Verslag plenaire vergadering
Voorstel van decreet houdende wijziging van artikel 90bis van het bosdecreet van 13 juni 1990
Verslag
Algemene bespreking
Aan de orde zijn het voorstel van decreet van de heren Sannen, Lachaert, Tobback en mevrouw Janssens-Vanoppen houdende wijziging van artikel 90bis van het bosdecreet van 13 juni 1990 en het voorstel van decreet van mevrouw Heeren en de heer Kindermans c.s. houdende wijziging van artikel 90bis van het bosdecreet van 13 juni 1990, die door de commissie in samenhang werden behandeld, met dien verstande dat het voorstel van decreet van de heren Sannen, Lachaert en Tobback en mevrouw Janssens-Vanoppen als basis voor de bespreking werd genomen. We volgen hier dezelfde werkwijze.
De algemende bespreking is geopend.
De heer Jochim Coens, verslaggever, verwijst naar het schriftelijk verslag.
Vorig jaar publiceerde de Vlaamse regering een besluit tot vaststelling van regels in verband met de compensatie bij ontbossing en ontheffing van het verbod op ontbossing. Het besluit werd door jonge bouwers en vanuit de industrie bekritiseerd vanwege de onbillijke gevolgen, de thematiek van differentiëring in functie van de nabestemming en de compensatiemogelijkheden. Mijn fractie heeft dit onmiddellijk aan de kaak gesteld. De minster gaf toe dat er knelpunten waren, maar onderstreepte dat de decreetgever de minister weinig mogelijkheden had gelaten om het besluit in te vullen. Met ons voorstel van decreet wilden we daarop anticiperen. We wilden echter niet in de plaats treden van de uitvoerende macht.
In ons voorstel van decreet werd artikel 90bis zo herschreven dat de mogelijkheid wordt gecreëerd om bij compenstatie rekening te houden met de oppervlakte van het te ontbossen perceel, de bosindex en de opbrengstwaarde van de ontbossing. De problematiek van de spontane ontbossing moet kunnen rekenen op een vrijstelling van de compensatiemaatregel. In de memorie van toelichting hebben we duidelijk omschreven wat de bedoeling is.
Het voorstel van decreet van de meerderheid geeft een zeer brede invulling aan het artikel 90bis. In dit voorstel van decreet vinden we heel wat ideeën die we zelf in de memorie van toelichting hadden ingeschreven. Het grote veschil is echter dat wij meer ruimte hebben gelaten voor de uitvoeringsbesluiten.
Wij hebben onze twee amendementen, respectievelijk met betrekking tot paragraaf 4 en paragraaf 7 van artikel 90bis van het bosdecreet, aangehouden.
Bepaalde regio's zoals de Antwerpse Kempen en Limburg zullen een hogere bebossingsgraad kennen en bijgevolg ook meer bijdragen storten. In het meerderheidsvoorstel wordt zelf aangegeven dat het niet de bedoeling is dat de Vlaamse overheid daarmee haar gewone bosuitbreidingsprogramma financiert. Anderzijds geeft zij aan dat de ontvangen middelen naar verhouding in de betrokken regio's worden aangewend voor compenserende bebossingen. Wij willen via ons amendement hieraan een decretale verankering geven omdat het om een zeer technische en uitgebreide regelgeving gaat.
Wat betreft paragraaf 7 hadden wij in ons voorstel van decreet heel uitdrukkelijk aangeduid in welke gebieden compensatie in natura zou worden uitgeoefend, namelijk de groengebieden, de parkgebieden, de buffergebieden, de bosgebieden en bosuitbreidingsgebieden. In het meerderheidsvoorstel wordt de invulling van de gebieden voor compensatie in natura overgelaten aan de Vlaamse regering. Tijdens de bespreking in commissie hebben we van de minister vernomen dat er ook gedacht wordt aan compensatie in agrarische gebieden. Vanuit onze fractie hebben wij erop aangedrongen dat men zich zou toespitsen op de bestemmingsplannen. Indien een waardevol bos in een woongebied ligt, kan de bestemming worden gewijzigd. Maar het her en der bebossen van percelen ter uitvoering van de compensatieverplichting zal tot versnippering leiden. Herbebossen kan alleen in de daartoe bestemde zones en niet in agrarisch gebied. Vandaar ons amendement opdat de Vlaamse regering bij de aanduiding van de gebieden zou moeten rekening houden met de bosstructuur van de goedgekeurde gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen.
Voorts wensen wij dat de nodige waakzaamheid aan de dag zou worden gelegd wanneer om sociale redenen uitzonderingen op de compensatieplicht worden toegestaan.
En tot slot willen we aandringen op de snelle publicatie van een uitvoeringsbesluit zodat de onzekerheid die heerst bij kandidaat-bouwers, meestal jonge gezinnen, wordt weggewerkt. Want slechts een half jaar na de publicatie van het besluit worden we reeds geconfronteerd met een eerste wijziging.
De argumentatie van mevrouw Heeren over de noodzaak een aantal ongerijmdheden en tekortkomingen weg te werken is terecht. Het fundamenteel uitgangspunt blijft echter dat het huidige bosareaal moet worden gehandhaafd en niet wordt verminderd. Dan stelt zich het probeem dat de druk op de bestaande natuurgebieden, door de huidige compensatieregeling, te groot wordt. Vandaar dat ook agrarische gebieden voor compensatie in aanmerking moeten kunnen komen.
Het in overeenstemming brengen daarvan met de gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen is evenwel een doelstelling die op termijn moet worden gerealiseerd. Als we zouden moeten wachten tot wijzigingen van die structuurplannen om tot compensatie over te gaan, dan lopen we heel wat vetraging op. Dat neemt echter niet weg dat de gemeenten een coördinerende rol kunnen spelen.
Ik kan dit standpunt niet begrijpen. Men kan toch zomaar niet herbebossen? Ik weet dat elke verglijking mank loopt, maar industriegebieden worden toch ook niet lukraak ingeplant in afwachting van de aanpassing van het ruimtelijk structuurplan?
Ik begrijp uw bekommernis. Maar er zijn voldoende veiligheidsmaatregelen genomen. De afdeling Land geeft telkens een bindend advies, waardoor haast automatisch het ruimtelijk structuurplan wordt geëerbiedigd.
Voorts hebben studies uitgewezen dat kleine bossen in agrarisch gebied ecologisch zeer waardevol kunnen zijn.
De gemeenten kunnen ook op vrijwillige basis meer verantwoordelijkheid nemen. Wat betreft de uitzonderingen om sociale redenen, vinden wij dat die terecht zijn aangebracht. In bepaalde streken met sterke bebossing zijn er inderdaad sociale neveneffecten. Maar hier pleiten wij voor een lineaire maatregel en niet voor oplossingen die ad hoc worden uitgedokterd. Het is hoe dan ook slechts een tijdelijk probleem want in de toekomst zal de verkavelaar reeds zelf de compenserende maatregelen moeten hebben genomen en niet de eigenaars van nieuwe bouwgronden.
Ook wij zijn voorstander van een zo snel mogelijke uitvoering na het van kracht worden van het aangepaste decreet opdat de gemeenten, de natuurverenigingen en de kandidaat-bouwers zekerheid zouden hebben.
Wat betreft het amendement van mevrouw Heeren op paragraaf 4 van artikel 90bis van het bosdecreet verwijzen wij naar de memorie van toelichting, waar de problematiek van de regio's wordt beschreven. Het principe is dat de regio's met sterke bebossing dat ook blijven en niet dat het aantal bossen daar zou verminderen. Maar wij hebben bezwaren tegen decretale verankering omdat het begrip regio moeilijk juridisch te vetalen is. Gaat het om provincies? Sommige bosgebieden lopen immers door over verschillende provinciegrenzen.
Dit is een goed voorstel van decreet en ik hoop dat het snel goedgekeurd wordt. Het is een logische evolutie sinds de aanpassing van vorig jaar waarbij het abolute moratorium werd opgeheven. Dat heeft geleid tot veel onduidelijkheid over een aantal concrete punten. Het is goed dat het voorstel van decreet die wegneemt door te garanderen dat door een goede compensatieregeling de ontbossing geen verlies van bosareaal betekent, uitgaande van het principe dat de uitbreiding van het bosareaal de uiteindelijke bedoeling is.
Ik denk dat het Limburgse amendement om de onbossingscompensatie regionaal sluitend te maken, gemakkelijk gerealiseerd kan worden. Als de regio veel belang hecht aan het behoud van het bosareaal, kan men kiezen voor een compensatie in natura waarbij men zelf bepaalt waar er gecompenseerd wordt. Het amendement heeft de juiste teneur, maar het stelt een te rigide systeem in. Wat de sociale correctie betreft pleit ik voor een systeem van lineaire regeling. Men moet ervoor opletten dat men geen open systeem instelt waarbij de plaatselijke willekeur ingang vindt.
Het is bijzonder belangrijk om de compensatieregeling af te stemmen op de ruimtelijke-ordeningproblematiek. Als men in Vlaanderen streeft naar bosuitbreiding, is bebossing op andere dan groengebieden logisch en noodzakelijk. Een van de verdiensten van het voorstel is dat het geen beperking stelt aan de plaatsen waar een compensatie mogelijk is. Dat neemt niet weg dat men een belangrijk probleem niet uit het oog mag verliezen. Als men gaat bebossen op niet-bos en niet-groene gebieden, dient men te weten wat de ruimtelijke bestemming ervan is. In het hele systeem is de ruimtelijke bestemming vaak bepalend voor de toekomst van een bepaald gebied en de situatie ervan. Het is niet gezond om te komen tot een systeem van verplaatsbare bossen.
Op een aantal plaatsen is er al een compensatieregeling ingebouwd. Er is een goede overgangsregeling nodig om te vermijden dat die bovenop de compensatie voor de ontbossing die in de gewestplanwijziging is voorzien, komt. (Applaus)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet van de heren Sannen, Lachaert, Tobback en mevrouw Janssens-Vanoppen houdende wijziging van artikel 90bis van het bosdecreet van 13 juni 1990.
- De stemmingen over het amendement op artikel 2 en over artikel 2 worden aangehouden.
- De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen morgen om 16 uur de aangehoudenen stemming en de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.