Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het onderzoek naar online seksueel geweld
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, gisteren was het al het twintigste jaar op rij de Europese Safer Internet Day. En die is helaas nog altijd nodig, want het internet, collega's, is een fantastische plek met ongelooflijk veel mogelijkheden, maar er zijn daaraan ook heel wat gevaren verbonden. Een voorbeeld kwam gisteren uitgebreid in het nieuws: ongevraagd een foto toegestuurd krijgen op je smartphone van een penis, al dan niet in erectie. Het gebeurt. Je hebt dat niet gevraagd, maar het gebeurt.
De helft van de vrouwen tussen 15 en 25 jaar heeft al eens een zogenaamde dickpic ontvangen, een foto van een penis. Die worden hun toegestuurd om hen te imponeren, te intimideren, maar vooral om hen te laten reageren. En dat, minister, is onacceptabel, daarover zijn we het eens. We leven ons leven steeds meer online; ook het seksuele deel van ons leven krijgt een onlinedimensie. En dat moet kunnen, maar dat moet vooral veilig kunnen. Maar nu voelen jongeren die veilige omgeving niet. Wat ervaren ze wel? Ze ervaren verlegenheid, boosheid, zelfs woede bij het ontvangen van een ongewenste foto. En dat is precies wat die afzender wil.
Tegelijkertijd is ook het aantal meldingen van wraakporno zorgwekkend. Beelden die tijdens een relatie in vertrouwen werden verstuurd, worden misbruikt bij het beëindigen van die relatie.
Jongeren en slachtoffers vragen aandacht voor dit soort problemen. Zij vinden dat ze recht hebben op een veilige omgeving op het internet. En ik denk dat wij die bezorgdheid en die bekommernis delen.
In het onderzoek van de Universiteit Antwerpen waaruit deze cijfers blijken, komen de onderzoekers maar ook de jongeren zelf met oplossingen naar voren. Ze vragen alternatieve straffen, ze vragen sensibilisering en educatie rond seksueel geweld. Ze vragen ook dat er een wet komt die het verspreiden van seksueel ongewilde beelden verbiedt, ze vragen een strengere regulering naar de socialemediaplatformen, alternatieve straffen, maar vooral ook die educatie.
Minister, wat wilt u doen met de aanbevelingen die de onderzoekers, maar vooral ook de jongeren zelf maken? (Applaus bij Vooruit, van Mieke Schauvliege en van Lise Vandecasteele)
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, wij zijn geen van allen – ik ook niet – digital natives. En wij zijn niet geboren met een scherm in de handen. (Opmerkingen van Filip Brusselmans)
Zelfs u niet, collega Brusselmans, nog net niet.
Maar sta mij toe een situatie te vertalen naar onze leefwereld. Stel u voor: een 15-jarig meisje zit aan de bushalte te wachten. Ze kan uw dochter zijn, uw kleindochter, uw nichtje, dat doet er niet toe. Het is een 15-jarig meisje dat aan de bushalte zit te wachten. Er komt een man op haar afgestapt die zijn broek laat zakken en zijn lid ontbloot voor haar ogen. Je kunt je dat niet voorstellen. Je bent woedend, je bent daardoor gedegouteerd. Dat is logisch.
Zelfde situatie: 15-jarig meisje zit aan de bushalte, met de gsm in de hand, om af te spreken met mama hoe laat ze thuis moet zijn, wat ze vanavond gaat eten. Ineens verschijnt er ongevraagd en ongewenst een foto van een blote penis op haar gsm-toestel.
Collega’s, eigenlijk is die situatie hetzelfde. Het invasieve is hetzelfde. De manier waarop dit beleefd wordt door de ontvanger is hetzelfde. De collega haalde het onderzoek in opdracht van staatssecretaris Schlitz en onder leiding van Catherine van De Heyning en Michel Walrave van de Universiteit Antwerpen al aan. Minister, het onderzoek zelf was nog niet gepubliceerd, maar ik kan me voorstellen dat u betrokken – minstens geïnformeerd – geweest bent over het onderzoek aangezien het veelal betrekking heeft op uw bevoegdheden, uw regionale bevoegdheden. Uit dat onderzoek kwam al een bevinding naar voren: toestemming en het bewustzijn is in de fysieke wereld wel heel erg duidelijk. Iedereen weet dat je in een bushalte je broek niet laat zakken en je penis niet ontbloot, maar in de online wereld is het zelfs voor digital natives een pak waziger. Dat is een van de bevindingen waar zeker mee aan de slag gegaan moet worden. De vraag is eigenlijk heel simpel: minister, op welke manier gaat u aan de slag met de bevindingen van dit onderzoek?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de vragen. Het zijn effectief verontrustende cijfers die hier naar voren komen. Ik moet er ook op wijzen dat dit thema in de brede zin de afgelopen maanden al verschillende keren in de plenaire vergadering naar voren gekomen is. Eind vorig jaar is het gegaan over het versturen van naaktbeelden via WhatsApp en via WhatsAppgroepen. We hebben het hier al gehad over een ontvoering die via online middelen geïnitieerd was en zelfs over een moord door online pesten. Het is duidelijk dat dit een thema is dat heel actueel is en dat regelmatig terugkomt.
Laat me heel duidelijk zijn: wat niet toegestaan is in de fysieke wereld, in de normale, reële wereld is ook online niet toegestaan. In die zin is het versturen van naaktfoto’s zonder toestemming absoluut ongeoorloofd. Dat is absoluut niet gepermitteerd. Dat moeten we op de meest strenge wijze veroordelen. Mijn kabinet heeft recent de verschillende diensten samengebracht zoals justitie en politie en ook de federale ministers Van Quickenborne en Verlinden om precies deze problematiek te bespreken. Er kwamen drie conclusies uit die bespreking naar voren. Ten eerste moet het juridisch kader, zowel strafrechtelijk als burgerrechtelijk, helder zijn en afgedwongen worden. Ten tweede is de opvoeding natuurlijk cruciaal, waarbij ouders en leraars in het onderwijs een rol spelen. Ten derde – en dan zit ik helemaal in mijn eigen bevoegdheid – zijn preventie, sensibilisatie en mediawijsheid cruciaal. Het is natuurlijk precies op die niveaus dat ik binnen mijn bevoegdheden Media en Jeugd optreed.
Wat doen we allemaal? Ten eerste organiseren we via ons Kenniscentrum Mediawijsheid heel wat initiatieven ter zake. U moet weten dat digitale veiligheid, waaronder sexting, een van de vier centrale pijlers is van onze beheersovereenkomst met het kenniscentrum. Daar worden tal van initiatieven genomen. Denk aan de opleiding mediacoach in het jeugdwerk, aan de EDUbox over onlineseksualiteit en sexting die er zit aan te komen.
Ten tweede hebben we ook het initiatief van de influencer code die we volgende maand zullen lanceren waar we ook aan influencers meegeven hoe ze moeten omgaan met seksueel getinte beelden waaronder ook dit soort situaties.
Ten derde, specifiek voor jongeren actief in de jeugdsector, hebben we ook een breder beleid rond integriteit, de online integriteit, waar natuurlijk het online versturen van beelden en dergelijke prominent in voorkomt. Trouwens, in uitvoering van ons jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP), waarin prioriteit 1 gaat over welbevinden waar ook dit element prominent aan bod komt en natuurlijk prioriteit 5 rond mediawijsheid, komt dat allemaal samen.
Is dat voldoende? Het is duidelijk vandaag niet voldoende. Daarom wil ik nog twee extra initiatieven nemen. Ten eerste, ik reken erop dat de federale collega van Justitie dit onderzoek ook meeneemt in de beoordeling van de nieuwe strafrechtregels. Er komt een nieuw strafwetboek. Er moet ook goed nagegaan worden of de regels vandaag voldoende helder en duidelijk zijn. Daar zijn een aantal incoherenties die zeker nagekeken moeten worden. Het is ook belangrijk – en de procureurs vragen dat ook – dat er een nationaal kader komt, vervolgingsrichtlijnen die heel helder zijn en die een coherent kader zijn voor deze problematiek. Dat zijn twee zaken die de federale collega’s moeten opnemen.
Ten tweede zal ik zelf de verschillende partners – ik denk in eerste instantie aan het Vlaams Kenniscentrum Mediawijsheid, maar ook aan Child Focus, Sensoa, Pimento, Awel, WAT WAT en Ketnet – samenbrengen om specifiek van de problematiek rond onlineseksualiteit en onlinerelaties verder werk te maken en te bekijken of we nog nieuwe initiatieven moeten nemen, want één ding is zeker en dat is dat dit niet de laatste vraag in deze plenaire vergadering over dit thema zal zijn. We gaan hier ook verder mee aan de slag. (Applaus bij cd&v)
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor het overzicht van de initiatieven die momenteel al worden genomen. Met Vooruit hebt u zeker en vast een partner als het erover gaat met de Federale Regering te kijken naar een kader om ongewenste verspreiding van seksuele beelden strafbaar te maken.
Ten tweede vindt u in ons ook een partner om te kijken hoe we de socialemediabedrijven veel meer kunnen responsabiliseren, zelfs bestraffen, zoals dat in Engeland, Wales en Schotland vandaag al gebeurt. Maar voorkomen blijft natuurlijk altijd beter dan genezen. En daar ligt natuurlijk een rol voor onderwijs en voorlichting.
U geeft aan dat u rond de tafel gaat zitten met Pimento, Child Focus, Mediawijs en zo verder om te kijken hoe we het onderwijs daarin kunnen versterken. Er zit hier toevallig een klas met een aantal leerkrachten. Noch voor leerkrachten, noch voor jongeren is het gemakkelijk om te spreken over het internet of over seksualiteit. Vaak voelen scholen en leerkrachten zich niet competent. Ik denk dat we vooral moeten kijken naar Pimento, Sensoa, Gezinsbond, Mediawijs om de leerkrachten daarbij te ondersteunen.
Samenzitten met hen is een goede zaak, maar bent u ook bereid om die organisaties extra te ondersteunen om in de scholen aan de slag te gaan om leerkrachten en leerlingen bij te staan? (Applaus bij Vooruit en van Jeremie Vaneeckhout)
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik hoorde u aangeven dat u met twee federale collega’s contact had. Ik hoorde echter de naam van federaal staatssecretaris Schlitz niet, hoewel zij opdracht gaf voor dit onderzoek. Ik vraag me af of u betrokken was bij dit onderzoek. Hebt u met haar al contact gehad over deze thematiek?
Het onderzoek an sich bracht enkele verontrustende elementen naar voren. De jonge leeftijd is er een van. De bevraging startte pas bij 15 jaar, maar we weten uit eerder onderzoek, collega’s, dat al vanaf 9 jaar vooral meisjes met dit soort beelden worden geconfronteerd.
Maar het gaat ook over het waarom van het versturen. Er is enerzijds de poging om te verleiden. Als je terugdenkt aan het bushokje, moet je ver van het pad af zijn om te denken dat je op die manier iemand verleidt. Maar in 23 procent van de gevallen gaven de verzenders aan dat het doelbewust was om ontvangers lastig te vallen en te intimideren. Er is dus niet alleen de impact op het mentaal welzijn en het veiligheidsgevoel van de ontvanger, maar het is bovendien ook nog eens doelbewust om die redenen verstuurd.
Agressie aanpakken vereist heel gerichte actie. Daarvoor is zicht op het daderprofiel belangrijk. Minister, hebt u zicht op het daderprofiel? Kunt u hen targeten?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, u hoort het en merkt het in het onderzoek. Jongeren vragen zelf om veel meer informatie en voorlichting rond online seksueel geweld, maar vooral rond respectvolle online omgang. U herinnert het zich waarschijnlijk ook nog. Toen wij ooit seksuele en relationele opvoeding kregen, was dat heel plastisch en biologisch en – eerlijk gezegd – voor veel mensen heel onprettig. Toen mijn dochter dat twee jaar geleden kreeg, had ik gedacht dat er een grote revolutie zou zijn geweest. Maar ook zij ervaarde dat als heel biologisch en weinig gericht op de realiteit en de online uitdagingen waar jongeren vandaag voor staan. Ze had nood aan een gesprek dat ging over het aftasten van relationele grenzen binnen de realiteit van jongeren.
We zien uit onderzoek na onderzoek dat er nood is aan dat soort voorlichting en preventie. Gewoon, zodat die cultuur van agressie geen kans krijgt, maar er een cultuur van respect wordt geïnstalleerd.
Nu, rond relationele en seksuele opvoeding moeten leraars vaak zelf nog het warm water uitvinden. Gaat daar meer nadruk op komen, minister, zodat er op deze maatschappelijke uitdagingen echt antwoord wordt geboden? (Applaus van Jeremie Vaneeckhout)
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister, online seksueel geweld is een heel ernstige problematiek en uiteraard moeten er meer spelregels voor komen, maar extra wetgeving en straffen alleen zullen niet de oplossing zijn. De essentie is gezonde seksuele opvoeding, leren over relaties, over seksualiteit, over toestemming vragen, over grenzen respecteren en over wederzijds respect. Dat moet van jongsaf en in dialoog worden aangepakt, als ouder, opvoeder of begeleider. Want wanneer politie en justitie in actie moeten komen, dan is het kwaad eigenlijk al geschied, dan is het te laat.
Dat juridisch kader is dus nodig, maar ik denk tegelijkertijd ook wel dat we moeten opletten met het strafrechtelijk kader. Jongeren vragen zelf ook om in deze gevallen alternatieve sancties te voorzien, zoals bemiddeling, cursussen, schadevergoeding. Dat kan allemaal buitengerechtelijk worden afgehandeld. Ik denk dat dat de weg is die moet worden bewandeld.
Cruciaal is dus inderdaad die preventie, mediawijsheid, sensibilisering, informeren, een goede seksuele relatie uitbouwen, respect voor zichzelf en anderen … En ik denk dat u daar, minister, de juiste aanpak hanteert door de juiste partners daarover rond tafel te brengen. (Applaus van Tinne Rombouts en Willem-Frederik Schiltz)
Collega Dewinter, mag ik u vragen om mij even te vervangen?
– Filip Dewinter, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, u hebt terecht gezegd dat we het hier de voorbije maanden al verschillende keren hebben gehad over soortgelijke problematieken, allemaal in de digitale context. Het is dus heel belangrijk om hier constant op te blijven inzetten.
Iedereen zegt terecht, collega’s, dat de overkant van de straat een verantwoordelijkheid heeft, de Federale Regering, het federaal parlement, het strafrecht. Maar laat ons hier in dit huis toch focussen op wat we zelf kunnen doen, dat is sensibilisering, preventie, educatie. En dan sluit ik mij aan bij de cijfers van collega Perdaens. Als je ziet dat 23 procent van de daders zegt dat ze bewust willen lastigvallen en intimideren, dan hebben wij een verantwoordelijkheid op te nemen in het onderwijs en via alle partners die u hebt opgesomd.
Maar vooral hebben we heel concreet nood om te weten wie de dader is, en of we daar veel specifieker en veel gerichter ook acties toe ondernemen. Ik denk dus dat dat de opdracht is, het vervolgonderzoek, om het zo te zeggen. Wie is die dader? Wat kunnen we doen om die beter te bereiken?
De heer Brusselmans heeft het woord.
Het is inderdaad verontrustend hoeveel jonge meisjes, maar ook jongens trouwens, met dergelijke vormen van seksueel geweld, en het ongewenst toegestuurd krijgen van naaktfoto’s allerhande, te maken krijgen vandaag. En de oplossing is volgens mij inderdaad, zoals hier ook werd gezegd, tweeledig: enerzijds een strafbaar kader, en anderzijds de sensibilisering.
Nu over dat strafbaar kader: het is goed dat hier gepleit wordt om aan de overkant, in het federaal parlement, een strenger juridisch kader – of een juridisch kader tout court – errond te vormen. Maar je moet ook zien dat er dan effectief wordt overgegaan tot straffen. Want wanneer vandaag mensen in fysieke lijve dergelijke dingen doen – zoals bijvoorbeeld een potloodventer, zoals wij dat zeggen, aan een bushokje bijvoorbeeld – worden die zelden gestraft. In Sint-Niklaas loopt er zo bijvoorbeeld iemand rond die bijna maandelijks wordt opgepakt. Ik denk dat die persoon één keer voor een week is geïnterneerd geweest. Dan gaat die opnieuw de straat op, en doet hij gewoon hetzelfde. En men staat erbij, de politie weet niet wat te doen, ze zijn wanhopig, dus er moet effectief gestraft worden.
En dan ten tweede, qua sensibilisering denk ik dat we daar andere partners zoals ook bijvoorbeeld de VRT bij kunnen betrekken. Zij hebben immers ook heel wat ervaring met naaktbeelden, ook onder de schermgezichten. (Gelach bij het Vlaams Belang)
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel collega’s, voor de extra vragen en bedenkingen.
Ten eerste, wat het federale luik betreft: zoals gezegd heb ik met mijn kabinet ook een meeting gehad met zowel de minister van Justitie zijn kabinetsmedewerkers, de minister van Binnenlandse Zaken, politie en ook het parket, waar we de zaak hebben besproken.
Nu, op dat niveau zijn er drie zaken die belangrijk zijn: ten eerste, de strafbaarstelling. En daar kijk ik echt wel naar het nieuwe Strafwetboek om ook helderheid te brengen. Want het is inderdaad zo dat onze strafwetgeving bepaalde zaken goed aanpakt, maar andere zaken minder goed kent, omdat het natuurlijk wetgeving is die al van lange tijd geleden dateert. Dat is dus een eerste punt.
Het tweede punt gaat dan effectief over de nood aan effectieve vervolging, waar we nood hebben aan nationale richtlijnen ter zake van het parket-generaal om hierover ook duidelijkheid te scheppen, en ook prioriteit aan te geven als het aan mij ligt.
En het derde gaat dan over het type sancties, waarvan collega Van de Wauwer terecht zegt dat een zuivere sanctionering via de klassieke weg van boetes of gevangenisstraf, niet noodzakelijk de weg is. Ik denk zelfs dat het voor de meeste van die overtredingen niet de juiste weg is. Men moet eerder kijken naar alternatieve vormen van bestraffing. Maar die drie elementen zijn natuurlijk zaken die op federaal niveau aangepakt moeten worden.
Verschillende collega’s hebben er terecht op gewezen – en dat was ook de conclusie van onze meeting met de federale collega – dat de nadruk bij ons moet liggen op preventie, op mediawijsheid, en ook op educatie. Wat dat betreft is het zo dat leerkrachten daar een belangrijke rol in spelen. Ook ouders trouwens. Alle mensen die in een opvoedsituatie zitten, kunnen daar een nuttige rol in spelen.
Wat dat betreft – en ik denk dat collega Groothedde daar een goed punt maakt – moet het ook breder gezien worden. Het gaat niet enkel over het versturen van die foto’s, het gaat niet enkel over puur seksualiteit, maar het gaat breder over de wijze waarop we op een respectvolle manier relaties, of seksuele relaties, aangaan.
Ik verwijs naar onze Belgisch-Amerikaanse therapeute Esther Perel, die zegt dat de kwaliteit van ons leven bepaald wordt door de kwaliteit van onze relaties. Datgene wat zo bepalend is voor onze levenskwaliteit, moet natuurlijk goed aan bod komen in de opvoeding of in het onderwijs.
De verschillende initiatieven die we daarrond nemen, zijn denk ik nuttig en zinvol. Al het werk met het Kenniscentrum Mediawijsheid, ook de EDUbox die ontwikkeld wordt … Al die verschillende initiatieven zullen we natuurlijk verderzetten, maar dat op zich volstaat niet. Daar is het inderdaad mijn bedoeling om op korte termijn de verschillende partners samen te zetten.
Ook de VRT kan daar een rol in spelen, vooral via Ketnet, al dan niet op basis van eerdere ervaringen. Ik denk dat ze inderdaad goed weten hoe ze bepaalde informatie op kindermaat naar voor kunnen brengen, zodat zij op een respectvolle manier met elkaar kunnen communiceren. Want in de digitale wereld werken zij niet anders dan in de fysieke wereld, namelijk met heel veel respect voor elkaar.
Collega Perdaens heeft gepeild naar de vraag of ik betrokken was bij het onderzoek van federaal collega Schlitz. Het is zo dat ik haar niet had uitgenodigd op het overleg, omdat het eigenlijk ging over vervolging, over de federale aanpak, waar zij niet rechtstreeks bij betrokken is. Zij heeft dit onderzoek gelanceerd. Dat is een federale opdracht geweest. Als dusdanig heb ik geen impact gehad op de onderzoeksvraag. We zijn wel op de hoogte gebracht van de resultaten. Het is sowieso een nuttig onderzoek.
Wat de daderprofielen betreft: daar hebben we vandaag geen helderheid over. Het is ook nogal moeilijk om in het kader van een bevraging van jongeren te weten wie dan de dader was. Daar zijn dus geen wetenschappelijke data over. Het is inderdaad zinvol om dat verder te bekijken en te onderzoeken.
Mij komt het voor dat er een diversiteit is aan daderprofielen, en dat er ook een kleine groep van mensen is die een grote impact heeft. Ik verklaar me nader. Via socialemediaplatformen is het mogelijk om heel veel mensen te bereiken, en dus om op grote schaal mensen, ook mensen die je niet kent, op die manier met ongewenste foto’s en beelden te bereiken.
Het is mijn indruk dat het iets minder voorkomt in relaties tussen mensen – tussen kinderen en jongeren – die elkaar goed kennen. Daar bestaat sexting ook vaak, maar het gaat vaak over iets minder delicate foto’s dan waar het hier over gaat. Dat is toch eerder uitzonderlijk, is onze ervaring. Maar ook daar is mediawijsheid natuurlijk heel erg belangrijk.
Op zich is er niets verkeerd met sexting, met het sturen van pikante beelden, wanneer iedereen daarmee akkoord gaat, en wanneer daar goede afspraken over gemaakt worden. Maar wat hier aan de orde gesteld is gaat natuurlijk veel te ver. Dat moeten we absoluut aanpakken.
Kortom: we blijven in contact met de federale collega’s waar het gaat over de aanpassing van federale wetgeving, maar we blijven vooral ook inzetten op mediawijsheid, digitale geletterdheid en educatie, en we zetten daar ook verder initiatieven rond op.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank u, minister. Dank u, collega’s. Gisteren was het voor het twintigste jaar op rij ‘Safer Internet Day’, en die blijkt nog altijd nodig. Het internet is een fantastische plek, met heel veel mogelijkheden, maar ook gevaren. Het is nog altijd geen echt veilige plek, en daar hebben we met zijn allen verantwoordelijkheid aan. Ik ben blij te horen dat er eensgezindheid bestaat op alle banken om dit aan te pakken.
Aanpakken moet op meerdere fronten. Ten eerste moeten we inderdaad zorgen voor een kader voor strafbaarstelling. We zullen daar allemaal aan de overkant mee aan het zeel trekken. Ten tweede – daar is niemand op ingegaan, maar ik denk dat we daar ook een rol in hebben – moeten socialemediabedrijven ook verplicht worden om in te grijpen. In Engeland hangt hen een boete boven het hoofd van 10 procent van hun wereldwijde omzet als ze dat niet doen. Dat zijn hoge cijfers, die hen hopelijk ook hier in ons land kunnen responsabiliseren om in te grijpen wanneer er beelden verspreid worden die niet kunnen.
Ten derde wordt er gepleit voor een cursus omtrent het schuldinzicht van daders. Ook daar is het belangrijk dat mensen inzien dat wat in de offlinewereld niet kan ook online niet kan, en dat bij online seksuele beleving de wederzijdse toestemming essentieel is.
Het vierde punt is sensibilisering en de rol van het onderwijs, het jeugdwerk en de ouders. U wees er terecht op dat dat essentieel is. Mediawijs heeft al verschillende pakketten ontwikkeld waarmee leerkrachten aan de slag gaan, en er kan zeker nog meer gebeuren. Wanneer leerkrachten of scholen zelf voelen dat ze onvoldoende competentie hebben, dan zou ik graag zien, minister, dat u met Sensoa, met Child Focus en al die andere partners rond de tafel gaat zitten om hen opleidingen te laten geven in de scholen, en de scholen daarin te ondersteunen. (Applaus bij Vooruit en Groen)
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
De kat is uit de zak. Ondertussen is het zo dat je kind van het ogenblik dat het een smartphone of een tablet heeft geconfronteerd zal worden met dergelijke beelden. Dat is helaas de realiteit van vandaag de dag. Excuseer, collega’s, maar online uw ontbloot lid vertonen aan kinderen zo jong als negen jaar is compleet krankjorum. Dat hoeven wij niet te pikken. Daar moet sterk op ingezet worden en de daders moeten gesensibiliseerd en aangepakt worden. Het feit dat de verzenders veelal ouder zijn dan de ontvangers maakt ook duidelijk dat dit allemaal compleet onkies is.
Sta mij toe, minister, om tot slot ook nog te komen tot het punt van de verantwoordelijkheid die de sociale mediakanalen moeten opnemen. Die bevoegdheden zitten momenteel natuurlijk niet bij u, maar u zult in onze fractie altijd een partner vinden om ook deze bevoegdheden naar Vlaanderen te halen, zodat we daar ook een vuist kunnen maken. (Applaus bij de meerderheid en van Hannelore Goeman)
De actuele vragen zijn afgehandeld.