezocht. Het was normaal dat de heer De Gucht meer in het zonnetje stond, na al het werk dat hij in de voorbije jaren verzet heeft. We hebben de zaken ernstig behandeld. In de aanbevelingen hebben we geprobeerd een meerderheidsstandpunt te formuleren. Ik wil zeggen zoals de heer Tobback : gooi het kind niet weg met het badwater. We mogen niet terugkeren naar de primauteit van de politiek, waarbij het kabinet van de minister de VOI beheert, maar ook niet naar een systeem waarin de minister geen verantwoordelijkheid draagt en kan verwijzen naar het feit dat de VOI verzelfstandigd is.
Voor de beheersovereenkomsten van de VOI's moeten we gaan naar een transparante verwettelijking van de grote lijnen voor alle VOI's en van de kleine voor elke VOI afzonderlijk. Inzake transparantie, controleerbare doelstellingen en beheersovereenkomsten moet de politieke verantwoordelijkheid worden hersteld. De minister is politiek verantwoordelijk en parlement en regering bepalen het beleid.
Er was een gebrek aan toezicht en aan controle op alle niveaus. We hopen dat dit niet meer gebeurt maar we zijn daarom nog niet van plan mensen in de hoek te zetten. De commissie heeft beslist geen namen te noemen.
Ik heb de indruk dat men de doelstellingen van 1948, namelijk het herstelvan de vloot na de tweede wereldoorlog, pervers heeft doorgetrokken tot in de jaren 1990. Men wist dat de laatste die deze deur achter zich dicht zou trekken een put zou achterlaten. Op een bepaald moment heeft men daarvoor dan de politieke moed gevonden.
Een bijkomende conclusie die ikzelf en mijn fractie willen trekken is dat er dringend wetgeving moet komen over het lobbywerk. In de Angelsaksische landen, Duitsland en in de Europese Unie bestaat er daarover wetgeving of is men bezig die uit te werken. Nu moeten lobbyisten optreden in een grijze zone. Het moet duidelijk zijn wie zich waarmee bezighoudt.
Het Transnucleararrest leidt tot een inperking van de mogelijkheden van een parlementaire onderzoekscommissie. Het is nagenoeg onmogelijk geworden getuigen op te roepen die in een gerechtelijke procedure zitten of kunnen zitten. We hebben het alleen geprobeerd met Lubbe Bakker en achteraf heeft men gezegd dat we het beter niet hadden gedaan. Gantmann en Rosenfeld hebben we om die reden niet opgeroepen.
Ik hoop dat we met deze onderzoekscommissie een bladzijde van het verleden hebben omgedraaid. In elk geval hebben we de moed gehad ook de bedenkelijke rol van de werven in het eindverslag te zetten. We kennen de families die zich hebben verrijkt, al noemen we ze niet. De bladzijde is omgedraaid, maar ooit zullen ze de factuur gepresenteerd krijgen.
Wat de VOI's betreft moet het Vlaams Parlement via de commissies meer bij de zaak betrokken worden. Het overheidsingrijpen moet drastisch gewijzigd worden op basis van de besluiten.
Wat ten slotte de politiek betreft heb ik 4 ministers gehoord : 2 van de CVP, 1 van de SP en 1 van de VLD. De 2 CVP-ministers werden terecht zwaar onder vuur genomen en het is duidelijk dat ze fouten gemaakt hebben. De VLD-minister kon moeilijk fouten maken. Hij heeft er wel voor gezorgd dat de commissie inzage kon krijgen in het rapport-Smets. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Iedereen weet dat het dossier van de scheepskredieten niet het meest fraaie hoofdstuk is uit de naoorlogse geschiedenis. Aan elke economische sector die veel overheidssteun heeft gekregen, hangt er een verdacht geurtje. Met deze onderzoekscommissie wou ik de kans grijpen om een bladzijde om te draaien. Het is spijtig dat we de scheepsbouw niet hebben kunnen onderzoeken. Dat kon niet wegens de tijdsdruk en de interferentie met een aantal strafonderzoeken. Ook zouden we de indruk gewekt hebben dat de scheepsbouw nog te redden was, wat niet het geval is. Ik hoop dat de commissie de zwarte bladzijde definitief heeft omgeslagen en dat er een nieuw economisch beleid gevoerd kan worden.
Het beeld van de scheepsbouw en de scheepskredieten is niet fraai. Het is duidelijk dat het een sector is die alleen met staatssteun kon overleven. De wet van 1948 heeft een steunregime ingesteld dat 50 jaar is blijven meedraaien en niet meer aangepast werd aan de realiteit van de jaren '80 en '90. Het gaat ook om een kleine wereld. Scheepsbouwers, reders en financiers kennen elkaar goed. De overheidscontrole in de betrokken sector is zeldzaam. Er werd een ingewikkeld steunsysteem opgezet. Er zijn geen toekomstgerichte investeringen in de sector gebeurd. Het economische beleid bleef velal beperkt tot een tewerkstellingsbeleid. De conclusie is dat het gaat om een sector die veel overheidssteun kreeg en slecht gecontroleerd werd. Het is een systeem dat om moeilijkheden vraagt en dubieuze figuren aantrekt.
We hebben een duidelijk beeld gekregen van een aantal concrete dossiers. In het dossier ABC-Containerline is de heer Rosenfeld erin geslaagd om een imperium uit te bouwen. Die heeft er alles voor gedaan om dat zo lang mogelijk in stand te houden en hij heeft de zwakheden van het systeem volledig uitgebuit. Hij heeft geprofiteerd van het ingewikkelde steunsysteem en het gebrek aan controle. De heer Rosenfeld is erin geslaagd om de verschillende spelers tegen elkaar uit te spelen en hij heeft voordeel getrokken uit de onduidelijkheden bij de overgang van bevoegdheden van het federale naar het regionale niveau. Het is niet onze taak om na te gaan of er ook strafrechterlijke fouten zijn gemaakt.
Uit de dossiers van Discovery en Navigator blijkt dat, bij gebrek aan bestellingen bij de Boelwerf, de rode loper werd uitgelegd voor elke kandidaat-reder om een schip te bouwen. Het is logisch dat men dan figuren aantrekt die dubieuze bedoelingen hebben. We hebben twijfelachtige acties met de eigen inbreng vastgesteld en een carroussel van facturen. Ook waren er problemen met het aflossen van de kredieten. Voorts is men erin geslaagd om te chanteren, zowel bij de verkoop als bij het beheer van de schepen. Of er strafrechterlijke fouten zijn begaan, hebben we niet onderzocht.
Ik heb ook nog een aantal bedenkingen over de onderzoekscommissie zelf. Ik ben van mening dat een aantal dossiers gestuurd zijn en selectief door een aantal mensen aangeboden werden. Dat we vooral de hogergenoemde drie dossiers behandeld hebben, heeft te maken met het feit dat er selectieve lekken gebeurd zijn. Voorts heb ik een wrang gevoel bij de oorlog die er gevoerd werd tussen de diverse getuigen. We hebben daar geen rekening mee gehouden. Ik heb ook vragen bij de rol die de curatoren bij het faillissement gespeeld hebben. De erelonen zijn zeer hoog. Eén curator heeft eerder de rol van onderzoeksrechter gespeeld in plaats van de belangen van de schuldeisers te behartigen.
Het belangrijkste deel van het verslag gaat over de aanbevelingen en de politieke verantwoordelijkheid. We hebben nauwgezet het steunsysteem in de scheepsbouw, de positie van de verschillende actoren, en de dossiers ABC-Containerline, Discovery en Navigator onderzocht. We werden geconfronteerd met het feit dat we niet met het strafrechterlijk onderzoek konden interfereren. We hebben geen harde feiten over persoonlijke verantwoordelijkheden gevonden, behalve in de discussie over de Holl-Chemparticipatie. Maar ook al zijn die niet gevonden, dat betekent niet dat er geen persoonlijke verantwoordelijkheid is.
In het ABC-dossier zijn er bepaalde zaken die mijn innerlijke overtuiging ertoe zouden kunnen aanzetten politieke verantwoordelijkheden te ontdekken. Maar er zijn feiten die in de andere richting wijzen. Zo heeft de Vlaamse regering geprobeerd de wet van 1948 te wijzigen, waarbij we ons wel kunnen afvragen of ze dat niet onder druk van Europa gedaan heeft. Daarnaast werd Gimvindus opgericht dat op zijn beurt beheersovereenkomsten afsloot met de NMKN. De vraag blijft of die overeenkomsten correct werden uitgevoerd.
In een aantal dossiers speelden de heer Malevé en de heer Van den Brande een belangrijke rol. Maar zijn zij daarom verantwoordelijk? En bovendien : hebben ze fouten gemaakt of blijkt alleen maar dat ze indertijd een verkeerde beslissing hebben genomen? Ik zie geen reden om te denken dat zij fouten hebben gemaakt.
Onze belangrijkste aanbevelingen slaat op de VOI's, maar ook daar vinden wij niets nieuws uit : onze aanbevelingen zijn een politieke vertaling van bestaande aanbevelingen. Het Rekenhof en de subcommissie voor Financiën maken geregeld opmerkingen over de VOI's. Ook de Vlaamse overheid heeft een rapport laten maken over haar relatie met de VOI's. Daarin suggereert men een veralgemeende toepassing van de beheersovereenkomst en een kaderdecreet voor verzelfstandiging. In het rapport ondezoekt men ook de regeringscommissarissen.
Gimvindus is opgericht om de voormalige nationale sectoren te beheersen en valoriseren,en is dus een tijdelijke vennootschap. Het is normaal dat Gimvindus geprobeerd heeft zichzelf in stand te houden. Gimvindus is erin geslaagd een aantal scheepskredieten uit te winnen. Daarnaast heeft de vennootschap een textiel- en een staalfonds opgericht. Voor die twee nationale sectoren is Gimvindus stilaan een tweede GIMV geworden. De vraag is of dat een kerntaak is. Voor mij is er overigens geen rechtstreekse band tussen de scheepskredieten en de vereffening van Gimvindus. Ik verwijt de leiding van Gimvindus terzake niets.
We moeten bevoegdheden in de toekomst heel duidelijk omschrijven. Nu werd de bal vlot doorgespeeld : van Gimvindus naar de NMKN en omgekeerd. En van de Vlaamse overheid naar Gimvindus of de NMKN.
Overheidssteun aan bepaalde economische sectoren was in het verleden zelden doeltreffend. Toch denk ik niet dat de overheid in geen enkele sector meer mag tussenkomen. De overheid is nog altijd een belangrijke steun voor startende bedrijven en voor de omschakeling naar duurzame ontwikkeling. Ten slotte blijkt overduidelijk dat een slecht voorbereide defederalisering onvermijdelijk tot moeilijkheden zal leiden. (Applaus bij de CVP, de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
De heer Laurys heeft de feiten die in de onderzoekscommissie aan het licht zijn gekomen goed samengevat. Ik zal me beperken tot de aanbevelingen van de meerderheid en die tegen het licht houden van de tekst die werd voorgesteld door de CVP-fractie. Veel aanbevelingen zijn gelijklopend met de conclusies van de CVP. Sommige zijn echter een gevolg van een onverantwoorde politieke deal, die in minder dan één uur door de strot van de commissie werd gejaagd, zonder mogelijkheid van amendering door de oppositie.
We steunen de aanbevelingen van de meerderheid inzake de beheersovereenkomsten tussen de politiek verantwoordelijken en de VOI's en de bepalingen inzake controle en toezicht. We zijn het er ook mee eens dat er geen individuele politieke verantwoordelijkheden kunnen worden aangewezen. Het systeem van de scheepskredieten, zoals opgestart na de Tweede Wereldoorlog, had naast vele verdiensten ook negatieve kanten. De prijs die men heeft betaald om de werkgelegenheid in deze sector is erg hoog geweest : te hoog. De enige voor de hand liggende conclusie was de scheepskredieten stopzetten. Dat was echter al lang gebeurd : de heer Van den Brande was de eerste economieminister die geen scheepskredieten meer heeft toegekend, vanwege een vermeend communicatief probleem met Europa. Dit probleem in de media hekelen, mijnheer De Gucht, is laagbijdegronds. Als u individuele politieke verantwoordelijkheden had willen aanduiden, dan had u dat in de aanbevelingen moeten doen. U hebt het niet gedaan omdat u weet dat u daarmee alleen zou staan in de meerderheid. Uw houding staat in schril contrast met de sereniteit waarmee de commissie de positie van de heer Gantman heeft benaderd, de enige politicus die in deze zaak in de cel is gevlogen.
Ik neem het niet dat er in dit verband persoonlijke politieke opmerkingen worden gemaakt. Vindt u het dan deontologisch verantwoord dat een minister verkeerde gegevens doorspeelt aan de Europese Commissie? Een en ander staat - in omfloerste termen - in de besluiten van de commissie.
In dit dossier kan er inderdaad discussie ontstaan over een communicatieprobleem met Europa. De communicatie tussen de deelstaten en de Europese Commissie verloopt niet altijd eenvoudig. Ik verwijt de heer De Gucht echter dat hij niet de moed heeft gehad om zijn kritiek in de conclusies naar voren te schuiven. De heer De Gucht heeft echter een verdere discussie over de aanbevelingen onmogelijk gemaakt.
De meerderheid misbruikt deze onderzoekscommissie om de primauteit van de politiek in de VOI's te herstellen. Los van de inhoudelijke beoordeling van deze optie, rijst ook een proceduraal probleem. Waarom gaat de meerderheid niet in op ons voorstel voor een breed parlementair debat over de toekomst van de VOI's? Blijkbaar wil de meerderheid een debat vermijden over een zeer betwistbare stelling, namelijk de politiek opnieuw binnenbrengen in VOI's. We zijn het met deze beleidskeuze niet eens. De onderzoekscommissie naar de Kempense steenkoolmijnen is juist tot het besluit gekomen dat politici beter een stap zouden terugzetten in het beheer van de Vlaamse investeringsmaatschappijen. Dat zou immers overgelaten worden aan professionelen op basis van beheersovereenkomsten. Dit leidde ertoe dat de scheepskredietendossiers werden toevertrouwd aan een autonome instelling, Gimvindus. De aanstelling van voltijdse regeringscommissarissen vanaf 1995 geeft aan dat toezicht en controle wel degelijk als belangrijk werden beschouwd. Deze commissarissen, maar ook het Rekenhof, het jaarverslag, het jaarlijkse activiteitenverslag en de driejaarlijkse beheersovereenkomsten zijn de instrumenten van controle. Er moet worden onderzocht hoe deze controle kan worden verbeterd.
Veel waarnemers hadden voorspeld dat Gimvindus zou worden geliquideerd; ze hebben gelijk gekregen. Het is echter schrijnend dat er hiervoor geen enkele grond bestaat. Gimvindus kan enkel momenten van niet-optimaal beheer verweten worden. Perfectie is echter niet van deze wereld. Iedereen weet dat de rol van Gimvindus uitdovend is. Dat is decretaal vastgesteld. De Vlaamse regering kan in de beheersovereenkomst die binnenkort moet worden afgesloten de modaliteiten daarvan vaststellen. De vereffening van Gimvindus naar voren schuiven als conclusie van een onderzoekscommissie, in een sfeer van verdachtmakingen, is misplaatst. Deze liquidatie is het resultaat van een politieke deal.
Gelukkig grijpt het Vlaams parlement niet vaak naar het instrument van de onderzoekscommissie. De taak van onderzoeksrechter is volgens mijn persoonlijke mening een delicate opdracht en men kan de vraag stellen of de positie van parlementslid zich daartoe leent. Hij moet immers het algemeen belang dienen, maar de partijpolitiek is nooit ver weg. Vooral de voorgeschiedenis van deze commissie was een bijkomende handicap. Vele waarnemers hebben de oprichting, werkzaamheden en aanbevelingen ervaren als een strijdtoneel. Elke bijeenkomst was een boksmatch, waarbij helaas ook slagen onder de gordel vielen.
Er werd in hoog tempo vergaderd en er werden heel wat documenten geproduceerd, die zelfs tot na de opstelling van het verslag bleven binnenkomen. Die inzet van heel wat commissieleden en personeel van het parlement verdiende beter.
Wij herhalen onze oproep tot breed parlementair debat rond het statuut, de taak en controle op de Vlaamse investeringsmaatschappijen en de VOI's in het algemeen, zeker nu de meerderheid de GIMV om financiële redenen heeft opgeofferd. (Applaus bij de CVP)
Ik zal mij, gezien de beperkte spreektijd, houden aan een aantal beschouwingen. Ten eerste vind ik het pijnlijk dat na 50 jaar en 100 tot 150 miljard frank aan overheidsgeld, er geen Vlaamse vloot en geen Vlaamse scheepswerven meer zijn. Dat was reeds zo voor 1989, maar ook na 1989, toen het Vlaamse gewest bevoegd werd, is daar geen kentering in gekomen.
Tweede vaststelling is dat de techniek van financiering met staatswaarborg uiteindelijk bijna moet leiden tot misbruik. Het systeem zelf leidt tot een georganiseerd profitariaat. Ik begrijp dat op het einde van de jaren veertig dit systeem noodzakelijk was, gezien de noodsituatie die er toen bestond. Maar het is na 50 jaar verkeerd gelopen.
Ten derde zijn er bij de regionalisering van bevoegdheden te weinig opvangstructuren opgericht. Als men bij de huidige Costa nieuwe bevoegdheden regionaliseert , moet men deze overdracht beter organiseren.
Ten vierde moet worden vastgesteld dat een aantal controlemechanismen niet hebben gewerkt. Collega Taylor zei dat de minister zijn regeringscommissaris beter moet opvolgen. Eigenlijk is het omgekeerde waar: de regeringscommissaris heeft als taak zijn minister voldoende informatie te geven.
Het is inderdaad wettelijk vastgelegd dat de regeringscommissaris rapporteert aan zijn minister. Maar het is de minister of de regring die een mandaat geeft aan zijn vertegenwoordiger in de openbare instelling. De minister moet er dus op toezien dat hij dat mandaat naar behoren uitoefent.
Wil dat zeggen dat in het dossier van de scheepskredieten de verantwoordelijkheid van de betrokken ministers eigenlijk groter is?
Ik heb dat aangehaald omdat de minister-president aangaf dat een aantal regeringscommissarissen na 11 maanden regeringswerk nog geen moeite hadden gedaan om contact te zoeken met hun bevoegde minister. Men mag geen zaken door elkaar mengen. Het gaat hier om de lessen die we trekken voor de toekomst.
Volgens u is de regeringscommissaris de schaduw van de minister, de persoon die de minister volgt, dezelfde richting opzoekt als de minister? Waarom heeft de betrokken regeringscommissaris alleen het rapport-Smets gelezen en zijn minister daar niet attent op gemaakt?
Waarom heeftt minister Van Mechelen gewacht tot de installatie van de onderzoekscommissie om het rapport-Smets op te vragen en hebt u, als kenner van het dossier, dat niet onmiddellijk gevraagd aan hem bij het aantreden van de nieuwe regering in juli 1999?
En welk antwoord heft minister Van Mechelen gekregen toen hij het rapport-Smets opvroeg?
Mijn vijfde vaststelling handelt over de VOI's. Hier heeft de commissie zeer belangrijke besluiten getrokken. De rol en betekenis van de VOI's zijn op het politieke terrein gebracht. In het verleden zijn daar nooit politieke beslissingen over getroffen. Ik verwijs naar Aquafin waar na tien jaar werking harde kritiek is gekomen. Het is noodzakelijk dat het parlement zich daarover buigt.
Ik onderschrijf wat u zegt. Persartikels over Gimvindus en Aquafin tonen inderdaad de noodzaak aan van een breed debat over de verhouding tussen de overheid en al dan niet overheidsbedrijven.
Gimvindus begon nieuwe taken op zich te nemen en beleidsdaden te stellen die niet met de bevoegde minister waren afgesproken. Het parlement heeft Gimvindus een halt toegeroepen. Dat was misschien hard, maar het is correct.
Er zijn veel VOI's in Vlaanderen en totnogtoe was de controle op het beleid van die instellingen ruim onvoldoende. Beleidsdaden worden gesteld en in de pers verspreid zonder dat de bevoegde minister daar iets van weet. In de onderzoekscommissie Scheepskredieten is het in volle omvang duidelijk geworden waartoe dat gebrek aan controle kan leiden. De conclusie dat er een grondige controle op het beleid en op de financiën nodig is, moet nu in een kader worden gegoten.
Het is verbazend dat de heer Eddy Schuermans zich plots voor controle uitspreekt. Tijdens de vorige legislaturen werd meermaals aangedrongen op een debat over de kerntaken van de overheid, maar toen kon het nooit.
Ik wil erop wijzen dat heel wat problemen in verband met de VOI's tijdens de vorige legislatuur zijn besproken Aanbevelingen om controles uit te voeren waren er toen ook al. Het inzicht dat er controles nodig zijn, is geen verdienste van de onderzoekscommissie Scheepskredieten. Iedereen was het er tijdens vroeger debatten helemaal over eens. Alleen kwam er nooit wat van.
Iedereen gaat akkoord met een controlesysteem. Wat er vroeger nu precies wel of niet is gezegd, is niet erg relevant.
Als u ervoor pleit ons op het heden te concentreren en het verleden te laten rusten, dan moet ik even glimlachen.
De echte interesse van de meerderheid is niet om de VOI's te controleren en om daartoe een efficiënt systeem op poten te zetten, maar om een aantal topfiguren met CVP-signatuur te liquideren. Dat is de onderliggende reden van de grote ijver.
Het Vlaams Blok heeft vragen bij de veroordeling van Gimvindus. Ik wil geen commentaar kwijt over of die terecht is of niet. Wat ik wel kwijt wil, is dat het van in het begin de bedoeling was om topmensen van de VOI's en van Gimvindus te liquideren en er mensen van de juiste kleur voor in de plaats te zetten. Daaraan wilden wij niet meedoen en daarom hebben we de conclusies van de commissie verworpen.
Twee tot drie jaar geleden werden er in het parlement al bewust potjes gedekt gelaten. Hoewel men dat nu probeerde verder te zetten, waren bepaalde getuigenissen zeer verhelderend. Ik verwijs naar de getuigenissen van curator Frans De Roy, de heer Louis Van De Vel, en de heer Karel Anthonissen van de BBI. De laatste getuige zei dat men volgens hem bezig was te zoeken naar de kleine garnalen die blij waren dat ze met de grote vissen hadden mogen meespelen. Vanuit de commissie kwam dan logischerwijze de vraag wie die grote vissen dan waren. De heer Karel Anthonissen heeft toen de namen Savereyns en Leysen genoemd. Hoewel die mensen met naam zijn genoemd, zijn ze volstrekt met rust gelaten.
De scheepswerven zijn gedeeltelijk gesloten door de ongunstige conjunctuur in de jaren tachtig, maar zeker ook door het wanbeheer dat aan het licht is gekomen. Het feit dat er massa's facturen werden verstuurd door zogenaamde leveranciers en onderaannemers, getypt met telkens dezelfde machine vanop de Boelwerf, wijst toch overduidelijk op corruptie. Iedereen kan dat zien, maar niemand heeft ingegrepen. Vlaanderen heeft het dossier destijds van de federale overheid overgenomen en heeft het laten verkommeren. Minister De Batselier heeft de problemen opgemerkt en heeft een poging gedaan nog het een en ander recht te trekken Vergeefs.
De heer De Batselier wilde nog een en ander corrigeren, maar de nieuwe minister van Economie laat dat ontwerp van decreet van de heer De Batselier liggen. Hij kiest voor een gemakkelijkheidsoplossing en schaft de scheepskredieten af en bewerkt zo het faillissement van de Boelwerf en het einde van de scheepsbouw in Vlaanderen. Voor deze nalatigheid en deze trage reacties dragen de ministers de politieke verantwoordelijkheid.
Om een oplossing voor het probleem van het zogenaamde sociale passief te vinden, en onder druk van een aantal fracties in het Vlaams Parlement en van de regio, gaat men op zoek naar een kandidaat-overnemer. Samen met Gimvindus wordt de niet onbesproken Begemanngroep aandeelhouder. Ook dat verhaal is het onderzoeken waard. Nu nog strekt deze groep zijn tentakels uit in heel Vlaanderen, ook in het Vlaams Parlement. Vragen hierover werden echter van tafel geveegd. Iemand die daarover inlichtingen kon verschaffen, mocht niet ter verantwoording worden geroepen. De minister-president draagt de zware politieke verantwoordelijkheid voor het stopzetten van de scheepskredieten en het einde van de laatste grote scheepswerf in Vlaanderen.
Dat had vermeden kunnen worden. Gedurende heeft twee jaar heeft de Vlaamse overheid geparticipeerd in de scheepswerven, maar heeft ze geen werk gemaakt van herstructurering en modernisering en een nieuwe richting voor de werkzaamheden. Men heeft zich beperkt tot stervensbegeleiding. De laatste jaren worden er echter in het buitenland met Vlaamse knowhow prachtige schepen gebouwd, zoals de befaamde baggerschepen. Heeft de Vlaamse overheid door haar misdadige nalatigheid de kans niet laten voorbijgaan om deze sector in Vlaanderen te redden? Dat aspect hebben we niet uitgespit in de commissie.
Enkele jaren geleden hebben we al voorgesteld om een onderzoekscommissie op te richten over het einde van de scheepswerven. In de wandelgangen waren heel wat commissieleden, onder meer de heer Wille, het ermee eens dat de opdracht van de commissie moest worden uitgebreid en dat ze meer tijd moest krijgen. Ze zullen de kans krijgen om dat alsnog waar te maken. Na het reces zal het Vlaams Blok opnieuw een motie indienen om een onderzoekscommissie op te richten over het verdwijnen van de scheepsbouw in Vlaanderen. (Applaus bij het VB)
Het was de opdracht van onze onderzoekscommissie mogelijke onzorgvuldigheden te onderzoeken bij de toekenning en de aanwending van scheepskredieten en de controle daarop. Gedurende een vijftal weken hebben we getuigen laten opdraven waarvan verwacht werd dat ze de waarheid en niets dan de waarheid zegden. De meeste getuigen hebben hun best gedaan om zich daaraan te houden. Sommigen bleken echter aan selectief geheugenverlies te lijden. Anderen hebben veeleer geprobeerd om andere getuigen in diskrediet te brengen. Ik vraag me af met welke bedoeling.
We hebben in de commissie zeker veel opgestoken. Er waren interessante getuigenissen en we hebben een stapel documenten gekregen. We hebben een blik kunnen werpen op enkele belangrijke sectoren van het maatschappelijke bestel : de scheepsbouw, de rederijen, de banken, bedrijfsrevisoren, curatoren en voorlopige bewindvoerders. Geen enkele van deze groepen komt zonder gezichtsverlies uit dit verhaal, hoewel hun activiteiten wettelijk geregeld zijn.
De scheepsbouw is er inderdaad in geslaagd jarenlang het hoofd kunstmatig boven water te houden en tegelijkertijd met honderden miljoenen frank aan de haal te gaan. Om de werkgelegenheid van duizenden mensen te vrijwaren, heeft de politieke overheid immers te lang alles laten betijen. Het is echter ook de Vlaamse regering geweest die - maar waarschijnlijk te laat - aan dat systeem een einde heeft gemaakt.
Enkele reders hebben zich danig kunnen verrijken door een gebrekkig toezicht. Particuliere uitgaven van de bestuurders werden door de bedrijven betaald. De wet op de vennootschappen werd omzeild en zelfs overtreden. Bedrijfsrevisoren die merkten dat er iets mis was hebben niet op een correcte manier gerapporteerd of werden aan de kant gezet.
De banksector, en in het bijzonder de NMKN, is te laks en te laat opgetreden. De controle van de terugbetaling van de verpanding en van dubieuze investeerders en het interne toezicht werden nagelaten. Eén van de topmensen werd zelfs de adviseur van een debiteur van zijn bank. De curatoren en de voorlopige bewindvoerders verklaren dat ze tegen 200 frank per uur hebben gewerkt. Ze dienen echter ongelooflijke rekeningen in. Bijna twee miljoen frank voor tien dagen hard werk vinden deze heren een billijke vergoeding.
Voor Gimvindus is de enige oplossing een versnelde vereffening. In een aantal kwesties werd onbehoorlijk opgetreden. Volgens de experten werd in een aantal dossiers zelfs de wet overtreden. Deze onderzoekscommissie heeft tientallen onzorgvuldigheden kunnen ontdekken : kleine en grote, onbewust gemaakte of weloverwogen fouten. De federale wetgever zal uit onze werkzaamheden de gepaste conclusies moeten trekken en de wetten over de vennootschappen en over toezicht door de commissarissen-revisoren en over het toezicht van de Commissie door het Bank- en Financiewezen op de organisatie van de interne audit in de banken moeten wijzigen.
Het Vlaams Parlement zal de taken en de controle door de regeringscommissarissen in de diverse instellingen moeten uitbreiden. Als de overheid nog deelneemt aan vennootschappen en maatschappijen, moeten we er beter op toezien dat minstens de wetten worden nageleefd en dat er voldoende controle wordt uitgeoefend. We moeten uit de besluiten van deze commissie niet concluderen dat de overheid niet langer moet participeren in de economische sector of de economische sector niet langer mag sturen. Maar als ze participeert, moet er meer controle zijn door het parlement. (Applaus)
De werkzaamheden van deze onderzoekscommissie kunnen op termijn verstrekkende gevolgen hebben. Ondanks het feit dat een aantal partijen alleen de toekomst wilden bespreken, hebben we ook het verleden onderzocht. Er zullen belangrijke conclusies getrokken worden met betrekking tot de waarde van beleidsovereenkomsten als instrument voor de overheid om een beleid toe te vertrouwen aan een vennootschap of een instelling. Ik begrijp dat men indertijd, in de tijdsgeest van toen, er de voorkeur aan gaf om bepaalde domeinen toe te vertrouwen aan autonome vennootschappen, zoals Gimvindus : een naamloze vennootschap van privaat recht. Maar reeds toen al wees een ambtenaar van Financiën erop dat bijvoorbeeld de NMKN niet gemotiveerd was om het geld van de overheid goed te beheren, aangezien ze toch een beroep kon doen op de staatswaarborg.
Volgens artikel 10 van de overeenkomst met Gimvindus worden de financiële doelstelllingen in periodiek herzienbare beheersovereenkomsten vastgelegd. Dat is een bepaling die ik niet begrijp. Men moet verder in beheersoveereenkomsten voortaan opnemen dat de controle gebeurt door de regeringscommissaris en het Rekenhof. De heer Malevé heeft bijvoorbeeld verklaard dat het Rekenhof niet uitgaat van goede trouw. Het vertrekt altijd van verkeerde trouw en zoekt problemen. Een dergelijke verklaring maakt me wantrouwig. Het is potsierlijk dat deze heer beweert dat het Rekenhof het verschil niet zou kennen tussen de boekhouding van de overheid en van een vennootschap. Ik kan trouwens begrijpen dat het Rekenhof stijgert als het geconfronteerd wordt met verschillende cijfers in dezelfde tekst. Ook de regeringscommissaris was niet welkom bij Gimvindus en werd als een pottenkijker beschouwd. De vraag rijst waarom.
Dat is niet juist. Het woord pottenkijker werd door een lid van de commissie gebruikt, niet door de regeringscommissaris. Die laatste heeft trouwens wel het recht verkregen om de vergaderingen van het managementcomité bij te wonen.
Dat klopt niet. Ik verwijs naar stuk 21, pagina 12. Het is trouwens niet essentieel wie de term gebruikt heeft. Essentieel is de houding van Gimvindus tegenover controle door de regeringscommissaris.
De administratie die dikwijls politiek samengesteld is, is verantwoordelijk voor de controle over de instelling.
Ik begrijp de heer Taylor niet.
In een recent stuk van de administratie Economie staat onder meer dat de Vlaamse inversteringsmaatschappijen volledig autonoom zijn, een privaatrechterlijk statuut genieten en daden van koophandel stellen. De regeringscommissaris moet als de echte vertegenwoordiger van de regering beschouwd worden en heeft het recht beroep aan te tekenen bij de bevoegde minister. Desondanks is de verhouding tussen de minister en de vennootschap niet hiërarchisch. Ik begrijp wel dat men in het begin van de jaren negentig de voorkeur gaf aan een dergelijke constructie, maar wij willen dat niet meer. Het niet omdat deze constructie indertijd met een ruime meerderheid werd goedgekeurd, dat ze wijs is.
De houding van minister Van Mechelen betekent een effectieve breuk met dat van zijn voorgangers. Hij vindt het vanzelfsprekend dat hij contact met de leiders van Gimvindus heeft. (Opmerkigen op de banken van de CVP en het VB)
Van twee zaken een : ofwel hadden de voormalige ministers Van den Brande en Van Rompuy dezelfde aandacht voor het reilen en zeilen bij Gimvidus en dat hebben ze gelogen toen ze dat ontkenden; ofwel hadden ze niet dzelfde aandacht en dat betekent de houding van minister Van Mechelen een radicale vernieuwing. Als parlementslid heb ik het recht om dat te zeggen.
Het is interessant om na te gaan op welk ogenblik minister Van Mechelen aandacht begon op te brengen voor de kwestie van de scheepskredieten. Er zijn aanwijzingen dat het bijzonder lang geduurd heeft, meer bepaald pas op het ogenblik dat de oprichting van een commissie van onderzoek in het vooruitzicht werd gesteld.
De enige echte vernieuwing is de manier waarop minister Van Mechelen
Bij Gimvindus is men sinds kort blijkbaar van mening dat alle informatie over belangrijke dossiers aan de minister moet meegedeeld worden. Ik denk dat men dat vroeger ook deed. Daarom vind ik de hypocriete houding van de twee ministers die dat hebben geloochend, onaanvaardbaar,. Ofwel vonden ze het niet nodig om een autonoom bedrijf te controleren. Een dergelijke autonomie kan niet. Daarom zijn we voorstander van een nieuwe beheersovereenkomst voor de VOI's.
In 1997 heeft de heer Ketels van de inspectie van Financiën betreurd dat de reorganisatie van de Vlaamse Participatie Maatchappij niet werd aangegrepen om algemeen duidelijkheid te scheppen in de investeringen van de Vlaamse overheid. Bovendien, zo schrijft hij, zijn niet alle participaties in het algemene belang. Hij stelt ook voor de opdracht van de regeringscommissaris beter te omschrijven in een nieuw decreet. Hij waarschuwt verder voor pogingen om Gimvindus aan de controle van het Rekenhof te onttrekken. Ook de VLD blijft voorstander van een interne audit binnen de openbare investeringsmaatschappij.
Wilt u ook de GIMV aan een interne audit onderwerpen?
Zoals de heer Schuermands weet, is het statuut van de GIMV door de wijziging van het betreffende decreet tijdens de vorige kabinetsperidoe totaal anders en bijgevolg rijst het probleem daar niet. De CVP ziet in onze houding een een poging om de bestuursfuncties opnieuw politiek te verdelen.. Dat is hypocriet. Onze politiek is geen inbraak in de autonome vennootschappen. Het is, integendeel, wat ik zou noemen een uitbraak uit de perifere politiek.
Wij willen objectieve criteria voor de beoordeling van de managers van de VOI's. Een vast dividend halen volstaat niet. Een professionele manager moet het afgesproken beleid uitvoeren met zo weinig mogelijk middelen. Dankzij een resultaatsverbintenis kunnen we de managers dan ook belonen of bestraffen, zoals gebeurt in het bedrijfsleven. Precies daarom moet de strategie opgenomen worden in de beleidsovereenkomst. De bevoegde minister moet daar tijdens de onderhandelingen rekening mee houden.
Op 19 juni moest Gimvindus een voorstel van beheersovereenkomst indienen. Dat is op zich toch al heel merkwaardig. Normaal moet de opdrachtgever de beheersovereenkomst voorstellen en de voorwaarden bepalen. Volgens ons moet de overheid voorstellen formuleren. Als de VOI, bijvoorbeeld Gimvindus weigert, kunnen we iemand anders zoeken. Omdat de overheid 100 percent aandeelhouder is, hebben wij als parlementsleden het recht te zeggen wat we denken en uit te voeren wat in het belang van iedereen is. (Applaus bij de CVP, de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Ik moet in de eerste plaats alle leden van de onderzoekscommissie danken. Ik begrijp dat niet iedereen het gemakkelijk had met de principiële optie : een onderzoekscommissie moet onderzoeken. Alleen jammer dat we gehinderd werden door lopende strafrechtelijke onderzoeken. Dat verklaart ook de matige belangstelling van de pers : we konden geen ophefmakende onthullingen doen. Ik dank ook alle medewerkers die ons tijdens 89 uren vergaderen hebben bijgestaan. Eigenlijk is het een spijtige zaak dat we al de informatie waarover we nu beschikken maar hebben verkregen nadat we een onderzoekscommissie hebben opgericht.
De leden van de onderzoekscommissie resten twee taken. Enerzijds moeten ze voor een degelijke procedure zorgen voor toekomstige onderzoekscommissies. De huidige procedure sui generis volstaat lang niet. Anderzijds moeten we de conclusies die we uit deze onderzoekscommissie hebben getroffen gezamenlijk opvolgen. Na het zomerreces zal ik daartoe alle leden samenroepen. (Applaus)
De bespreking is gesloten.
Ik stel voor om na te gaan wie tot voorzitter en bestuurders van de Limburgse Reconversie Maatschappij is benoemd tijdens deze regeerperiode. Dat zijn duidelijk mensen mt een VLD-signatuur.