Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de eindtermen secundair onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, collega's. Ik had hierover een vraag om uitleg ingediend, maar dankzij collega De Gucht kan die hier aansluiten.
Over de nieuwe eindtermen in de tweede en derde graad, collega's, is al heel veel gezegd en geschreven. Over één ding waren we het vorige legislatuur in dit parlement eens: we moeten nieuwe eindtermen hebben die concreter zijn, ambitieuzer zijn, en aangepast aan de 21e eeuw. En ontwikkelcommissies en experten, vertegenwoordigers uit de koepels – geen kabinetten, geen ministers, geen parlementsleden – hebben die gemaakt. En op het moment dat ze allemaal samenkwamen, hebben we ons hier in het parlement ook afgevraagd of, als we het tso, bso en kso allemaal samen nemen, waarin praktijkvakken, stages en kunstvakken zitten, die voldoende tijd zouden hebben om dat te realiseren.
Nu ging ik ervan uit dat de vertegenwoordigers van die koepels dat ook terugkoppelden met de mensen op het terrein en de scholen. Dat was blijkbaar niet gebeurd, waardoor we in te elfder ure nog een praktijkcommissie hebben ingericht, om daarnaar te kijken. Helaas heeft de grootste koepel in Vlaanderen daar niet op gewacht, en zijn ze naar het Grondwettelijk Hof gestapt, tegen de eindtermen die ze zelf gemaakt hadden.
Nu, het verleden neemt geen keer. Het Grondwettelijk Hof heeft vernietigd, helaas, collega's, niet met een inhoudelijk debat, niet met een vraag wat kinderen en jongeren moeten kennen, maar wel louter op het vlak van vrijheid. We kunnen veel emoties hebben over de oude eindtermen die vernietigd zijn. Maar die zijn vernietigd. Die komen niet meer terug. Wat is er wel een zaak? Door op dat moment naar het Grondwettelijk Hof te stappen, door niet af te toetsen bij de eigen scholen, komen we in een situatie waarbij de leerkrachten en scholen zeggen dat 1 september niet morgen is maar eigenlijk gisteren, en dat zij voor de vraag stonden wat zij moesten doen en hoe ze dat moesten geven.
Maar gelukkig, gisteren bent u samen met de onderwijsverstrekkers, met de ontwikkelcommissies en andere commissies die erover zijn gegaan, tot een akkoord gekomen over de basisvorming van die eindtermen. Het is een belangrijk signaal dat er op dit moment een startpunt is. De koepels gaan ook de leerplannen al communiceren, al is er nog geen goedkeuring in het parlement.
Mijn vraag, minister is deze: wat zijn de volgende stappen en wat betekent dit concreet voor het onderwijsveld? Waarmee kunnen zij nu aan de slag? (Applaus van Katja Verheyen)
De heer De Gucht heeft het woord.
Wat is de basis? De basis is dat we al jaren achteruitgaan. De kwaliteit in ons onderwijs gaat achteruit. We hadden daarnet een heel debat over excelleren. Ik vind het altijd interessant om te debatteren over hoe fantastisch ons hoger onderwijs bezig is. Maar diegenen die naar dat hoger onderwijs gaan, komen uit ons leerplichtonderwijs. Als daar het niveau naar beneden gaat, en we scoren op verschillende testen zodanig dat we zien dat het dramatisch is, dan weet je eigenlijk al waar ons hoger onderwijs morgen zal staan. Laat ons proberen om ervoor te zorgen dat we dat niveau kunnen aanhouden. Maar dan moeten we ingrijpen.
We hebben vijf jaar in de verschillende geledingen van ons onderwijs gewerkt aan een algemeen nieuw plan om de kwaliteit van elke leerling vooruit te laten gaan: alle mensen binnen het onderwijs. En op het einde heeft het Katholiek Onderwijs – de grootste – gezegd dat ze dat verkeerd hebben geïnterpreteerd. Ze gingen naar het Grondwettelijk Hof, en het is vernietigd. Dan zit je natuurlijk met een probleem. U hebt gezegd dat u een relatietherapie zou proberen. Om daarin te slagen, zijn we naar minimumdoelen gegaan. Met die minimumdoelen kunnen de leerplannen worden gemaakt en zorgen we voor zekerheid voor elke leerling en elke leerkracht, zodat zij op 1 september weten op welke manier het zal verlopen.
De vraag is nu hoe het geheel zal worden uitgerold, en niet enkel de minimumdoelen. Hoe zal het nu verder gaan voor die leerkracht en die leerling, op welke manier zal dit verder worden uitgerold? (Applaus bij Open Vld)
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ben blij dat we recent een doorbraak hebben kunnen realiseren in dit netelige en moeilijke dossier. Het was moeilijk voor eenieder en verre van ideaal, niet voor de leerkrachten, niet voor de scholen, niet voor mezelf als minister maar ook niet voor de parlementsleden. Dat moet ik erkennen.
Na het arrest zijn we onmiddellijk aan de slag gegaan. We hadden ook een andere keuze kunnen maken. We hadden kunnen zeggen – zoals het arrest zegt – dat de nieuwe eindtermen er pas in 2025 moeten zijn. We hadden dit dus kunnen doorschuiven naar de volgende regering. We hebben ervoor gekozen om dat niet te doen. We zijn met de onderwijsverstrekkers aan tafel geschoven voor een plan van aanpak. We hebben daar een akkoord over gemaakt.
Ik haal enkele belangrijke punten in dat plan van aanpak aan. Ten eerste, we vertrekken niet van eindtermen, maar we spreken over minimumdoelen. Waarom? Eindtermen bepalen eigenlijk wat kinderen en jongeren moeten kennen en kunnen. Maar als je spreekt over een eindterm, dan geef je aan dat het daar stopt. Dat is de terminus, het eindstation. Nee, daar zou het eigenlijk moeten beginnen. En ja, we gaan iedereen uitdagen en prikkelen om daar ver bovenuit te stijgen, om te excelleren – om dat woord nog eens te gebruiken.
Ten tweede, moeten we, conform het arrest, die eindtermen wat versoberen. Maar we moeten ook meer focussen. We moeten de lat hoger leggen. Niet de kwantiteit telt, niet het aantal eindtermen, wel de mate waarin de lat hoger ligt, en dat je misschien ook de leerkrachten wat meer vrijheid kunt geven om zelf te bepalen hoe men het niveau van die lat bereikt. Die aanpak heeft uiteindelijk geleid tot heel veel discussie. Want het klinkt allemaal simpeler dan het in werkelijkheid is. Er was heel veel discussie met experten, leerkrachten, administraties, academici, onderwijsverstrekkers. Ze verdienen heel veel dank voor hun inzet. Want zij doen dat allemaal niet uit eigenbelang of vanwege financiële belangen. Het vertrekt altijd vanuit een visie op onderwijs en een bekommernis omtrent onderwijs. Allen verdienen zij veel dank voor het geleverde werk.
Ik heb ook wel wat pendeldiplomatie moeten verrichten. Ik dacht dat ik met het Oosterweeldossier het moeilijkste had gehad, maar in Onderwijs hebben we regelmatig zo’n Oosterweeldossier. Maar het is belangrijk dat we nu een doorbraak hebben gerealiseerd en dat we de scholen voor Pasen wat houvast kunnen bieden.
Ik besef dat dat niet ideaal is. Ik had liever gehad dat het Vlaams Parlement het eerst definitief had kunnen goedkeuren. Maar dan zouden we uiteindelijk aan leerkrachten en scholen de boodschap moeten geven dat ze nog meer dan een jaar moeten wachten. Die luxe hadden we niet, dus we hebben daarom een pragmatische koers bewandeld, dus onder voorbehoud van goedkeuring door het Vlaams Parlement, zodat we wel al wat kunnen communiceren naar de scholen. We hebben het over de minimumdoelen basisvorming, nu zijn we al aan de slag met de minimumdoelen voor de specifieke vorming. We willen ongeveer in mei landen, dus dat is ook maar een maandje later. Ook dat moet snel gaan, om vervolgens naar het Vlaams Parlement te kunnen komen met de definitieve versie.
Ik wil ook verder kijken en hoop dat deze doorbaak ook een stapsteen kan zijn naar het herzien van de eindtermen van de eerste graad secundair onderwijs, maar vooral – en nog belangrijker – van die van het basisonderwijs. Want het is spijtig dat men in het verleden de keuze heeft moeten maken om omgekeerd te starten, namelijk eerst met de eindtermen van het secundair onderwijs, terwijl men eigenlijk bij de basis zou moeten beginnen, dus bij het basisonderwijs, en ook daar de keuze maken ten voordele van Nederlands en wiskunde. Maar goed, dat ligt nu dus ook in het verschiet en ik hoop dat we op basis van dit compromis en deze doorbraak effectief kunnen zorgen voor een herziening van de eindtermen in het volledige leerplichtonderwijs en zo verder kunnen gaan in het realiseren van doorbraken in de strijd voor een betere onderwijskwaliteit.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik denk dat het ‘omtunen’ naar minimumdoelen echt een belangrijk signaal is dat we met deze regering en, hopelijk, met dit voltallige parlement ook kunnen geven. Het feit dat het nog niet is goedgekeurd en dat de scholen het wel al krijgen, had ik als parlementslid ook liever anders gezien. Maar collega’s, ik denk dat we hier in het parlement ook in de spiegel moeten durven te kijken en inzien dat als we zeggen dat dat niet mag gebeuren, we dan eigenlijk ook aan de scholen zeggen dat ze langer moeten wachten. Ik denk dat dat geen optie is. Het feit dat we hier nu pas zijn, komt niet door ons, het parlement, de regering of de ontwikkelcommissies. Dat is natuurlijk op conto van degenen die beslist hebben om naar het Grondwettelijk Hof te stappen. Dat is een vaststelling die ik doe.
Die leerplannen worden nu ontwikkeld, en wat goed is aan die eindtermen, is dat de leerkracht nu kan zien wat het minimumdoel is dat hier, in dit parlement, is gepasseerd. Het zal er letterlijk in staan, en wat er extra bij komt, zal duidelijk in die leerplannen te zien zijn. Een misschien nog wel een interessante en belangrijke vraag: nu deze minimumdoelen er zijn, welke effecten hebben die op de lessentabellen? Want dat is iets wat ik in het veld altijd hoor: of de lessentabellen ook worden aangepast door het parlement of de minister.
De heer De Gucht heeft het woord.
Wij hebben de Vlaamse toetsen die er komen en die leerwinsten zullen meten. Dat is een goede zaak. Wij hebben de minimumdoelen die we nu naar voren brengen. Het is belangrijk dat elke leerling en leerkracht weet waar ze aan toe zijn. ‘Eindtermen’ en ‘minimumdoelen’: persoonlijk hoop ik dat het verder gaat dan een semantische discussie, want het gaat vooral over de vraag op welke manier u en wij ervoor gaan zorgen dat elke leerling in het leerplichtonderwijs kan excelleren, en op welke manier wij de komende jaren gaan controleren dat dat op een goede manier gebeurt. En dan gaat het verder dan enkel leerwinst meten en dan gaat het over op welke manier we ervoor zorgen dat die minimumdoelen die nu voorliggen, op een goede manier worden toegepast en elk kind en jongere de mogelijkheid heeft om – om het woord van vandaag te gebruiken – te excelleren. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
We waren gisteren inderdaad getuige van weer iets nieuws: eindtermen die worden verspreid, maar met een disclaimer, want ze werden verspreid onder voorbehoud van goedkeuring van het parlement. Minister, omdat u uw huiswerk niet goed hebt gemaakt – want laat ons eerlijk zijn, het katholiek onderwijs had ons hiervoor gewaarschuwd, het was ‘an accident waiting to happen’–, wordt het parlement hier nu te kijk gezet en wordt de democratie ondermijnd. Wij hebben daar een probleem mee. Je kunt over alles zeggen dat het zeer dringend is en dat we pragmatisch moeten zijn. “Ventilus is dringend, laat ons pragmatisch zijn en die lijn al beginnen te leggen, we zullen daarna wel zien of we het goedkeuren of niet. Oosterweel is dringend, weet je wat, we zullen dat al leggen en daarna wel zien het we het in orde brengen.”
Dit is kwalijk voor de democratie. Maar natuurlijk, we kunnen niet anders, we staan met het mes op de keel want scholen moeten die eindtermen en die lestabellen hebben. Ik vind dat een schandalige manier van werken. Maar goed, het zij zo.
Dan zijn het inderdaad dus geen eindtermen meer maar zijn het minimumdoelen, minister. Men heeft een soort van minimumlat. Scholen kunnen daar zelf extra invulling aan geven. Mijn vraag is: hoe gaat u garanderen dat die lat in alle scholen hoog zal liggen, als men vrij is om bovenop de minimumdoelen extra aanvulling te geven die nodig is? Hoe gaat u ervoor zorgen dat iedereen geprikkeld wordt en dat de lat overal hoog zal liggen? (Applaus bij Groen)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega's, wij komen in heel veel scholen, en daar zitten ze inderdaad met de handen in het haar. De beslissing van de Guimardstraat om naar het Grondwettelijk Hof te trekken heeft ons onderwijsveld in chaos gestort. Leerkrachten moeten op 1 september met nieuwe eindtermen aan de slag, die ze niet eens kennen. Leerlingen moeten worden georiënteerd naar richtingen waarvan ze niet eens weten wat ze inhouden.
Pragmatisch gesproken, begrijp ik inderdaad dat er nood was aan duidelijkheid zodat scholen en leerkrachten aan de slag kunnen. Maar principieel, collega's – principes zijn voor ons toch nog altijd belangrijk in de politiek –, vind ik dit echt schandalig. Er wordt gecommuniceerd over iets dat wij nog niet eens hebben goedgekeurd. Het parlement wordt in dezen gewoon gepasseerd. De deal was nochtans heel duidelijk: de overheid, de belastingbetaler betaalt en dus gaan we ook bepalen wat er uiteindelijk moet worden gegeven en wat de minimumlat is voor wat de leerlingen moeten kennen.
Maar wat is er nu gebeurd? Het zijn de onderwijsverstrekkers, de Guimardstraat op kop, die de pen hebben vastgehouden in die overkoepelende commissie over wat de uiteindelijke eindtermen zijn, maar die nu ook al de leerplannen gaan schrijven en de lessentabellen gaan uitwerken zonder dat er eindtermen zijn. Sorry, maar wij worden hier voor voldongen feiten gesteld. Wij zijn eigenlijk quantité négligeable, die nog eens op een knopje mag duwen. Maar hier is nul inhoudelijk debat gevoerd. Ik vind dat eigenlijk onaanvaardbaar voor een meerderheid die beweert dat dit het belangrijkste parlement is en die zich zo buitenspel laat zetten door de Guimardstraat. Pijnlijk. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, op 13 oktober vorig jaar heb ik u nog gevraagd naar de timing voor die bijgewerkte eindtermen. U hebt toen geantwoord dat het de bedoeling was om die volledig klaar te hebben in de loop van maart van dit jaar. Dat was duidelijk veel te optimistisch want nu blijkt dat enkel de minimumdoelen basisvorming klaar zijn en dat er een heel deel verschoven wordt naar de richtingspecifieke minimumdoelen die pas klaar zullen zijn in mei. Maar, minister, wanneer in mei zullen die klaar zijn? Want er is een hemelsbreed verschil tussen het begin van de maand en het einde ervan. Wie in het onderwijs heeft gestaan, weet dat. Op het einde van de maand moeten de leerstofoverzichten gemaakt zijn, de vaardigheidstoetsen afgenomen, de examens opgesteld enzoverder. Men kan moeilijk van leerkrachten verwachten dat ze in die drukste periode van het schooljaar tijd hebben om met die nieuwe minimumdoelen aan de slag te gaan. Ik wil wel duidelijk maken dat ik geen stenen werp naar de mensen die heel hard gewerkt hebben aan die aanpassingen. Dus, minister: wanneer in mei?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, goed dat er een afgeklopt akkoord is over de basisvorming. De onenigheid is wat achter ons. Goed dat er initiatieven genomen zijn om die bruggen te bouwen. Dank aan iedereen die zich daarvoor inzette.
Maar ik geef toch wat geschiedenisles, want die minimumdoelen waren er eigenlijk altijd al. Nu worden ze expliciet zo genoemd, maar dat wilde ik toch nog even benadrukken. Daarnaast was er geen overkoepelende commissie, collega's, waardoor men geen zicht had op de haalbaarheid. Dan heb ik nog een laatste punt. Er is niet één koepel naar het Grondwettelijk Hof gestapt, collega's, maar heel veel scholen. Ik wilde dat hier toch eens benadrukken. Lees het erop na. (Opmerkingen van Jean-Jacques De Gucht en Koen Daniëls)
Soms wordt er aan koepelbashing gedaan, maar dat wilde ik toch graag een keer benadrukken. Die koepels en die scholen wezen erop dat het kso, tso en bso vragen hadden of de leerlingen nog wel een ambt konden leren. Vanuit onze fractie en onze partij hebben wij altijd vertrouwen gehad in de leerkrachten. Dat is er nu met dit akkoord. (Opmerkingen)
Collega's, het is eenzelfde vertrouwen als in het hoger onderwijs. Jullie weten dat misschien niet maar daar bestaan er domeinspecifieke leerresultaten (DLR’s). Dat zijn heel sobere zaken, net zoals we dat nu zien in de minimumdoelen. Daarom, chapeau voor wie hieraan heeft gewerkt en chapeau aan wie de onenigheid heeft kunnen overstijgen.
Minister Weyts heeft het woord.
Natuurlijk, de situatie is verre van ideaal, dat erken ik ook. Maar wat was het alternatief? Het alternatief was eerst de volledige procedure te doorlopen, dan het parlement de finale zegen te laten geven en vervolgens pas te communiceren aan de scholen en de leerkrachten. En dan zijn we minstens een jaar verder, en ondertussen kan men dan in september starten in volledige onduidelijkheid. Ik heb daar inderdaad gekozen voor pragmatiek, met steun van zowat eenieder binnen het onderwijsveld, om dan effectief voor die piste te gaan.
Ja, het zijn minimumdoelen basisvorming. Maar voor alle duidelijkheid: als het gaat over het aso, tso en kso spreek je over 60 procent van de lestijd. Voor het beroepssecundair onderwijs is de oefening bij dezen al afgerond, want zij gebruiken boven op die basisvorming de beroepskwalificaties, en daar verandert niets aan. De oefening beperkt zich nu tot de specifieke doelen voor het aso, tso en kso.
Ondertussen werden er inderdaad leerplannen gecommuniceerd. Voor alle duidelijkheid, want er wordt heel wat op een hoopje gegooid: een leerplan is louter een suggestie die een onderwijsverstrekker, een onderwijskoepel doet, een vertaalslag van die eindtermen. Uiteindelijk zijn het de scholen die beslissen wat zij doen met die gesuggereerde leerplannen. Zij kunnen een eigen leerplan uitwerken, zij kunnen eigen lessenroosters bepalen. Dat is de autonomie van de scholen, en dat wil ik ook benadrukken. Dat is een suggestie die wordt gedaan. Waarover men niet kan beslissen, is natuurlijk over die minimumdoelen zelf, die bepalen wat jongeren en kinderen moeten kennen en kunnen. Maar de weg naar het behalen van die minimumdoelen, is de vrijheid van onderwijs. En die vrijheid van onderwijs berust bij de scholen, die ter zake volledig eigen keuzes kunnen maken.
Als de discussie gaat over het aantal uren geschiedenis en het aantal uren aardrijkskunde, dan is die niet relevant, want de scholen maken die keuze zelf. Voor de minimumdoelen inzake geschiedenis en aardrijkskunde werd de lat niet lager gelegd, integendeel. Men kan ervoor kiezen om de lessenroosters naar eigen inzichten te organiseren. Men kan bijvoorbeeld de keuze maken om burgerschap als apart vak te geven en niet meer in het kader van geschiedenis, maar men kan evengoed op het niveau van de school de tegenovergestelde keuze maken. En dat is wél waar: met deze minimumdoelen versterken we die keuze nog. Ja, we leggen de lat hoger, maar we versterken ook de keuzemogelijkheid voor leerkrachten om zelf te bepalen hoe ze die lat bereiken en hoe ze er uiteindelijk zelf voor zorgen dat we samen streven naar een betere onderwijskwaliteit. (Applaus van Kathleen Krekels en Gwendolyn Rutten)
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Collega, u zegt dat het over verschillende scholen gaat. Ik heb het nog eens nagekeken. Er werd één stuk ingediend bij het Grondwettelijk Hof, dat werd getekend door verschillende ....
We moeten hier niet flauw over doen. Ik heb de heer Boeve horen zeggen het Katholiek Onderwijs Vlaanderen naar het Grondwettelijk Hof is gestapt.
Maar de kern, daar waarover het gaat, collega’s, is dat de vernietigde eindtermen werden gebruikt voor de minimumdoelen. Er is niet gestart van nul. Leerkrachten en scholen wisten dus wel degelijk al duidelijk welke richting het uitging. Dat is het eerste punt.
Ten tweede, ik wil hier vanuit het parlement ook een oproep doen aan die scholen. Want, collega’s, de onderwijsvrijheid is voor de scholen en de leerkrachten. Dus als er een leerplan of een lessentabel komt waarbij de school of de leerkracht beslist om één uur geschiedenis, twee uur aardrijkskunde en één uur fysica te geven, dan kan dat, collega’s. Beste mensen in het onderwijs, doe het, en u hoeft daarover aan niemand verantwoording af te leggen.
Ten slotte wil ik een oproep doen: laten we voor die minimumdoelen basisonderwijs alstublieft niet hetzelfde verhaal volgen als wat er nu is gebeurd, maar van in het begin één iets voor ogen houden, namelijk kwaliteitsvol onderwijs. Dáárover gaat het voor deze regering en voor de N-VA. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, de opmerking van onze collega draagt een zeker wereldvreemdheid in zich die zelden naar voren wordt gebracht. De Guimardstraat was in elke commissie aanwezig, en dan zegt u dat het slechts over een paar scholen gaat. Boeve stond op elk mogelijk moment op radio en televisie te zeggen dat het een schande was, maar volgens u waren het slechts een paar scholen. Maar goed, ieder zijn eigen lezing van de geschiedenis. We mogen de geschiedenis daarvoor niet verder naar beneden halen, want historisch inzicht is belangrijk. (Applaus bij Open Vld)
Minister, wij pleiten voor een centraal eindexamen op het einde van het leerplichtonderwijs, waarbij elke leerling hetzelfde examen aflegt, waardoor we er inderdaad zicht op krijgen dat alle leerlingen in elke school in Vlaanderen – één examen voor elke school – die minimumdoelen behaald hebben. Zo weet elke leerling dat voor zichzelf, maar weten de scholen ook waar ze nog moeten remediëren. Dat kan perfect samenwerken met de Vlaamse toetsen die wij naar voren gebracht hebben. Zo kunnen we ervoor zorgen dat ze verder kunnen excelleren in het hoger onderwijs, dat elke leerling daar mogelijkheden heeft. En dat zorgt ervoor dat wij onze kenniseconomie kunnen verderzetten in de komende jaren en decennia. (Applaus bij Open Vld en van Koen Daniëls)
De actuele vragen zijn afgehandeld.