Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik zal beginnen met het goede nieuws. De verhouding tussen het aantal laadpalen en het aantal elektrische voertuigen is 10 procent. Dat is oké, minister. Dat is wat u als streefdoel had. Er is nog een tweede keer goed nieuws. Met het totale aantal elektrische voertuigen zit Vlaanderen op schema. Brussel en vooral Wallonië lopen heel fel achter op het schema.
Er is ook minder goed nieuws. Als we de lijn willen doortrekken van waar we in 2025 willen staan – en ik kijk ook naar de cijfers voor 2030 – en we passen ook die ratio van 10 procent toe, dan moeten we vaststellen dat we waarschijnlijk zullen gaan naar ongeveer 35.000 laadpunten tegen 2025, maar naar liefst 140.000 laadpunten tegen 2030. Ik probeer me dat even voor te stellen: 140.000 laadpunten. Waar gaan we die allemaal plaatsen? Nu komen al discussies los bij de gemeenten, die aanvragen krijgen om een laadpaal te mogen plaatsen. De gemeente vindt soms dat een oplossing niet de beste oplossing is, of niet de beste locatie. Maar ze hebben ook niet de middelen om daartegenin te gaan. We zijn ook niet zeker wat er zal gebeuren met de netten. Zullen ze voldoende sterk zijn in bepaalde straten, als er al twee of drie laadpalen staan? Kun je er dan nog een vierde bij plaatsen? We zullen discussies krijgen over wildgroei: een kabel over het trottoir, een kabel drie meter hoog, enzovoort. Zullen we mobiel laden of inductief laden? Zijn er daar opportuniteiten?
We zien heel wat situaties op ons afkomen waarop we niet voorbereid zijn, vooral omdat er tussen nu en 2030 zeven keer meer laadpalen moeten komen. Maal zeven dus, als we inderdaad de lijn willen volgen van het aantal elektrische voertuigen dat we tegen 2030 willen hebben. Dan is de logische vraag: is het principe ‘paal volgt wagen’, dat stelt dat ik binnen de 250 meter ergens een paal heb, houdbaar tegen 2030? Minister, ik zou graag weten wat uw visie daarop is.
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, dank u wel voor uw vragen.
Het principe van ‘paal volgt wagen’ is uiteraard niet het enige principe dat we hebben. Dat wil ik heel duidelijk stellen. Tegelijkertijd wil ik ook onmiddellijk de boodschap meegeven dat we vandaag al voor liggen op ons schema. Volgens ons schema zouden we vandaag 14.000 laadpunten moeten hebben. We zitten al aan ruim 20.000.
We hebben drie principes op grond waarvan we de laadpalen kunnen uitrollen.
We hebben het vraaggestuurde principe ‘paal volgt wagen’. Iedereen die thuis niet kan opladen omdat hij geen inrit heeft, geen garage, of gewoon niet over de mogelijkheid beschikt omdat hij in een appartementsgebouw woont waar geen laadinfrastructuur is, kan via ons digitaal loket een laadpaal aanvragen binnen een straal van 250 meter van zijn woning. Die laadpaal zal dan op publiek domein worden geplaatst door de charge point operator (CPO) die we daarvoor hebben aangeduid.
Daarnaast hebben we nog twee datagestuurde principes. Het eerste is ‘paal volgt paal’: een laadpaal die vandaag al heel intensief wordt gebruikt, genereert data op basis waarvan men daar laadpalen bij zal zetten. (Gelach. Opmerkingen)
Ja, ‘paal volgt paal’, dat is nu eenmaal het principe. En dan is er nog een derde principe: een strategische invulling, die er komt op basis van de specifieke vragen van de lokale besturen. Zij kunnen op basis van de potentieelanalyse, de behoefteanalyse, bijkomend aanvragen indienen om laadpalen op publiek domein te plaatsen. (Gelach. Opmerkingen)
Ik zie dat dit enige hilariteit teweegbrengt. We hebben nu eenmaal ‘paal volgt paal’ en de strategische principes. Kortom, we rollen volop onze laadpalen uit in Vlaanderen. We zullen zeker al onze mensen die elektrisch rijden volledig ontzorgen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik zal er nog een dimensie aan toevoegen. (Gelach)
Tegen 2030 zal ons wagenpark ongeveer 40 procent elektrisch zijn en zal dus nog 60 procent op verbrandingsmotoren rijden. Wat er na 2030 gebeurt, daar heb ik nog geen studies van gezien. Ik stel enkel vast dat buiten het probleem van ‘paal volgt paal’ en ‘paal volgt wagen’, waarvoor we 140.000 palen nodig hebben, we met een gigantisch park zitten dat nog niet elektrisch zal zijn en waarvoor we nog geen oplossingen of de technologie van dat moment hebben onderzocht. Europa heeft beslist dat we voor elektrische wagens gaan, maar tegen 2030 zal 60 procent niet elektrisch zijn.
Minister, bent u voldoende bezig om die wagens met verbrandingsmotoren, de fuels die daarvoor in aanmerking komen, de e-fuels enzovoort, voldoende te onderzoeken, zodat die 60 procent ook op een propere brandstof kunnen rekenen?
De heer Verheyden heeft het woord.
Voorzitter, minister, de collega heeft het juist geschetst, we staan voor enorme uitdagingen, ook met al die wagens die na 2030 met een verbrandingsmotor zullen rijden. Ik kan de vraag alleen maar bijtreden: wordt er aandacht besteed? Wordt er voldoende naar die e-fuels gekeken?
Tegelijkertijd zien we dat EV Belgium en de Belgische en Luxemburgse Federatie van de Automobiel- en Tweewielerindustrie (FEBIAC) met betrekking tot die laadpalen zeggen dat ‘wagen volgt paal’ of ‘paal volgt wagen’ stilaan moet worden losgelaten. Men moet over andere mogelijkheden denken, gecoördineerd denken. Men moet denken aan geclusterde laadpleinen, snellaadpunten en dergelijke. Nu is er nog altijd de visie van ‘paal volgt wagen’ en ‘wagen volgt paal’, maar EV Belgium en FEBIAC zijn toch niet de minste? Die mensen weten toch wel waar ze over praten? Ze hebben het over die visie. Hoe staat u daartegenover?
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, goede collega’s, zolang wij maar niet voor paal staan! (Gelach)
Om nog maar eens een sterk beeld te gebruiken. Eerlijk gezegd, ik krijg dat gevoel heel spontaan.
Minister, in twee jaar tijd is het aantal laadpalen verdrievoudigd. Het hele beleid van ‘paal volgt wagen’ bestaat vier maanden. Godbetert vier maanden! Iets meer dan een trimester en het wordt al neergesabeld. Geef dat toch eens zijn tijd. Laat dat zich ontwikkelen. We komen daar in een spontane dynamiek van kansen en opportuniteiten en een steeds groter draagvlak. Ik denk dat er nog altijd winsten kunnen worden geboekt door nauw samen te werken met de lokale besturen. Minister, laat u niet uit koers brengen, blijf op uw lijn en dan komt dat in orde.
De heer D’Haese heeft het woord.
Alle gekheid op een stokje, ik vind dat het mobiliteitsbeleid almaar verder de verkeerde richting uitgaat. De bushalte op 750 meter van de deur wordt geschrapt en in de plaats daarvan komt er een elektrische laadpaal op 250 meter van de deur. Het zegt iets over de prioriteiten van deze regering. Hebt u een dikke Tesla? Dan krijgt u een laadpaal voor de deur. Alstublieft, een cadeautje van de Vlaamse Regering. Hebt u een privéjet? Hopla, subsidies zodat u naar Londen kunt vliegen. Subsidies van de Vlaamse Regering, miljoenen aan belastinggeld, het kan niet op. Als u afhankelijk bent van de bus, wordt uw halte afgeschaft, gaat de prijs omhoog en zit u in een vuile bus die met ducttape aan elkaar hangt.
Minister, ik heb een ideetje voor u: misschien moet u er eerst eens voor zorgen dat men bij De Lijn op tijd rijdt voor u miljoenen begint te steken in laadpalen voor Tesla’s en vliegvelden voor privéjets. (Applaus van Onno Vandewalle)
De heer Bothuyne heeft het woord.
Collega’s, het staat als een paal boven water dat we meer laadinfrastructuur nodig zullen hebben voor de snelle ontwikkeling van elektrische mobiliteit. Dat kwam deze week nog aan bod in de commissie waarvan collega Gryffroy zo’n eloquent voorzitter is. Daarbij blijkt duidelijk dat de sector inderdaad vragende partij is om een tandje bij te zetten als het gaat over de ontwikkeling van laadinfrastructuur. Niet dat men er het huidige beleid niet steunt, maar de verwachting is wel dat er meer nodig zal zijn. Concreet verwijst men dan naar het concessiebeleid langs onze snelwegen, verwijst men ook naar de nood van het ondersteunen van de elektrificatie van grote vrachtwagens met ‘megawatt charging systems’, dus grote parken met stevige laadinfrastructuur waar ook snelladen voor vrachtwagens mogelijk is. Minister, zult u daar werk van maken? Als puntje bij paaltje komt, moet er immers worden geladen als de batterij leeg is.
De heer Bex heeft het woord.
Collega Gryffroy, we hebben maandag samen inderdaad goed geluisterd in de klimaatcommissie, waar het over de elektrificatie van ons transport ging. U hebt dat misschien niet gemerkt, maar ik heb aan minister Demir, die bevoegd is voor onze ruimtelijke ordening, al lang geleden gevraagd hoe zij zou omgaan met de oproep van de Vlaamse Bouwmeester om toch op een gestructureerde manier om te gaan met hoe we al die laadpalen inplannen in onze open ruimte. Minister Demir was er niet enthousiast over om ter zake een initiatief te nemen. Minister Peeters ook niet. Ik heb uiteindelijk gehoor gevonden bij minister Somers. Minister, de Vlaamse Bouwmeester heeft daar nu een advies voor opgemaakt, en ik hoop dat de Vlaamse Regering daarmee aan de slag gaat, want dat ‘paal volgt wagen’-principe botst inderdaad op zijn limieten. U moet daar zeker nog een stukje mee doorgaan, in die zin heeft collega Keulen gelijk, maar er is nood aan een groter denken, zoals maandag werd gezegd, en we moeten vermijden dat we Vlaanderen helemaal volstrooien met laadpalen. Ik heb geen vraag aan u, maar een vraag aan de collega’s van de commissie Mobiliteit. Ik stel voor dat we de transitiemanager die de minister heeft aangesteld, dringend eens horen in de commissie Mobiliteit, want die heeft heel interessante dingen te vertellen. Dat bleek maandag. (Applaus van An Moerenhout)
De voorzitter is hier aanwezig, dus hij heeft de boodschap gehoord.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik denk dat het duidelijk is dat er nog heel wat werk aan de winkel is. Ik denk ook dat er nood is aan een duidelijk plan. We hebben deze week ook kunnen lezen over de verdeling van de publieke laadpalen over de diverse steden en gemeenten. Het lijkt me duidelijk dat men ervoor moet zorgen dat men al die steden en gemeenten meekrijgt. Ik kan spreken voor mijn eigen gemeente, waar er nog een groot tekort is. Ook moet worden bekeken hoe men bijvoorbeeld supermarkten en bedrijventerreinen, waar er met semipublieke laadpalen kan worden gewerkt, daarin kan meekrijgen.
Collega Gryffroy heeft gezegd dat het gaat over het equivalent van 1 laadpunt per 10 elektrische wagens, dus 10 procent. Tegen 2030 zouden we inderdaad spreken van 1,6 miljoen elektrische wagens. Volstaat die doelstelling van 35.000 laadequivalenten dan nog? Ik denk van niet. Moeten we dan toch geen tandje bijzetten en die doelstelling opschalen?
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de bijkomende vragen en de suggesties. Ik wil eerst even duidelijk stellen dat toen wij ons ‘Clean Power for Transport’- plan en daaraan gekoppeld ook ons laadvisieplan hebben uitgerold, we zijn vertrokken van de cijfers zoals ze destijds waren. We hebben echter ook altijd gezegd dat we dat zouden bijsturen als dat nodig zou zijn. Dat blijven we ook zeggen.
We hebben in november 2021 dan duidelijk de boodschap meegegeven dat we daarom iemand wilden die continu alles monitort, die alles in kaart brengt. Dan gaat het niet alleen over elektrificatie, maar over het hele gamma, over alles wat met zero-emissietechnologie neutraal te maken heeft. We wilden dus iemand die alles monitort en alles kan bijsturen. Daarom hebben we de transitiemanager aangeduid. Die is volop aan de slag gegaan. Hij heeft inderdaad afgelopen maandag in de klimaatcommissie al zijn presentatie gegeven, in een tijdsbestek van amper een kwartier, maar hij is zeker bereid om datgene wat nu op tafel ligt globaal uit de doeken te doen.
Inderdaad, collega's, er moet nog veel gebeuren, zeker als we kijken naar collectief vervoer en naar goederentransport. Wat het personenvervoer betreft, is het duidelijk dat we volledig op schema zitten. U weet dat Europa in haar richtlijnen heeft gesteld dat we per tien elektrische wagens een laadequivalent ter beschikking zouden moeten hebben. Vandaag zijn er ruim 70.000 elektrische wagens en 20.000 laadequivalenten. We zitten dus goed op schema, maar we zullen dit moeten blijven monitoren en opvolgen.
Dat doen we. We willen de elektrische rijder volop ontzorgen. We weten dat 80 procent van de elektrische voertuigen thuis of op het bedrijf wordt opgeladen. Ook voor de andere 20 procent moeten we de elektrische rijder kunnen ontzorgen. We moeten zorgen dat het motto van ‘bereikbaarheid, nabijheid en vertrouwen’ blijft gelden.
Daarom zijn we, naast de strategische, de vraaggestuurde en datagestuurde uitrol, op dit ogenblik ook bezig om op het eigen Vlaams gewestdomein massaal laadinfrastructuur uit te rollen. Hoe zien we dat in de toekomst? Straks zal er op de drukke verkeersassen om de 25 kilometer snel- en ultrasnellaadinfrastructuur ter beschikking zijn zodat de elektrische rijder volledig ontzorgd is. De facto betekent dat dat er straks, wanneer er nog fossiele verbrandingsmotoren op de wegen zijn en elektrische rijders, ze om de 25 kilometer of fossiele brandstof kunnen tanken of kunnen opladen. Dat is ons doel.
Omdat we weten dat er voor 80 procent wordt opgeladen thuis of op het bedrijf, hebben we gezorgd dat het thuisladen mogelijk is, ook voor die mensen die geen eigen inrit of parking hebben. Sommigen zeggen dan dat we moeten afstappen van het principe ‘paal volgt wagen’, een principe waarvan de heer Keulen terecht zegt dat we het in een nieuw kleedje hebben gestopt sinds 1 september vorig jaar. Iedereen die thuis niet kan laden, kan via het digitale loket, dat sinds september 2022 online staat, een aanvraag indienen. Het is toch wel gegeerd, want we hebben vandaag via het e-loket al een duizendtal aanvragen gekregen op amper drie maanden tijd.
Daarnaast zijn we ook bezig om bijkomende laadinfrastructuur op publiek domein te voorzien, samen met de lokale besturen die eigen laadplannen hebben, samen met de CPO’s, samen met de datagestuurde elementen die we hebben, op basis van de potentieelkaarten en de behoefteanalyses die we gemaakt hebben. Kortom, we zijn er volop mee bezig en er zal de komende jaren nog een enorme opschaling komen van het aantal laadpaden.
Er was een laadinfrastructuurcongres waar iedereen enorm lovend was over onze Vlaamse aanpak. Ik hoef dat niet zelf te zeggen, dat lezen en horen we overal. Maar op Belgisch niveau, en zeker in Wallonië en Brussel, moet men nog een tandje bij steken.
U vraagt mij ook: “Wat met de fossiele brandstoffen?” Ik heb natuurlijk geen vat op de prijzen van de fossiele brandstoffen. De mensen die zelf zonnepanelen hebben en zelf in hun energie kunnen voorzien, kunnen de vlucht vooruit nemen om op een goedkope manier te rijden. Opnieuw, we volgen het hele verhaal van energieneutraliteit en zero-emissie. We faciliteren ook de andere energiebronnen zoals waterstof, zeker in vrachtverkeer en in scheepvaart. We blijven het zeker verder opvolgen.
Mijnheer D’Haese, u spreekt over een vreemd mobiliteitsbeleid. U doet alsof we niets investeren in het openbaar vervoer, terwijl u op andere momenten al meermaals hebt toegegeven dat wij totaal niet besparen op openbaar vervoer maar dat we integendeel extra investeren. Ook in het openbaar vervoer zorgen we voor meer duurzaam transport, in die zin dat we ook daar volop de lead nemen van vergroening, van elektrische bussen. Ik hoop dat de eerste bussen snel zullen rijden en dat het bestek voor de tweede bussen zal worden gefaciliteerd.
Tot slot wil ik nog zeggen dat de 2 calls die we al gehad hebben voor de semipublieke laadinfrastructuur, ook enorm goed geboomd hebben. Daardoor komen er tussen nu en 2 jaar nog eens 20.000 extra laadequivalenten bij op bedrijventerreinen, bij winkelcentra, op semipublieke plaatsen. Dat komt er dus ook nog eens bovenop. En weldra komen we met onze bijkomende call inzake collectief en goederentransport, want we horen dat we ook daar heel veel vragen rond krijgen.
Kortom, de laadinfrastructuur boomt enorm. We hebben die hogere versnelling ingezet en we zullen die ook verder blijven inzetten.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid, ik ben begonnen met het goede nieuws. U zit nu op schema en u zult in 2025 ook op schema zitten. Mijn bezorgdheid is 2030 en daarna. Als we voor 2030 spreken over 140.000 laadpunten, tegenover ongeveer 50 à 60.000 laadpunten in 2025, waar gaan we die zetten?
Moet de visie inderdaad nog ‘paal volgt wagen’ zijn, wat niet alleen door mij, maar ook door de sector momenteel in vraag wordt gesteld? Is dat nog de goede visie? Moeten we werken met laadpleinen? Moeten we werken met de snelle laadervaring? Dat zijn de vragen die moeten komen.
Ik kom terug op mijn grafiek. In 2030 heeft nog altijd 60 procent van de voertuigen een verbrandingsmotor. Welke visie hebben we daaromtrent? Want nu spreken we alleen maar over die 40 procent in 2030, met 140.000 laadpunten. Maar wat doen we met die andere 60 procent? U zegt dat u geen vat hebt op de prijs van de fuel, maar u hebt ook geen vat op de prijs van de elektriciteit. U hebt ook geen vat op wie zonnepanelen heeft en wie geen zonnepanelen heeft.
De actuele vraag is afgehandeld.