Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet over regiovorming en tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik vind het belangrijk om tussen te komen over dit ontwerp van decreet, vooral over een aspect ervan dat volgens mij niet helemaal volgens de geest van het Regiodecreet is. In het ontwerp staan immers een aantal passages die daar niet helemaal thuishoren, bijvoorbeeld over het afschaffen van het goedkeuringstoezicht bij privaatrechtelijke verzelfstandiging en gemeentelijke diensten bij het oprichten van bijvoorbeeld ziekenhuisverenigingen of woonzorgverenigingen. Het afschaffen van dat goedkeuringstoezicht hoort niet helemaal in dit ontwerp. Het heeft er eigenlijk niks mee te maken. Het heeft niks te maken met regiovorming. We stelden daarom voor, en stellen dat via een amendement opnieuw voor, om die passages uit dit ontwerp te schrappen. Ik denk dat het belangrijker is om die apart te bespreken, omdat het over andere aspecten van beleid gaat. Het gaat over zorg en niet over regiovorming, volgens ons.
Met artikel 24 en artikel 28 wil men het goedkeuringstoezicht bij de oprichting van onder andere ziekenhuisverenigingen en woonzorgverenigingen afschaffen en vervangen door een niet-bindend advies. Tot nu toe moeten gemeenten en OCMW’s die hun woonzorgcentra willen privatiseren via een woonzorgvereniging, daarvoor de goedkeuring van de Vlaamse overheid krijgen. Ze moeten een dossier indienen bij de Vlaamse overheid, bij het Agentschap Binnenlands Bestuur, dat dan nagaat of aan alle voorwaarden is voldaan. Enkel na goedkeuring kan de lokale overheid dan verdergaan met de privatiseringsplannen. Dat is het goedkeuringstoezicht. Dat wil men vandaag echter afschaffen en vervangen door een niet-bindend advies. Een OCMW of gemeente moet dan nog altijd een dossier indienen als ze willen privatiseren, en de Vlaamse overheid zal dat nog steeds beoordelen, maar als die overheid een negatief advies geeft, kan de gemeente dat gewoon naast zich neerleggen en toch doorgaan met de privatisering. In mensentaal, gemeenten mogen woonzorgcentra privatiseren, ook als de Vlaamse overheid zegt dat dat eigenlijk niet oké is, dat dat een slecht idee is, dat men dat beter niet doet. Ook de vakbonden maken zich terecht zorgen over de afschaffing van het goedkeuringstoezicht. Ze vrezen er terecht voor dat die zal zorgen voor een verdere privatisering van onder andere de publieke zorg.
De passages over het afschaffen van het goedkeuringstoezicht zijn natuurlijk samen te lezen met de wijzigingen die men wil aanbrengen aan het decreet Lokaal Bestuur, waardoor OCMW’s ook niet langer de noodzaak moeten aantonen bij het privatiseren van zorg via een woonzorgvereniging. Samen kunnen we dat eigenlijk beschouwen als een privatiseringsdecreet 2.0. Gelukkig is het nog meer ingrijpende privatiseringsdecreet 1.0 van tafel geveegd door een breed protest, maar toch wilt u met dit ontwerp de deur voor de privatisering van zorg wijder openzetten. Het gaat immers wel degelijk over privatiseren, wat anderen ook zeggen. Een woonzorgvereniging oprichten is publieke zorg privatiseren. Het gaat over een privaatrechtelijke rechtsvorm, en het personeel zal vallen onder de rechtspositieregeling van de private sector. Lokale besturen hebben in die woonzorgverenigingen ook meestal geen meerderheidspositie, maar een minderheidspositie, ondanks wat anderen hier in de commissie hebben willen beweren.
Het gaat echter niet enkel over privatiseren. Met deze beslissing, met het vergemakkelijken van de woonzorgverenigingen, wordt immers ook de deur opengezet voor commercialisering. Commerciële spelers in de woonzorgsector hebben immers een trucje ontdekt: ze richten vzw’s op om woonzorgcentra uit te baten, met de voordelen die gepaard gaan met het vzw-statuut. Als er een vzw is, worden winsten, meestal via vastgoedcontracten, doorgesluisd naar het moederbedrijf.
En die schijnvzw’s, of wolven in schaapsvacht zoals ze in een hoorzitting over het decreet Lokaal Bestuur werden genoemd, beheren op dit moment al 10 procent van alle woonzorgcentra in Vlaanderen. 10 procent van alle woonzorgcentra die een vzw-statuut hebben, behoren eigenlijk tot de grote commerciële spelers zoals Orpea, Armonea, Korian en Vulpia. Door nu de deur open te zetten voor vzw’s, wordt de deur dus ook opengezet voor die wolven in schaapsvacht, die hun voet ook tussen de deur van de publieke zorg proberen te zetten. En ze gaan dat proberen, maak u geen illusies. Uit onderzoek van de UGent, besteld door deze Vlaamse Regering, blijkt dat die commerciële spelers in het verleden al interesse toonden, wanneer gemeenten van plan waren om een woonzorgvereniging op te zetten. Diezelfde onderzoekers gaven ook de aanbeveling om de problematiek van de schijnvzw’s goed te onderzoeken. En dat deed u niet, minister.
U beweert wel steeds dat die schijnvzw’s geen plek hebben in de woonzorgverenigingen en dat het zo’n vaart wel niet zal lopen, maar u kunt dat allemaal niet garanderen. U onderneemt geen enkele actie om schijnvzw’s uit de publieke zorg te weren. Geen enkele! Het enige wat u doet, is hopen dat het niet gebeurt en dat lokale besturen waakzaam genoeg zullen zijn om niet in zee te gaan met die wolven in schaapsvacht.
Ik wil uitleggen waarom we bij de PVDA denken dat openbare zorg belangrijk is, en waarom wij vechten tegen de uitverkoop van de publieke zorg zoals deze Vlaamse Regering die uitvoert. Dat komt omdat de publieke zorg nog steeds de beste waarborg biedt op toegankelijke, betaalbare en kwaliteitsvolle zorg. De prijzen van de publieke woonzorgcentra zijn altijd al de laagste geweest. Dat zijn ze vandaag nog altijd, en die kloof groeit zelfs. Een kamer in een commercieel woonzorgcentrum is 273 euro per maand duurder dan een kamer in een openbaar woonzorgcentrum. Bovendien zien we dat in de regio’s waar meer publieke woonzorgcentra zijn, de prijzen in alle nabijgelegen woonzorgcentra ook lager zijn: de publieke drukken de prijs in de sector. Maar die publieke zorg is ook kwaliteitsvolle zorg. We hebben in cijfers die we opgevraagd hebben gezien dat in openbare woonzorgcentra 22 procent meer personeel werkt dan in commerciële woonzorgcentra. 22 procent méér personeel! Mensen die gisteren op straat zijn gekomen voor meer personeel …
Als je kijkt naar de zwarte lijst, zie je ook dat een minderheid van woonzorgcentra op die zwarte lijst openbare woonzorgcentra zijn. Het zijn er nu 1, 2 of 3 denk ik, maar 14 van die 24 woonzorgcentra op die zwarte lijst zijn net van die grote commerciële spelers. Ze zijn van Orpea, Armonea, Korian en Vulpia. Het zijn vooral zij die vandaag onder verhoogd toezicht staan van de regering, ook zij die net die schijnvzw’s oprichten, die hun voet willen zetten in de publieke zorg. Onze publieke welzijnsinstellingen zouden we moeten koesteren, want ze hebben de opdracht om ieder van ons toegang te geven tot betaalbare en kwaliteitsvolle zorg, die een basisrecht is. De logica van die publieke zorg verschilt fundamenteel van die van de commerciële zorg. Bedrijven zijn in de eerste plaats bedoeld om winst te maken, en niet om de gezondheid van iedereen te waarborgen, wat net wel de functie is van onze openbare, publieke zorg.
Maar waarom dat hier allemaal op tafel ligt, en we nu voor een tweede keer zien dat het privatiseren van de zorg vergemakkelijkt wordt door de Vlaamse Regering, komt voornamelijk door het Antwerps stadsbestuur. Want ik moet zeggen: de wetgevende initiatieven in dit parlement lopen akelig gelijk met de pogingen van het Antwerps stadsbestuur om Zorgbedrijf Antwerpen te privatiseren. En het is duidelijk dat het Antwerps stadsbestuur Zorgbedrijf het koste wat het kost wil privatiseren. Maar daar heeft het blijkbaar de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement voor nodig om de juiste decreten te kunnen stemmen om daarmee verder te gaan. In Antwerpen hanteert het stadsbestuur al sinds 2012 het principe van ‘starve the beast’. Ze hongeren de publieke zorg uit, om uiteindelijk over te gaan tot privatisering. Ook de komende jaren wil het stadsbestuur de dotatie verder verlagen met meer dan 10 miljoen euro, als je ook de gemiste inflatie meerekent. In huidige tijden is dat totaal onverantwoord, want ondertussen lopen de kosten voor Zorgbedrijf op vanwege de stijgende energieprijzen en andere prijzen. En de bewoners blijken daar de dupe van te zijn, want naast de energieprijzen schieten ook de prijzen voor de bewoners de lucht in.
Maar om te kunnen privatiseren heeft Antwerpen dus de hulp nodig van het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering. We herinneren ons allemaal het eerste privatiseringsdecreet. Daar ging het stadsbestuur gretig mee aan de slag, met een nieuwe structuur, inclusief nv’s. Dat is totaal niet wettelijk, maar ondertussen kwam er dan vanuit dit parlement een initiatief om dat allemaal wel wettelijk te maken. Gelukkig zien we dat dit door een brede strijd van onderuit, van personeel en bewoners, is tegengehouden en dat het Antwerps stadsbestuur die plannen alvast opnieuw in de koelkast moest stoppen. Jammer genoeg bleef het stadsbestuur niet op zijn lauweren rusten, en kwam men met een plan B. Ze willen de zorg privatiseren via een privaatrechtelijke woonzorgvereniging. Maar ook dat plan belandde in de prullenmand omdat de Vlaamse overheid het dossier niet goedkeurde.
Wat doet de Vlaamse Regering nu? Via het wijzigingsdecreet ‘Decreet over het Lokaal Bestuur de voorwaarden versoepelen om woonzorgverenigingen op te richten, en vandaag, via het regiodecreet, zorgen dat er niet langer een goedkeuring van de overheid nodig is om te kunnen privatiseren. Als we vandaag dus de goedkeuring afschaffen, dan wil dat zeggen dat het Antwerps stadsbestuur kan doorgaan met zijn plannen om de openbare zorg te privatiseren.
Ik heb twee oproepen. Ten eerste aan dit parlement: schaf het goedkeuringstoezicht niet af. Dat is een belangrijke grendel tegen ongewenste privatiseringen. Investeer in onze publieke zorg om zorg te garanderen voor elke burger.
Ten tweede wil ik aan de collega’s van de N-VA, Open Vld en Vooruit vragen om aan hun collega’s in het Antwerps stadsbestuur te vragen om te stoppen met de privatiseringsplannen en om het zorgbedrijf uit te bouwen tot een sterk, toegankelijk, kwaliteitsvol, openbaar zorgbedrijf dat aan elke Antwerpenaar de zorg geeft die hij nodig heeft. Zo kunnen we een financieel gezond zorgbedrijf krijgen en stoppen met besparen op de zorg. (Applaus bij de PVDA)
De heer Van Miert heeft het woord.
Voorzitter, is het oké voor u dat ik iets ga zeggen over het decreet regiovorming, of gaan we hier de Antwerpse gemeenteraad houden?
Uw tijd loopt.
Ja, collega’s, dan ga ik gewoon iets zeggen over het decreet regiovorming. Aan de mantra’s van de communisten en hun ideeën dat private zorg veel slechter zou zijn dan publieke zorg hebben we heel veel tijd gespendeerd in de commissie, dus dat gaan we hier best niet meer doen. (Opmerkingen van Jos D'Haese)
Ik ga ook geen duiding of verduidelijking geven bij het hoe en wat, het ontstaan en het waarom van dit decreet. We hebben al genoeg besprekingen gehad in de commissie, en ook hier in de plenaire, dus meer duiding lijkt me alleszins overbodig.
Het afstemmen van samenwerkingsverbanden en hulpverleningszones binnen de regiowerking, binnen de referentieregio’s, blijft het hoofddoel. Het wegwerken van verrommeling zal alleen maar zorgen dat de lokale besturen sterker worden, en dat de dienstverlening naar de burger geoptimaliseerd wordt. Dat is heel belangrijk in een tijd waarin de centen heel schaars zijn geworden.
Een aantal punten moeten zeker nog worden aangepakt, en dan kijken we vooral ook naar de collega’s aan de overkant van de straat, die binnen de federale bevoegdheden moeten zorgen voor een kader waarin we de hulpverleningszones van politie en brandweer kunnen afstemmen binnen de afgebakende referentieregio’s. Daarnaast moeten we in ons eigen gremium vooral nog bekijken wat we gaan doen met grensoverschrijdende samenwerkingen. Ik denk dan vooral aan organisaties die ontstaan zijn door fysische of natuurlijke structuren, zoals landschapsverenigingen, maar ook toeristische samenwerkingen of andere samenwerkingsverbanden waarbij schaalgrootte meestal de enige drijfveer was om te gaan samenwerken. Die zaken moeten we op korte termijn eens onder de loep nemen, binnen het Vlaams Parlement en binnen de commissiewerking, om te zien hoe we die zaken gaan inpassen binnen de afgebakende referentieregio’s.
Tot slot vind ik het belangrijk om op te merken dat we ook in de toekomst verder kunnen vertrouwen op de voortzetting van de ondersteuning die we krijgen binnen de regio-opbouw van het Labo Regiovorming, voor advies ter zake.
Collega’s, ik ga er niet langer over uitweiden, maar het mag duidelijk zijn dat dit decreet de steun krijgt van onze fractie, en dat we ook in de toekomst zullen blijven meewerken aan het verder finetunen van deze regiowerking, zoals het op de agenda zal komen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Buysse heeft het woord.
Collega’s, onze fractie kan zich terugvinden in een aantal van de beweegredenen om tot dit ontwerp van decreet te komen. Het aanpakken van de verrommeling, het verminderen van het aantal intercommunales en op die manier ook het verminderen van het aantal mandaten, en ook de burgemeester spilfiguur maken van die intergemeentelijke samenwerking lijken goede pistes om iets te doen aan de huidige toestand. Tot daar het goede nieuws, want er zijn ook heel wat kanttekeningen te maken. In het ontwerp van decreet en ook in het regeerakkoord staat te lezen: “We zetten in op regiovorming. Deze regiovorming moet van onderuit worden opgebouwd en gedragen door de lokale besturen.”
De manier waarop de eerste denkoefening over de indeling in referentieregio's is gemaakt, staat echter haaks op dit principe. Niets van opbouwen van onderuit, maar wel starten met een ontwerp van bovenaf, soms gebaseerd op ideeën die elke toets met het gevoel op het veld misten. Ook de manier waarop een aantal burgemeesters werd geconsulteerd, soms niet van de minste steden, is niet voor herhaling vatbaar. Ook het resultaat van hoe de referenties uiteindelijk werden samengesteld, werd niet altijd gedragen door de betrokken lokale besturen.
De discussie rond de gemeente Zwijndrecht, die uitdrukkelijk en unaniem, met steun van de provincie Oost-Vlaanderen en de omliggende gemeenten in het Waasland, tot de regio Waasland wil behoren, is uitgebreid behandeld in de commissie en ook hier in deze plenaire vergadering, naar aanleiding van het verzoekschrift van het gemeentebestuur. Zwijndrecht kwam toen echter van een kale reis thuis. Ik was blij, maar ook verbaasd dat dit op het allerlaatste nippertje via een amendement van de meerderheid plots wél kon worden geregeld op basis van krak dezelfde argumenten die hier in deze zaal werden verdedigd door mezelf en door andere leden van de oppositie, maar die toen door diezelfde meerderheid die nu in commissie het amendement indiende van tafel werden geveegd.
Maar goed, er zijn ook nog andere gemeenten die uiteindelijk in een andere regio zijn beland dan diegene die ze wensten. Ik vermeld in dit kader bijvoorbeeld de gemeenten Berlaar en Nijlen.
Ik kom terug bij het decreet, waarin wordt voorgesteld om de burgemeesters te laten fungeren als de eigenlijke trekkers van die regionale samenwerking. Zoals gezegd, vinden we het een goede zaak dat die burgemeesters een meer prominente rol krijgen, maar de voorgestelde controle op het functioneren van de burgemeester en de controle op de regiowerking an sich door de gemeenteraadsleden is onvoldoende voor ons. In het ontwerp van decreet wordt enkel voorzien dat de regiowerking een vast maandelijks punt wordt op de agenda van het college van burgemeester en schepenen en dat de regiowerking minstens tweemaal per jaar op de agenda van de gemeenteraad dient te worden geplaatst. Volgens ons is de wisselwerking met de gemeenteraad onvoldoende en beantwoordt die niet aan de vooropgestelde sterke democratische controle omdat de raadsleden over te weinig instrumenten beschikken om hun controleopdracht uit te oefenen. Die controlerende taak van de gemeenteraad moet volgens ons gekoppeld zijn aan een ruim inzagerecht van de gemeenteraadsleden in alle dossiers, stukken en akten van die regiowerking. Het belang hiervan heb ik ook telkens onderstreept tijdens vorige gedachtewisselingen over het thema en dat wil ik ook vandaag doen.
Om dit tekort in dit ontwerp van decreet recht te trekken, leggen wij twee amendementen voor die ook reeds in de commissie werden ingediend, maar het toen nipt niet haalden.
Het eerste amendement voorziet in een aanpassing van het artikel 8 en voert in dat de regiowerking een vast punt wordt op de gemeenteraadsagenda. Met deze wijziging wordt de gemeenteraad als hart van de lokale democratie versterkt. Hierdoor komt de informatie omtrent de regiowerking in essentie toe aan de raadsleden ter versterking van hun controlerende taak ten opzichte van het college.
Tijdens de bespreking in de commissie bevestigde de minister dat het een permanente uitdaging is voor oppositieleden om zich te informeren en om te controleren. Hij wees erop dat gemeenteraadsleden dat ook spontaan kunnen doen door het punt zelf te agenderen. Hij voegde eraan toe dat een goed lokaal bestuur dat een belangrijke beslissing wil nemen in het kader van de regiovorming, dat inderdaad vaker spontaan op de agenda van de gemeenteraad zou moeten brengen.
Onze fractie is ervan overtuigd dat die informatieverplichting beter ineens decretaal wordt verankerd, waarbij de gemeenteraad principieel wordt erkend als het opperste democratische orgaan op lokaal niveau. De goedkeuring van ons eerste amendement zou een stap in die richting betekenen.
In datzelfde kader hebben we nog een tweede amendement. Hierin pleiten we ervoor dat ook het bestaande inzage- en bezoekrecht van gemeenteraadsleden zou worden uitgebreid tot de regiowerking van de gemeenten en de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Ook die maatregel zorgt dus voor de reeds aangegeven versterking van de controlerende bevoegdheden van onze gemeenteraadsleden.
Het decretaal vastleggen van dergelijke rechten zal er ook voor zorgen dat raadsleden niet langer afhankelijk zijn van de goodwill bij de aanvraag van de stukken die, ondanks het niet-lokale karakter, toch indirect een impact hebben op het lokaal bestuur van de raad waar zij deel van uitmaken.
Ik concludeer dat voor ons de versterking van de lokaal democratische controle en zeker de uitbreiding van de rechten van onze raadsleden een essentiële kwestie is. Voor dit controlerecht toonde de minister bij vorige besprekingen in de commissie telkens veel begrip, maar uiteindelijk missen we in dit ontwerp van decreet het sluitstuk. En zoals steeds: op basis van de mate waarin onze amendementen straks aanvaard zullen worden, zullen we ook ons stemgedrag over dit ontwerp bepalen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik geef ook vanuit onze fractie een klein beetje duiding bij ons standpunt. Ik wil graag eerst teruggaan naar het verleden, want het is ondertussen meer dan tien jaar geleden dat toenmalig minister Bourgeois daar het eerste onderzoek rond deed. Het was toen heel duidelijk dat een sanering van die verschillende samenwerkingsverbanden tussen gemeenten misschien wel noodzakelijk was, want uit die studie bleek dat er meer dan 2200 samenwerkingsverbanden waren tussen gemeenten.
Dat gemeenten samenwerken is op zich niet fout natuurlijk, want als lokaal bestuur worden ze ook geconfronteerd met grote maatschappelijke uitdagingen en het zijn net die lokale besturen die die aan den lijve ondervinden. We weten allemaal dat grote uitdagingen zoals de problematiek rond mobiliteit, de open ruimte, de ruimtelijke ordening, migratie, een activerende arbeidsmarkt en de klimaatuitdaging niet stoppen aan de gemeentegrenzen. Vandaar dat het noodzakelijk is dat die lokale besturen wel een voorname rol spelen, maar in samenspraak met de buren.
Daarbij komt nog dat al die samenwerkingsverbanden een echt kluwen waren, want dat waren verschillende gebiedsomschrijvingen: zo werd er voor het ene thema samengewerkt met buurgemeenten x en y, terwijl ze voor een ander thema met andere gemeenten werd samengewerkt. Dat kluwen komt ook de efficiëntie, de democratische controle en de eenduidigheid in politieke keuzes niet ten goede. Er waren ook diverse structuren van politieke aansturing of controle. Als we echt geloven dat de lokale besturen en het lokaal beleidsniveau belangrijk zijn en in de cockpit zitten om de nieuwe grote maatschappelijke uitdagingen aan te pakken, dan zijn er redenen genoeg voor een zekere efficiëntieoefening die lokale besturen op een meer eenduidige manier laat samenwerken.
Vandaar dat we gekomen zijn tot de vijftien referentieregio’s. Dat was – daar moeten we niet flauw over doen – eerder een moeizaam proces. Maar diegenen die dachten dat dat een wandeling het park zou worden … Als je over grenzen praat, dan denk ik, als je naar de geschiedenis kijkt, dat dat altijd een heel delicate en moeilijke oefening is. Dat was dus ook het geval bij het afbakenen van deze referentieregio’s, maar ik denk dat we uiteindelijk tot een goede oplossing zijn gekomen. Niet alle problemen zijn weggemasseerd, maar we zijn heel blij dat bijvoorbeeld de gemeente Zwijndrecht bij manier van spreken kan thuiskomen in het Waasland, iets wat vanuit onze fractie ook duidelijk wordt ondersteund. Ook Limburg heeft, denk ik, zijn slag grotendeels binnengehaald. Ik denk dus dat er op dat vlak ook zo veel mogelijk rekening is gehouden met de wensen van onderuit.
Ik wil misschien toch nog even de krachtlijnen aanhalen. Het is geen nieuwe bestuurslaag, de burgemeester zit wel in de cockpit, maar is niet iemand die dan alleen de ballen in de lucht moet houden. Er zijn toch wel duidelijke afspraken gemaakt naar de democratische controle toe. Dat is een minimum: op de maandelijkse agenda van het college, minstens twee keer per jaar in de gemeenteraad. Maar dat zijn minima, dus als daar vanuit de oppositie in die gemeenteraad, de meerderheid of de burgemeester zelf vragen zijn, dan kunnen die dat altijd zelf meer ter sprake brengen, zowel in het college als in de gemeenteraad. Er kan ook gewerkt worden met subregio’s. Ik denk dus dat hier toch wel een zeker pragmatisme aan de dag wordt gelegd om de gepaste samenwerkingstool te vinden om die lokale besturen te versterken.
Dan is er ook nog gezegd dat we een voldoende grote overgangstermijn moeten organiseren, zodat de lokale besturen tijd genoeg krijgen om hun werking in de verschillende samenwerkingsverbanden af te stemmen op die referentieregio. Ik denk ook dat dat goed is, om die lokale besturen niet onverhoeds en holderdebolder in iets te laten rollen, maar dat ze voldoende tijd hebben om zich aan te passen.
Dan heb je ook nog het ‘pas toe of leg uit’-principe, wat een belangrijk gegeven is om toch een aantal zaken op een pragmatische manier te bekijken.
Ik denk dat het nu zaak is om er werk van te maken. Ik zou de minister dan ook willen oproepen om daar toch het tempo in te houden en moge de Vlaamse samenwerkingsverbanden – initiatieven die vanuit de Vlaamse overheid naar die lokale besturen worden georganiseerd – ook een voorbeeld zijn van deze regiovorming en van deze referentieregio’s, want ik denk wel dat het gepast is om de lokale besturen daarbij te betrekken.
Als conclusie kunnen wij als fractie zeggen dat wij dit ontwerp van decreet gaan goedkeuren, want het versterkt het lokale besturingsniveau – heel belangrijk voor ons –, het zorgt voor meer transparantie en eenduidigheid op dat niveau, de democratische controle wordt verbeterd en uiteindelijk zijn het minder structuren en minder mandaten. Vandaar dat wij dit met enthousiasme zullen goedkeuren. (Applaus bij cd&v en de N-VA)
De heer Tommelein heeft het woord.
Collega’s, wat later dan verhoopt, maar ‘good things are worth waiting for’. We moeten daar niet flauw over doen: het is een werk van lange adem geweest en er is heel wat over gezegd en geschreven, onder andere tijdens de vele commissievergaderingen, maar dit ontwerp van decreet staat er. Het is een voorstel waar wij, als liberale fractie, enorm tevreden mee zijn.
We zijn tot vijftien goede referentieregio’s gekomen, waarvoor in de praktijk ondertussen heel wat draagkracht is ontstaan. De eerste kadernota dateert van 9 oktober 2020 en daarna kwam er overleg met alle betrokken partners, en dat overleg heeft gewerkt. Ik merk dat steden en gemeenten zich nu al enten op deze regio’s – dat doen wij ook in mijn eigen regio –, ook al is het ontwerp van decreet nog niet helemaal goedgekeurd. Maar ik heb er wel goede hoop op dat wij hier vandaag verandering in brengen. Ik hoop dat de collega’s ondertussen inzien dat dit ontwerp van decreet het absoluut waard is om te steunen, gezien het grote belang van dit onderwerp en hoe men er vandaag in de praktijk al mee omgaat.
Dit ontwerp van decreet zorgt ervoor dat een deel van het Vlaamse regeerakkoord wordt uitgevoerd. De ambitie was duidelijk bij de start van deze regeerperiode: de Vlaamse Regering zou inzetten op regiovorming, waarbij vaste regio’s afgebakend zouden worden en verschillende vormen van intergemeentelijke samenwerking zouden worden georganiseerd. Uiteraard zijn daar wel een aantal uitzonderingen op – dat is ook logisch –, maar de burgemeesters zullen in de toekomst een cruciale rol spelen in de verschillende vormen van intergemeentelijke samenwerking en het ontwerp van decreet zal ook zorgen voor een aantal duidelijke efficiëntiewinsten. Het gaat verrommeling tegen en het leidt tot minder mandaten. U hoort het goed, collega’s: minder mandaten. De regio’s zijn dus geen extra bestuursniveau of een nieuwe bestuurslaag.
Er zijn momenteel meer dan 2200 bovenlokale samenwerkingsverbanden in Vlaanderen en door die verschillende samenwerkingsverbanden af te stemmen op de regio’s, kan dit een startpunt zijn van een grondige saneringsoperatie. Het zal ook zorgen voor meer transparantie, meer daadkracht en ook meer democratische controle, want tot op vandaag is het voor heel wat burgemeesters, schepenen en gemeenteraadsleden onduidelijk in welke samenwerkingsverbanden hun lokaal bestuur allemaal actief is, laat staan dat er dan zicht is op de beslissingen die daar worden genomen. Nochtans zijn dat heel belangrijke zaken die een grote impact hebben op het lokale bestuur, maar ook op het dagelijkse leven van de mensen.
We zijn als partij een grote voorstander van decentralisatie. Daarmee vertel ik niets nieuws. Dit decreet zal dan ook de weg voor decentralisatie effenen. En door telkens met dezelfde partners aan tafel te zitten – in mijn geval is dat collega Dedecker van Middelkerke bijvoorbeeld – wordt de bestuurskracht van die lokale besturen automatisch versterkt. Als er dan extra bevoegdheden worden gegeven aan de lokale besturen, kunnen zij nagaan of ze daarvoor beter structureel samenwerken in een regionaal of intercommunaal verband.
Het is niet alleen met collega Dedecker, het is ook met collega Vandaele dat ik moet samenwerken. (Opmerkingen)
Ik wil het nog even hebben over de uitzonderingen in dit ontwerp van decreet. Het is een goede zaak dat er mogelijkheid is tot flexibiliteit. Het is uiteraard het doel om het zoveel mogelijk te enten op de referentieregio's maar het is positief dat er ruimte is tot afwijking door middel van een gemotiveerde vraag.
Collega's, ik wil nog kort even het amendement van mijn collega's toelichten. Het is er gekomen door vertraging naar aanleiding van het gevraagde advies van de Raad van State. We wijzigen hiermee de datum van de inwerkingtreding van 1 januari 2023, want dat ligt in het verleden, naar tien dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Om alles op een rij te zetten: we steunen als liberale fractie dit ontwerp van decreet volmondig. Ik reken op mijn collega's om hierin mee te gaan om onze lokale besturen te versterken en om meer bestuurskracht te geven. (Applaus bij Open Vld, cd&v en van Kathleen Krekels)
De heer Aerts heeft het woord.
Voorzitter, als de crisisjaren van de laatste tijd iets hebben getoond, dan is het dat de kracht van lokale besturen nog nooit zo belangrijk was. Ze staan dicht bij mensen en kunnen mensen mobiliseren. Vanuit Groen zijn we absoluut voor samenwerking. Vandaaruit zijn we in se voor regiovorming. (Applaus bij Open Vld)
Dat is stap 1. Dan komt er altijd een ‘maar’, vandaar dat er snel wordt geapplaudisseerd natuurlijk.
Ik wil er nog een positief ding aan toevoegen: het is ook goed dat er eindelijk geluisterd wordt naar Zwijndrecht en dat zij opgenomen worden in de regio Waasland.
Maar – ik had dat daarnet al aangekondigd om het applaus voor te zijn – niet op deze halfslachtige manier. Afgelopen jaar zijn verschillende samenwerkingsverbanden ontstaan die totaal geen rekening houden met de grenzen van de regio's. De relatie met de provincies is onduidelijk, zo is ook aangehaald in de hoorzittingen. Er zijn ook te weinig garanties dat dit geen club van burgemeesters wordt maar dat er voldoende gedragen en transparant over wordt gerapporteerd in de gemeenteraad en dat die daar voldoende bij betrokken wordt. Dat zijn voor ons redenen om niet in deze vorm van regiovorming te geloven.
Ik kom tot het tweede deel. Ik vind het al meer dan opvallend genoeg dat de drie collega's uit de meerderheidsfracties er ook over zwijgen en niets willen zeggen over het andere luik dat hier is onder gemoffeld, namelijk de privatisering van de lokale publieke zorg. We hebben het daar al in verschillende hoorzittingen over gehad omdat er ook nog een ander decreet klaarligt dat in de commissie goedgekeurd is en waarin op dezelfde manier een aantal bepalingen rond het privatiseren van de publieke zorg zijn toegevoegd. Het lijkt ons geen goed idee om dat er tersluiks mee in op te nemen. Ik word alleen maar bevestigd in mijn gedachte als ik zie dat de meerderheidspartijen het zelfs niet de moeite waard vinden om het erover te hebben.
Uit die hoorzittingen bleken drie belangrijke punten waarom we voorzichtig moeten zijn met het zomaar privatiseren van de zorg. Ten eerste zijn dat de duurdere dagprijzen en de betaalbaarheid. Geprivatiseerde woonzorgcentra hanteren hogere tarieven. Ten tweede heb je ook meer risico's op problemen met kwaliteit. Dat blijkt uit de oververtegenwoordiging van de private sector op de lijst van zorgcentra waar er problemen zijn. Ten derde kwam er een heel belangrijk aspect naar voren in de hoorzitting, namelijk dat de sector zelf geen vragende partij is.
Die drie argumenten geven aan dat het voor ons niet nodig is om in die verkapte privatisering mee te stappen. Dan gaat het inderdaad over die vier artikels waarbij de voorafgaande goedkeuring vervangen wordt door een niet-bindend advies. Het feit alleen al dat in het verleden de goedkeuring niet gegeven is, toont dat het belangrijk is dat die controle behouden blijft en als het dan toch moet gebeuren, aangezien het andere decreet vermoedelijk hier volgende keer ter stemming zal liggen, dat er dan ten minste nog die kwaliteitscontrole is. Zelfs dat wordt hier losgelaten. Dat zijn twee dingen die niet met elkaar te rijmen zijn. Op basis daarvan hebben wij een amendement ingediend en nadien zullen wij op basis van de goedkeuring of afkeuring van het amendement ons stemgedrag bepalen.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, collega Van den Heuvel heeft het al kort toegelicht: dit verhaal kent al een lang traject. Want het was in de legislatuur 2009-2014 dat de toenmalige minister van Binnenlands Bestuur, minister Bourgeois, in feite de grondslag heeft gelegd. Hij had alle lokale besturen opgedragen om een regioscreening te doen, waarbij die lokale besturen in kaart moesten brengen tot welke intergemeentelijke samenwerkingen zij behoorden. Toen wij dat rapport van al die lokale besturen binnenkregen, bleek tot onze verbazing dat het ging over meer dan 2200 intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, waar de lokale mandatarissen zich al dan niet van bewust waren dat ze erin zaten, laat staan dat ze wisten waar de klepel hing, wat daar allemaal gebeurde en allemaal werd beslist.
Minister, u hebt de draad opnieuw opgenomen op basis van die regioscreening en inventarisatie. In het regeerakkoord en in uw beleidsnota werkt u nu verder rond de regiovorming. Als Vooruit staan wij achter de uitgangspunten die toen, intussen twee legislaturen geleden, werden opgesteld. Achter die uitgangspunten stonden we en staan we nog altijd: dat bestuurlijk landschap vereenvoudigen, meer transparantie brengen, minder structuren, minder mandaten en ook het boeken van efficiëntiewinsten. Dat zijn uitgangspunten waar we met de Vooruitfractie nog altijd achter staan.
Toch zijn er een aantal bedenkingen, een aantal aandachtspunten, een aantal pijnpunten zelfs die toch deel uitmaken van dit ontwerp van regiodecreet. Of het decreet zoals het nu voorligt, zal leiden tot meer democratische controle – zoals u aangeeft, minister –, daar hebben wij toch ernstige bedenkingen bij. En dat blijkt niet alleen uit de tussenkomsten die gemaakt of gedaan zijn in de commissie, vanuit de oppositie; ook leden vanuit de meerderheid hebben die tussenkomsten gedaan. Daar kom ik straks nog op terug.
Een ander aandachtspunt, een andere bedenking die ook Exello, de vereniging van de algemeen directeurs, maakt, is dat de rol en de positie van de regio’s tegenover de provincies ambigu is en blijft, en dat die ook een stuk artificieel is – zeker in Limburg, waar de regiogrenzen samenvallen met de provincie Limburg.
Een ander aandachtspunt, minister, is dat er vrij veel uitzonderingen op de principes van die regiovorming in dit ontwerp van decreet zitten. Dat heb ik daarnet al aangehaald. Dat betekent natuurlijk een gevaar voor de uitholling van de doelstellingen. Daarenboven biedt dit ontwerp van decreet ook de mogelijkheid tot afwijkingen; dus naast de uitzonderingen die bepaald zijn in het ontwerp van decreet, is er ook een mogelijkheid tot afwijkingen die kunnen worden aangevraagd op basis van het principe ‘pas toe of leg uit’.
Minister, wij vragen met Vooruit dat de Vlaamse Regering – op basis van die afwijkingen die kunnen worden aangevraagd op basis van het principe ‘pas toe of leg uit’– zich daarin toch terughoudend opstelt. Zo gebeurt er geen verdere uitholling van de principes waar wij ook achter staan: het bestuurlijk landschap vereenvoudigen, meer transparantie, minder structuren, minder mandaten.
Een ander pijnpunt, collega’s – het is hier daarnet ook al aangehaald –, betreft het democratisch deficit. De burgemeesters, het burgemeestersoverleg, is de spil of zal de spil zijn van de regiowerking. Dat zal de spanningsvelden die er momenteel al kunnen zijn of er al vaak zijn, nog op scherp stellen. Enerzijds is er het spanningsveld tussen de uitvoerende macht op lokaal vlak en de wetgevende macht op lokaal vlak, dus het college van burgemeester en schepenen versus de gemeenteraad. Anderzijds is er het spanningsveld binnen het college van burgemeester en schepenen onderling, dus de burgemeester versus de schepenen.
Dat is ook een opmerking die wij in de wandelgangen toch vaak horen. Schepenen zullen met de schrik om het hart vaststellen dat hun bevoegdheden voor een stuk worden overgenomen.
Het instrumentarium voor wat betreft de democratische verantwoording valt vrij mager uit, minister. Het is hier daarnet al aangehaald. Het moet maandelijks zeker één keer geagendeerd worden op de agenda van het college van burgemeester en schepenen en minimaal tweemaal per jaar op de gemeenteraad. Dat doet mij een beetje denken aan de verplichte commissie rond intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die in 2013 werd ingevoerd bij de lokale besturen. Die commissie werd ingevoerd door middel van het Gemeentedecreet, waarbij het de bedoeling was dat die commissie verplicht werd ingevoerd en dat de beslissingen die werden genomen in de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden daar werden toegelicht en er ook standpunt werd ingenomen. Collega’s, wie lokaal actief is, zal weten dat die commissie dode letter is gebleven en dat die een stille begrafenis heeft gekregen.
Er zijn ook nog een aantal onduidelijkheden rond die bijkomende instrumenten, minister. Wat gebeurt er als die agendering niet gebeurt? Je kunt het inderdaad vanuit de gemeenteraad zelf op de agenda zetten, maar wat gebeurt er als het inhoudelijk niet of onvoldoende wordt gestoffeerd door de burgemeester of door de leden van het college van burgemeester en schepenen?
Dan kom ik bij de amendementen die wij ingediend hebben, samen met de collega's van Groen en de PVDA, bij de eerste behandeling van dit ontwerp van decreet, begin december. Het betreft de afschaffing van het goedkeuringstoezicht. Door de afschaffing van het goedkeuringstoezicht zal de toezichthoudende overheid niet meer optreden voorafgaand aan de beslissing indien het decreet of de wet of het algemeen belang wordt geschonden. Dat is niet onschuldig voor wat betreft de oprichting en de statutenwijziging van verenigingen en vennootschappen voor maatschappelijk welzijn. En daar zijn wij wel heel alert voor, want we vrezen, collega's, dat dit zal faciliteren dat er privé- en commerciële partners hun intrede doen in de publieke zorg, vandaar dat wij die amendementen hebben ingediend. Die zijn ondertussen terug van het advies van de Raad van State.
Collega's, deze oefening werd ook voorgesteld als een bottom-upoefening, maar toch zijn er tal van voorbeelden die het tegendeel bewijzen. De collega's hebben hier net al een aantal voorbeelden aangebracht, met het meest opmerkelijke – en uiteindelijk zijn we daar tevreden over, minister – voor de gemeente Zwijndrecht, die op basis van de argumenten die wij al weken en maanden maken, ook vanuit de gemeenteraad, met de motie die ons werd bezorgd vanuit de gemeenteraad van Zwijndrecht, uiteindelijk toch werd ondergebracht bij de regio Waasland, zoals ze zelf hadden gevraagd.
Tot slot heb ik nog twee bedenkingen, collega's, minister. De opgelegde herschikking van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden mag voor wat Vooruit betreft geen financiële gevolgen hebben voor de lokale besturen. Indien dat wel het geval zou zijn, dan moet Vlaanderen dat compenseren.
Ten tweede, en collega Van den Heuvel heeft er al naar verwezen: voor wat betreft de Vlaamse samenwerkingsverbanden vragen wij ook dat Vlaanderen zelf het goede voorbeeld geeft om regioconform te werken en de timings aan te houden en dat u daar ook op toeziet, minister.
Wat ons stemgedrag betreft, collega’s, wachten wij ook jullie stemgedrag af op basis van de amendementen die wij hebben ingediend. Dank u wel. (Applaus bij Vooruit, Groen en de PVDA)
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, eerst en vooral wil ik alle interveniënten bedanken voor hun interessante tussenkomsten. Ik wil trouwens ook de leden van de commissie Binnenlands Bestuur bedanken voor de samenwerking, de open discussies die we gehad hebben. Ook over de grens van meerderheid en oppositie denk ik dat we goede debatten gevoerd hebben. We zijn het niet over alles eens geraakt, dat had ik ook niet verwacht. Waarom niet? Omdat wat hier voorligt vanuit een politiek perspectief natuurlijk een heel moeilijke en ook een unieke oefening is.
Men zegt terecht dat de toenmalige minister van Binnenlands Bestuur Geert Bourgeois, al in 2012 een studie besteld heeft om te onderzoeken hoeveel intergemeentelijke samenwerkingsverbanden er waren. Maar hij was niet de eerste die daarmee begonnen is. Wie zijn politieke geschiedenis goed kent, weet dat er al ten tijde van het Egmontpact plannen gemaakt zijn voor regiovorming. Net na de fusies van de gemeenten in 1976 heeft men al kaarten proberen te maken over hoe regio’s georganiseerd kunnen worden waarbinnen gemeenten met elkaar kunnen samenwerken. Men is daar toen niet in geslaagd.
Dat debat is regelmatig opnieuw naar boven gekomen. Dat is een permanente geweest in de politieke geschiedenis van de lokale besturen omdat natuurlijk iedereen die de lokale kaart kent, aanvoelde dat de bovengemeentelijke verrommeling alleen maar toenam. Elke organisatie die opgericht werd, had natuurlijk een reden van bestaan. Die zijn niet uit de lucht gevallen om het moeilijk te maken, maar men botste op een probleem – vaak schaalproblemen – en men heeft dan gezocht naar samenwerking op een op dat moment en voor dat thema logische wijze, of omdat er politieke mogelijkheden waren om de samenwerking te organiseren. Op die manier ontstond het ene samenwerkingsverband na het andere, elk vanuit zijn eigen logica. Maar opgetild werd het een ondoorzichtig kluwen.
Dan kwamen nog eens de Vlaamse en de federale overheid, die natuurlijk ook in haar relatie met lokale besturen zeggen dat ze moeilijk een een-op-eenrelatie kan aangaan, dat dat te complex, te moeilijk is. Dus ook zij gaan de kaart van Vlaanderen indelen in regio’s. Vlaanderen heeft dat gedaan op tal van beleidsdomeinen, de federale overheid heeft dat gedaan, maar telkens opnieuw vanuit een intrinsieke logica voor dat thema, maar zonder oog te hebben voor het feit dat er daarnaast ook organisaties bestonden die misschien wel verwante taken hadden en los daarvan werkten.
Het gevolg is dat het er ondertussen veel meer zijn dan die 2200, want ze blijven aangroeien, organisaties die allemaal een eigen raad van bestuur hebben, die allemaal afgevaardigden hebben, die een eigen logica van werken hebben, die een eigen dynamiek kennen. Die denken natuurlijk dat als ze met afvalophaling bezig zijn, ze toch ook bezig moeten zijn met mensen informeren over afval, met preventiewerking doen en naar de scholen zaken doen. Op die manier dijen organisaties op een spontane manier uit in hun takenpakket en op een zeker moment begint men te overlappen. Er zijn gemeenten die in drie toeristische samenwerkingsverbanden zitten die telkens in een andere richting kijken waardoor je natuurlijk ongelooflijke inefficiëntie krijgt, maar ook een gebrek aan democratische controle. Want ik nodig iedereen uit. Hier zitten wel wat burgemeesters in de zaal, maar ik denk niet dat er veel burgemeesters in staat zijn om alle samenwerkingsverbanden waarin ze vertegenwoordigd zijn op te sommen, laat staan dat ze weten wat die samenwerkingsverbanden juist doen, wie hen daarin vertegenwoordigt, welke middelen daarin uitgegeven worden, wie daar sturing in heeft. We weten dat dat wel teruggekoppeld wordt naar het college van burgemeester en schepenen. In alle eerlijkheid, ik ben 22 jaar burgemeester, en ik kan het niet. Ik zie hier nog andere mensen die naar de grond of naar het plafond kijken omdat ze weten dat, mochten ze bevraagd worden, het niet eenvoudig is. We moesten daar dus op ingrijpen.
Dat proces is niet eenvoudig om twee redenen. Eerst en vooral is er de afbakeningsdiscussie, want lijnen trekken is natuurlijk altijd moeilijk. Er zijn altijd nabuurgemeenten, bijna iedereen ligt aan een grens. De kaart is perfect te maken vanuit het perspectief van één gemeente. In alle eerlijkheid: als je aan elke gemeente zou vragen om een modelkaart voor haar gemeente te maken, zal het resultaat, behalve voor de kustgemeenten, zijn dat men pal in het centrum ligt, omgeven door gemeenten waar men mee samenwerkt. Aan de kust kan dat niet want dan zit je in de Noordzee. Dat is de logica. Maar natuurlijk kun je die kaart zo niet maken. Je moet die maken met de driehonderd gemeenten die er zijn. Dat is dus een ongelooflijk moeilijke en complexe oefening waarbij je een aantal mensen frustreert. En sommigen moet je teleurstellen.
Waar ik een beetje verbaasd over ben is dat er een gemeente is die heel erg hard aangedrongen heeft om te veranderen. Ik heb bijna het gevoel dat de oppositie ongelukkig is dat we geluisterd hebben. Ik denk dat dat juist een bewijs is dat we ook bereid zijn om uit te breiden en in te passen en daar rekening mee te houden wanneer een oppositie of bepaalde partijen en lokale besturen met sterke argumenten komen en overtuigend zijn. Dat is één zaak. We hebben die kaart kunnen maken.
De tweede reden waarom het moeilijk is, is omdat de structuren allemaal een finaliteit, een reden van bestaan hebben. Die zijn niet uit de lucht gevallen. Om die in elkaar te schuiven en opnieuw af te bakenen, moet je een zeker tijdsperspectief nemen. We hebben dat in drie trappen gedaan. De lokale besturen hebben tijd tot 2030 om hun structuren aan te passen aan de kaart. Dat is een redelijke termijn. Dat wil zeggen dat een volgend schepencollege en een volgende gemeenteraad weet dat dat een van de opdrachten is die ze hebben: orde scheppen in die zee van structuren.
Het tweede zijn de afvalintercommunales. Daar hebben we een uitzondering voor gemaakt. Ze krijgen tijd tot 2036. Iedereen in onze commissie en dit parlement weet waarom. Daar zijn zoveel investeringen gebeurd, daar zit zoveel kapitaal achter, dat het niet zo eenvoudig is om dat op een-twee-drie te veranderen. En ten derde, Vlaanderen, de Vlaamse overheid zelf, heeft gezegd dat ze het sneller zou doen. We willen het klaar hebben tegen 1 januari 2025. En we zijn daar volop mee bezig. Dat gebeurt op dit moment.
Zij die tussenkomen en zeggen dat Vlaanderen dat goed moet bewaken en een voorbeeldfunctie heeft, hebben gelijk. Ik ben me daarvan bewust. Maar we hebben de woonmaatschappijen, de intergemeentelijke onroerenderfgoeddiensten, de energiehuizen, de lokale regierol sociale economie en werk, het cultureel erfgoeddecreet, het decreet sociaal-cultureel volwassenwerk. Dat zijn allemaal decreten die aangepast zijn aan die kaart. En er zullen er nog een reeks volgen.
We zijn er dus volop mee bezig. Met welk doel is dat? Het doel is, opnieuw, transparantie. Men zegt vaak dat het weinig democratisch is en men vraagt zich af of er wel voldoende wordt teruggekoppeld naar de gemeenteraad. Vandaag is de realiteit dat er nooit wordt teruggekoppeld over de intergemeentelijke structuren. Mijnheer Buysse, u zit in de oppositie in Brugge, u weet dat. Ik kan u geruststellen. U zit niet in het schepencollege, maar ook in schepencolleges wordt er zelden teruggekoppeld over die 100, in mijn geval 114, verschillende structuren waar een stad in zit. Turnhout is, denk ik, de koploper met 133 structuren. Als men daarover elke keer moet terugkoppelen, dan doet men niets anders dan terugkoppelen.
We zitten trouwens in zoveel structuren – laten we eerlijk zijn, als ik hier nu man en paard mag noemen – dat men begint met schepenen daarin te steken, dan zakt men af naar gemeenteraadsleden en op het einde van de rit moet men in het afdelingsbestuur van een lokale partij gaan vragen wie er nog goesting heeft om in de intercommunale of in de intergemeentelijke samenwerking bibliotheek te zitten. Wie leest er af en toe een boek? Zo gaat het. En dan moet je iemand vinden die zijn hand opsteekt. Dat is de vertegenwoordiging. En dan schrikken we dat er geen democratische controle is en dat binnen die structuren niet het primaat van de politiek telt, maar de structuur zelf en de mensen die erin werken. Zij zijn er dagdagelijks mee bezig en nemen de leiding over. Dat proberen we hier te veranderen. Dat is wat er nu bezig is. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Af en toe zitten er zelfs bij, mijnheer Tobback, dat is waar, die zelf geen boek lezen in zo’n intergemeentelijke structuur. Dat is waar. Dat komt in de ene partij meer voor dan in de andere, maar bon.
Wat is dan het gevolg? Wat is onze ambitie? Onze ambitie is meer eenduidigheid. Wat zien we vandaag? We gaan zo dadelijk over het decreet stemmen, maar nu al zijn de West-Vlamingen in hun regio’s bezig met een grondige afslankingsoefening. Ere wie ere toekomt, de West-Vlamingen lopen voorop. Ik geef u drie voorbeelden. De Regio Midwest gaat van 183 naar 38 samenwerkingsverbanden. Die schaffen 145 samenwerkingsverbanden af. 145 raden van bestuur worden afgeschaft, 145 afzonderlijk bestaande verenigingen passen ze in elkaar. Het tweede voorbeeld is de Westhoek. Die gaan van 45 naar 26. Zij halveren. Het derde voorbeeld is Zuid-West-Vlaanderen. Zij gaan van 137 naar 44.
Er wordt hier heel veel gepraat over afslanking van de overheid. Ik hoor dat al zo lang ik hier in de Wetstraat rondloop. Maar dit zijn oefeningen die lokale besturen doen om het daadwerkelijk aan te pakken. Zo krijg je overzicht, zo kun je samenwerken. Wat is de winst? Dat is heel eenvoudig. Ik geef een voorbeeld van Vlaanderen. Energiehuizen en sociale woonmaatschappijen zijn georganiseerd op regioniveau. Dat heeft een groot voordeel. Een woonmaatschappij moet de ambitie hebben om duurzamer te werken en om te investeren daarin. Zij heeft nu een partner, het energiehuis. Anders had ze er soms drie of vier, die soms overlapten. Zo kun je tientallen voorbeelden bedenken. Dit is dus een belangrijk decreet. Zal het onmiddellijk de wereld veranderen? Neen. Maar het is een belangrijke stap naar meer transparantie en meer efficiëntie.
Een ‘pas toe of leg uit’-strategie restrictief aanwenden, daarmee ben ik volledig akkoord, mijnheer De Loor. Dat is nog iets dat we vanuit de oppositie zeker gaan overnemen en bewaken. Er zijn natuurlijk uitzonderingen. Het bekkenbeheer bijvoorbeeld. We gaan rivieren niet omleggen om in een regiokaart te passen. Er zijn logische structuren die vaak aan de geografie gebonden zijn, waar we niet moeten aan morrelen en die we er niet gedwongen moeten in duwen. Een zeker pragmatisme past hier wel. De ‘pas toe of leg uit’-strategie moeten we zeker volgen.
En dan kom ik bij de vragen van de heer Buysse. Twee opmerkingen. Ik begrijp de bekommernis, en ik ben daar ook gevoelig voor. Ik ben zelf mijn politieke loopbaan begonnen in de oppositiebanken van de gemeenteraad. Het is inderdaad belangrijk dat gemeenteraden goed geïnformeerd worden. Maar we moeten opletten dat we geen lege doos creëren. Als we vandaag de dag vastleggen dat men twee keer per jaar moet rapporteren aan de gemeenteraad, en elke maand aan het schepencollege … Als je verplicht wettelijk inschrijft dat er elke maand gerapporteerd wordt, dan wordt dat een formalistisch nummertje, als we niet opletten.
Een gemeenteraadslid kan altijd een punt agenderen. Wanneer er nood is kan dat gebeuren. Hij kan ook vragen stellen. Hij heeft vandaag instrumenten om die regiovorming, als hij vindt dat die meer op de agenda moet komen, te agenderen. Wij vragen minstens twee keer, en ik nodig gemeenten en steden uit, zeker in de beginfase, om dat meer te doen, om daar regelmatig over te praten. Maar als regel zeggen dat het elke maand op de agenda moet komen, dan lijkt me dat iets – dat hebben we in het verleden ook al meegemaakt – waarbij men verwijst naar het verslag en dergelijke meer, en dan gebeurt er niets.
Het probleem is, mijnheer De Loor: je kunt instrumenten creëren … Je kunt het paard naar het water brengen, maar je kunt het paard niet dwingen om te drinken. Dus als een gemeenteraadslid of een gemeenteraad het instrument heeft, maar het niet actief gebruikt, dan is dat de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad, van de oppositie of de meerderheid of wie dan ook die zich daarop wil oriënteren, om daar op een deftige manier gebruik van te maken. De instrumenten zijn er. Het per definitie doorsturen van alle documenten, is denk ik een te bureaucratische aanpak. Ik begrijp de bezorgdheid, maar ik denk dat de democratische verankering vandaag sterk genoeg is. We moeten dat ook blijven monitoren.
Ik heb ook begrepen van de collega’s van N-VA dat zij heel veel belang hechten aan het Labo Regiovorming, dat normaal op het einde van het jaar zou aflopen. Ik ben zeker bereid om dat door te trekken, en ik wil daar ook mee naar de ministerraad gaan, om dat proces, dat leerproces, verder te zetten. Want daar gebeuren nu in tal van regio’s interessante zaken. Men zit daar echt in de startblokken. We moeten dat verder ondersteunen.
Dan kom ik misschien tot het laatste punt van mijn tussenkomst, dat een beetje naast het ontwerp van decreet staat, maar er is een link met het ontwerp van decreet. Ik moet er zeker naar verwijzen. Sommigen zijn bezorgd dat ik de bewaking ondergraaf van woonzorgverenigingen. Ik zorg ervoor dat men onvoldoende waakzaam is om de private sector in die verenigingen te laten spelen. Dat is denk ik de bezorgdheid van een aantal oppositiepartijen.
Eerst en vooral, een voorafgaande opmerking: ik denk dat de zorgnoden zo groot zijn dat we en de non-profit, en de publieke sector, en de private sector nodig zullen hebben om de problemen aan te pakken. Maar daar gaat het ontwerp van decreet niet over. Dat verandert die spelregels niet. Het ontwerp van decreet zegt nog altijd dat de enige manier van samenwerking in een woonzorgvereniging er een is tussen de publieke sector en de non-profit. De echte non-profit, echte vzw’s, geen vermomde vzw’s. Dat is de regel, en die is behouden.
Wat hebben wij gedaan? We hebben in de logica van het ontwerp van decreet aan de lokale besturen gezegd: we zullen elke voorafgaande goedkeuring, elk goedkeuringstoezicht, afschaffen. Omdat we fundamenteel vertrekken van vertrouwen in de lokale democratie. Maar we zullen die democratie versterken. Waar vroeger een debat over samenwerking met een vzw in de gemeenteraad verliep zonder enige ondersteuning vanuit Vlaanderen, waarna er inderdaad een toezichtcontrole was, een toezichtvoogdij, een goedkeuringstoezicht, zeggen we nu dat, als men zo’n vereniging wil opstarten, er voorafgaandelijk een advies komt van de Vlaamse administratie, een duidelijk advies waarbij ze de vzw onderzoeken en besluiten dat het, bijvoorbeeld, een ‘vermomde vzw’ is, waar andere private structuren achter zitten die winst nastreven, dus geen echte vereniging zonder winstbejag. Of omgekeerd: het is een vzw zonder winstbejag, die dus conform de regels is van het ontwerp van decreet. Dat krijgt men nu op voorhand, voor het publieke debat in de gemeenteraad. Dat bestond vroeger niet. Gemeenteraadsleden zullen met veel betere kennis van zaken kunnen oordelen of wat er voorligt conform is aan het decretale kader. Dit is fundamenteel.
Ten tweede blijft er nadien natuurlijk nog altijd klachtentoezicht. Wanneer men samenwerkt met een vzw die blijkt geen vereniging zonder winstoogmerk te zijn, maar eigenlijk een private speler, dan is klachtentoezicht mogelijk. En dan, op basis van de decretale bepalingen, zal dat moeten worden vernietigd. Dan wordt die beslissing vernietigd, want dat kan vandaag niet. Sommigen kunnen dat betreuren, dat kan misschien hun ideologisch kader niet zijn, maar dat is wel de realiteit.
Ten derde: op dit moment zijn er negen woonzorgverenigingen. We hebben die alle negen onderzocht. In geen enkele van die negen – dus met andere woorden in geen enkele in Vlaanderen – zit er een vermomde vzw. Dat zijn allemaal echte non-profitorganisaties. Eén van die negen, collega’s van de oppositie, is in Zelzate. In Zelzate, ze bestaat vandaag de dag nog altijd. Ze is niet ontbonden, ze is niet opnieuw in volledig openbare handen genomen, in Zelzate waar Vooruit en de PVDA samen besturen is een van de negen – want er zijn er niet veel, er zijn er maar negen. (Opmerkingen van Jos D’Haese)
Non-profit en openbaar. Ik bestuur niet in Zelzate, vandaag is het perfect mogelijk om in de gemeenteraad te beslissen om daar uit te stappen. Daar is non-profit, echte non-profit.
Er zijn tal van steden en gemeenten die daarnaar op zoek zijn. Ik zeg in alle duidelijkheid tegen de oppositie: ik heb geen probleem, en het ontwerp van decreet maakt ook geen probleem van echte non-profit die samenwerkt met de overheid in een woonzorgvereniging. Dat is mogelijk, dat was mogelijk, dat blijft mogelijk. Heb dan, indien u dat niet wenst, ook de moed van de overtuiging om te zeggen dat jullie zelfs dat niet willen. U wilt niet dat men met de non-profit in een woonzorgvereniging samenwerkt. Heb de moed vanuit uw overtuiging dan om dat duidelijk te maken en zeg dan dat non-profit, zelfs indien ze zonder winstoogmerk zijn, voor jullie problematisch is in het zorgaanbod. Ik denk dat je dan in Vlaanderen een heel groot probleem zult krijgen op het vlak van zorgaanbod.
Al wie dus zegt dat we vandaag de deur openzetten voor een stap verder in de samenwerking, die vergist zich. Sommigen kunnen dat hier hopen in dit parlement, maar dat doen we met dit ontwerp van decreet niet. Integendeel, we versterken de democratische controle, we informeren de lokale besturen beter, en klachtentoezicht is ter zake nog altijd mogelijk. Dat is ook belangrijk voor de gemeente Zelzate.
Ik denk dat dat, collega’s, de stand van zaken is. Ik hoop dat we met dit ontwerp van decreet ook met de lokale besturen echt aan de slag kunnen gaan om die bovenlokale verrommeling na vijftig jaar eindelijk aan te pakken. Ik denk dat dat een belangrijke stap is in de versterking van de lokale democratie, in de kwaliteit van de dienstverlening en in de transparantie naar de burgers. Ik dank u. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
U hebt nog drie minuten.
Ik doe mijn best.
U zult wel moeten.
Ik zal moeten, ja.
Minister Somers, u zegt dat we heel veel zorgnoden hebben en dat we daarvoor deze wijzigingen nodig hebben, waardoor de zorg geprivatiseerd kan worden. U zegt dat dat een manier is om de zorg te versterken, door samenwerking met de private sector. (Opmerkingen van minister Bart Somers)
U zegt letterlijk, minister: “De zorgnoden zijn groot. We hebben daarvoor openbaar en privé nodig. We hebben daarvoor samenwerking tussen publieke en non-profit nodig.” Dat zegt u letterlijk. Maar weet u wat er gebeurt in Antwerpen? Weet u waarom dit ontwerp van decreet vandaag voorligt? Weet u waarom daar geprivatiseerd wordt? Omdat ze willen besparen. Ze besparen miljoenen euro’s op Zorgbedrijf, om het dan te privatiseren. Dat is de ware reden waarom er geprivatiseerd wordt, en ook waarom nu het goedkeuringstoezicht afgeschaft wordt. Dat is niet versterken van de zorg, integendeel, dat is besparen op de zorg.
Om de zorgnoden te vervullen hebben wij sterke openbare diensten nodig. Dan verwijt u nota bene ons dat er in Zelzate een geprivatiseerde zorg is. Het is uw burgemeester, minister Somers, die dat geprivatiseerd heeft. Die wilde bovendien nog meer privatiseren. Uw burgemeester wilde de thuiszorg privatiseren, wilde de kinderopvang privatiseren, wilde het patrimonium uitverkopen, wilde het woonzorgcentrum privatiseren. Wel, dat hebben we niet kunnen tegenhouden, maar wat we wel hebben kunnen tegenhouden is de privatisering van de kinderopvang.
Alsjeblieft, ons verwijten dat we niet voor publieke zorg zijn, dat is een beetje de wereld op zijn kop. Wij komen daar godverdomme elke dag voor op straat. (Opmerkingen)
Maar wat blijkt vandaag? De geprivatiseerde zorg in Zelzate is een wurgcontract, daar kun je niet zomaar onderuit. Bovendien hebben wij daar een minderheidsaandeel, dat wil zeggen dat we zelfs geen invloed kunnen hebben op de prijzen, want als we daar zeggen dat we de prijzen niet willen doen stijgen, dan is dat voor de rekening van het openbaar bestuur.
De winsten zijn voor de private spelers en de verliezen voor de lokale besturen. Dat is wat de realiteit van privatiseringen van zorg betekent. (Applaus bij de PVDA)
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, het is goed dat u zegt dat met de toepassing van het principe ‘pas toe en leg uit’ heel terughoudend aan de slag zal worden gegaan. Dat is positief. Blijft natuurlijk het democratisch deficit. U zegt dat de gemeenteraadsleden, als ze voldoende proactief zijn, dat zelf op de agenda van de gemeenteraad kunnen plaatsen. Dat klopt, maar mijn tussenkomst was ook in die zin: wat als dat onvoldoende gestoffeerd is? Er is niks afdwingbaar. Dat blijft natuurlijk dan wel een pijnpunt voor het doorstromen van de informatie.
Minister, wat de afschaffing van het goedkeuringstoezicht betreft, gebiedt de eerlijkheid toch om te zeggen dat dat in Zelzate in de vorige legislatuur is gebeurd, toen wat toen nog sp.a was en nu Vooruit is daar geen deel van uitmaakte. Integendeel, wij hebben ons daar altijd hevig tegen verzet. U zegt dat de gemeenteraadsleden dit op basis van het afschaffen van het goedkeuringstoezicht en het invoeren van het niet-bindend advies van de Vlaamse Regering nu beter zullen kunnen beoordelen. Dat klopt niet. Vroeger was er een voorafgaandelijk goedkeuringstoezicht waarbij er inderdaad werd vermeden dat er zaken gebeurden die niet konden. U zegt dat er negen van die woonzorgverenigingen actief zijn en dat geen enkele daarvan nu invloeden van commerciële of private inslag vertoont. Dat komt net door het feit dat er goedkeuringstoezicht was. Als u dat nu gaat afschaffen, dan viert u de teugels en wordt dat meer mogelijk. (Applaus bij de PVDA)
Maar goed, we zullen zien wat het stemgedrag is van de leden van de meerderheid bij onze amendementen. ‘To be continued.’
De heer Warnez heeft het woord.
Mevrouw Vandecasteele, ik zou eerst niet tussenkomen, maar zal dat nu toch doen omdat ik het echt beu ben dat u telkens opnieuw hier betogen afsteekt om ons middenveld kapot te maken. (Opmerkingen bij de PVDA. Applaus van Kris Van Dijck)
Om samenwerkingen tussen vzw’s en het lokale bestuur niet meer mogelijk te maken. Ik begrijp dat u alle functies naar de overheid wilt brengen, maar wij geloven nog altijd in sterke vzw’s en in een middenveld. U verdraait hier de waarheid! U legt de minister woorden in de mond die hij niet heeft gezegd. U verdraait de waarheid door te citeren uit een rapport van de Universiteit Gent. U verdraait hier de waarheid om te zeggen dat je geen autonomie hebt in lokale besturen, om te zeggen dat u ze wantrouwt. Op basis van dat rapport zegt u dat wij hier het goedkeuringstoezicht niet mogen afschaffen. Wel, mevrouw Vandecasteele, ik zal eens citeren uit dat rapport, op pagina 6: “We bevelen aan de Vlaamse decreetgever aan het oprichtingstoezicht (...) consequent af te schaffen voor alle vormen en te vervangen door een advies (...). Een goede adviesverlening komt immers de kwaliteit van het oprichtingsdossier ten goede (...).” Als u zich afvraagt waarom dit voorligt, dan weet u het nu. Het staat in een rapport. Mevrouw Vandecasteele, stop met het verdraaien van de waarheid. (Applaus bij de meerderheid)
Minister Somers heeft het woord.
Ik hou van een parlementair debat, maar ik vind het wel ergerlijk, de manier waarop men hier mensen woorden in de mond legt en vertrekt vanuit zijn eigen ideologische vooroordelen, en daardoor blijkbaar dingen hoort die men graag zou horen om me te kunnen aanvallen. Ik herhaal nogmaals: dit ontwerp van decreet maakt geen privatisering met de profitsector mogelijk. Ik pleit daar niet voor in dit ontwerp van decreet. Ik heb wel gezegd dat samenwerken met de non-profitsector ook kan, zoals het vandaag en gisteren kon. Dat is iets heel anders. Ik stel het volgende vast, en dat is voor mij een belangrijk nieuw inzicht. Het is niet zo nieuw wat de PVDA betreft, maar voor mij is het wel interessant en boeiend om het ook van Vooruit te horen, of het alleszins niet te horen tegenspreken... (Opmerkingen van Kurt De Loor)
Ik hoor het niet tegenspreken, dus ik ben er nieuwsgierig naar. Ik heb begrepen van de PVDA dat het een probleem is dat een overheid samenwerkt met de non-profitsector. (Opmerkingen van Jos D’Haese)
Neen, de negen samenwerkingsverbanden van vandaag hebt u daarjuist privatiseringen genoemd.
De samenwerking met een vzw zoals Sint-Lukas Zelzate is privatisering, zegt u, en dus problematisch. Voor mij is dat niet problematisch. Dat is de vraag die ik u hier heel duidelijk stel: hebt u een probleem met het feit dat een openbare instelling samenwerkt met een non-profitorganisatie die geen winstoogmerk heeft, en die dat ook nastreeft? Dat is heel belangrijk, want dat is een fundamenteel meningsverschil. Misschien willen sommigen onder ons verder gaan, maar dat is een stap die wij wel willen blijven faciliteren. Dat kon in het verleden, dat kan vandaag. En die kracht van het middenveld waarover de heer Warnez sprak, hebben we daar ook voor nodig, om dat mogelijk te maken. Dus nu begrijp ik hier van de linkerzijde, of toch van de PVDA, dat ze daartegen zijn. Elke samenwerking, zelfs met een vzw – zonder winstoogmerk – wordt geproblematiseerd.
Twee, mijnheer De Loor, u hebt het fout. Voorafgaandelijk kreeg men geen advies. Het goedkeuringstoezicht was ‘ex post’, was nadien. Wat we nu invoeren, is een voorafgaandelijk advies.
Wanneer de gemeenteraad of OCMW-raad een beslissing moet nemen, kan ze dat daardoor in eer en geweten doen. Wanneer het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) zegt: “Wat u hier wilt doen, is een samenwerkingsverband aangaan met een vermomde vzw die eigenlijk een private instelling is. Wanneer u dat doet, treedt u ook buiten de wet Lokaal OCMW-bestuur. Dat mag u eigenlijk niet.” en een gemeente of een OCMW dat dan doet, dan vind ik dat u heel hard twijfelt aan de kracht van de lokale democratie om ter zake in beroep te gaan bij de voogdijoverheid, en een klacht in te dienen waarbij het klachtentoezicht niet anders zal kunnen dan het te vernietigen. Ik begrijp niet wat daar het probleem is. Ik denk dat u daar de kracht onderschat van het lokaal bestuur, van het lokale middenveld, van de mensen die erop toezien. Het is nog maar negen keer gebeurd, maar wanneer zo’n discussie morgen een tiende keer gebeurt, ben ik ervan overtuigd dat er heel veel aandacht voor zal zijn, dat men niet zal kijken naar wat het ABB gezegd heeft, onze administratie: is dat hier een echte vzw zonder winstoogmerk of zit hier een private instelling achter? Wanneer er een private instelling achter zit, zal het advies van onze administratie zijn: u kunt dat niet doen want dat is tegen de wet – een voorafgaandelijk advies. Op dat moment kan de OCMW-raad stemmen. Stemmen zij dat toch, wel, dan kan men klacht indienen en wordt het vernietigd.
Er wordt hier dus geen enkele poort opengezet. Het enige wat we doen, is de consequente doorzetting van het principe dat we stoppen met goedkeuringstoezichten, omdat we niet langer een bevoogdende organisatie zijn, maar een partner zijn van lokale besturen, en we vertrouwen hebben in die lokale democratie. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
U hebt nog welgeteld 44 seconden, reglement is reglement.
Het probleem, minister Somers, is dat die privatisering van de zorg de deur openzet voor commerciële spelers. En u weigert om die deur toe te houden. U weigert dat.
De onderzoekers van de UGent zeggen letterlijk … (Opmerkingen van Bart Somers)
Ik hoor u wel. Maar u zegt dat wij erop moeten vertrouwen dat dat niet zal gebeuren. Er zijn vandaag heel wat vermomde vzw’s, die zich volgens onze onderzoekers van de UGent perfect kunnen inkopen in de woonzorgverenigingen vandaag. (Opmerkingen)
Dat is het probleem. (Applaus van Kim De Witte)
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik denk dat u mij beter kent dan wat u daarnet liet uitschijnen, dat ik wel geloof in de kracht van lokale besturen. Maar wat u doet, is mij woorden in de mond leggen. U hebt dat daarnet verweten aan anderen en u doet net hetzelfde. U doet net hetzelfde. (Opmerkingen van Bart Somers)
Minister, u kent ons standpunt daarrond. Maar wat wij in amendementen gegoten hebben, is dat het niet-bindend advies een betere garantie is om in dit kader het voorafgaandelijk toezicht te behouden. En dat staat in onze amendementen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Gewoon omdat ik het niet kan laten. Minister Somers geeft hier aan dat iedereen de moed van zijn overtuiging moet hebben, maar minister Somers, wees helder over de moed van uw overtuiging. Vindt u dat er meer samenwerking moet komen tussen de openbare besturen en de profitsector in de organisatie van onze zorgsector?
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1446/3)
– Artikel 1 tot en met 7 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot vervanging van artikel 8. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1446/4)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
Er is een amendement tot invoeging van een artikel 8/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1446/4)
De stemming over het amendement wordt aangehouden.
– Artikel 9 tot en met 23 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen tot schrapping van artikel 24 tot en met 28. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1446/5)
De stemmingen over de artikelen worden aangehouden.
– Artikel 29 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 30. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1446/7)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 31 en 32 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 33. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2022-23, nr. 1446/7)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.