Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Laeremans heeft het woord.
Collega’s, minister, ik wil van wal steken met een vergelijking met de sportwereld: de situatie waarin een kind van tien dat nog nooit een voetbal heeft aangeraakt, toch in een club met leeftijdsgenoten wordt gedropt die al jarenlang samenspelen. Linkse sociologen en pedagogen zeggen dan dat je die jongen inclusief moet aanpakken. Ze zeggen dat hij veel zal leren van zijn leeftijdsgenootjes, en dat je die niet apart mag zetten omdat dat stigmatiserend is. Ze zeggen dat je maar goed moet differentiëren op de training. Een voetbaltrainer zal daarop zeggen dat het hem spijt, maar dat het kind eerst de basis onder de knie moet krijgen, want anders kan hij gewoon niet mee. Hij begrijpt de spelregels niet, hij heeft geen balbeheersing, en hij loopt er maar gefrustreerd bij omdat hij weinig passen van zijn ploegmaatjes krijgt. Laat die jongen dus eerst op zijn eigen niveau starten.
Collega’s, het idee van Dirk Van Damme om nieuwkomers of instromende anderstaligen apart te zetten en hun eerst de basis van het Nederlands bij te brengen, viel bij heel veel Vlamingen in goede aarde, als ik de reactie van de meeste lezers bekijk. Maar wat is de realiteit vandaag? Een kind dat later instroomt in het lager onderwijs en dat dus niet de kleuterklassen heeft gedaan en het Nederlands niet machtig is – zo zijn er in Vlaanderen heel veel duizenden –, zo'n kind wordt meestal gewoon in de klas gedropt en moet met een paar uurtjes begeleiding maar meekunnen. Wel, dat is in mijn ogen problematisch, zowel voor de leerling als voor zijn klasgenoten als voor de leerkrachten.
Minister, u legt terecht een test op voor wie aan het hoger onderwijs wil beginnen. Maar in het lager onderwijs is daar nog niet eens een begin mee gemaakt. Wat gaat u doen met de wijze raad van Dirk Van Damme? Komen er aparte klasjes om Nederlands te leren? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ben altijd blij, verheugd als de geesten rijpen. Eindelijk komen de neuzen steeds meer in dezelfde richting te staan wat betreft de klemtoon op het Nederlands. Wij hebben dat lange tijd in de woestijn gepredikt. Maar nu, eindelijk, stel je vast dat over heel het spectrum, ook het politieke spectrum, de neuzen in dezelfde richting komen te staan en dat de consensus groeit dat het Nederlands de sleutel is, ook in relatie tot de onderwijskwaliteit, dat een grote groep anderstaligen wel degelijk een probleem zou kunnen vormen en dat we de impact op onze onderwijskwaliteit absoluut onder ogen moeten zien.
Wij ervaren de gevolgen van een evolutie die al twintig jaar of ongetwijfeld al langer gaande is. We moeten vooral verdergaan op het ingeslagen pad. Dus, ja, de taalscreening, de KOALA-test (Kleuteronderwijs Luistervaardigheid) verhindert dat kinderen nog starten met een achterstand op het vlak van de kennis van het Nederlands in het eerste leerjaar. We moeten daar resoluut mee verdergaan. Ik blijf daar absoluut pleidooien voor houden en voorstellen voor formuleren. Maar ook aparte klassen voor anderstaligen zijn geen taboe meer. Enerzijds hebben we er in het kader van de introductie van de taaltrainingen voor gezorgd dat wanneer men kinderen alsnog wil laten overgaan van de kleuterklas naar het eerste leerjaar, dat altijd gepaard moet gaan met een taalintegratietraject wanneer wordt vastgesteld dat ze nog altijd niet afdoende Nederlands kennen. Dat integratietraject kan een taalbad zijn, kan een aparte klas zijn, kan alles zijn. Daar was heel veel rumoer en contestatie rond, maar uiteindelijk wordt het al toegepast, en met succes. Wanneer het gaat over OKAN-klassen (onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers) wordt die formule altijd al toegepast, en met enig succes, gelet op het feit dat ze nog altijd bestaan. Het is inderdaad soms de meest aangewezen mogelijkheid om in sommige gevallen ervoor te zorgen dat je kinderen en jongeren een-op-een kunt bijspijkeren op het vlak van de kennis van het Nederlands. Ik denk dus dat dat absoluut een weg is om te gaan. Alleen moet je vaststellen dat vandaag in sommige scholen, in meer dan vijfhonderd basis-en secundaire scholen, men een leerlingenpubliek heeft waarbij meer dan de helft thuis geen Nederlands spreekt. In sommige gevallen is dat absoluut geen oplossing. Maar ik ben tevreden en ik zie het als een aansporing om resoluut door te gaan met de focus op het Nederlands, Nederlands en Nederlands. (Applaus bij de N-VA)
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. We zijn ook blij dat er meer en meer neuzen in die richting gaan.
U vernoemt dan de KOALA-test en de OKAN-klassen. Welnu, Dirk Van Damme geeft in zijn interview toch zijn kritische bedenkingen daarbij. Hij zegt dat men er niet komt met die KOALA-test. Ook de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) geeft aan dat de huidige taalremediëring die daaraan gekoppeld is, te weinig is om te komen tot een efficiënt en adequaat talenbeleid voor anderstalige kinderen. Ja, wij vinden het goed dat de KOALA-test er is maar we vinden dat te weinig, en zeker omdat daar te weinig gevolgen aan verbonden zijn.
Op dit moment zijn er dus toch nog problemen die opgelost moeten worden. Verschillende onderwijsonderzoekers, zoals bijvoorbeeld Tim Surma, wezen erop dat zo’n taalbadklas wel interessant is, maar er momenteel te weinig onderzoek is naar de effecten ervan. Hij stelde voor om aparte taalbadklassen te testen en evalueren in een gecontroleerde en beperkte setting.
De vraag is: gaat u daarop inzetten, gaat u de haalbaarheid daarvan onderzoeken? Gaat u ook het beleidsondersteunend wetenschappelijk onderzoek opstarten om dat mogelijk te maken op lange termijn?
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, u moest natuurlijk geen woestijn door voor de stelling dat Nederlands belangrijk is. Daar is iedereen het al heen lang over eens. De vraag is door welke woestijn u aan het trekken bent, als u stilletjes aan uitkomt bij de standpunten van het Vlaams Belang. Zij zijn blij dat u stap voor stap naar hun richting opschuift. Op sociale media zeggen ze zelfs dat ze blij zijn dat een van de punten van het 70-puntenplan, eindelijk dichtbij uitvoering komt.
Minister, u zegt telkens dat om kinderen beter Nederlands te leren, we ze apart moeten steken in een klas met alleen maar kinderen die weinig Nederlands spreken. U zegt dat ze zo op magische wijze Nederlands gaan leren. Dat is een taalwoestijn – weer een woestijn, het is een constante in dit debat. De heer Laeremans heeft het daarnet gezegd: er is geen enkel wetenschappelijk bewijst dat dat zou werken. Dat is ook totaal onlogisch. Het is absurd dat dat zou werken.
Mijn vraag is dus, minister: welke onderbouwing hebt u? Welke onderzoeken liggen aan de basis? Welke wetenschappelijke evidenties hebt u om te denken dat dit voorstel om kinderen die weinig Nederlands te spreken, samen te steken in een taalwoestijn, ook maar één leerling zou helpen?
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Inderdaad, minister, ik denk dat iedereen het erover eens is dat kennis van het Nederlands essentieel is. Ik denk dat we op dat vlak zelfs overeenkomen, mijnheer Laeremans. Ik denk ook dat heel veel mensen de bekommernis van de heer Van Damme delen. Maar zijn voorstel wordt natuurlijk ook wel onvoldoende wetenschappelijk ondersteund. Ik haal twee onderzoeken aan, een van het OESO-rapport ‘Equity and Quality in Education’. Dat pleit heel sterk tegen het segregeren van groepen in aparte klassen. Er zouden lagere verwachtingen in de klas kunnen zijn, een negatief effect op het zelfbeeld, en ga zo maar door. Ook in het onderzoeksrapport van de Universiteit Antwerpen over de organisatie van de taalintegratietrajecten, minister, wordt heel duidelijk niet gepleit voor het structureel afzonderen van anderstalige leerlingen.
We hebben ook deze legislatuur natuurlijk al een heel continuüm van maatregelen in het leven geroepen om taalondersteuning te bieden, minister. Er waren onder andere de KOALA-test, taalintegratietrajecten en de zomerscholen. Daarnet heb ik in de antwoorden die u hebt gegeven op de vorige vragen, ook duidelijk gehoord dat het voor u ook belangrijk is dat er een wetenschappelijke consensus is.
Mijn vraag is dus: plant u een evaluatie van de reeds genomen maatregelen rond taalondersteuning deze legislatuur?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mijnheer Laeremans, stel dat u in Italië of Oekraïne gaat wonen, hoe gaat u denkt u het snelst Oekraïens of Italiaans leren? Zal dat zijn door in een klas te zitten of door omringd te worden door alleen maar andere Vlamingen? (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Of zal dat zijn, mijnheer Laeremans, door geregeld of het liefst zelfs heel veel in contact te komen met andere Oekraïners, andere Italianen, om op die manier de taal te leren?
Ik denk dat uw vergelijking met voetbal nogal mank loopt. Ik denk dat het voor zich spreekt, los van alle wetenschappelijke inzichten die dat ook aantonen, dat kinderen het snelst leren als ze ondergedompeld worden in die nieuwe taal, die ze natuurlijk zo snel mogelijk onder de knie moeten krijgen.
Dat sluit niet uit dat je af en toe intensief kinderen apart neemt om ze de basis en de theorie mee te geven. Ik denk dat we pragmatisch moeten zijn en een en-enverhaal moeten bepleiten. We moeten niet polariseren, wat u hier nu aan het doen bent, mijnheer Laeremans.
Dus, minister, gaat u stappen zetten om verder in te zetten op die taalondersteuning, maar in de klas? (Applaus bij Groen en de PVDA)
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Eindelijk, zou ik zeggen. Eindelijk ziet men steeds meer het licht. Eindelijk gaan er stemmen op om anderstalige leerlingen onder te brengen in aparte taalklassen. Dat klinkt misschien allemaal niet zo leuk of mooi, maar het is wel o zo nodig in functie van de toekomst van onze leerlingen. De N-VA heeft daar altijd voor gepleit, en het is hier ook mogelijk gemaakt in de regelgeving. Het kan nu dus al. Helaas is het nog niet altijd een feit in alle scholen. Nochtans drukt het internationaal onderzoek ons heel vaak met de neus op de feiten, namelijk dat anderstalige leerlingen beduidend minder taalvaardig zijn dan leerlingen die thuis Nederlands spreken. Toch blijven hier partijen deze aanpak bestrijden. Dat is jammer. Volgens hen zouden aparte taalbadklassen discrimineren en stigmatiseren. Wel, taalachterstand zomaar laten betijen, dan noem ik pas discrimineren. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Is het ongelooflijk belangrijk dat kinderen goed Nederlands spreken? Ja. Moeten we taalachterstand aanpakken? Absoluut. Gaan we meer nodig hebben dan taaltesten bij kleuters? Ook ja. Een structureel beleid, dat kinderen ook gewoon helpt bij het versterken van hun Nederlands. Maar is het dan een goed idee om taalbadklassen te organiseren voor taalzwakke kinderen, een heel schooljaar lang? Neen, absoluut niet. Dat werkt niet. Dat blijkt uit alle onderzoeken. En weet u waarom? Omdat kinderen natuurlijk ook taal leren van elkaar, en dat kunnen ze natuurlijk niet doen als je alle taalzwakke kinderen samen in een klas zet, een heel schooljaar lang. Is het wel een goed idee om extra lessen Nederlands te geven, zowel binnen als buiten de schooluren, aan kinderen die misschien wat minder goed Nederlands spreken? Absoluut wel. Maar kunt u dan alstublieft de tijd, middelen en expertise geven aan onze leerkrachten om daar ook effectief mee aan de slag te kunnen gaan? (Applaus bij Vooruit en Groen)
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u wel. Mijnheer D’Haese, u laat uw eigen gedachten afhangen van de gedachten van anderen. Als uw tegenstander zegt dat de zon schijnt, dan zult u dus tot de tegengestelde conclusie komen. Ik vind dat een eigenaardige opinievorming. Deze Vlaamse Regering heeft resoluut en weldoordacht gekozen voor een focus op Nederlands. Lees het regeerakkoord erop na. Resoluut, en kordaat, want ook in deze discussie maken zachte heelmeesters stinkende wonden.
Wat mij betreft: ik zou nog kordater willen zijn. Ja, ik ben tevreden dat we er uiteindelijk na veel trekken en sleuren en discussie in zijn geslaagd om die taalscreening in te voeren, op basis van KOALA-testen, waarbij ervoor wordt gezorgd dat in oktober en november kinderen in de derde kleuterklas worden getest op hun kennis van het Nederlands en vervolgens worden bijgespijkerd. Dat kan ook in aparte settings. Die mogelijkheid is er, net zoals dat kan in het basisonderwijs, net zoals dat kan in het secundair onderwijs. U zegt dat er geen enkel bewijs is van het succes daarvan. Het bestaat succesvol in OKAN, tot eenieders tevredenheid. Ik heb toch nog nooit iemand horen pleiten voor de afschaffing van de OKAN-klassen, en die zijn net gebaseerd op een aparte behandeling en een zo intens mogelijk bijspijkeren van de betrokken kinderen. Ik heb nog nooit iemand horen protesteren omdat ze in een aparte klas zitten en dat schandalig vinden omdat ze worden gediscrimineerd. Blaas dat dus ook niet aan. U creëert een probleem waar er geen is. Ik vind integendeel dat dat doortastender moet, en dat een aparte behandeling, of een separate, als u het zo wilt noemen, inderdaad soms meer aangewezen is dan een andere, ‘au fur et à mesure’. Op basis van maatwerk moet worden bekeken welke de beste aanpak en oplossing is. Ik heb dan wel vertrouwen in scholen en leerkrachten, u blijkbaar niet. Ik vertrouw er wel op dat, als je de mogelijkheid biedt om aan het werk te gaan met aparte klassen, ze daar wel degelijk doordacht mee zullen omspringen.
De Vlaamse Regering gaat dus resoluut door met haar focus op Nederlands, niet alleen met betrekking tot die taalscreening, maar ook als het gaat over de minimumdoelen. We voeren ambitieuze minimumdoelen in, met focus op Nederlands, voor de tweede en de derde graad van het secundair onderwijs, maar ook voor de eerste graad, en starten vervolgens met de aanpak van de minimumdoelen in het basisonderwijs, met focus op Nederlands. We versterken ook de taalscreening binnen het secundair onderwijs, want ook dat wordt een beetje veronachtzaamd. We bieden scholen de mogelijkheid om na slechte resultaten altijd te zorgen voor het bijspijkeren, ook apart, van de leerlingen in kwestie. Er zijn de zomerscholen die we hebben ingevoerd. Ondertussen hebben we in vergelijking met verleden jaar 42 procent meer plaatsen gecreëerd. Nu zijn er 16.000 plaatsen die openstaan, die worden gecreëerd in het kader van de zomerscholen. Ook daar ligt de focus op Nederlands en op wiskunde. Dat is het bijspijkeren van kinderen in combinatie met sport en spel, maar ook daar ligt de focus op het Nederlands, in dit geval voor 16.000 leerlingen. Dat is net zoals we de focus leggen op Nederlands in het kader van het Leerpunt. Het Leerpunt moet vooral didactische methodieken aanbrengen richting leerkrachten, richting scholen over hoe je kinderen en jongeren beter kunt doen lezen, hoe je een versterking van de vakdidactiek Nederlands kunt voorzien, net zoals we dat doen via het Leesoffensief. Bij de Vlaamse toetsen die we invoeren is er – opnieuw – een focus op Nederlands en wiskunde, maar ook daar is er een duidelijke keuze.
Tot slot, mevrouw Meuleman, u zei heel goed dat het gaat over het onderdompelen van kinderen in een Nederlandstalige omgeving. Ik sluit me daar volledig bij aan, maar ik beperk de ambitie niet tot half vier. Dat wil dus zeggen dat we in dezen niet alles naar de scholen moeten afschuiven. Er is ook een ouderlijke verantwoordelijkheid in het geding om ervoor te zorgen dat net ter versterking van de toekomstkansen van kinderen, ze ook na 15.30 uur in contact komen met het Nederlands, dat niet met het sluiten van de schoolpoort ook de poort naar het Nederlands sluit. Ik zou ook daar uw verantwoordelijkheid opnemen. Ik hoop dat die boodschap heel breed uitgedragen wordt, ook door dit parlement, dat we niet zeggen dat het enkel tijdens de lesuren is dat kinderen ondergedompeld moeten worden in het Nederlands, ook daarbuiten. Daarin moeten we de ouders stimuleren, misschien met de wortel en desnoods ook met een stok. (Applaus bij de N-VA)
De heer Laeremans heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, stel dat ik met mijn kinderen naar Oekraïne zou gaan. Het eerste wat ik zou doen, is iemand proberen te vinden om bijles te geven, dat ze toch al een beetje voorbereid zijn. Want als je hen daar zomaar in een klas smijt, dan moeten ze wel zwemmen, maar ik vrees dat ze dan zullen verdrinken. Dat is een politiek waarmee we al twintig jaar bezig zijn. Die heeft alleen maar tot slechte resultaten geleid, tot een dalend niveau, een dalende kennis van het Nederlands. Met de PIRLS-resultaten (Progress in International Reading Literacy Study) zitten we achter Servië en Albanië.
Onze vraag is nu dat de regering de komende maanden toch voorbereidingen treft over instaptoetsen en taalbadklassen. U mag die anders noemen als u die naam niet goed vindt. U mag die ‘Conscienceklassen’ noemen, Hendrik Conscience heeft zijn volk leren lezen. Als de andere regeringspartijen daar moeite mee hebben: wij willen u als het Vlaams Belang daarin ondersteunen, zeker vanaf 2024. Dank u wel. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De actuele vraag is afgehandeld.