Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2023
Ontwerp van programmadecreet bij de begroting 2023
Verslag
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2023, het ontwerp van decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2023 en het ontwerp van programmadecreet bij de begroting 2023.
Financiën en Begroting
Het eerste thema, naast de algemene beschouwingen, is Financiën en Begroting.
De heer Muyters heeft het woord. (Applaus)
Bedankt voor het applaus, nog voor ik iets gezegd heb.
Ik denk dat er niet veel verrassing zal zitten in hetgeen ik naar voren breng. Voor mij is het heel duidelijk dat de begroting 2023 een evenwicht is tussen enerzijds gerichte steun, en langs de andere kant ervoor zorgen dat de tekorten niet ontsporen.
Ja, er is gerichte steun. Er is 1,6 miljard om Vlamingen door deze energie- en koopkrachtcrisis te helpen. En neen, we laten de tekorten niet ontsporen. Er zijn maatregelen, maar die maatregelen zijn zo goed als allemaal beperkt in de tijd, en ze zijn gericht op wie er het meest nood aan heeft. Ja, er is al een pad naar evenwicht tegen 2026-2027. We blijven dus langs de ene kant streven naar een duurzame begroting, maar onderweg leveren we hulp aan wie er nood aan heeft. Volgens mij is dat perfect wat de Europese Commissie in haar advies aan België vroeg. “Een voorzichtig begrotingsbeleid, maar rekening houdend met tijdelijke en gerichte steun”, zo zei Europa het letterlijk.
Dat evenwicht bereiken we dus pas in 2027. 2023 is dus een begroting in het rood. Ik vind het raar als er dan wordt gezegd dat we ‘de middelen oppotten’, terwijl het een begroting in het rood is. Er is een begrotingstekort van 2 miljard euro en een vorderingssaldo van 3 miljard euro. En ja, de schuld zal dan stijgen. Die stijgt van 30 naar 45 miljard euro tussen 2020 en 2023.
De Hoge Raad van Financiën pleit ervoor, voor elk overheidsniveau overigens, dat er meer aandacht zou gaan naar de houdbaarheid van de schuld. Ook het Rekenhof zegt in zijn advies dat de beheersbaarheid van de schuld een aandachtspunt is. Voor Vlaanderen zien we dat we in 2023 de eigen schuldnorm voor het eerst zullen overschrijden. Maar ik kan me inbeelden dat heel wat mensen zich afvragen waarom het nu zo belangrijk is dat de schuld houdbaar is, dat ze niet te groot wordt. Ik kan u vier redenen geven.
De eerste: ik vind het gewoon niet kunnen dat je tekorten, schuld, doorschuift naar een volgende generatie. Die volgende generatie kan morgen al beginnen.
Twee: je moet effectief een buffer hebben tegen crisissen. Dat hebben we de laatste jaren toch genoeg gezien? Op een bepaald moment is het nodig dat er extra geld wordt uitgegeven, en dat kun je niet als je al een grote put hebt.
Drie: als je schuld hebt, dan moet je rente betalen. Het is dan heel belangrijk dat je een gunstige rekening hebt, om die rente zo laag mogelijk te houden.
Vier: elke rentelast die je betaalt, is geld dat je niet kunt inzetten voor beleid.
Voor wie er nog aan twijfelt: je moét dus een degelijk begrotingsbeleid voeren, met een pad naar evenwicht, en dus moet je stappen zetten om de opbouw van schuld te stoppen. Ik denk dat we dat in Vlaanderen heel goed doen. De minister heeft daarstraks een aantal van de instrumenten, zoals de uitgaventoetsing – of ‘spending reviews’ zoals we nog altijd durven zeggen –, de Brede Heroverweging en ook de begrotingsaanpassing (BA) light al naar voren gebracht. Het is uniek dat we, voor de allereerste keer, ook iets extra’s kunnen zeggen over de uitgavennorm, want in de meerjarenraming is voor de eerste keer een praktische toepassing te vinden van die uitgavennorm. Ik denk dat we ook daar al een stap zetten in de aanbevelingen van de Europese Commissie om het begrotingskader te versterken. Ook Europa ziet die uitgavennorm als een begrotingsversterking.
Mijn overtuiging is dat we zo’n uitgavennorm moeten verankeren in het Vlaams begrotingskader.
Tot slot wil ik nog naar de toekomst kijken. Ik wil vermelden dat we vanaf de begroting van 2024 een stap verder zetten richting een prestatiebegroting. Een prestatiebegroting houdt in dat we gaan kijken wat een begroting heeft gepresteerd: is er gedaan wat we wilden doen en wat er gedaan moest worden? We doen dat door de opname van beleidsindicatoren in de BBT’s. Ik zou hier en nu al de verschillende ministers en administraties willen oproepen om dit sterk en grondig voor te bereiden. Dit zal niet eenvoudig zijn, maar het is belangrijk.
Ik concludeer, voorzitter en collega’s: de Vlaamse Regering doet wat moet. Ze vindt een evenwicht tussen gerichte steun aan mensen en gezonde bedrijven die het nodig hebben, zonder de tekorten of de schuld te laten ontsporen. (Applaus bij de meerderheid en de regering)
Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Dan kunnen we overgaan naar het thema Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, al is dat thema eigenlijk al volledig behandeld, maar goed.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, in deze beperkte tussenkomst wil ik drie andere zaken uit het welzijnsveld die nog niet zo aan bod zijn gekomen, aanraken. (Opmerkingen van de voorzitter)
Een eerste punt betreft de wachtlijsten. Een eerste domein waar die wachtlijsten jaar na jaar blijven terugkomen, is de geestelijke gezondheidszorg. U weet ondertussen ook uit eigen ervaring hoe belangrijk geestelijk welzijn is. De noden zijn ook nog nooit zo hoog geweest als nu. We stellen vast dat het aanbod in Vlaanderen ontoereikend is om de vraag tegemoet te komen. Vooral de wachtlijsten in de ambulante zorg en de doelgroep jongeren zijn zorgwekkend. Zeker voor jongeren is het cruciaal dat er tijdig wordt ingegrepen, om hardnekkige en langdurige problemen te voorkomen, maar we worden geconfronteerd met wachttijden tot vijf maanden vooraleer kinderen en jongeren de gepaste hulp krijgen. Dat is Vlaanderen onwaardig.
Niet alleen in de sector van de geestelijke gezondheidszorg zien we de problematiek van de wachtlijsten, ook in de gehandicaptensector, bij onze meest kwetsbare mensen. Het gaat om mensen die recht hebben op een persoonsvolgend budget, iets wat hun beloofd is en waar ze ook al een schriftelijke bevestiging van kregen, maar waarvoor geen budget is. Deze mensen zijn veroordeeld tot jarenlang wachten. De mensen in prioriteitengroep 1 hebben dat perspectief nu gelukkig gekregen, maar voor groep 2 en 3 blijft het afwachten om te weten waar ze aan toe zijn en wanneer ze het beloofde geld, de beloofde hulp zullen krijgen. Ze hebben er recht op.
Aan de wachtlijsten koppel ik ook graag het personeelstekort. Dan spreken we natuurlijk over artsen, verpleegkundigen, zorgkundigen, logistiek medewerkers binnen de gezondheids- en welzijnssector. Zicht hebben op de omvang van de problematiek en de redenen voor de in- en uitstroom in de zorg, is een basis om het probleem aan te pakken, maar het gebeurt nog onvoldoende, waardoor er veel blind beleid gevoerd wordt. Enkel met het in kaart brengen van deze cijfers kan er nagedacht worden over doeltreffende acties om het personeelstekort aan te pakken. We vroegen het u al verschillende keren: richt nu eindelijk die werkgroep op met beleidsmakers uit Welzijn, Onderwijs, Media en Werk om tot een totaalaanpak te komen.
Het tweede punt dat ik wil aanraken, is het groeipakket. Inderdaad, na de brute besparing van vorig jaar werd besloten het basisbedrag opnieuw aan 2 procent te indexeren. Voor ons moet het basisbedrag echter aan de gezondheidsindex gekoppeld worden, zeker in deze crisistijd waarin we ons bevinden. Het groeipakket is een essentieel instrument om ouders te ondersteunen in de opvoeding van hun kinderen. Op die manier help je al onze gezinnen.
Er zijn natuurlijk verschillende aspecten van het groeipakket die bekeken moeten worden en beter kunnen. Daarom vragen we – en ook de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) vraagt dat – de 360 gradenevaluatie van het groeipakket.
Wat betreft relschoppers in Brussel en in Antwerpen, heb ik u vorige week al een vraag gesteld. Uw federale coalitiepartner gaf aan dat het groeipakket gebruikt wordt als hefboom om bijvoorbeeld spijbelgedrag tegen te gaan, een maatregel die onzes inziens evengoed toegepast kan worden bij minderjarigen die voortdurend met politie in aanraking komen.
U sloeg het idee af met de stelling dat er momenteel al voldoende manieren zijn binnen het jeugddelinquentierecht om deze minderjarigen aan te pakken. Een groot deel van de personen die vorig weekend werden opgepakt, zijn inderdaad minderjarigen. Ik ben dan ook zeer benieuwd of zij allemaal een passende straf zullen krijgen, en of de ouders van deze relschoppende jongeren tot inzicht zullen komen. Voor ons en voor de Vlaming is het inhouden van het kindergeld een goede manier om deze ouders daartoe aan te zetten, om in te grijpen en de kinderen in de hand te houden.
Maar niet enkel voor de jongsten onder ons moet er aandacht zijn – en zo kom ik tot mijn derde aandachtpunt – zeker ook voor onze ouderen. Het welzijn van onze bejaarden is zeer belangrijk. En naast de kinderopvang, die deze morgen al een klein beetje aan bod kwam in deze plenaire, waar het afgelopen jaar gefocust werd op de veiligheid van onze kinderen, moet ook verder gefocust worden op de veiligheid van onze ouderen in onze woonzorgcentra.
Momenteel staan er 22 voorzieningen onder verhoogd toezicht, sommige zelfs al geruime tijd. Hier moet ook tijdig ingegrepen worden, minister, en ook volgens het voorzorgsprincipe, net zoals bij de kinderopvang. Een versterking van het toezicht op de woonzorgcentra is dus essentieel. Het kan niet dat onze kwetsbare ouderen niet de veilige zorg krijgen die ze verdienen. Veilige zorg in een betaalbaar woonzorgcentrum, dat is uw opdracht, minister.
Het voorbije jaar kregen de woonzorgcentra de toestemming om tweemaal hun dagprijzen te indexeren, door de huidige crisis een noodzakelijkheid. Maar controle op de sector is ook nodig, en dan denken we bijvoorbeeld aan wat er gebeurd is in de Orpea-groep. In Frankrijk eist de overheid haar geld terug. Zult u ook hiertoe stappen ondernemen? Want alles moet betaalbaar blijven voor onze ouderen. Ouderen die hun hele leven lang gewerkt hebben, krijgen het niet meer betaald met hun pensioen. Dat kan niet gebeuren.
Ten slotte staat de bevoegdheidsversplintering in dit land een adequaat, daadkrachtig en effectief gezondheidsbeleid in de weg, en de voorbije coronacrisis bewees het eens te meer. Het is voor ons dan ook duidelijk dat enkel een volledige overheveling van gezondheidsbevoegdheden naar Vlaanderen ervoor kan zorgen dat Vlaanderen het beleid krijgt dat het verdient. Ik vraag u: verlies dat niet uit het oog. Help ons ook nu al onze toekomst voor te bereiden. Dank u. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, van in het begin van de legislatuur werd het beleidsdomein Welzijn geconfronteerd met heel wat onverwachte uitdagingen. Eerst was er de coronacrisis, daarna de instroom van vluchtelingen uit Oekraïne, en momenteel zitten we midden in een energiecrisis die gezinnen, maar zeker ook zorg- en welzijnsvoorzieningen onder druk zet.
Telkens weer stelde het Welzijn voor de noodzaak om snel en daadkrachtig op te treden. Het wordt eigenlijk snel vergeten, maar de inspanningen die tijdens de coronacrisis geleverd zijn, ook vanuit de administratie en de vele organisaties, werknemers en vrijwilligers, zijn enorm. Denk maar aan de manier waarop Vlaanderen de vaccinatie tegen COVID-19 heeft georganiseerd, de snelheid waarmee de vaccinatiecentra uit de grond zijn gestampt, en vooral het resultaat ervan, namelijk dat we tegen een recordtempo de bevolking hebben kunnen beschermen tegen ernstige ziekte en overlijden.
Toen duizenden mensen uit Oekraïne vluchtten voor oorlog, ook toen stond Vlaanderen klaar. Er waren extra middelen voor de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) en de OCMW’s, en vooral veel Vlamingen die hun hart en hun huis openzetten om te helpen, of minderjarige vluchtelingen een thuis te bieden.
Om de impact van de energiecrisis te helpen dragen, besliste de Vlaamse Regering de vorige week nog om een energiepremie toe te kennen aan organisaties binnen Welzijn, inclusief de kinderopvang.
Naast deze onverwachte opdrachten en uitdagingen, worden er binnen Welzijn ook grote dossiers aangepakt, en daar worden ook de nodige middelen voor vrijgemaakt. Bijna 16 miljard euro voor het beleidsdomein Welzijn in 2023, een stijging van meer dan 3 miljard euro tegenover 2020.
Sommige dossiers bevinden zich in het oog van de storm. Ik denk dan aan de kinderopvang. Dat baby’s en peuters op groot engagement kunnen rekenen van talloze kinderbegeleiders, zorgt ervoor dat hun ouders kunnen gaan werken of een opleiding volgen. De onderzoekscommissie heeft een aantal pijnpunten blootgelegd, en het is goed dat op korte termijn een actieplan werd opgemaakt, en extra geld werd vrijgemaakt, voor de uitvoering van de aanbevelingen.
Daarnaast kijken we ook al verder en bouwen we een toekomsttraject uit, samen met sectorexperten en belanghebbenden, met een optimale kind-begeleiderratio, met samenwerking tussen kinderopvang en kleuterschool, met een evolutie naar een gelijk speelveld en uiteraard aandacht voor kwaliteit.
Van de jongsten gaan we naar de oudsten. Niet alleen de kwaliteit maar ook de financiële leefbaarheid van de woonzorgcentra en de betaalbaarheid ervan vragen en krijgen de nodige aandacht. Een jaar sneller dan voorzien wordt het zorgbudget voor ouderen, voor bewoners van woonzorgcentra aangepakt. Met het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden dat wordt opgetrokken met 5 euro per maand betekent dit dat Vlaanderen voor meer mensen in een kwetsbare situatie tot meer dan 800 euro per maand zal bijpassen aan die mensen zelf om het woonzorgcentrum te betalen. Binnen het groeipakket wordt de sociale toeslag verhoogd, niet eenmalig, maar blijvend, en bijkomend twee keer een extra premie van 100 euro, namelijk in 2022 en 2023.
Collega’s, op 23 november keurden we de premie voor dit jaar goed, op 28 november al kregen de mensen dit op hun rekening. Bovendien breiden we de groep van rechthebbenden op een sociale toeslag aanzienlijk uit.
Collega’s, ik weet ook dat er nog veel noden zijn. Niemand kan echter ontkennen dat er enorme inspanningen werden en ook nog worden geleverd. De grote uitdagingen die voor de deur staan, willen we met de nodige daadkracht aanpakken. Een ervan is voldoende medewerkers in de zorg. Zoals dat in zowat elke sector het geval is, kampt immers ook de zorg- en welzijnssector met grote personeelstekorten. Er werden al heel wat stappen gezet om de instroom in de sector aan te moedigen en de uitstroom terug te dringen. Minstens even belangrijk als verloning zijn onder meer de arbeidsorganisatie, de ergonomische belasting, de mate waarin men wordt ondersteund en men professioneel kan groeien.
Collega’s, verder zijn er ook uitdagingen die veel verder gaan dan Welzijn. De meer dan terechte vraag van ouderen en mensen met een zorgnood om deel te blijven uitmaken van de maatschappij, vraagt dat we samen nadenken over hoe we dat kunnen waarmaken. Kleinschalige woonvormen, organisatie van de zorg, aanbieden van werk, deelnemen aan vrije tijd, dat vraagt inspanningen van alle beleidsdomeinen, net zoals we ons moeten afvragen hoe we samen kunnen werken aan meer mentaal welzijn. Want dat mensen zich goed in hun vel voelen en erover durven te praten als dat niet zo is, ook dat is en moet een van onze grootste bekommernissen zijn. (Applaus bij cd&v en de N-VA)
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, u hebt het onder andere over de werkomstandigheden van mensen in de zorgsector. Ik denk dat u daar toch een belangrijk punt hebt aangehaald. Vlaanderen moet soms leefgroepen sluiten ondanks het feit dat er budget is om mensen tewerk te stellen, omdat te veel mensen de sector verlaten en we er tegelijk niet in slagen om nieuwe mensen aan te trekken. Naar mijn aanvoelen en naar dat van een aantal mensen heeft dat te maken met een aantal procedures waar zij op stuiten, de organisatie van Vlaanderen waarmee zij te maken krijgen wanneer zij kinderen trachten te helpen. En daardoor komt die zorg voor kinderen, de reden waarom ze voor die sector hebben gekozen, steeds meer op de achtergrond.
Deelt u die analyse? Op welke manier hoopt u dan heel concreet dat ‘Vroeg en nabij’ daarvoor een oplossing zou kunnen bieden? Want iedereen kan zich vinden in de principes, maar ondertussen verandert er nog niets op het terrein en blijven mensen vertrekken. Ik ben er heel bezorgd over dat we dit niet zullen kunnen oplossen door enkel wat budget in te schrijven. Die trend moet dringend worden gekeerd.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega Van den Bossche, de jeugdsector is, net zoals de andere sectoren binnen Welzijn, een van die sectoren waar zich inderdaad personeelstekorten voordoen. U weet dat er ook bijkomende middelen zijn, niet alleen voor volgend jaar, maar ook voor dit jaar, om de werkdruk te verminderen, onder andere voor meer consulenten bij de jeugdrechtbanken.
U weet ook dat we voor een grote switch staan, onder meer met ‘Vroeg en nabij’, waar u zelf naar verwijst. Ik denk dat jongeren er echt bij gebaat zijn dat we proberen zo preventief mogelijk te werken. En het zal een uitdaging zijn om daar een concrete invulling aan te geven, omdat je tegelijkertijd meer moet inzetten op preventie en je ondertussen inderdaad jongeren hebt die echt nood hebben aan soms al verregaande jeugdhulp.
Dat zal een grote omslag vragen, maar in het belang van die jongeren is dat een omslag die we moeten durven te maken.
U weet ook dat er middelen zijn ingeschreven. We hebben het er gisteren nog over gehad in de commissie, minister, over hoe we bijvoorbeeld bijkomend nog pleegouders kunnen aanspreken, maar ook over hoe er vanaf 2023 zal worden ingezet op gezinshuizen. Dat is een heel andere vorm van werken, waarmee we, denk ik, heel wat jongeren op een goede manier kunnen helpen, maar die ook de inzet van mensen die werken in de jeugdhulp, op een goede manier honoreert. Het is, denk ik, die omslag die we moeten maken. Maar dat is inderdaad een uitdaging binnen de jeugdhulp, maar ook binnen de andere sectoren van Welzijn.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik zou nog even willen aanvullen op de opmerking van collega Van den Bossche, omdat ik ook gisteren in de commissie gezegd heb dat, wat mij betreft, we inderdaad absoluut uw pleidooi volgen om naar de procedures te kijken. Het kan niet dat regels goede oplossingen in de weg staan, en dat is de reden waarom ik ook een taskforce heb samengesteld waarbij al wie van ver en nabij daarbij betrokken is, om het zo te zeggen, op korte termijn actie zou ondernemen.
Dat is ook de reden waarom ‘Vroeg en nabij’ nog niet goedgekeurd is door de regering: omdat ik eigenlijk – en ik kijk naar collega Schryvers – ook wens dat het niet blijft bij grote principes, maar dat we goed willen weten op welke manier dit heel concreet een verbetering zal brengen. Dus enerzijds heb je de taskforce voor de korte termijn, maar dan heb je wel een geïntegreerd langetermijnplan nodig dat goed omschreven is en waar de sector zich ook achter kan scharen. Dus ik antwoord eigenlijk bevestigend op uw vraag, en dat is gisteren ook aan bod gekomen.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
U had ook een vraag voor collega Schryvers. Niet over kinderopvang, hoop ik?
Toch wel. Ik hoor mevrouw Schryvers zeggen dat er inderdaad budget werd vrijgemaakt, ook om tegemoet te komen aan de aanbevelingen die zijn geformuleerd door de onderzoekscommissie. En dat is natuurlijk een goede zaak, want we moeten daar zorgen voor een veilige kinderopvang, maar we moeten ook vooral zorgen voor een betaalbare opvang. Dus ik vind het fijn dat daarvoor extra geld wordt vrijgemaakt.
Maar ik heb wel een bedenking bij de gang van zaken momenteel. Want vroeger werd er altijd gezegd dat men geen budget had om extra investeringen te doen in hoger gesubsidieerde plaatsen in de kinderopvang. Maar dit is hoe ik het vandaag bekijk: ik durf te stellen dat er bijna dagelijks opvangvoorzieningen worden gesloten of geschorst. De minister, samen met u wellicht, heeft daar gezorgd voor een goede oplossing, namelijk dat er wordt voorzien in een vervangcapaciteit voor noodopvang. En dat wil zeggen dat daar een budget wordt voor vrijgemaakt van 70 euro per dag per kind.
Maar ik heb daar wel mijn vragen bij. We hebben al gevraagd naar extra geld dat er niet was, maar nu moeten we wel vaststellen dat per kinderdagverblijf dat wordt gesloten of geschorst … – en daarstraks zei minister Crevits zelf dat het vorige week goedgekeurd is door de Vlaamse Regering. Nu moeten we vaststellen dat wie nu ook vanzelf gaat sluiten en wie gaat zorgen voor noodopvang, ook aanspraak maakt op die subsidie van 70 euro. Nu, persoonlijk vind ik dat een slag in het gezicht van de mensen.
Mevrouw Malfroot, uw vraag luidt?
We hebben nu een subsidie van 70 euro per dag per kind. U maakt dat vrij. Vanwaar komt dat geld en hoe komt het dat men dat in het verleden niet kon? Want hoe ik het nu interpreteer, is dat we een T1-plaats gewoon gaan vervangen door een T2A-plaats. Dus ik zou graag een verklaring krijgen over hoe het komt dat dat geld er nu plots is, en het er in het verleden, toen de uitbreidingsrondes aan bod kwamen en toen de sector op haar achterste poten stond, niet was. Bedankt.
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt, collega’s. Inderdaad, het klopt dat we vrijdag op de ministerraad een besluit goedgekeurd hebben om in tijdelijke vervangcapaciteit te voorzien. Daar is een specifieke reden voor. Sinds enkele maanden wordt, zoals ik al zei, het principe van de integriteit van het kind heel consequent toegepast. Dat betekent dat je dus met meer schorsingen en meer sluitingen geconfronteerd wordt. Dat is heel spijtig. Er zijn ook initiatieven die stoppen. Maar soms is dat in een bepaalde regio heel intens, vandaar dat we het absoluut unfair vinden dat daar dan plots bijvoorbeeld vijftig of honderd plaatsen verdwijnen, in de pot gaan en pas maanden later als capaciteit opnieuw herverdeeld worden. We willen die dus in die buurt houden van bestaande initiatieven. Dat is een eerste punt.
U hebt absoluut een punt dat het een slag in het gezicht van sommigen zou kunnen zijn, dat we plaatsen op een ‘lager’ gefinancierd niveau vervangen door plaatsen van een hoger gefinancierd niveau. Dat is omdat we de capaciteit willen garanderen en ten behoeve van al wie nu T1 is. Want ik denk dat uw opmerking ook daarover gaat. Ik wil daaromtrent ook zeggen dat er begin januari 2023 een ronde komt, waarbij we een oproep doen aan de T1’ers of ze ook 2A willen worden. We hebben budget voorzien op de begroting. We zullen kijken hoeveel initiatieven er effectief naar trap 2 willen. Als dat er meer dan 3000 zijn, zal ik kijken om extra budget te vinden en vrij te maken om er meer te doen. Dat moet in balans zijn, anders zou u natuurlijk een punt hebben. Als mensen vrijwillig sluiten, blijven die plaatsen in de omgeving. Maar wat doe je dan met de bestaande? Wel, ook de bestaande krijgen de kans om naar trap 2 te gaan. 2A of 2B zal op termijn geen rol meer spelen, vermits we 2B willen afschaffen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega Malfroot, u weet dat er momenteel een analyse wordt gemaakt van een aantal initiatieven. Dat hebben we vanuit dit parlement gevraagd. Dat leidt inderdaad tot een aantal schorsingen en sluitingen. Er zijn heel veel kinderbegeleiders en kinderinitiatieven die ongelooflijk hard werken, maar diegenen waar geen hart is voor kinderen moeten eruit. Vinden we het belangrijk dat er een oplossing is voor de ouders die ineens zonder kinderopvang vallen? Natuurlijk! Die plekken mogen niet verloren gaan. Daarom is het heel goed en noodzakelijk dat de Vlaamse Regering op korte termijn een beslissing heeft genomen, zodanig dat die plekken niet alleen gegarandeerd zijn, maar ook georganiseerd kunnen worden binnen dezelfde gemeenten en regio, zodat de ouders niet zonder opvang vallen.
Naar de toekomst toe, is er voor volgend jaar 92 miljoen euro bijkomend voorzien binnen de sector, in uitvoering van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie. Die gaat naar een betere subsidiëring, naar meer basissubsidie, naar meer subsidie van trap 1, naar de gelijkstelling van trap 2B met iedereen in dezelfde situatie in trap 2A. Sowieso zijn er dus veel meer middelen voor meer initiatieven. Dat is een goede stap. Zoals de minister zegt is het een opstap naar een verdere gelijkstelling in de toekomst.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil nog even terugkomen op de perceptie. Het is belangrijk, collega’s, dat wij duidelijk zijn, dat we niet zelf dat verschil maken. Als er een opvang dichtgaat hebben we snel nood aan tijdelijke noodcapaciteit. Dat heeft een bepaalde kost, maar de ouders in kwestie vragen om zo snel mogelijk te worden geholpen. Het volgen van trap 2, wat een hogere subsidiëring is, is een deel van de bedanking voor lokale besturen en andere opvanginitiatieven die bijkomende plaatselijke opvang creëren. Maar dat is uiteraard tijdelijk. Want het basisprincipe is dat we die bijkomende capaciteit houden.
De N-VA-fractie wil ook bij het volgende aansluiten, de minister weet dat. We hebben de verschillende trappen – trap 0, trap 1, 2A en 2B – en de financiële leefbaarheid van onze opvanginitiatieven is daarin cruciaal. Om het mooi te zeggen: er is een level playing field nodig. Dezelfde voorwaarden en dezelfde subsidiëring spreken voor zich. We gaan de verschillende trappen en het statuut sui generis moeten bekijken. Dat zit niet hier, maar het is ook een probleem om mensen aan boord te houden, collega’s, want ze vallen tussen alles tussen. Dat zou federaal geregeld worden. Ook op die nagel willen we blijven kloppen in het licht van onze opvang.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister en mevrouw Schryvers, bedankt voor uw antwoorden. Het is effectief nodig dat er wordt ingezet op plaatsen, zeker voor de continuïteit, zowel voor het personeel als voor de ouders. Want iedereen wil natuurlijk zo snel mogelijk een plaatsje. Maar ik heb wel het gevoel dat er nu een heksenjacht wordt gevoerd. De sluiting van vzw Rheia in Limburg ging bijvoorbeeld over financiële redenen. De fysieke of psychische integriteit van kindjes kwam daar niet in het gevaar. In dit geval worden de subsidies gewoon van een T1 vervangen door een T2. Maar je moet maar in de schoenen staan van die kinderdagverblijven die al jaren aan een zeer laag loon of ondergefinancierd werken.
Ik las ook het verslag. Gisteren werd ‘t Fopspeentje in Roeselare gesloten. Een van de redenen is het niet gelijk behandelen van de kinderen. Vooral kwetsbare kinderen mogen minder dingen doen. Dat was by the way een advies van Mentes. Dat moet daar eigenlijk niet zozeer een uitspraak over doen, maar soit. In een opvang waar per kind per dag 26 euro wordt gevraagd, zijn er weinig kwetsbare kinderen.
Minister, u maakt geld vrij voor plaatsen, maar zult u voorrang geven aan de T1’s die al jaren bestaan en zult u ook rekening houden met de voorzieningen die in IKT-mix (inkomenstarief) werken? want er zijn er nog altijd die T1- en T2-plaatsen hebben. Zult u daar voorrang aan geven, minister of mevrouw Schryvers?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega Malfroot, we moeten weten wat we willen. In de onderzoekscommissie hebben we duidelijk gezegd dat het voorzorgsprincipe moet vooropstaan. Enkele weken geleden hebben we hier in het actualiteitsdebat gevraagd om een aantal kinderopvanginitiatieven opnieuw te screenen. Het agentschap maakt daar nu werk van. We wisten – dat is de consequentie – dat dat wellicht nog zou leiden tot een aantal schorsingen en sluitingen. Moeten kinderopvanginitiatieven een wederwoord kunnen hebben, moeten zij zich kunnen verdedigen, moeten zij kunnen laten zien hoe het echt loopt? Vanzelfsprekend! Maar het voorzorgsprincipe moet wel vooropstaan.
In de onderzoekscommissie hebben we duidelijk vastgesteld, en we hebben dat ook in onze aanbevelingen geschreven, dat we weten dat het bewijs van de aantasting van de fysieke integriteit en van het niet gegarandeerd zijn van de veiligheid van het kind uitermate moeilijk te geven is. Dat is altijd woord tegen woord. We weten ook dat een aantal andere zaken ook factoren zijn die knipperlichtjes moeten doen branden. En dan gaat het inderdaad over bijvoorbeeld ouders die niet kunnen binnenkijken, over het feit dat een initiatief geen stagiairs toelaat, over het niet op orde hebben van de financiën, over het niet op orde hebben van de administratie. Het is de optelsom van een aantal dingen die mee een aantal knipperlichten kan en moet doen aangaan in een aantal gevallen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, collega’s, vorig jaar hebben we hier hetzelfde debat gevoerd. Minister, toen zat hier nog uw voorganger, minister Beke. We hebben de voorbije weken een heel intensief debat gehad. We hebben het gedurende vijf of zes vergaderingen van de commissie Welzijn over deze begroting gehad. Ik zal niet de fout maken om te proberen om in vijf minuten die zeer belangrijke debatten die we hebben gevoerd, opnieuw in detail te voeren. Ik wil vanuit mijn fractie heel specifiek over dit thema, dat in deze vergadering al aan bod is gekomen, onze grote bezorgdheid uiten.
U denkt misschien dat dit politieke postuur of positionering is, of misschien zegt u dat wij niet willen zeggen dat iets goed is. Daar heeft het deze keer absoluut echt niets mee te maken.
Minister, laat ons eerlijk zijn: we spelen hier af en toe een politiek spel. Maar het is hier fundamenteel crisis. Ik heb deze middag het debat gevolgd. Ik hoor ministers zeggen dat de begroting in evenwicht moet komen op het moment dat we in crisis zijn, om dan te kunnen investeren. Maar, minister, ik kom u hier zeggen, namens mijn fractie maar vooral namens intussen vijftien jaar witte woede in Vlaanderen: er is in de zorg- en welzijnssector een fundamentele crisis gaande. Als u zegt dat we nu niet meer kunnen investeren dan wat we vandaag doen, dan is dat een ontkenning van de problemen op het terrein.
Ik heb een zeer gemengd gevoel bij de laatste weken en bij de begrotingsbespreking hier. U doet deze nieuwe bevoegdheid heel bevlogen. U zoekt, zoals het u eigen is, naar een manier om deze bevoegdheid naar u toe te trekken en richting te geven. Maar als we ten gronde kijken naar de cijfers en de beleidsdaden, dan gebeurt er niets anders dan wat er de voorbije vijftien jaren is gebeurd onder cd&v-bevoegdheid op Welzijn, Zorg en Gezondheid.
De alarmkreet van de sector is fundamenteel. Het is al vaak over kinderopvang gegaan. Daarnet ging het over de ouderenzorg, mensen met een handicap, mentaal welzijn, jeugdhulp, onze eerste lijn, waar er op dit moment mensen zijn die geen huisarts meer vinden, de Vlaamse Sociale Bescherming, die niet de nodige middelen kan voorzien voor de mensen die het nodig hebben, opnamestops in woonzorgcentra, onbetaalbare prijzen, wachtlijsten van meer dan zes maanden tot een jaar voor jongeren die psychologische hulpverlening nodig hebben, een tekort aan zorgpersoneel op alle gebied.
Collega's, een crisis is niet alleen een onverwachte oorlog in Oekraïne, dat is niet alleen een coronavirus dat uitbreekt, dat is ook een fundamenteel beleidsdomein dat onder druk komt te staan. Een crisis daar, minister, is geen natuurwet. Daar bent u en deze regering politiek verantwoordelijk voor, voor politieke keuzes uit het verleden en politieke keuzes van vandaag die in dezelfde lijn liggen. En zeg niet dat het u niet gezegd is. U hoeft niet de credits te geven aan mensen hier in het parlement of onze voorgangers dat het niet gezegd is, maar ver voor de coronacrisis is de hele zorgsector op straat gekomen om te zeggen: “Wij houden dit niet meer, en dit zal op een bepaald moment fout lopen.” Dat is wat er nu aan het gebeuren is.
Wat er in deze crisis is gebeurd – dat is misschien iets positiefs voor het parlement –, is dat we een aantal instrumenten hebben herontdekt, namelijk begrotingstermen. Wij hebben ontdekt wat indexering is. We hebben het belang daarvan herontdekt. We hebben ontdekt wat inflatie is, tot onze scha en schande, of tot onze pijn, maar we hebben wel de impact ervan ondervonden.
Minister, wat we nog niet hebben herontdekt, heb ik u de voorbije weken duidelijk proberen te maken, zowel in de commissie als in andere verklaringen, waarvan ik uw fractieleider hoor zeggen dat het absurd is en te zot voor woorden. Dat is het fenomeen van uitgestelde kosten. Collega's, wat denkt u dat er gebeurt als een samenleving er niet in slaagt om jeugdhulp op het nodige peil te voorzien? Wat denkt u dat er gebeurt als een kinderopvang niet de nodige voorzieningen kan bieden? Wat denkt u dat er gebeurt als een woonzorgcentrum opnamestops moet inlassen? Wat denkt u dat er gebeurt als mensen met een handicap onnodig lang op een wachtlijst moeten staan en dus niet de hulp krijgen die ze nodig hebben en op hulp in hun eigen omgeving moeten rekenen, als ze die al hebben? Wat denkt u dat er gebeurt als mensen een half jaar of een jaar op een wachtlijst staan voor psychologische hulp? Ik denk dat u het antwoord ook kent: menselijke drama's en een gigantische maatschappelijke prijs.
Zij die u wijsmaken dat we niet verder kunnen gaan omdat we naar een begroting in evenwicht moeten gaan – sorry, minister Diependaele –, die zeggen daarmee tegelijk dat ze die hulpverlening niet gaan bieden aan mensen die het vandaag nodig hebben en dat de maatschappelijke prijs daarvan zal zijn voor de belastingbetaler binnen vijf, tien, vijftien of twintig jaar. Als het vandaag twaalf jaar duurt voor mensen de psychologische hulp krijgen die ze nodig hebben, dan heeft dat een gigantische maatschappelijke kostprijs. Kom hier dus niet af met het fabeltje dat u het doet omdat we klaar moeten zijn voor de volgende crisis. U creëert de volgende crisis! We zitten in de volgende crisis! Maar u ontkent de feiten met de handen voor de ogen. U staat op het schip viool te spelen en te roepen dat alles goed gaat, maar eigenlijk durft u gewoon niet zeggen wat u hier zou moeten zeggen voor we kunnen bijsturen naar de toekomst: “Ons beleid van de voorbije vijftien jaar heeft gefaald, we hebben onze bevoegdheden in de steek gelaten, de Vlaming in de steek gelaten, maar we gaan het nu beter doen.”
Minister, ik sluit af. Er was een kantelpunt om dat te doen. U treedt hier aan. Wij hadden gehoopt dat u had bijgestuurd. U doet het duidelijk niet. U hebt helaas samen met de hele regering en met de hele Vlaamse meerderheid, vrees ik, niets begrepen van de crisis waarin de zorg- en welzijnssector vandaag zit. Dat is heel erg jammer. (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, alle respect voor uw pleidooi voor meer middelen voor bepaalde onderdelen. Ik begrijp dat pleidooi zeer goed. Maar los van het specifieke onderdeel van de begroting waar we het nu over hebben: het riedeltje van die uitgestelde kosten is een hoax. Er zijn twee goede redenen waarom ik dat kan zeggen. Eerst en vooral kan niemand in de toekomst kijken. Het vermijden van kosten in de toekomst, daarvan kan niemand met zekerheid zeggen hoe dat juist zit. Maar we hebben wel een heel goede achteruitkijkspiegel, mijnheer Vaneeckhout. We zien hoe men, zeker in België, dat gedaan heeft in het verleden en uitgaven heeft gedaan zonder te letten op de begroting. Waar staan we daar nu mee? Wat kunnen we vandaag in België dan nog uitgeven? Er is een tweede reden. Er zijn andere landsdelen die dat riedeltje volgen, namelijk dat we het nu moeten doen omdat we nu in de problemen zitten, dat we nu diep moeten gaan en nu moeten proberen bedrijven hier te houden, mensen te ondersteunen.
Wel, ik wil eens met u gaan fietsen in Henegouwen, wat nog altijd een deel van dit land is. We zullen dan eens gaan kijken wat dat riedeltje van die uitgestelde kosten vermijden daar heeft opgebracht. Dat is armoede die je alleen nog in het verre oosten van Europa tegenkomt. Heeft dat daar dan geholpen? Neen, wij voeren een heel gericht beleid – we hebben het daar vanmorgen meermaals over gehad, los van alleen maar Welzijn – om ervoor te zorgen dat we die mensen die onze steun nodig hebben, detecteren en gaan ondersteunen. Maar we houden inderdaad ook een oog op de begroting om ervoor te zorgen dat we ook in de toekomst nog nieuw beleid kunnen voeren en eventuele crisissen kunnen uitschakelen. Daarom is dat riedeltje van die uitgestelde kosten gewoon een sprookje dat u vertelt, en u weet het. (Applaus bij de N-VA en cd&v)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister Diependaele, twee dingen. Ten eerste, wij houden hier geen pleidooi om niet naar de begroting te kijken, we houden een pleidooi om de begroting op een langetermijnperspectief te zien, om niet alleen naar de cijfertjes op het einde van het jaar en naar de cijfertjes in 2027 te kijken, maar ook naar de cijfertjes in 2030, 2035, 2040. Als u vandaag zegt dat u de jongeren een jaar lang op een wachtlijst laat staan voor psychologische hulp, dat de jongeren die het heel moeilijk hebben en jeugdzorg nodig hebben, maar moeten wachten, zeg ik u dat die jongeren op termijn minder zullen bijdragen aan de samenleving. Dat is een doodjammere zaak, want die jongeren zijn even getalenteerd.
Als u vandaag zegt dat het jammer is dat u niet meer middelen hebt om meer plaatsen te voorzien in de kinderopvang, is dat hetzelfde als tegen de ouders zeggen dat ze maar moeten thuisblijven. Als u tot op vandaag zegt dat u niet veel in preventie voorziet omdat u daar geen ruimte voor hebt, ontkent u ieder wetenschappelijk inzicht dat 1 euro investeren in preventie 3 euro opbrengt. Dat is de realiteit, dan zijn die academische inzichten. Uw fixatie op een begroting in evenwicht leidt ertoe dat u op lange termijn een begroting en een samenleving in onevenwicht hebt. Weet u wat het levende bewijs is van wat u vandaag moet doen? U claimt versnelde groeipaden in de zorg- en welzijnssector. Weet u waarom u die versnelde groeipaden nodig hebt? Omdat u de voorbije tien jaar niet gedaan hebt wat u had moeten doen en u dus een historische achterstand hebt opgelopen. Nu zegt u dat het fantastisch is wat u nu aan het doen bent. Het is te weinig omdat er niet gehandeld is, omdat er geen visie was op waarover we over tien jaar, twintig, dertig jaar, wilden staan. Ik weet dat het ongemakkelijk is, maar dat is waarvan wij overtuigd zijn. Wat ons zorg- en welzijnssysteem echt nodig heeft, is een visie op een termijn van dertig jaar. (Applaus bij Groen en van Maxim Veys)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik heb vanochtend het debat met aandacht gevolgd en ik luister naar collega Vaneeckhout en ik ben toch wel een beetje verbaasd. Ik blijf in het duister tasten over wat nu eigenlijk moet gebeuren of over wat er niet voldoende gebeurt. Vanochtend hebben we het algemeen debat gevoerd met de bedragen. Een begrotingsdebat gaat over bedragen. Binnen Welzijn gaat dat over miljarden euro’s extra. Dat gaat over groei. We doen die versnelde groeipaden omdat we niet alleen in het regeerakkoord die overeenkomst hebben gemaakt, maar we hebben daar toen en nu een prioriteit van gemaakt. U kunt ons dat kwalijk nemen, maar dat zijn de feiten die gestaafd worden door bedragen in deze begroting. Dat gaat over miljarden euro’s, over een stijging met 18 procent op dat hele pakket Welzijn.
Maar ik neem aan dat u zegt dat het veel meer moet zijn. Hoeveel meer wordt niet helemaal duidelijk. Ik heb dat vanmorgen nog gehoord van een aantal collega’s: het moet allemaal, overal, veel meer zijn. Ik zeg u, mijnheer Vaneeckhout, – ik heb dat al vaak aangehaald in het politieke en technische debat – dat als we enkel en alleen maar blijven focussen op meer psychologen, meer bedden, meer projecten, meer hulpverlening wanneer het bijvoorbeeld gaat over psychologische hulpverlening, we uit het oog verliezen dat we een grote opdracht hebben in de daadwerkelijke oorzaken van waarom steeds meer mensen aangeven dat het moeilijk is om het op een goede manier of op een gewone manier te blijven doen. Als we enkel focussen op wachtlijsten wegvinken, verliezen we de maatschappelijke oorzaken, die niet zo makkelijk meetbaar zijn, uit het oog. We hebben hier vorige week uitgebreid gesproken over preventie, en minister Crevits is de eerste die de preventiebarometer heeft geïnstalleerd, die gaat over seksuele gezondheid, fysieke gezondheid, roken, alcohol, drugs, en over die primaire preventie, waarvan ik denk dat de gezondheidswinst immens is.
Maar u zegt dat deze regering te weinig investeert in Welzijn en dat het meer moet zijn. Aan de andere kant stel ik me de vraag wat dan uw verhaal is. Als enkel investeren niet voldoende is, als miljarden euro’s bijpompen niet genoeg is – ik erken net zoals minister Crevits deze ochtend dat we het debat moeten voeren –, wat is dan de oplossing? Wat moeten we dan doen?
In al die uren dat ik hier heb geluisterd, ben ik immers op mijn honger blijven zitten. Enkel investeren is het niet. Prioriteit maken van Welzijn, meer inspecteurs, oog voor de zorg, sterk akkoorden, VIA 6, honderden miljoenen euro’s: dat is het ook niet. Kunt u mij eens zeggen waar dan de oplossing ligt? Dan kunnen we daarover eens een gedachtewisseling organiseren in de commissie. (Applaus bij cd&v)
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Flabbergasted. Dat is het woord van dit begrotingsdebat, denk ik. Huh? Mijnheer Vaneeckhout, dat is ook hetgeen bij mij opkwam toen ik u hoorde. Ik ken u toch als een rationeel man, maar misschien moet u een nieuwe lijn volgen of zo, ik weet het niet. U zegt dat begrotingsevenwichten nastreven een doel op zich is, dat dat nutteloos is in deze tijden. Ik wil daar twee dingen over zeggen.
Ik heb dat zelfs niet gezegd.
Ten eerste, we hebben niet eens een begrotingsevenwicht op dit moment. We hebben pas een begrotingsevenwicht in 2027.
U mag ook eventjes luisteren. Ik heb ook heel lang naar u geluisterd, voornamelijk omdat ik verplicht was om dat te doen, maar goed. (Gelach)
De rentekosten lopen nu al op naar meer dan 1 miljard euro tegen 2027. Ik kan u een lijstje geven wat je in de zorg, met name voor mensen met een beperking, allemaal kunt doen met 1,2 miljard euro. Daarmee, met dat geld dat nu al naar rente gaat, kun je de hele wachtlijst, de hele prioriteitengroep 3 zoals die vandaag bestaat, en we weten allemaal dat we dat nog verder moeten analyseren, helemaal wegwerken. Zegt u mij tot hoever die rentekosten nog mogen stijgen voor u: naar 2 miljard euro, naar 3 miljard euro? Tot we in Waalse toestanden zitten, waarbij zelfs de banken zeggen dat ze zich toch echt wel zorgen maken en in de toekomst misschien geen leningen meer geven, dat men echt wel moet oppassen dat men niet in de gevarenzone terechtkomt met zijn lopend beleid? Wilt u daarnaartoe? Wilt u naar een situatie waarin we echt moeten beslissen om op ons lopend beleid te besparen? Die begroting in evenwicht is net om al die dingen in Welzijn waarvan we hier zeggen dat we ze willen doen, op lange termijn ook mogelijk te houden.
Een tweede ding is toch wel heel belangrijk, en dat geldt voor heel het parlement, of toch diverse delen ervan. Altijd dat verhaal van meer geld, meer geld, meer geld, dat gaat alles oplossen. Kijk eens naar het verleden, naar hoeveel extra geld erbij is gegeven in de diverse domeinen waarover we het hier al hebben gehad. We moeten ook eens durven na te denken – iedereen, ook de meerderheid, die moet ook af en toe nadenken – over hoe we bestaande systemen kunnen hervormen, vooral in de zorg. Ik heb een conceptnota over sociaal ondernemerschap ingediend. Uw fractie was daar nogal meewarig over, maar ik denk wel dat we daar eens naar moeten kijken. Zomaar meer geld bijpompen, dat lost niks op. We moeten ook durven te innoveren in bestaande systemen, ook in de zorg. Misschien moeten we dat eens nagaan. Misschien volstaat meer geld geven niet. Misschien moet men ook eens aan nieuwe systemen, aan meer sociaal ondernemerschap denken om de dingen op te lossen.
Ik besluit. Wat die boekhoudbegroting betreft, zeker in deze tijden, als we zien wat voor problemen andere overheden hebben, snap ik echt niet dat u daarmee komt aanzetten in dit Vlaams Parlement. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Collega Vande Reyde, ik heb heel goed opgelet toen u sprak. (Opmerkingen van Maurits Vande Reyde)
Neen, niet omdat ik verplicht was, omdat ik probeer dat te doen bij iedereen die in het parlement spreekt. Ik denk dat dat onze job is.
Sta mij toe het wat bijzonder te vinden dat een fractie die intussen decennia mee bestuurt op alle niveaus, nu komt zeggen dat ze nu weet hoe ze het wel gaat doen, dat ze nu de lessen heeft getrokken. Collega Jans, sta mij toe hetzelfde te vinden van een fractie die intussen al bijna twintig jaar de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin levert en die zegt: “Wij weten wat we wel moeten doen, en wat we nu gaan doen, dat gaat het écht oplossen.” Sta mij toe daar enige vragen bij te hebben.
Collega Vande Reyde, ik merk dat het moeilijk in te beelden is dat terugverdieneffecten bestaan. Ik heb u vorige week gezegd dat de OESO heeft berekend dat de gevolgen van problemen qua psychologische gezondheid ons land bijna 21 miljard euro per jaar kosten. Bijna 21 miljard euro per jaar. Collega Jans, u hoeft maar een klein gedeelte daarvan extra te gebruiken om in hulpverlening te voorzien en om inderdaad niet alleen in te zetten op ‘at end of the line’-hulpverlening, maar vooral naar preventie te gaan. U hoeft maar 1 miljard euro van die 21 miljard euro te gebruiken om in te zetten op preventie, en de impact zal echt groot zijn. Dat is echter de omslag die u niet durft te maken. U blijft op de geijkte paden lopen en u doet gewoon een beetje meer van hetzelfde.
Dat is de realiteit van beleid voeren: durven meenemen wat het effect is van wat we vandaag doen op vijf, tien, vijftien en twintig jaar tijd. En daar hoor ik jullie niet over. Want dat is mijn fundamentele kritiek op wat hier vandaag voorligt.
Twee, wat is mijn andere fundamentele kritiek? Dat is er een van rechtvaardigheid. Collega Jans vraagt wat er dan wel moet gebeuren en of er meer geld moet zijn. Ja, er moet meer geld zijn. Ja, er moeten structuren aangepakt worden. Ja, er moet meer op preventie ingezet worden. Dat heb ik trouwens letterlijk gezegd – maar u moet daar natuurlijk ook naar luisteren – dat er meer op preventie moet worden ingezet.
Want wat mag de Vlaming wel doen? De Vlaming mag een geïndexeerde verkeersbelasting betalen. De Vlaming mag een geïndexeerde onroerende voorheffing betalen. De Vlaming mag een geïndexeerde bijdrage tot de Vlaamse sociale bescherming betalen. Dat mag allemaal wel. Dat vindt deze regering belangrijk. De index die telt, als het gaat over belastingen binnenhalen. Maar als het gaat over dezelfde middelen voorzien qua koopkracht en zorgvoorzieningen, dezelfde middelen voorzien via de Vlaamse sociale bescherming of via het groeipakket voor gezinnen en mensen met problemen, dan geeft de Vlaamse Regering niet thuis. Dan zegt ze hoogstens dat ze verhoogt in nominale bedragen. Wij compenseren niet eens – wat de collega’s daarnet ook hebben ingebracht – het gebrek aan koopkracht dat ontstaan is door de inflatie.
Dat is de realiteit en dat is wat wij fundamenteel aanklagen: dat belastingen in Vlaanderen wel geïndexeerd worden, maar dat wat aan de mensen gegeven wordt, niet geïndexeerd wordt, op allerlei gebieden in Gezin en Welzijn, en dat de kostprijs daarvan dubbel is. U bespaart nu op mensen, maar u bespaart ook op mensen binnen twintig en dertig jaar. (Applaus bij Groen en van Lise Vandecasteele)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, inderdaad, het is hier al gezegd: het budget voor Welzijn voor 2023 stijgt met 2,4 miljard euro ten opzichte van 2022. En dat is een hele goede zaak, maar er blijven natuurlijk nog grote noden. En we zien een aantal terugkerende problemen in alle sectoren van welzijn. Ik denk dat het tekort aan personeel een heel belangrijke uitdaging zal zijn de komende jaren. En de hoorzittingen naar aanleiding van de conceptnota’s rond denkpistes om dat zorgtekort in woonzorgcentra op te vangen, leerden ons eigenlijk dat regelluwte, introductie van logistieke medewerkers op structurele basis en een betere taakuitzuivering noodzakelijk zijn. We moeten ook niet enkel inzetten op meer instroom van zorgkundigen en verpleegkundigen; retentie is even belangrijk. Het doel moet zijn om juist het werkgeluk van iedereen die in die woonzorgcentra werkt, te verbeteren.
Op het vlak van volksgezondheid heb ik ook een zeer grote bekommernis over het tekort aan huisartsen en tandartsen. Veel praktijken zien zich genoodzaakt om een patiëntenstop in te voeren vanwege de overmatige werkdruk. Huisartsen hebben hun handen gewoon meer dan vol. En een groot deel twijfelt of ze dat eigenlijk nog willen doen, of ze nog willen doorgaan. In mijn ogen gaat dat probleem enkel nog maar verergeren de komende vijf jaar. Want ongeveer een derde van de Belgische huisartsen is ouder dan 65 jaar, en bijna de helft ouder dan 55 jaar. In het optrekken van de quota ligt dus maar een klein deel van de oplossing. Ik denk dat vooral het sterk verminderen van de administratieve rompslomp en een betere praktijkondersteuning echt nodig zijn, zodat artsen zich kunnen focussen op hun corebusiness, en dat is zorgen voor mensen.
En dan, de kinderopvang. De kinderopvangsector heeft het zwaar te verduren. En ik heb mij bewust uit de discussie gehouden daarjuist, omdat we het er hier tijdens Welzijn over gaan hebben. De aanhoudende stroom van dossiers met ernstige inbreuken op de psychische en de fysieke integriteit van kinderen vervult ons allemaal met walging. De wantoestanden maken heel veel slachtoffers: niet alleen de kinderen, niet alleen de ouders, maar ook alle kinderdagverblijven die elke dag het beste van zichzelf geven en met heel veel liefde voor onze kinderen zorgen. Dossiers moeten bekeken en herbekeken worden vanuit het voorzorgsprincipe.
Eigenlijk is het vrij simpel: daar waar het niet veilig is, moet er snel en kordaat gehandeld worden. Er dringt zich dus een grondige opkuis op, zodat de stroom aan waanzinnige verhalen eindelijk stopt en, vooral, het vertrouwen in de kinderopvangsector zich herstelt.
We zien meer schorsingen en meer sluitingen. Het is goed dat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt, maar als onderzoekscommissie vroegen wij ook om flankerend beleid te voorzien, want ouders die gaan werken, zitten plots zonder opvang. Nu, er is wel voorzien in de organisatie van die tijdelijke opvang, maar ik moet vaststellen dat er zich op het terrein nog wel wat problemen voordoen. Die moeten zo snel mogelijk opgelost raken.
Naast de veiligheid in de kinderopvang is het zeer belangrijk dat we een level playing field creëren. Daarom ben ik heel blij met die 92 miljoen euro extra. Dat is een goede keuze, want we willen dat er een verbetering van de ratio is, maar dat moet volgens een tijdspad en zeker en vast in overleg met de sector. Want nu plots initiatieven gaan verplichten om een voltijdse kinderbegeleidster aan te werven die er al niet is, en het kinderdagverblijf die maar laten financieren hoewel het geen of weinig subsidie ontvangt, sorry, maar dat is vragen om massale sluitingen. Want vooraleer je aan een huis kunt verder bouwen, moet je eerst zien dat je huis een goed fundament heeft. We zouden toch een beetje out of the box moeten kunnen denken. We zouden bijvoorbeeld de werkdruk toch eventueel kunnen verlagen met het inzetten van die logistieke functies. Dat is ook iets wat wij als onderzoekscommissie naar voren geschoven hebben.
Tot slot – dat is dan het dossier van mijn lieftallige collega Maurits Vande Reyde – wil ik wijzen op belangrijke stappen die gezet zijn in de sector voor personen met een beperking. Want we kunnen nu zeggen dat we elke persoon met een beperking in prioriteitengroep 1 binnen de achttien maanden een budget kunnen geven. De wachtlijst is dus zelfs weggewerkt. Voor prioriteitengroep 2 is de stap naar deelbudgetten gezet. Het is nu wachten op de aanpak voor prioriteitengroep 3, waar zeer veel mensen al lang hopen op ondersteuning. We mogen niet blind zijn voor de noden van die groep, want de bevraging heeft ons geleerd dat die zeer divers is op het vlak van noden. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Anaf heeft het woord.
Beste collega’s, de situatie in de welzijnssector is bijzonder ernstig. Zowat de hele welzijnssector zit in een diepe crisis. Dat beseffen we allemaal. De crisis is zo diep dat er in deze begroting nog geen begin van een oplossing zit, zo diep dat het – laat ons eerlijk zijn – niet meer op een jaar opgelost kan worden en zo diep dat extra geld alleen het ook niet meer zal oplossen. Zover is het gekomen, zo triestig is het bilan van tien jaar rechtse regering, zo triestig is het bilan van nu ondertussen bijna twintig jaar cd&v op Welzijn.
Collega’s van de meerderheid, jullie zijn de controle in Welzijn volledig kwijt. Deze begroting is vooral paniekvoetbal. Dit beleid is paniekvoetbal. Kijk naar personen met een handicap. Voor mensen uit prioriteitengroep 3 – we hebben het er al over gehad – is er nog steeds nul perspectief. Op het moment dat jullie intussen al meermaals veroordeeld zijn door een rechter omdat er in correctiefase 2 bij mensen 15 procent van hun budget afgenomen werd, komen jullie op het idee om de wachtlijsten in prioriteitengroep 2 op te lossen door de mensen de helft van hun budget te geven. Je moet er maar op komen. Het lijkt eerder een slechte soap, paniekvoetbal.
Er is jarenlange onderfinanciering in de kinderopvang. Er zijn extra plaatsen gecreëerd, maar die gingen telkens ten koste van de kwaliteit. Er waren steeds meer kindjes per begeleider, tot het er op een bepaald moment over gaat, tot zelfs de meest elementaire kerntaak van deze Vlaamse Regering niet meer gerealiseerd kan worden, onze kinderen gewoon veilig houden, tot we dus nu in de situatie zitten dat onze kind-begeleiderratio bijna het dubbele is van die in onze buurlanden.
En dan, na jarenlange onderinvesteringen, wordt er – hoera! – 100 miljoen euro extra voorzien, niet om de begeleider-kindratio naar beneden te halen, maar om de subsidietrap gelijk te trekken, ook nodig trouwens door die onderfinanciering van de voorbije jaren. Op het moment dat de sector al jaren dringend actie vraagt met betrekking tot de werkdruk, op het moment dat er al maanden continu acties zijn van het werkveld, op het moment dat ouders en kinderbegeleiders echt radeloos aan het worden zijn, dan vinden collega’s van cd&v het vreemd dat niet iedereen aan de zijlijn staat te applaudisseren voor zoveel goede inzichten. Ze vinden het vreemd dat er geen applaus komt, integendeel, er komen hier weer mensen protesteren. Week na week komen ouders met hun kleine kinderen naar dit parlement om te protesteren tegen dit beleid.
Het is goed dat er een benchmark komt, maar we hebben echt geen wetenschappelijke studie nodig om ons te zeggen dat die ratio momenteel te hoog is. Neen, men kan niet van vandaag op morgen naar één op vijf, dat zult u me nooit horen zeggen. Ik heb dat nooit gezegd, ik ben niet populistisch. Men moet daar een stappenplan voor maken, men moet daar een start mee maken. In de onderzoekscommissie hebben we toch vastgesteld dat de kindratio te hoog was, dat die naar beneden moet, maar geen begin van stappenplan in deze begroting. Ondertussen kregen alle gezinnen vorige maand wel een droge mail dat de prijs voor kinderopvang vanaf januari met 10 procent stijgt, want ja, inflatie, indexering. Als het gaat over wat de Vlaming moet betalen, weet deze Vlaamse Regering dat woord heel goed te plaatsen in het woordenboek.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Collega Anaf, ik hoor u spreken over de kindratio en over één op vijf. Mag ik u vragen hoe u dat berekend hebt? Momenteel mag één op negen, maar we stellen vast dat dat niet altijd het geval is, of dat er meer dan negen kindjes worden opgevangen, maar dat dat binnen een bepaalde tijdspanne is. Bijvoorbeeld ’s morgens tussen acht en negen uur als er twee shiften zijn, als er twee personeelsleden nog niet aan het werk zijn, kan er effectief in overbezetting gegaan worden. Dat klopt.
Ik heb hier net een aantal cijfers getoond met betrekking tot de werkelijke bezetting.
Mevrouw Malfroot, kort!
Ik kom er hoor, voorzitter, ik kom er. Ik heb die bezetting afgezet in miljoenen euro’s. Ik merkte dat er in 2015 naar bezetting of uitbetaling over inkomenstarieven een 36 miljoen euro te veel werd uitbetaald. Voor 2019 kwam ik op een verschil van 82 miljoen euro. Blijkbaar was er in 2015 een effectieve bezetting voor het totaal aan groeps- en gezinsopvang van 72 procent en in 2019 maar van 61 procent. U zegt dat er te veel kindjes tegelijk worden opgevangen. Als de bezetting maar 61 procent is, hoe verklaart u dat dan? Hoe komt u aan die redenering?
De heer Anaf heeft het woord.
Mevrouw Malfroot, hoor ik u en het Vlaams Belang nu goed zeggen dat jullie eigenlijk gewoon in vraag stellen dat de kind-begeleiderratio in Vlaanderen te hoog is? Dat heb ik in elk geval begrepen.
Neen, hoor. Ik stel dat niet in vraag. U wilt naar één op vijf.
Ik kan me niet herinneren dat ik u het woord heb gegeven. (De voorzitter schakelt de microfoon van Ilse Malfroot uit.)
Moet ik dat nu ...
Mevrouw Malfroot, zoals iedere volwassene die hier zit, vraagt u het woord.
Hij sprak mij aan, daarmee.
Ja, maar, ik spreek zoveel mensen aan, maar die beginnen niet uit zichzelf te praten.
Krijg ik dan nu het woord?
Ja, u krijgt het woord, u had al gedaan moeten hebben.
Oké, goed. Ik stel niets in vraag, mijnheer Anaf. Ik stel gewoon de feiten voor zoals ze vandaag zijn. U moet ze kunnen betalen, natuurlijk. De cijfers tonen aan dat niet alle plaatsen bezet zijn, dus eigenlijk zijn er plaatsen te veel omdat men in bepaalde kinderdagverblijven ... (Rumoer)
Jaja, die zijn er te veel. Ik geef u een voorbeeld. In Lanaken zijn er – luister goed – 355 opvangplaatsen. In 2021 zijn daar maar 252 kindjes geboren. Eigenlijk zijn er te veel plaatsen. Hoe komt u aan die cijfers? Ik vraag die op, u blijkbaar ook, maar ik vind geen ...
Collega Anaf, hoe komt u aan die cijfers?
Begrijpend luisteren is misschien wel belangrijk, want ik heb net in mijn tussenkomst gezegd dat je mij nooit gaat horen zeggen dat je van vandaag op morgen naar één op vijf moet gaan. Dat is wat ik zei.
Maar ik heb wel heel goed begrepen dat het Vlaams Belang hier nu niet alleen gezegd heeft dat de kind-begeleiderratio niet te hoog is in Vlaanderen, maar tegelijk ook heeft gezegd dat er te veel opvangplaatsen zijn in de kinderopvang, in Vlaanderen! Op welke planeet leven jullie eigenlijk, Vlaams Belang? Ongelooflijk! (Applaus bij Vooruit en Groen)
Ongelooflijk. Waar zijn we nu maanden over bezig geweest in de commissie Welzijn? Waar zijn we maanden over bezig geweest in de onderzoekscommissie naar de veiligheid in de kinderopvang? (Opmerkingen van Ilse Malfroot)
Collega Daniëls komt eerst. En ik denk niet dat collega Anaf al uitgesproken was.
Ik ben een beetje flabbergasted, moet ik zeggen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Malfroot, en collega’s van het Vlaams Belang, ik zit hier ook met grote ogen te luisteren als u zegt dat er in Lanaken meer opvangplaatsen zijn dan er kindjes geboren zijn. Maar Lanaken is geen eiland. Als je elk eiland apart bekijkt dan kan dat misschien zo zijn, maar er zijn ouders die met hun kinderen grote afstanden rijden voor voldoende kinderopvang. We zetten er met deze Vlaamse Regering wel op in, maar ik denk niet dat iemand– buiten u en het Vlaams Belang – het gevoel heeft dat er vandaag in Vlaanderen te veel opvang is. Te veel, dat betekent dat er opvanginitiatieven zijn die plaatsen hebben openstaan waar niemand op afkomt, en ouders die vrij kunnen kiezen tussen eender welke opvang. Dat betekent dus dat men keuze heeft. Maar het is andersom. Ik val echt van mijn stoel als u dat denkt. Wij proberen maximaal, binnen de budgetten die er zijn, kwaliteit te bieden en een level playing field. Er zijn verschillende trappen te realiseren: én de verloning, én voldoende plaatsen. We geven toe dat dat ons niet overal lukt, absoluut. Maar als u hier nu komt zeggen dat er plaats over is, sorry, dan houdt het op.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Over de ratio in de kinderopvang wordt er hier nu al jaren gesproken. Er wordt al jaren geprobeerd om te ontkennen dat kinderbegeleiders met twaalf, dertien, veertien of meer kinderen alleen staan. Vanochtend nog heb ik aan mensen gevraagd wat ik moet vragen aan de Vlaamse Regering. Misschien had ik er moeten bij zeggen “en aan sommige leden van de oppositie”. Eén persoon zei dat ze ’s morgens niet meer alleen wilde staan met zestien kinderen. Zestien, collega Malfroot, probeer daar maar eens goede, kwaliteitsvolle opvang van te maken. Probeer daar maar eens kinderen veilig te houden. Probeer dat maar eens te doen.
U zegt dan ook nog dat er opvangplaatsen te veel zijn! Hebt u al eens rondgekeken? Bent u niet op de stakingen van de kinderopvang geweest? Hebt u gepraat met al die mensen die een burn-out kregen? Dat is niet omdat er overschot is bij de ratio, hoor. Dat is omdat negen al te veel is en omdat het in de praktijk vaak veel meer is. Waarom? Omdat er mensen zijn die ziek zijn, omdat dit mensen zijn die in de leeftijd zitten dat ze kinderen krijgen, omdat er rimpeldagen zijn, gelukkig maar, want kinderbegeleider is een keiharde job. Dat komt omdat die ratio een jaargemiddelde is. In de zomer is er veel meer plaats open in de kinderopvang en in de winter is er overbezetting. In griepperiodes zijn er minder kinderen. Dat wordt gecompenseerd in andere periodes. Dat is de ratio in de praktijk. Weet u welk bericht ik daarnet, na uw tussenkomst, kreeg van iemand uit de kinderopvang? “Dat ze eens een hele dag komt meewerken, in plaats van af en toe eens foto’s te maken, dan zal ze zien wat kinderopvang is”. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik wil ook nog wel eventjes verdergaan op de kindratio. Wat heel vaak wordt vergeten, is dat het gaat over de maximale kindratio. Er wordt hier telkens gedaan alsof dat een cijfer is dat moet worden ingevuld. Het decreet zegt duidelijk dat het streefcijfer lager is. En ja, collega’s, ik bevestig het nog eens: ook wij vinden dat die kindratio naar beneden moet. Collega Anaf, u zegt wel altijd dat u beseft dat het niet van het ene moment op het andere kan, maar tegelijk spreekt u hier wel alsof er ondertussen niets gebeurt, terwijl er heel wat noodzakelijke stappen zijn om die kindratio nadien te kunnen verlagen.
Noodzakelijke stappen, zoals voorzien in voldoende plekken om ouders niet in de problemen te brengen die een plaats kwijtspelen als een kinderopvanginitiatief opeens minder kinderen kan opvangen, omdat de ratio verlaagt. Randvoorwaarden als een leefbare opvang, zodat kinderopvanginitiatieven meer subsidies krijgen en ook met minder kinderen een leefbare voorziening kunnen zijn. Anders krijg je sluitingen, met als gevolg minder plekken. Dat zijn randvoorwaarden die eerst voldaan moeten worden en waaraan gewerkt wordt, zowel op het vlak van extra plaatsen als op het vlak van bijkomende subsidies, in de verschillende trappen. We hebben er daarnet al naar verwezen: daar is 92 miljoen euro voor voorzien volgend jaar.
Ondertussen gebeurt die benchmarking en dat wetenschappelijk onderzoek. U zegt dat het niet nodig is, maar in de onderzoekscommissie hebben we samen de aanbeveling gedaan dat er ook gekeken moet worden naar leeftijdsdifferentiatie: wat is de beste ratio voor welke leeftijd en hoe maken we die combinaties waar? Er is toch een duidelijk verschil tussen kinderen opvangen van 5 à 6 maanden oud en kinderen die een paar maanden later al naar de kleuterschool gaan.
Ik denk dus dat dat elementaire randvoorwaarden zijn. En er wordt aan gewerkt, om uiteindelijk te komen tot een verlaging van de kindratio.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, ik vind het wel stuitend dat hier gezegd wordt dat …
Mag ik de mensen op de publiekstribune vragen om te blijven zitten, alstublieft?
De mensen op de publiekstribune zitten hier net om aandacht te vragen voor die kinderopvang. Al vier weken op rij zitten die mensen hier, met kinderen, om aandacht te vragen voor de kinderopvang.
Mevrouw Schryvers, u zegt doodleuk dat die ratio maar een maximum is. Wel, dan moet u eens op het terrein komen. Ten eerste is het voor veel initiatieven onhaalbaar om zelf een lagere ratio te financieren. Bovendien zitten zij vandaag ook in een koopkrachtcrisis en hebben ze problemen om alle facturen te betalen. Ten tweede heeft deze Vlaamse Regering in 2014 de ratio verhoogd. Het aantal kinderen per kinderbegeleider werd verhoogd. Al sinds 2014 zeggen experten en het werkveld dat dat onhoudbaar is. Vandaag zeggen jullie doodleuk: “We moeten er nog eens goed over nadenken, we moeten nog een onderzoek doen, we moeten nog eens een benchmark doen, we gaan het nog eens bekijken. Wij vinden één op acht ook veel, maar we gaan er nu geen geld voor vrijmaken.” Ik vind dat stuitend.
We kunnen inderdaad niet van vandaag op morgen zorgen voor een lagere kindratio, maar wat jullie wel kunnen en moeten doen, vandaag, om de sector te redden, is zorgen voor financiering, voor extra kinderbegeleiders, voor een lagere kindnorm, zodat initiatieven die het kunnen, wél naar een lagere kindratio kunnen gaan. Iedereen weet namelijk dat dat moet gebeuren in de kinderopvang, dus er is geen tijd te verliezen: binnen deze begroting moet er budget komen voor een lagere kindnorm. (Applaus van Kim De Witte)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
U zegt het nu zelf: er zijn eerst bijkomende middelen nodig voor een betere subsidiëring van de sector en voor een gelijkschakeling van de verschillende trappen, vooraleer die stap gezet kan worden. En die middelen zijn voorzien in de begroting. (Applaus bij cd&v en de N-VA)
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Ik wilde even zeggen dat mijn woorden hier volledig uit de context worden getrokken. Ik heb gezegd dat sommige zaken een momentopname zijn, en dat we dat moeten erkennen. Daarmee wil ik zeker niet zeggen dat de kinderopvang niet in de problemen zit, want als er één partij is die hier in het Vlaams Parlement al heeft gestreefd naar meer investeringen in de kinderopvang, dan zijn wij het wel, zeker en vast. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mag ik even, mevrouw Malfroot?
Mag ik nog iets zeggen?
U krijgt direct het woord terug.
De mensen in de publiekstribune worden verondersteld om, één, te gaan zitten en, twee, niet te applaudisseren of zich positief of negatief over iets uit te laten.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Ik wilde even herinneren aan de woorden tijdens de hoorzittingen. U herinnert zich wel nog dat er een reeks hoorzittingen is gevraagd, onder andere door mevrouw Groothedde. We hebben die vorig jaar gehad. Ik wilde even de woorden van UnieKOsignaal herhalen. Ik weet niet of u zich dat nog herinnert, maar op dat ogenblik werd gezegd dat er heel veel kinderopvangplaatsen openstonden. Vandaar dat ik die vraag gesteld heb aan de heer Anaf. Dat werd ook bevestigd door UnieKOsignaal: er staan kinderopvangplaatsen open. Het kan ook zijn dat er minder personeel is – daar spreek ik me niet over uit –, maar ik zeg gewoon dat niet elke plaats effectief bezet is.
Dat uit zich ook in de cijfers, en vandaar dat ik hier die vragen durf te stellen, dat ik kritisch durf te zijn. Maar u trekt bepaalde dingen uit de context, en de bezettingscijfers spreken nu eenmaal tegen wat jullie daarnet zeiden, vandaar mijn vragen. Vanwaar die berekeningen? Hoe hebben jullie die berekening gemaakt? Puur cijfers, ik blijf gewoon bij de cijfers. Dank u wel.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, we hebben dit debat al een aantal keren gehad. Maar als het verlagen van de ratio, collega Vandecasteele, vandaag in een decreet geschreven wordt, zodat het maximum een op zeven of een op zes wordt, dan vergroot u het probleem van de ouders. U vergroot het, want u kunt dat enkel doen in de veronderstelling dat er bij VDAB een massa kinderbegeleiders zijn die geen werk hebben. Maar dat is niet het geval. En dus is wat collega Schryvers zegt, inderdaad juist, net als wat collega Crevits en deze Vlaamse Regering doen.
Eerst moeten we zorgen voor die leefbaarheid van de sector, die trappen, die investeringen, die 2A. Dat is stap een! Want als u morgen doet wat u zegt, en overmorgen gaat de zorginspectie in een opvang, dan gaat die dicht. Want als je vandaag een op negen hebt, en morgen zegt u in een decreet een op zeven, en de verzorgers zijn er niet, dan gaat die dicht, en zit die tribune nog voller. Maar ik denk dat dat is wat u eigenlijk wilt. (Applaus bij de meerderheid en van minister Matthias Diependaele)
De heer Anaf heeft het woord.
Ik ben het gewoon echt totaal oneens met u, collega Daniëls, en ook met collega Schryvers. Want wat jullie telkens opnieuw vergeten in dit debat, is dat er momenteel onthaalouders aan het afhaken zijn, kinderbegeleiders aan het afhaken zijn, kinderopvanginitiatieven aan het sluiten zijn, net omdat die werkdruk zo hoog is.
Je moet uiteraard ook die randvoorwaarden in orde brengen, uiteraard. Maar als je daarnaast niet ook die werkdruk aanpakt, dan wordt het probleem alleen maar erger. Want die extra sluitingen waar u naar verwijst, zijn momenteel aan het gebeuren. Er zijn er momenteel aan het dichtgaan, net omdat die werkdruk zo hoog is, en omdat mensen het niet meer zien zitten in de sector. Dus je moet beide aanpakken.
Je kunt echt niet zeggen dat je eerst die randvoorwaarden moet hebben, want dan zijn er nog minder mensen die in de sector willen komen werken. Dat is een valse tegenstelling die jullie creëren, en laat ons eerlijk zijn: ik weet heel goed wat in het verslag van onze onderzoekscommissie stond, want ik heb heel erg op dat luik gedrukt om die kind-begeleiderratio erin te krijgen. We vonden het belangrijk om aan tafel te blijven zitten, en ook daar iets rond in het rapport te hebben.
Daar staat niet bij dat er gewacht moet worden op die benchmark om al stappen te zetten. Dat staat daar niet. We zijn ondertussen al een half jaar na het rapport. Oké, we moeten een benchmark maken en kijken naar de landen rondom ons. Maar er staat ook wel bij dat de kind-begeleiderratio momenteel veel te hoog is in Vlaanderen. Niets zegt dat je niet al een eerste stap kunt zetten. Je zult mij nooit horen zeggen dat je meteen naar een op vijf kunt gaan, want die financiële middelen zijn een heel grote investering.
Maar je kunt er wel – en dat is ook wat de sector nu al maanden vraagt – nu al een start voor maken, en ervoor zorgen dat die alvast met één naar beneden gaat. En dat is totaal afwezig in deze begroting. En dat vind ik echt onbegrijpelijk. Dan luister je niet naar wat er in de sector aan het gebeuren is, wat er in de realiteit op de werkvloer in de kinderopvang aan het gebeuren is.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Wat u doet, mijnheer Daniëls, is uw kop in het zand steken vandaag. Dat is uw kop in het zand steken. U luistert niet naar wat de problemen vandaag zijn. En zo blijven aanmodderen, en onderzoeken afwachten, en benchmarks afwachten, vooraleer u budget voorziet om de kindnorm te verlagen, daarvan zullen de problemen alleen maar vergroten.
Vandaag loopt de sector leeg. Het is bandwerk. Dat is niet aantrekkelijk. Mensen kunnen niet voor de kinderen zorgen zoals ze dat zouden willen, en verlaten de sector. Ouders moeten vandaag thuisblijven omdat er geen plaats in de kinderopvang is. De kinderopvanguren worden aangepast. Dat is de situatie vandaag.
Dat kun je geen jaar meer uitstellen. Je moet vandaag ingrijpen. En als je niet zorgt voor een verlaging van de kindnorm, en betere arbeidsvoorwaarden, dan zullen we volgend jaar nog in een diepere shit zitten.
Oh, let op uw woorden, want er zijn kinderen in de zaal.
Andere landen, mijnheer Daniëls, geven twee tot vier keer zoveel uit aan kinderopvang als Vlaanderen. Er is een marshallplan nodig, en dat vragen de sector en de ouders en de kinderbegeleiders. Maar dat doet deze Vlaamse Regering niet. Dat is slechts een druppel op een hete plaat, en daarmee zullen we nooit uit deze crisis geraken.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
In de tussenkomsten die zeggen dat er geen kinderbegeleiders zijn, behandelt u die mensen in de kinderopvang eigenlijk als schaakpionnen. Dat zijn niet mensen die je zomaar ergens inzet, dat zijn mensen die werkbaar werk willen. Zij willen zich kunnen ontplooien, zij willen hun werk goed uitvoeren. En daarom zijn ze er niet.
Maar in se, zijn er mensen die in de kinderopvang willen werken? Mensenlief, er zijn er duizenden. Ze zien gewoon dat het op dit moment niet doenbaar is. Ze kunnen, willen en durven er niet meer werken. De werkvloer stroomt leeg, de opleiding stroomt leeg en u laat het gebeuren. En als u nu die loodzware norm niet verlaagt, dan zult u binnen een jaar een nog veel groter debacle aantreffen. U kunt er gewoon niet omheen, of dat nu strookt met uw ideologische overtuigingen of niet, de feiten liggen er.
En daarom dienen wij vandaag trouwens ook een amendement op de begroting in, om vanaf nu te beginnen met de implementatie van het verlagen van de norm met één kind per begeleider. Zo geef je tenminste een sprankje hoop en kunnen mensen beginnen uit te kijken naar beter. Want als men moet wachten op dat toekomstplan en op die benchmark, dan is het tegen de verkiezingen dat er een goed plan ligt. En wie zal het dán uitvoeren? En hoeveel zal het dán kosten? Dan kan uw volgende regering, in de volgende legislatuur, nog eens zeggen: “Kijk eens hoeveel we hebben geïnvesteerd” en het zal niets meer helpen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Op dit moment staan er negenhonderd vacatures open in de kinderopvang. De wachtlijst is dus zeer lang. En er is inderdaad nood aan helpende handen. En ja, we moeten zorgen voor extra personeel, maar we merken dat dat op korte termijn zeer moeilijk zal zijn. Daarom lijkt het mij toch wel belangrijk om eens na te gaan of we op korte termijn geen andere profielen kunnen inschakelen. Ik denk daarbij aan logistiek medewerkers. We hebben dat ook gedaan in de woonzorgcentra, omdat we zien dat er ook daar een tekort aan zorgkundigen en verpleegkundigen is. Dat wil niet zeggen dat we de ratio daarrond niet moeten verlagen. Maar op korte termijn kan dat wel een instrument zijn om de kinderbegeleiders van vandaag te ontlasten, om hun werkdruk te verlagen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Groothedde, als u dat amendement indient om met één kind te verlagen en het wordt goedgekeurd, dan wil dat zeggen dat, zodra het in het Staatsblad staat, er in Vlaanderen honderden tot wel duizenden opvangplaatsen voor kinderen zullen worden geschrapt. Want, zoals collega Saeys terecht zegt, zijn ze er niet. Dus weet goed dat, als dat in een decreet staat, het een erkenningsvoorwaarde is. Als Zorginspectie langskomt, wil dat zeggen dat, als het opvanginitiatief niet voldoet, het moet sluiten. Wat u zegt, is dat elk opvanginitiatief brieven zal moeten sturen naar de ouders: “Vanwege een amendement van Celia Groothedde van de partij Groen op de begroting moeten wij u teleurstellen en is er in onze opvang geen plaats meer voor uw kind, want we hebben die mensen niet.” Dat is wat u doet, ik heb dat hier heel goed genoteerd.
Ten tweede is er het verhaal van het opnieuw aantrekken van mensen naar de sector. Ik ben het daarmee eens. Ik heb lesgegeven aan de kinderverzorgsters en ook ik – u was dus niet de enige – heb recent meegedraaid, zowel bij onthaalouders als in een groepsopvang. En wat heb ik vastgesteld? Er zijn inderdaad ook problemen rond de administratie, dingen die men moet bijhouden. Er zijn vragen rond MeMoQ. Sommige onthaalouders zeggen dat ze daar niets mee zijn. Er zijn vragen rond de ondersteuning door Mentes.
Maar collega’s, dat staat ook in de 75 aanbevelingen die de onderzoekscommissie heeft gedaan. Dat is natuurlijk wel iets dat u met Groen niet hebt gesteund, dat geef ik nog even mee. Collega Anaf, u hebt dat wel gedaan. In verband met de ratio hebben we een benchmark ingeschreven. Die willen we dus wel doen. Ik hoop dat u daar fair in blijft en dat we die benchmark ook doen.
Ik zal mijzelf herhalen en blijf wijzen op het level playing field tussen die verschillende trappen 0, 1 en 2 zodat het financieel haalbaar blijft en het statuut sui generis voor onze mensen die onthaalouder zijn. En last but not least moeten we onze zelfstandige kinderopvang overeind houden. Dat zijn de zaken die we nu doen.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik zou nog heel kort op collega Daniëls willen ingaan, en dan ga ik verder met mijn andere punten.
Ik wil gewoon uw woorden eens omdraaien. U zegt dat, als u vandaag een amendement indient om die kind-begeleiderratio naar beneden te halen … Wel, als u vandaag géén amendement indient om die kind-begeleiderratio naar beneden te doen en u investeert nog altijd niet in het naar beneden brengen van die werkdruk in de kinderopvang, dan kan er over vijf jaar ook gezegd worden: door het gebrek aan investeringen van deze meerderheid van N-VA, cd&v en Open Vld hebt u geen plek meer in de kinderopvang. Want dan zullen er alleen nog maar meer mensen de kinderopvangsector verlaten. Dus kom daar niet mee af, want u bent compleet het tegenovergestelde aan het doen in uw beleid. (Applaus bij Vooruit en van Lise Vandecasteele)
Collega Daniëls heeft het woord.
U zegt: “Ik draai uw argument om.” Maar dat is het hem net, je moet dat niet omdraaien. Het argument is wat het is. En die 115 miljoen euro die we extra recurrent erin steken, die is er wel net vanwege die financiële leefbaarheid. Want dat is punt één. We kunnen het blijven herhalen maar als je het niet wilt horen, dan is dat jammer. En ja, die ratio is die benchmark.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Maar ik wilde vooral nog eens een vraag stellen over wat jullie nu concreet van plan zijn om de job aantrekkelijker te maken. Want u zegt dat, mijnheer Daniëls, maar daar gaat het inderdaad over. Want dat is nodig als we mensen willen overtuigen om in de job te stappen, en mensen ook willen overtuigen om in de job te blijven. Want ik heb onlangs de cijfers eens gevraagd. 600 kinderbegeleiders zijn vorig schooljaar alleen al overgestapt naar het kleuteronderwijs. Waarom is dat, denkt u? Omdat ze daar beter betaald worden, omdat ze daar gemakkelijkere uren hebben die ze beter kunnen combineren met hun gezin, en omdat er ook meer vakantie aan vasthangt.
Ik zeg het, en de kinderbegeleidster bij mij in de crèche was net hetzelfde aan het zeggen, en ik hield mijn hart al vast. Ze zei dat ze aan het uitkijken was, “want voor mij is dat met mijn dochter eigenlijk niet te combineren. Dus zodra ik de kans zie ben ik weg, en stap ik over naar het kleuteronderwijs.” Met als gevolg dat we ook nog eens in het kleuteronderwijs met het probleem zitten dat er vandaag klassen zijn waar …
Oké, maar dat is een ander debat.
U begint ineens over het lager onderwijs.
Nee, maar ik ga mijn punt maken. Ik wilde zeggen dat we daar met een probleem zitten van de kleuterbegeleidsters. Het gaat toch over kinderbegeleidsters die voor de klas staan?
Oké, maak uw punt.
Maar we zitten in een verschrikkelijke vicieuze cirkel. Sorry, mevrouw Homans, maar ik vind dit een heel relevant punt in deze discussie. Mijn vraag is hoe we ervoor gaan zorgen dat we de kinderbegeleiders in de crèches houden. En voor mij is het heel duidelijk: die moeten beter betaald worden. Dus wat zijn jullie van plan? Het is vooral een vraag.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Collega Daniëls, denkt u dat het op dit moment dan wel werkbaar is? In de zomermaanden gecombineerd, dus de zomermaanden, op het moment dat er heel veel kinderen niet zijn, dat heel veel ouders afwezig zijn, gecombineerd met het begin van het jaar, was er gemiddeld per opvang per maand al 144 uur geschrapt. Dus wat denkt u nu? Dat als die kindnorm verlaagd wordt, dat dat het probleem gaat zijn? Heel de sector schreeuwt ernaar, al jaren. U had het kunnen invoeren toen wij dat voor het eerst vroegen. Dat was in 2013. U had het ook kunnen invoeren drie jaar geleden, toen ik u waarschuwde dat de crisis uit zijn voegen ging barsten. Maar toen was ik de sector zogezegd aan het laten panikeren. Wel, nu ziet u welke realiteit u hebt gerealiseerd. En dan kunt u misschien bij elk probleem en elk knelpunt dat er op dit moment is in de sector, eronder schrijven dat het door Koen Daniëls van de N-VA mee is veroorzaakt.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Als we de druk willen verlagen, en we willen zorgen dat de mensen gewaardeerd worden en dat de ouders gewaardeerd worden, dat iedereen gewaardeerd wordt, dan moeten we vooral die financiële leefbaarheid op punt krijgen, zorgen dat iedereen evenveel krijgt, zodanig dat ook het personeel niet meer zal uitstromen omdat ze in opvang X minder verdienen dan in opvang Y. Dat is waar we aan moeten werken, want dat is ook wat de sector vraagt. Die vragen ook extra kinduren. Die willen vrije uren om bijvoorbeeld hun procedures op orde te kunnen zetten, om alles administratief in orde te kunnen maken. En dat vraagt nu eenmaal meer investeringen. En als we meer gaan investeren, dan lost ook die ratio zich vanzelf op.
Als de druk op dat personeel verlaagt, dan kunnen we dat probleem oplossen. Mensen die minder krijgen, kunnen dan extra investeren in personeel, en zo wordt dat in evenwicht gebracht. Dus zorg dat die financiële leefbaarheid voor iedereen gelijk is, en dat probleem lost zich op.
De heer Daniëls heeft het woord.
Als u mij vraagt hoe we de job aantrekkelijker moeten maken en ervoor moeten zorgen dat mensen meer verdienen, dan gaat dat over netto meer verdienen – niet bruto, maar netto. Netto wil zeggen wat er op de rekening staat, waar je iets mee kunt doen. Want dat is de reden waarom mensen inderdaad ten eerste verschuiven van trap 0 naar trap 2. Dat is omdat ze zeggen: “Daar verdien ik meer, in de kinderopvang.” Dat is de realiteit vandaag. Iemand die een zelfstandige opvang heeft, ziet zijn personeel vertrekken. Ddus: netto meer overhouden. Dat is iets wat aan de overkant van de straat kan gebeuren. Ik zou zeggen: doe uw ding daar.
Ten tweede, wat doen we hier? De jobbonus. De jobbonus zorgt, ook voor de mensen in de kinderopvang met de lagere lonen, dat ze netto meer overhouden.
Ten derde is er ook het groeipakket. Als je kijkt naar de lonen die ze verdienen, zullen ze ook in het groeipakket meer overhouden. Dat zijn de zaken die we doen.
Ik hoor collega Malfroot zeggen dat we moeten investeren in de kinderopvang. Wel, dat doen we. Die 150 miljoen euro, is een investering van 100 miljoen euro recurrent extra. Het gebeurt dus, collega’s.
Mevrouw Groothedde, u hebt het niet mee ondertekend, u hebt zelfs de tafel verlaten – en ik dank nogmaals alle andere partijen, die wel aan tafel zijn blijven zitten –, maar we hebben 75 concrete aanbevelingen gemaakt met de onderzoekscommissie, en die voeren we nu uit. Dat is ook een belangrijke stap. En volgende week dinsdag behandelen we in de commissie Welzijn de opvolging van dit rapport. Ik stel voor dat we daar het debat in de diepte verderzetten. (Applaus bij de N-VA)
De heer Anaf heeft het woord.
Collega Daniëls, ik denk dat we het zo dadelijk nog wel over kinderopvang zullen hebben. Want de sprekers die volgen zullen het er ongetwijfeld ook over hebben.
Ik wou nog één bijkomend punt maken, omdat het belangrijk is en nog niet veel aan bod is gekomen in de bespreking. Dat gaat over de werkingsmiddelen in de welzijnssector. Want, collega’s, maak u geen illusies. Je kunt niet hetzelfde blijven doen als er tien jaar lang geen indexering meer is geweest van de werkingsmiddelen. Je moet dat thuis eens proberen. De 100 euro die er tien jaar geleden nodig was om iets te betalen, daar heb je ondertussen 125 euro voor nodig. En wat hebben ze nog? 90 à 95 euro, want er is ondertussen ook nog een besparing geweest. Dat gaat over een derde van het budget minder om dezelfde kwaliteit te kunnen bieden.
Alle voorzieningen zeggen hetzelfde, namelijk dat het niet meer gaat. Zij kunnen niet meer dezelfde zorg garanderen, laat staan dezelfde levenskwaliteit van hun gasten. Dat vind ik verschrikkelijk. De sector wordt uitgeperst als een citroen. De mensen zien het water echt aan de lippen staan. Waar ik nog het meeste kwaad van word, is dat de mensen die in de sector verantwoordelijk zijn voor welzijnsvoorzieningen en die twijfelen of ze nog een ‘elvendertigste’ pannenkoekenslag zouden organiseren om het toch te kunnen betalen, van deze regering moeten horen dat welzijn de sector is van ‘nooit genoeg’. Alsof die mensen zomaar extra geld vragen. Het enige waar die mensen mee bezig zijn, dag in dag uit, is om te proberen goede zorg te leveren aan mensen die dat echt nodig hebben. We moeten ervoor zorgen dat iedereen die zorg echt kan krijgen. En ze zien gewoon dat dat op dit moment in Vlaanderen niet meer lukt door de niet-indexering. Ik maak me daar bijzonder veel zorgen over. Ik vrees dat we in het welzijnsbeleid eigenlijk achteruit aan het gaan zijn. Na tien jaar rechtse regering, na bijna twintig jaar cd&v op Welzijn, is er een grote puinhoop achtergebleven. (Lise Vandecasteele staat recht op de publiekstribune.)
Mevrouw Vandecasteele, wilt u plaatsnemen op de publiekstribune?
Ik maak mij daar echt zorgen over omdat het iets is dat we niet zomaar opgelost gaan krijgen. Dit gaat jaren kosten om een oplossing te voorzien in de welzijnssector. Ik ben daar bijzonder somber over. Het moet dringend anders. Het moet dringend weer vooruit gaan met het welzijn in Vlaanderen. (Applaus bij Vooruit en van Johan Danen)
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Voorzitter, beste ministers, collega’s, we staan voor het voorlaatste begrotingsjaar van onze bestuursperiode. Het gaat over een bestuursperiode die verschillende crisissen heeft ondergaan. We denken bijvoorbeeld aan de coronacrisis, die zorgde voor een moeilijk evenwicht tussen welzijn en gezondheid. Dat kwam daar naar boven.
In de commissiebespreking hoorden we vaak dat het te weinig was, dat er meer moest gebeuren, dat er kapot bespaard werd binnen Welzijn en dat de Vlaamse overheid niet genoeg deed om tegemoet te komen aan alle noden. Ik ben het daarmee oneens. Want we zien toch wel – het is hier al vaak gezegd – dat het budget stijgt met 3,5 miljard euro extra en recurrent.
Mevrouw Vandecasteele, wilt u gaan zitten, alstublieft?
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Los van het feit dat het moeilijk is om te volgen door het lawaai, is het gek dat de PVDA propaganda voert in de publiekstribune, terwijl ze hier vooraan niet het woord komen voeren. (Applaus bij de meerderheid)
De heer De Witte heeft het woord.
Collega Vande Reyde, gaan babbelen met burgers die zeer bezorgd zijn over een probleem … (Opmerkingen bij de meerderheid)
Maar dat debat gaan we hier nu niet voeren. Als u wilt, zullen we dat op een ander moment voeren, maar niet nu. Ik vraag gewoon aan uw collega om plaats te nemen en te gaan zitten, zoals het reglement het voorschrijft.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik probeer zo duidelijk mogelijk te praten. Achteraan is het vaak moeilijk. Ik wil nogmaals herhalen dat we 3,5 miljard euro extra hebben voorzien in deze legislatuur. Het totale budget voor het beleidsdomein Welzijn stijgt in 2023 zelfs tot 23 miljard euro. Maar we zullen niet ontkennen dat er op dit domein nog noden zijn. We hadden het hier al over de arbeidskrapte. Die is er ook in onze sector. In het VIA 6-akkoord (Vlaams Intersectoraal Akkoord) komen we aan deze problematiek wel deels tegemoet. De Vlaamse Regering zet ook goed in op de zijinstroom en op het aantrekkelijker maken van onze zorgopleidingen.
Daarnaast – het is hier ook al aangehaald, zoals alle punten al zijn aangehaald – zijn er de hoge energieprijzen. Minister, u bracht vorige week nog het goede nieuws dat u 70 miljoen euro heeft voorzien om ook onze sector te ondersteunen bij die stijgende facturen – waarvoor dank.
Het ging hier al de hele voor- en namiddag over de crisisopvang. De 75 aanbevelingen zijn ook al aan bod gekomen. Minister, we zien dat u die ook vastpakt. We zien dat er 100 miljoen euro extra wordt geïnvesteerd in de sector. Sommigen noemen dat maar een zoethoudertje, maar het is toch niet niets, dat het budget zomaar in een keer wordt verhoogd met 100 miljoen euro. Met dat budget versterken we de subsidies en de lonen en maken we de job aantrekkelijker. Er wordt ook gewerkt aan de benchmark waarmee we kunnen toewerken naar de verlaging van de kind-begeleiderratio. Ten slotte wordt er ook voorzien in de personeelsversterking bij zowel het agentschap Opgroeien als bij Zorginspectie. Ook daar is er een versterking van meer dan 100 mensen.
Vanaf 2023 zal het basisbedrag van het groeipakket met 2 procent worden geïndexeerd. Voor ons is het belangrijk dat de aandacht daar vooral gaat naar de meest kwetsbaren.
De coronamaatregelen hebben ook een invloed op het mentaal welzijn. We zien dat vooral bij onze jongeren. Daar neemt dat nog steeds zorgwekkende proporties aan. We vinden het dan ook positief dat de regering wil investeren in de versterking van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s). We kijken dan ook met veel aandacht naar de laagdrempelige initiatieven die worden genomen. We denken dan bijvoorbeeld aan de OverKop-huizen en aan het jongerenaanbod van het CAW (JAC). Het is zeer goed dat daar de nodige aandacht aan wordt gegeven.
Helaas hebben ook steeds meer jongeren nood aan zorg in de integrale jeugdhulp. Deze slibt stilletjes aan verder dicht. We hopen dat er met het opstarten van het veilig verblijf in maart 2023 meer verlichting komt. We dringen er dan ook op aan, minister, dat u erop toeziet dat dit niet opnieuw vertraging zal oplopen.
Een thema dat mij zeer na aan het hart ligt is dat van de personen met een beperking. We zien dat hier perspectief wordt geboden aan de groep met de dringendste zorg- en ondersteuningsnoden. Dat heeft geleid tot een daling van de wachtlijst en een groter aantal budgethouders. Het zou echter niet correct zijn om te stellen dat we er al zijn. Dat is natuurlijk niet zo. We zien nu het pilootproject bij de tweede doelgroep, de prioriteitengroep en de deelbudgetten. Daar zal een evaluatie zeer belangrijk zijn, en een duidelijke en transparante communicatie, zodat die mensen goed kunnen kiezen welke ondersteuning de beste is.
Ook de derde prioriteitengroep mogen we niet uit het oog verliezen. We hebben heel veel geld geïnvesteerd in de VAPH-sector (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap). Minister, u zei het al: 3,5 miljard euro. Dat moeten we toch even onderstrepen.
En ten slotte hebben we de residentiële ouderenzorg. Ook daar zorgt de Vlaamse Regering voor ondersteuning om er opnieuw bovenop te geraken. Er is ook daar een serieuze groei.
De rechtzetting in financiering van zorgzwaarte wil ik nogmaals benoemen als een historisch punt. Daarbij zullen ook personen met een zorgbudget voor ouderen erop vooruitgaan, aangezien enkel het inkomen zal worden meegenomen in de berekening.
Vlaanderen zet zich na corona opnieuw op koers, niet alleen naar een begroting in evenwicht, maar ook naar het daadwerkelijk aanpakken van de diverse werven uit het regeerakkoord. Het is een begroting die aandacht heeft voor de huidige maatschappelijke problemen, maar ook robuust genoeg is om de uitdagingen van de toekomst te kunnen opvangen. (Applaus bij de N-VA en cd&v)
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Collega Vande Reyde, u zult blij zijn dat ik hier op tijd sta om het woord te nemen. Ik zou trouwens iedereen aanraden om in gesprek te gaan met mensen die aan de alarmbel trekken over dingen die fout lopen op de vloer. Ik zou het iedereen, iedereen aanraden. (Opmerkingen bij de meerderheid)
Minister, u bent verantwoordelijk voor misschien wel het mooiste domein waarvoor de Vlaamse Regering bevoegd is: voor het helpen van kinderen bij hun eerste stappen in deze wereld, voor het ondersteunen van gezinnen die het moeilijk hebben, voor de zorg voor mensen met een beperking, voor een liefdevolle omkadering voor mensen in hun laatste levensjaren.
Zelf heb ik jaren geleden ook gekozen voor de zorg. Ik werk nog steeds als huisarts en wil ook in dit Vlaams Parlement als volksvertegenwoordiger mij voor zorg en welzijn inzetten. Dan betreur ik heel erg de taal die deze Vlaamse Regering spreekt over mensen die zorg en hulp nodig hebben. Dan heb ik het vandaag vooral over u, minister Demir. Minister, mensen die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld slapen vandaag in de vrieskou op straat. (Opmerkingen van Kris Van Dijck)
Gelukkig zijn er buurtbewoners die zorgen voor warmte en voor eten. Maar wat zegt u in Knack? U zegt letterlijk: “Het is misschien een rare vergelijking maar we kunnen hier ook geen miljoenen varkens houden.” Woorden doen ertoe, minister. Woorden doen ertoe. Vluchtelingen opvangen is wel iets heel anders dan varkens kweken. Het is werkelijk een ontmenselijkende vergelijking. Het is mensen tegen elkaar opzetten. Ik vind het choquerend hoe hier de Vlaams-nationalisten telkens de taal van het Vlaams Belang overnemen.
Minister Demir heeft het woord.
Ik ben blij dat u het hierover hebt, mevrouw. Ik heb daar ook onmiddellijk op gereageerd, want ik vind het jammer dat zaken uit hun context getrokken worden. Ik zal asielzoekers nooit met varkens vergelijken. Ik heb dat ook via Twitter onmiddellijk meegedeeld.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Er staat letterlijk dat u zelf spreekt over een rare vergelijking, maar ik hoop dat u die vergelijking niet gaat maken en dat die taal stopt, want woorden doen ertoe.
Goed, ik wil vandaag mee aan de alarmbel trekken over de zorg. Ik hoor van overal in de zorg enorm veel alarmkreten. Ik hoor dat het onmogelijk is om met zijn tweeën voor achttien of zelfs meer kinderen te zorgen. Ik hoor dat leerkrachten zien dat kinderen steeds vaker met een lege of een slecht gevulde brooddoos naar school gaan, over hoe mensen met een beperking op de wachtlijst staan en een beroep moeten doen op overbelaste mantelzorgers, over hoe mensen het beu zijn om elke dag te moeten crossen en dan nog het gevoel hebben dat ze de ouderen in de kou laten staan.
Minister Crevits, die mensen hebben echt geen boodschap aan het wekelijks herhalen van de historische investeringen die deze Vlaamse Regering maakt. Vlaanderen heeft al veertig jaar bevoegdheden in zorg en welzijn. Ik zie vandaag een slagveld. Vandaag is het dramatisch. In plaats van het mooiste domein om te werken, is de zorg een plaats geworden van overal tekorten. Nog nooit zijn er zoveel kinderopvanginitiatieven gesloten, ook door personeelstekorten. Nog nooit zijn zoveel afdelingen van woonzorgcentra gesloten door personeelstekorten. Nog nooit waren er zoveel openstaande vacatures in de zorg. Nog nooit heeft zoveel zorgpersoneel de sector verlaten omdat het werken er gewoon onhoudbaar is. Bovendien stonden nog nooit zoveel woonzorgcentra op de zwarte lijst van Zorginspectie.
En ik wil hier eerst nog ingaan op de kinderopvang. Vanmorgen was er opnieuw luid applaus voor de grote investeringen die deze Vlaamse Regering doet in de kinderopvang. Luid applaus weliswaar van deze banken. Maar u krijgt geen applaus van de mensen die hier vandaag naartoe komen om aandacht te vragen voor de kinderopvang. U krijgt geen applaus van de kinderbegeleiders, u krijgt geen applaus van de verantwoordelijken in de kinderopvang die elke dag bang zijn dat ze niet voldoende personeel gaan vinden, dat ze geen vacatures ingevuld kunnen krijgen.
De kinderbegeleidster van mijn dochter belandde in een burn-out en ze zei me dat ze haar werk echt doodgraag doet, dat het een prachtige job is die ze echt wil doen, maar dat ze die door die veel te hoge werkdruk onmogelijk kan uitvoeren zoals ze dat wil. Ze zei me dat kleine kinderen verzorgen geen bandwerk is en dat ze zich na het verschonen en in haar eentje aankleden van zestien peuters na hun middagdutje, een robot voelde, en dat wou ze niet. Als we die loon- en arbeidsvoorwaarden niet gaan veranderen, mijnheer Daniëls, gaan we ook geen vacatures kunnen invullen. Het zou u sieren, mocht u, in plaats van in uw eigen gelijk te blijven hangen, luisteren naar de sector die duidelijk vraagt om extra investeringen en om een hogere kind-begeleiderratio. Als we daar niet toe gaan komen, mijnheer Daniëls, gaan we de vacatures nooit ingevuld krijgen.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik wil daar toch heel kort in tussenkomen, collega Vandecasteele. Misschien eerst dit: er zijn ook volksvertegenwoordigers die, in plaats van nu tijdens de plenaire wat showtjes op te voeren, buiten de uren van het parlement heel veel tijd nemen om met mensen te spreken, en voornamelijk ook de problemen die er zijn met heel veel groepen doornemen.
Er moeten mij toch een aantal zaken van het hart. Ik ken zelf mensen die in de kinderopvang werken en kinderbegeleider zijn en ik weet ook heel goed hoe hun situatie is. Hun situatie is dat het heel gepassioneerde mensen zijn die dat met hart en ziel doen en die vandaag inderdaad vandaag onder druk staan. Maar zij kijken niet zozeer naar de Vlaamse Regering want zij weten dat die Vlaamse Regering forse budgetten heeft uitgetrokken. Zij kijken vooral naar diegenen die het bijna onmogelijk, onaantrekkelijk maken voor wie niet werkt, om de stap te zetten naar werken, naar een job in de kinderopvang. Daarom geven ze geen applaus. (Opmerkingen van Celia Groothedde en Jeremie Vaneeckhout)
Ze willen vooral dat er een economisch klimaat wordt gecreëerd waarin werken ook in de kinderopvang aantrekkelijk is, en daarom geven ze geen applaus. (Applaus bij de N-VA en van minister Matthias Diependaele)
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Werkelijk? Mijnheer Ronse, dat u dit hier nu durft uit te kramen. De mensen kijken wel naar de Vlaamse Regering. Ze vragen een lagere werkdruk. Ik werk als huisarts en ik werk graag als huisarts. Weet u hoe dat komt? Ik kan tijd nemen voor mijn patiënten, ik kan naar ze luisteren en ze geven wat ze nodig hebben. Mocht ik als huisarts elke patiënt drie minuten kunnen behandelen, zou ik geen plezier hebben in mijn job en zou ik ermee stoppen. Dat is wat er vandaag gebeurt in de kinderopvang. Als je luistert naar de mensen die protesteren, naar de mensen die vandaag werken in de kinderopvang, hoor je dat het vandaag onhoudbaar is. Ik ga het nog eens uitentreuren herhalen. De kind-begeleiderratio in Vlaanderen is de hoogste in Europa. In andere landen is er een veel lagere kind-begeleiderratio. In andere landen wordt een dubbel budget of vier keer meer budget besteed dan in Vlaanderen, en daarvoor kijken de mensen wel naar de kinderopvang.
Tot slot wil ik het nog hebben over het inkomen. Ik vind het schrijnend dat jullie vinden dat kinderbegeleiders tevreden moeten zijn met hun loon, dat dat loon naar werken is en dat ze blij moeten zijn dat zij in aanmerking gaan komen voor de jobbonus. Het brutoloon, mijnheer Daniëls, doet ertoe, bepaalt uw pensioen en betaalt uw ziekte-uitkering. Als ze kunnen kiezen tussen een job die een goed brutoloon heeft of een job waar je moet vertrouwen op de jobbonus, kiezen mensen voor een goed brutoloon. Dat is ook wat onze kinderbegeleiders verdienen en wat jullie kunnen bepalen. Jullie kunnen het loon van die kinderbegeleiders bepalen maar, neen, jullie kiezen enkel voor die jobbonus, en het zal blijken dat dat een grote fout is.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik ben, in tegenstelling tot andere collega’s, wel heel tevreden met een achtergrond van peuters en baby’s. Dat maakt dat ik mij meer dan ooit thuis voel in het halfrond.
Collega Ronse, u zou zich echt moeten schamen, zo nog een beetje de competitie opvoeren tegen mensen in armoede en mensen die misschien geen job hebben. Eén kleine herinnering: weet u wat kinderbegeleiders zijn? De slechtst betaalde beroepsgroep in ons land. Als u denkt daar nog op te moeten kapitaliseren, op die slechtst betaalde essentiële beroepsgroep in ons land, dan zou u zich echt moeten schamen. U hebt er geen weet van wat de problemen in de sector zijn.
De heer Ronse heeft het woord.
Dat is weer zo’n typisch groene tussenkomst: iedereen die het niet eens is met u, moet zich schamen, is moreel inferieur, spreekt niet met mensen en leeft in een ivoren toren. Dat is zó typisch, typisch, typisch groen! (Applaus bij de N-VA en van minister Matthias Diependaele)
Sinds u partijvoorzitter bent van Groen, bent u verveld van gewaardeerd collega Vaneeckhout naar pater Jeremie. Sorry, maar echt waar, dat gemoraliseer, ik ben dat zo beu! (Applaus bij de N-VA en van minister Matthias Diependaele)
Doe eens niet alsof wij niet onder de mensen komen. We doen niet anders dan onder de mensen komen, met mensen spreken. Als ik spreek met mensen die aan kinderbegeleiding, aan kinderopvang doen, en trouwens met alle mensen die in de gezondheidssector of in de welzijnssector werken, dan zie ik vooral mensen met een roeping, mensen met een passie, die inderdaad erg onder druk staan, bij wie er zeer veel werk is, en dat komt voornamelijk, zeggen zij mij, omdat ze veel openstaande vacatures hebben en geen collega’s vinden. Laten we vooral dááraan werken. (Applaus bij de N-VA en van minister Matthias Diependaele)
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik noteer dat collega Ronse graag eens naar de biechtkamer bij mij zou komen. Dat is geen enkel probleem.
Collega Ronse, uw tussenkomst toont ook wel dat er op geen enkele manier een inhoudelijk antwoord is gekomen op wat ik u heb gezegd, namelijk dat de slechtst betaalde essentiële beroepsgroep in ons land die van de kinderbegeleiders is. Misschien moet u met de regering, in plaats van hier collega’s verwijten te maken die de noodkreten van andere mensen in de samenleving naar voren brengen, in plaats ons verwijten te maken, meer nadenken als beleidsmaker in de meerderheid over wat uw taak is, namelijk oplossingen daarvoor zoeken, en die zijn er vandaag nog altijd niet. Dat zullen wij blijven zeggen, hoe verwijtend en hoe persoonlijk dat u ook maakt.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, ik betreur toch wel een beetje de polarisatie hierrond, zogenaamd met diegenen die de kaart van de kinderbegeleiders trekken en de anderen, die niks willen veranderen. Zo is het helemaal niet. Verdraaid, wij hebben allemaal veel appreciatie voor wat die mensen elke dag op de werkvloer doen, duizenden kinderbegeleiders die elke dag weer kinderen opvangen! Ja, die hebben een betere verloning nodig, en daar moeten we stappen voor zetten. Daar wordt ook aan gewerkt, óók al in de begroting 2023. Met de verbetering van de trap en de overstap die initiatieven zullen kunnen maken naar trappen, zullen ze immers meer middelen hebben om hun kinderbegeleiders op een betere manier te verlonen. Dat is alvast een eerste stap, en er zullen er nog komen. Er zal ook over worden gesproken in het toekomstplan dat momenteel samen met de sector en met deskundigen wordt uitgewerkt. Doe dus alstublieft allemaal niet alsof het het ene of het andere is. Neen. Kinderbegeleiders verdienen onze appreciatie, en ja, we moeten daar ook nog een aantal stappen in zetten.
Ik wil ook nog iets zeggen over wat collega Goeman daarstraks zei over de kleuterschool. Ze is er nu niet. Misschien is ze ook boven, ik weet het niet. (Opmerkingen)
Het zijn niet zozeer alleen de loonvoorwaarden die mensen naar de kleuterschool lokken. Het zijn natuurlijk ook de werkuren, die natuurlijk veel gezinsvriendelijker zijn, en veel gemakkelijker als je zelf kinderen hebt, dan al die onderbroken uren die je moet doen in de kinderopvang. Net daarom zijn er projecten zoals die van de doorgaande lijn, en moeten we in de toekomst stappen zetten om die lijn, die overgang tussen kinderopvang en kleuteronderwijs veel beter te maken. (Applaus bij cd&v en de N-VA)
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Collega’s, ik stel vast dat er toch wel heel veel eensgezindheid is over de problemen in de kinderopvang, die mijn partij trouwens al jaren aankaart. Wij hebben zelfs een resolutie ingediend. Maar ik hoor nu dat die eensgezindheid er overal is. Mag ik u dan ook vragen om mijn resolutie dit keer wel goed te keuren? Want ik hoor praten over financiële leefbaarheid. Men is het er allemaal over eens dat iedereen te weinig verdient. U kunt het oplossen als dat subsidiesysteem op de schop gaat. Weg ermee. Gewoon iedereen gelijk voor de wet en dat is wat in mijn resolutie staat. Ik hoor dat jullie dat ook willen. Dus mijn vraag is: gaan jullie dat dan nu goedkeuren? De sector en de ouders hierboven, die dan allemaal inkomensgerelateerd een plaatsje zullen vinden, gaan u dankbaar zijn. We gaan een groot probleem oplossen als we iedereen inkomensgerelateerd een plaatsje laten zoeken en iedereen zal blij zijn. Dank u.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Vandaag moest deze Vlaamse Regering kleur bekennen. Gaan ze de alarmen uit de sector van de kinderopvang horen of gaan ze die niet horen? Wat alleszins duidelijk was, is dat het budget dat vandaag voorzien was, onvoldoende was, dat dat een druppel op een hete plaat is. Andere landen geven dubbel tot vier keer zoveel uit aan kinderopvang, maar Vlaanderen weigert op de vraag van een Marshallplan in te gaan, op de vraag om een turbo in te zetten, om werkelijk vooruit te gaan in de kinderopvang en die kinderopvang ook vandaag de nodige zuurstof te geven om te kunnen overleven en te kunnen gaan voor een kwaliteitsvolle kinderopvang. Ik stel vast dat deze Vlaamse ministers daar niet voor kiezen en dat is bijzonder, bijzonder pijnlijk.
Ik wil het ook hebben over het groeipakket. Steeds meer leerkrachten zeggen dat ze kinderen op school zien met lege brooddozen of met brooddozen die gevuld zijn met niet-voedzaam voedsel. En dat is een groot probleem. We zien dat steeds meer gezinnen het financieel heel erg moeilijk hebben, dat steeds meer gezinnen dreigen om in armoede terecht te komen. Vlaanderen heeft een van de bevoegdheden die een hefboom kunnen zijn om iets te doen aan die kinderarmoede, aan die kansarmoede. Dat is het groeipakket, de kinderbijslag. Daar is iedereen het over eens: de kinderbijslag kan gezinnen werkelijk helpen om toch rond te komen, om toch uit die armoede te komen. Maar wat zien we vandaag? Dat die kinderbijslag niet wordt ingezet voor kinderarmoede. Het is zelfs erger: er wordt bespaard op de kinderbijslag. Wat Vlaanderen zelf doet, doet het beter, dat klopt in het geheel niet, want het feit dat Vlaanderen ervoor gekozen heeft om de kinderbijslag niet te indexeren, die niet welvaartsvast te maken, wil zeggen dat gezinnen vandaag minder kinderbijslag krijgen dan voorheen. Iedereen moet inleveren, ook de gezinnen met een sociale toeslag, want de sociale toeslag compenseert het verlies in het verminderen van de index niet. En mensen voelen dat.
Ik wil een concreet voorbeeld geven van een alleenstaande moeder met twee kinderen die ons contacteerde. We berekenden voor haar dat zij dit jaar 506 euro verliest, omdat de kinderbijslag niet geïndexeerd wordt en zij net niet in aanmerking komt voor een sociale toeslag. Dat is enorm veel en dat nemen jullie af van de gezinnen. Jullie moeten maatregelen nemen om alle kinderen te beschermen. En wij willen dat die kinderbijslag opnieuw indexvast wordt gemaakt, dat die welvaartsvast wordt gemaakt, dat je daar vandaag evenveel mee kunt doen als over een jaar of twee jaar, wat ook de inflatie is. Daarvoor dienen wij een amendement in, om extra budget vrij te maken om de bedragen in de kinderbijslag definitief te indexeren, zodat die gewoon welvaartsvast blijven voor alle mensen.
Dan heb ik niet veel tijd meer, maar wil ik nog kort aandacht vragen voor de ouderenzorg. Die alarmkreten zijn vandaag ook zeer groot. Ik hoor van mensen die in woonzorgcentra werken, dat de werkdruk daar nog nooit zo hoog geweest is. Ze hebben applaus gehad, ze zijn helden genoemd, maar vandaag – zo zeggen ze – is er nog nooit zo weinig vast personeel geweest en moeten heel wat afdelingen draaien op interimkrachten en op jobstudenten. Daardoor loopt het vandaag in de zorg heel vaak mis, minister Crevits. Dat wil zeggen dat er dingen gemist worden, dat mensen die achteruitgaan, die ziek aan het worden zijn, dat dat niet gezien wordt. En we weten dat een vast zorgteam mensen beschermt, tijdens corona, maar ook vandaag. Maar vandaag is daar een gigantisch groot probleem en ook daar zijn er heel veel open vacatures die niet ingevuld geraken. Dus wij vragen om ook daarop in te zetten en ervoor te zorgen dat mensen graag komen werken in de zorg. Wij vragen om de lonen van al het personeel in de zorg, in de woonzorgcentra, te verhogen met 10 procent. Wij vragen om ervoor te zorgen dat het personeel vaste en voltijdse contracten kan krijgen, want dat is nu vaak niet het geval.
Maar ook de factuur stijgt voor de ouderen. We vragen om het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden gewoon te indexeren want door het niet-indexeren – wat deze Vlaamse Regering opnieuw gedaan heeft, haar favoriete besparingsmiddel – zien we dat het zorgbudget op dertien jaar tijd maar van 130 naar 135 euro zal stijgen, terwijl het met een koppeling aan de index al tot 177 euro gegroeid zou zijn. Dat wil zeggen: ook een besparing van 500 euro per oudere per jaar. Allez kom, nog een keer zeggen dat er niet bespaard wordt door deze Vlaamse Regering in de zorg … (Applaus van Kim De Witte)
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik heb een simpele vraag: wat is de strategie van deze Vlaamse Regering en deze meerderheid in de kinderopvang? Ik stel deze vraag niet alleen aan minister Crevits, maar aan de hele Vlaamse Regering en aan de hele Vlaamse meerderheid. Waar willen jullie eigenlijk naartoe? Willen jullie straks privatiseren zoals in de ouderenzorg? U weet zonder twijfel – misschien wilt u dat onderzoek ook negeren – dat dat ervoor gezorgd heeft dat er minder kwaliteit is, duurdere opvang en minder aanbod, internationaal.
Of wilt u de richting uit van Frankrijk? Daar wordt ontzettend veel subsidie in kinderopvang gepompt, belastinggeld. U hebt het altijd over belastinggeld. Wel, daar wordt ontzettend veel belastinggeld in de kinderopvang gepompt omdat men het een recht vindt van het gezin en van de kinderen. Maar daar heeft men die markt een paar jaar geleden geliberaliseerd. Collega Vande Reyde, men heeft meer ondernemerschap toegelaten. Dat heeft ervoor gezorgd dat de winsten nu regelrecht de zakken van CEO’s in gaan en van aandeelhouders in Canada. Wilt u die kant uit?
Of gaat u, zoals in Nederland en Duitsland, gewoon naar steeds minder kinderopvang, zodat vrouwen aan de haard mogen blijven zitten? Want daar wordt kinderopvang gestigmatiseerd. Daar wordt er gezegd: “Echt, ga je dat doen?” Wilt u die kant uit?
Of wilt u naar Engeland, waar kinderopvang een voorrecht is van de rijken en waar er nauwelijks kinderopvang is voor mensen die kwetsbaar zijn?
Dat zijn de scenario’s als u verder doet zoals u doet. Daar kunt u met uw Vlaamse Regering tussen kiezen. Als u wegkijkt, dan is de prijs: de ineenstorting van een systeem dat op zich bij ons sterk stond. Als u blijft wachten, is het te laat. Dat is dus mijn basisvraag. Want u hebt in 2013 een decreet goedgekeurd dat heel mooie idealen had, maar het budget was er niet. U bent daar vanaf 2013 voor gewaarschuwd in een advies specifiek van de kinderrechtencommissaris – dat doen ze niet elke dag, een specifiek advies schrijven. Ja, u bent ook gewaarschuwd door onze partij, specifiek met een zuurstofbegroting waar er 300 miljoen euro in 2013 voorzien werd voor de kinderopvang om ervoor te zorgen dat die mooie idealen beter gerealiseerd zouden kunnen worden. Ik heb dat toen zelfs van buiten het parlement nog gedaan, in 2014. En toen ik eenmaal in het parlement zat, hebben ik en onze hele fractie, onze hele partij steeds meer aan de alarmbel getrokken. U weet dat, keer op keer, jaar na jaar. En op dit moment is het onderwerp zelfs niet weg te branden uit de pers. U wist dat ook een jaar geleden. U wist dat al, op dat moment was de crisis al in volle uitbarsting. Stilaan is de kinderopvang jaar na jaar meer aan het wankelen gegaan.
U hebt eigenlijk geluk. De kinderopvang is een hele brave, zachte sector. Het enige wat hier gebeurt, is dat er een paar peutertjes en een paar baby’tjes brabbelen op de tribune. Die ouders zijn zo moe en die kinderen zijn zo braaf dat ze zelfs maar een paar uur blijven, want anders wordt het te moeilijk voor de ouders. Die zijn uitgeput. Dit zitten hier omdat hun kinderopvang nu al sluit. Wat nu? Het verlagen van de kindnorm zou voor problemen zorgen en voor een gebrek aan plaatsen. Die ouders zitten hier omdat hun crèche dicht is. Dat is de reden.
Er zijn twee stakingsdagen geweest, terwijl de kinderopvang steevast, constant, dat weet u, heeft gewaarschuwd en aan de alarmbel heeft getrokken. Mocht dit zijn gebeurd, had u dit gedaan, met de havenarbeiders, het Vlaams Parlement was dag in dag uit belegerd geweest. En dat zou met recht en reden zijn geweest.
Vorig jaar bent u het, denk ik, echt beginnen te beseffen. U kwam tot het volle besef dat u volledig tekortschoot tegenover de kinderopvang. U weet nu volledig wat er misgaat. Als u nu wegkijkt, is dat een keuze. Dan is dat ontkennen van feiten en van een consensus. Dat is wat er nu gebeurt. Als we nu kijken naar deze begroting, is het verbeterd? Neen, het is verslechterd. Wat doet u voor de tienduizend mensen die werken in de kinderopvang? U maakt het zwaarder. Wat doet u voor de organisatoren? U geeft hun subsidies, maar komen die de kinderbegeleiders ten goede? Geen enkele garantie is er. Netto bent u bijna duizend plaatsen verloren, ouders moeten steeds meer inspringen, moeten meer betalen en de kinderopvang krijgt minder subsidie van u. Dat is het nettoresultaat. Kind en Gezin en Zorginspectie kregen meer taken. Voor die taken hebben zij hun raming gegeven en u hebt amper 50 à 60 procent van die raming gerealiseerd.
Kunt u stilaan afronden alstublieft?
Ik zal inderdaad afronden. Ten slotte, en ik spreek ook u aan, minister Dalle, weet u heel goed dat dit in de eerste plaats mensen in kwetsbaarheid gaat treffen. Al in 2020, een jaar nadat deze nieuwe regering is aangetreden, en dat u nieuwe regelgeving rond kinderopvang hebt ingevoerd, was het zo dat de armste gezinnen al voor 25 procent konden instappen. De rijkste gezinnen hebben 90 procent toegang tot de kinderopvang. Op dit moment bent u die regelgeving nog aan het ‘los morrelen’.
U wilt mensen in de werkgelegenheid duwen, ik vraag me af hoe u dat gaat doen. Moeten ze hun kinderen alleen thuislaten? Moeten ze hen meenemen? De papa moet ook werken, hoor. Wat is uw nieuwe strategie? (Applaus bij Groen)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik heb een vraag bij het begin van het betoog van mevrouw Groothedde. Zij en mevrouw Vandecasteele hebben verschillende keren aangehaald dat men in het buitenland vele malen meer investeert in de kinderopvang. Het zou overal – echt overal – beter zijn dan hier. Wie thuis zit en Vlaanderen niet kent, moet wel denken dat het nergens erger is dan in Vlaanderen. Vanmorgen ging het even over mobiliteit. Er werden voorbeelden gegeven over paard en kar, goed, iedere vogel zingt zoals hij gebekt is. U bent uw betoog begonnen met de vraag naar de strategie. In Nederland is het peperduur. Dat klopt. (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Ze komen allemaal naar onze kinderopvang. U hebt gezegd dat het in Engeland helemaal misloopt, dat is niet goed. U zegt dat het in Frankrijk geprivatiseerd is. Het is het een of het ander. Is het nu het verhaal van de PVDA dat men in het buitenland vele malen meer investeert in de kinderopvang? Of het verhaal van Groen dat het overal slecht gaat en vervolgens wilt u onze strategie kennen?
U hebt dan opnieuw gezegd dat de kinderopvang minder subsidies krijgt. Ik begrijp dat in een begrotingsdebat meningen moeten kunnen verschillen. Vandaag vind ik het er een beetje vreemd aan toegaan, mensen schelden elkaar uit als iemand iets anders denkt. Wat u nu zegt, staat toch volledig haaks op de feitelijke weergave van de begroting? We kunnen erover debatteren dat het onvoldoende is, dat het gerichter en anders moet worden ingezet. Maar om hier te komen zeggen dat de kinderopvang minder geld krijgt! Dan stopt het debat toch volkomen en compleet? Er is hard gestreden voor de honderden miljoenen die we samen met de sector zullen inzetten in de kinderopvang. Kunt u daarover alstublieft een beetje sérieux aan de dag leggen? Dat slaat echt nergens op. (Applaus bij de meerderheid en van de Vlaamse Regering)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Groothedde, u zegt dat er plekken te weinig zijn. Ouders kunnen niet gaan werken omdat ze geen plek hebben in de kinderopvang. Als u straks uw voorstel van decreet voorlegt, om de kindratio met één te verminderen, hebt u dan berekend hoeveel plekken er binnen twee weken verloren gaan? Hebt u dat berekend? Of houdt u daar geen rekening mee? Is het u alleen om de show te doen? Houdt u geen rekening met de gevolgen van zo’n voorstel?
Punt twee, ik hoor u tegen de regering zeggen dat ze het zwaarder maakt, terwijl er 115 miljoen extra voorzien is, alleen maar voor de aanbevelingen van de onderzoekscommissie. Er was voordien al 115 miljoen euro extra voorzien voor volgend jaar. Dat is samen 230 miljoen euro. Dit terwijl er 69 mensen bij komen in het agentschap en Zorginspectie, terwijl er 92 miljoen euro voorzien is om initiatieven meer subsidies te geven, meer gelijk te stellen, de trap 2B te schrappen en iedereen te laten instappen in trap 2A, waardoor men kinderbegeleiders beter kan betalen en waardoor de initiatieven ook leefbaarder worden. In die zin begrijp ik de uitspraak dat de regering het zwaarder maakt niet. U moet ook een beetje correct blijven, alstublieft. (Applaus bij cd&v en de N-VA)
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega Groothedde, ik apprecieer het dat u het hebt over ‘mijn’ Vlaamse Regering, maar laat ons daarin niet op de feiten vooruitlopen. U had het in dat opzicht over sociaal ondernemerschap. Daar wil ik heel kort op tussenkomen, want ik vind het eigenlijk jammer hoe de term sociaal ondernemerschap tegenwoordig misbruikt wordt. (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Laat me eventjes uitspreken. U had het over kille, koude privatiseringen en zorg voor de happy few. Dat is wat je aan de linkerzijde vaak hoort als het over sociaal ondernemerschap gaat. Langs de andere kant hoor je dat het allemaal subsidieslurpers zijn, dat er misbruik van wordt gemaakt, en zo.
Ik vind dat heel jammer, want sociaal ondernemerschap is iets heel mooi. Dat gaat over mensen die zorg willen bieden – bijvoorbeeld voor mensen met een beperking, maar ook in de kinderopvang en in de ouderenzorg – op een andere manier dan het vandaag georganiseerd wordt:: kleinschalig, in een huiselijke sfeer, verenigd door ouders, de Thomashuizen, de VillaVips met zorgkoppels … Dat zijn allemaal andere en nieuwe manieren, maar de finaliteit, het einddoel, is exact hetzelfde. Dat gaat niet over geen regels meer hebben of enkel voor mensen die heel veel geld hebben. Neen, integendeel, dat gaat gewoon over aan mensen de zorg kunnen bieden die ze heel hard nodig hebben. Het punt van sociaal ondernemerschap is dat je die mensen moet ondersteunen in plaats van hen te betuttelen of hen te overladen met allerlei regels over hoe ze zich praktisch moeten organiseren. Het is de zorg die telt, niet de manier waarop ze onder de motorkap georganiseerd wordt. Daar wil ik inderdaad een paar bakens verzetten.
U hebt het altijd over meer en meer geld. Het klopt dat er op sommige vlakken meer geld nodig is, maar dat is niet de finale oplossing voor alles. Je moet ook kijken hoe je systemen kunt verbeteren. Sociaal ondernemerschap is daarin geweldig krachtig. Ik zal er samen met ‘mijn’ Vlaamse Regering werk van maken. Ik hoop dat u me daarin kunt steunen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Collega Jans, u bouwt stropoppen op. Ik helemaal niet gezegd dat het overal slechter is dan hier en ik heb ook niet gezegd dat het hier slechter is dan overal. Integendeel. Ik heb gezegd dat we een sterke kinderopvang hebben en dat er in het decreet fantastische idealen zijn ingeschreven, maar dat het budget niet mee is. Maar daarvoor hebt u mij niet nodig, daarvoor kunt u kijken naar het advies van de Kinderrechtencommissaris, naar het onderzoek van Wim van Lancker onlangs, naar de vele onderzoeken van Michel Vandenbroeck, naar de ouderbelangenvereniging die onlangs is opgericht, naar de vereniging die is opgericht binnen de kinderopvang, naar het consortium … Ik kan doorgaan met in kwatrijnen mensen op te noemen die exact deze stem hebben vertolkt. Ze hebben gezegd dat het prachtige idealen zijn, maar dat je ze zo niet verwezenlijkt krijgt. Daarom heb ik ook die historiek aangegeven. Omdat het budget steeds weer tekortschoot en dit enorm slechte gevolgen heeft gehad. De op zich sterke kinderopvang is intussen ontzettend aan het wankelen.
Ik hoop dat u en ik het ideaal delen dat we die sterke kinderopvang willen bewaren en verstevigen. Daarom heb ik ook de vraag aan deze regering gesteld. Er is duidelijk iets niet in de haak. Er zijn verschillende groepen die dwarsliggen. Ja, er is een toekomstvisie, maar die komt er pas tegen volgend jaar. Dat is hetzelfde als zeggen dat we nu in een cycloon zitten en dat we nu eerst willen nadenken over hoe we de storm binnen een jaar kunnen bezweren. Excuseer, de mensen zitten in een boot die aan het zinken is, en wat geeft de regering? Dure emmers. Met die 100 miljoen euro had u inderdaad drie of zes of acht jaar geleden zoveel meer kunnen doen.
En nu zijn het noodmaatregelen, nu moet u inderdaad teruggrijpen naar systemen van 70 euro per dag en moet u cadeautjes uitdelen, omdat u niet anders kunt. Mevrouw Schryvers, u zegt dat er 100 miljoen euro is uitgedeeld. Ja, inderdaad, maar het wordt wel gedaan – en dat heb ik u daarnet al gezegd – op een moment dat het hele gebouw in brand staat. Was dit een paar jaar geleden gebeurd, dan had het minder gekost, maar op dat moment was het zogezegd paniekzaaierij, hè.
Sociaal ondernemerschap: ik heb die term niet uitgesproken, onder andere omdat mijn partij sociaal ondernemerschap heel erg voorstaat. Daarom zijn wij ook voor sociaal ondernemerschap, onder andere met regels dat er 6 procent winstuitkering mag zijn, en niet meer dan dat. Maar dat heeft deze Vlaamse Regering losgelaten in de kinderopvang, juist dat sociaal oogmerk …
Collega Groothedde, uw tijd is nu echt wel om.
Daarmee zet u de deur open voor …
Ja, het kan goed zijn, de deur staat open.
… buitenlandse concerns die hier de zorg komen leegplukken. Dat is tegengesteld aan wat u zegt.
Dat is toch heel belangrijk om nog te zeggen, voorzitter? (Applaus bij Groen)
Ja, u mag belangrijk vinden wat u belangrijk vindt, maar u bent – en dat is uw democratisch recht – al heel veel tussengekomen vanop de banken en u gaat nu serieus over uw tijd. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Collega Vaneeckhout, als iedereen dat zou doen, dan zitten we hier morgennacht nog. Mij niet gelaten, maar dan ga ik wel rechtstaan.
Er zijn heel veel mensen die hebben geantwoord, dus ik wilde ook even antwoorden. En ik dacht dat, als je antwoordde op vragen, dat niet meetelt voor de spreektijd.
Oké, maar u bent al aan het antwoorden op vragen die niet gesteld zijn. U bent uw eigen visie aan het vertellen. (Rumoer. Opmerkingen van Celia Groothedde)
Enfin, ik ga mij hier niet verantwoorden, ik vraag gewoon om alstublieft af te ronden. U bent bezig met uw visie op sociaal ondernemerschap en dergelijke meer, allemaal goed en wel, maar dat heb ik hier niet gehoord in de zaal. Maar maakt u uw redenering af.
Dank u wel. Ten slotte wil ik er ook wel echt van af. Het concept ‘we moeten van de regels af, want zorg is zorg’: kinderopvang is net meer dan zorg. Kinderopvang is pedagogie, is zorg, is economische ondersteuning, is gezinnen laten ontplooien. Daarvoor heb je onder andere opleiding en omkadering nodig. Dat gaat niet om regulitis. Het gaat erom dat mensen gedragen kunnen werken. Als u denkt dat die kleinschalige, private, fijnsociaal werkende sociaal ondernemers blij zijn met u: ze zijn mij al de hele dag berichten aan het sturen om te zeggen dat ze ontevreden zijn met de lijn die u hier inneemt. (Applaus bij Groen)
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Er is al heel veel gezegd. Ik vind dat al heel duidelijk gemaakt is wat de plannen zijn en dat de collega’s-parlementsleden onze plannen ook heel duidelijk en goed verdedigd hebben. Daar ben ik tevreden over.
Voor hen die het nog altijd hebben over het verleden: ik ben zo blij dat we in Vlaanderen een eigen Vlaamse sociale bescherming hebben, waarin mensen meer terugkrijgen dan ze betalen als ze het nodig hebben. Ik ben zo blij dat we de budgetten in de ouderenzorg kunnen laten stijgen, dat we de rustoorden voor bejaarden (rob’s) en rust- en verzorgingstehuizen (rvt’s) gelijkgesteld hebben, dat het zorgbudget voor ouderen stijgt, dat we mensen die straks in woonzorgcentra verblijven, heel veel extra middelen kunnen geven om alles betaalbaar te houden en dat we de voorzieningen extra middelen kunnen geven.
Ik ben ook blij dat we een plan hebben voor de kinderopvang, met veertig heel concrete actiepunten om werk van te maken. Het past niet in één tweet: we moeten op alle fronten tegelijk actie ondernemen. Eén, we moeten ervoor zorgen dat de integriteit van het kind vooropstaat. Twee, we moeten heel concrete maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat mensen loon naar werken krijgen. Drie, we moeten ervoor zorgen dat er extra capaciteit komt. Dat plan ligt op tafel, we discussiëren er dinsdag over.
En collega’s, mocht u erover twijfelen: ik ben ontzettend vereerd dat ik jullie Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin mag zijn. Ik doe dat elke dag met een enorm engagement. Ik weet zeer, zeer goed, collega’s, dat er veel werk aan de winkel is, maar ik ben er ook van overtuigd dat we stappen voorwaarts kunnen zetten samen met de mensen in de sector, die elke dag het verschil maken. Daar wil ik met iedereen hier in dit halfrond die daar ook aan wil meebouwen, aan verderwerken.
Dank u wel. (Applaus bij de meerderheid)
Landbouw en Visserij
Dan kunnen we nu overgaan naar het thema Landbouw en Visserij.
De heer Dochy heeft het woord.
Ik ga even mijn handen wassen.
Beste collega’s, ik neem aan dat dat extra tijd is die ik krijg, tot de voorzitter terug is. (Gelach)
Op algemene aanvraag zal ik van start gaan. (Gelach. Opmerkingen)
Beste collega’s, voorzitter, … (Gelach)
… 2022 moest na corona eigenlijk een normaal jaar worden. Maar, beste collega’s, het was toch geen normaal jaar, vanwege het uitbreken van de crisis in Oekraïne. Die oorlog in Europa gooide toch wel roet in het eten. Maar ondertussen hebben we heel wat geleerd.
Voorzitter, ik ben van start gegaan. En ik krijg extra tijd, zeggen de collega’s. (Gelach. Opmerkingen)
Oké. Ik was even mijn handen gaan wassen. Ik had dat toch gezegd. Ga verder.
Tijdens de coronacrisis hebben we geleerd dat ons voedselsysteem hier in Vlaanderen overeind is gebleven. En dat kan niet gezegd worden van andere landen, zelfs niet van bepaalde landen in onze Europese Unie. We hebben in de crisis die het gevolg is van de oorlog, de energiecrisis, geleerd dat het heel belangrijk is om de levering van essentiële grondstoffen toch op een duurzame manier te kunnen voorzien. En het is toch wel fascinerend om vast te stellen dat de Belgische economie en Europa voor meer dan 60 procent afhankelijk was van gas uit Rusland.
De oorlog in Oekraïne heeft ons ook aangetoond dat het voorzien van grondstoffen heel belangrijk is, en dat het niet altijd evident is om deze grondstoffen te krijgen. Veel mensen waren verrast over hoeveel producten uit Oekraïne kwamen, en over de stijgende prijzen vanwege het feit dat er een link was van producten met Oekraïne. En hoewel Oekraïne slechts 3,3 procent van de Europese tarweproductie op wereldniveau voor zijn rekening neemt, is de prijs van de tarwe en het graan toch exponentieel gestegen door de oorlog aldaar.
Dus, beste collega’s, we dragen best zorg voor strategische goederen. Laat ons daar bewust over redeneren. Want we weten dat energie uit handen gegeven is in de jaren 2000. Van onze Belgische producenten is dat naar het buitenland gegaan. Doen we hetzelfde met voeding? Is dat de keuze die wij willen maken?
De voedingsproducenten in ons land zijn zeer performant, en we weten dat ze inderdaad een stuk exporteren. Maar 85 procent van de export vanuit Vlaanderen gaat richting de Europese landen, onze Europese Unie met het Verenigd Koninkrijk eraan toegevoegd. Er is een overschot op de handelsbalans van 6,7 miljard euro op de voedingsproducten die wij exporteren.
Verduurzaming van onze sector is natuurlijk heel belangrijk, en het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) stuurt verder in die richting, en dat is ook oké. Het samengaan tussen landbouw, milieu, natuur en dierenwelzijn is een belangrijke inzet, en wordt ook meegenomen in de evolutie van de productietechnieken binnen de sector.
Als overheid is het niet altijd evident om in te grijpen in marktomstandigheden, maar daar hebben we natuurlijk het instrument van producent- en brancheorganisaties, waar we volop op moeten inzetten om de rol en de positie van de landbouwer in de primaire sector, in de voedingsketen te gaan versterken.
Beste collega's, het model voor onze landbouw van de toekomst zal divers zijn. Wij zullen en wij moeten blijven produceren voor deze Europese markt. Het is de lokale Europese markt die onze afzetmarkt is. Vlaanderen is de moestuin van Europa.
Maar het gaat ook over het benutten van opportuniteiten die zich aandienen in het kader van de verbreding van de sector, in het kader van de korte keten, in het kader van hoevetoerisme en ook zelfs in het kader van zorg.
Collega's, we moeten fier zijn. We moeten fier zijn op onze voedselcolonne, op de toelevering, op de verwerking, op het agrobusinesscomplex, op het onderwijs, op de onderzoeksinstellingen, op onze land- en tuinbouwers als ondernemers en op alle ondernemers in de brede agrosector.
Beste collega's, wat kunnen wij betekenen voor deze sector? Wel, heel veel. In eerste instantie respect. De sector verdient respect en hij krijgt het niet altijd. Het respect kan ook van hier, van dit Vlaams Parlement uitgaan. Maar in tweede instantie is er ook de uitdrukkelijke vraag naar rechtszekerheid van de sector. En op dat vlak liggen er een aantal belangrijke dossiers voor.
Maar we hebben bewezen dat we er in het kader van de pachtwetgeving in geslaagd zijn om een evenwicht te vinden tussen de rechtszekerheid van het individuele bedrijf en anderzijds het samengaan van landbouw, natuur en bebossing in dit agrarisch gebied en in de gronden die de landbouwers o zo nodig hebben. Wij moeten dit ook verder kunnen doen voor het stikstofdossier, voor het Mestdecreet. Ik ben ervan overtuigd dat dit kan, op voorwaarde dat we de landbouwer centraal stellen in de discussie.
Tot slot, minister Crevits, om u nog even te dienen: de zeevisserijsector, de o zo mooie zeevisserijsector waar u zo van houdt, staat ook voor een heel belangrijke uitdaging. Naast het energieverhaal, energie die hoge kosten meebrengt voor de visserijsector, energie die voor onze vissers nog belangrijker is vanwege de verafgelegen visgronden, is ook instroom in de sector van belang. De arbeidsomstandigheden zijn daarbij zeer belangrijk, de veiligheid van onze mensen op die boten.
Aan de andere kant, minister, wil ik u ook vragen hoe het nu eigenlijk is gelopen met de onderhandelingen over de visquota. Het verhaal Brexit en visquota is ook zeer relevant. (Applaus bij cd&v)
De heer Vandenhove heeft het woord.
Mijnheer Dochy, ik ga ervan uit dat u hier spreekt namens cd&v en niet als voorzitter van de commissie Landbouw. U bent maar één persoon, hoewel het in uw partij wel zou kunnen dat je met twee persoonlijkheden spreekt.
Maar ik wil toch een paar dingen rechtzetten. Ten eerste, ik herhaal wat ik al een paar keer in de commissie heb gezegd. U gebruikt de crisis in Oekraïne eigenlijk om dingen te vragen voor de landbouwsector, ook op Europees niveau, die eigenlijk al voorbij waren. En daar wordt op teruggekomen. Ik betreur dat een beetje. In die zin kan ik zelfs spreken over misbruik van de crisis in Oekraïne.
Ten tweede, u noemt ook een aantal cijfers, onder andere over strategische voedselvoorraden. Maar als Vooruit herhalen wij ons standpunt. Inderdaad, het klopt dat het belangrijke economische cijfers zijn voor Vlaanderen. Maar u plaatst daar nooit de belasting van de omgeving, van het milieu tegenover. Dat heeft de collega van Groen daarnet ook opgemerkt.
Ten derde, u hebt het over een model. We blijven daarover van mening verschillen, maar ik denk dat dit model voor de landbouw, waarbij we de landbouw voortzetten zoals die nu is, eigenlijk geen toekomst biedt. U maakt de landbouwsector eigenlijk iets wijs. Ik sluit mij daarmee aan bij onze fractieleidster, die daarnet heeft gezegd dat u voor een stuk uw eigen zuil bedient. Ik denk dat dat klopt. U bedient niet de landbouwers, maar u bedient natuurlijk wel de organisatie achter een aantal landbouwers, de Boerenbond. En dat is geen goede zaak, integendeel, daarmee maakt u de landbouwsector en zeker en vast de landbouwers iets wijs.
Mijn vierde opmerking sluit hierbij aan. Ook wij hebben veel respect voor de landbouwers, want die moeten hard werken. Ik kijk naar u.
Kunt u alstublieft afronden?
Ik kijk naar u. We hebben daar ook respect voor. Maar ook daar zit weer die landbouworganisatie achter.
Voorzitter, ik rond af met de actualiteit. Ik heb vandaag gelezen dat de Boerenbond een voorstel heeft gedaan rond het stikstofdossier. Kan ik daaruit begrijpen dat, in tegenstelling tot wat de minister-president daarnet heeft gezegd, hij verder zal praten over het akkoord dat nu werd bereikt en dat er geen nieuw akkoord komt? Dat werd vandaag aangekondigd door de Boerenbond in het Limburgs staatsblad Het Belang van Limburg en waarop de minister van Landbouw positief antwoordt.
Wat het mestactieplan (MAP) betreft, kan ik alleen maar hopen dat de suggestie van de minister van Leefmilieu, om eigenlijk de zaak om te draaien zodat zij zelf een voorstel mogen doen, doorgaat.
Ik weet wat de trucs zijn. Ik heb ze al de hele dag moeten ondergaan. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, ik neem aan, gelet op het feit dat ik toch wel persoonlijk werd aangesproken, dat ik nog een korte reactie mag geven? Ze zal korter zijn dan de vragen die gesteld zijn.
Maar uiteindelijk begrijp ik niet wat het probleem is om te verwijzen naar Oekraïne. Ons voedselsysteem komt onder druk door de bevoorrading van essentiële grondstoffen. Dat is iets wat toch gemeengoed is geworden. Dat u daar niet mee akkoord bent, collega, is natuurlijk voor uw rekening te nemen.
Namens wie ik spreek? Dat is toch wel heel duidelijk, denk ik. Ik weet niet namens wie de voorgaande collega's hier gesproken hebben. Ik denk dat iedereen hier toch wel vanuit zijn partij, zijn achtergrond spreekt. Maar ik vind het ook wel heel eigenaardig en bizar dat wanneer hier mensen met kinderen in de publiekstribune aanwezig zijn, en dat ernaar verwezen wordt dat het belangrijk is om met mensen te spreken uit de sector, en dat hier zelfs de gelegenheid genomen wordt om de tribune als vergaderzaal te gebruiken, en wanneer ik zelf uit de sector kom, wanneer ik toch meen te mogen veronderstellen of te mogen zeggen dat ik heel veel contact heb met mensen uit de sector, ik dan de vertegenwoordiger van Boerenbond ben? (Applaus bij cd&v en van minister Hilde Crevits)
Mag het even? Mogen de ideeën, de belangen en de engagementen en ook de bekommernissen van die landbouwers hier toch even aan bod komen? Ik wil daar inderdaad de tolk van zijn, en dat Boerenbond op een aantal vlakken dezelfde mening heeft, is ook maar goed. Dat is ook logisch, want we staan eigenlijk voor dezelfde groep als dusdanig. (Applaus bij cd&v)
De heer Vandenhove heeft het woord.
Mijnheer Dochy, Ik ben blij dat u daar zo eerlijk over bent. Dat wil dus zeggen dat eigenlijk, in uw gegeven, net zoals de minister, cd&v gelijk is aan Boerenbond. (Opmerkingen bij de meerderheid. Applaus van Bruno Tobback)
De heer Steenwegen heeft het woord.
Voorzitter, geachte ministers, collega’s, onze landbouw staat voor enorme uitdagingen, en vandaag verkeren onze boeren in totale rechtsonzekerheid. En in zo'n context zou je verwachten dat de regering een beleid op poten zet dat die uitdagingen aanpakt. Maar niets is minder waar. Landbouw is hét domein waar deze Vlaamse Regering de violen maar niet gestemd krijgt. Er is ruzie over het stikstofakkoord, dat de dag na goedkeuring alweer in vraag wordt gesteld. Er is cd&v, die hamert op het belang van een openbaar onderzoek en actief bezwaren ronselt. Voor cd&v gaat dit akkoord blijkbaar al veel te ver, terwijl het eigenlijk niet eens de grond van de zaak aanpakt: de import van stikstof onder de vorm van kunstmest en veevoeders. En het zegt trouwens ook niets over de periode na 2030, en dus, collega's van de meerderheid, zal het ook niet de juridische zekerheid bieden waar we allemaal zo naar verlangen.
Er is eindeloos gekissebis over het strategisch plan in de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, een plan – jawel, door diezelfde cd&v, die hamert op het belang van zo'n openbaar onderzoek – dat hier niet wordt voorgelegd of tenminste dat al voorgelegd wordt aan Europa als het openbaar onderzoek nog bezig is. Hier vindt men de inbreng in zo'n onderzoek niet belangrijk. Met die inbreng werd trouwens later ook geen enkele rekening gehouden.
Het is slechts onder druk van Europa dat deze Vlaamse Regering met slepende voeten een aangepaste versie heeft voorgelegd, en dat lokt weer een boze reactie uit van een collega-minister, die beweert van niets te weten en vaststelt dat er geen MER en geen passende beoordeling is gemaakt. En als klap op de vuurpijl is er het lanceren van een mestactieplan zonder voorafgaand overleg, noch binnen de regering, noch met het middenveld, waardoor de sector zich alweer geviseerd voelt.
Collega's, dat gebeurt allemaal om te scoren voor de eigen achterban, en voor platte politieke profilering, op kap van onze boeren, die nu al jarenlang zitten te kijken naar dit gekrakeel waar ze niets aan hebben. Zij weten totaal niet welke kant het beleid met hen op wil. Zij willen nu eindelijk een duidelijk toekomstperspectief en rechtszekerheid krijgen.
Collega's, de individuele boer is hier niet het probleem. Het zijn bedrijven die vaak al grote inspanningen leveren om de milieudruk van hun activiteiten te beperken. Het probleem ligt in een beleid, een beleid dat een veel te grote concentratie aan landbouwactiviteiten heeft toegelaten, waardoor individuele inspanningen op bedrijfsniveau er nooit in zullen slagen om binnen de omgevingsgrenzen te werken of om onze boeren een waardig inkomen te garanderen.
En dus is er nood aan een volumebeleid, waarbij we de landbouwsector als geheel in evenwicht brengen met wat de leefomgeving verdraagt, en richten op een vermarkting, die meer kansen biedt op een correcte prijs voor onze landbouwers. Maar noch in het Vlaams Strategisch Plan over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, noch in de onlangs voorgestelde voedselstrategie, vinden we van zo’n volumebeleid iets terug.
Collega’s, het volstaat niet meer om met mooie woorden duurzaamheid en vergroening te bepleiten, zoals al zo lang het geval is. Wat we nodig hebben, is een concrete doorvertaling daarvan in het beleid en dus een heroriëntering van de middelen. Als we spreken over de begroting op het vlak van investeringen, onderzoek en promotie, laat ons dan stoppen om het gros van de investeringsmiddelen te concentreren op dure ‘end of the pipe’-maatregelen in de veehouderij. Zet in op investeringen in infrastructuur die lokale en regionale productie en consumptie vergemakkelijkt, die de verwerking van primaire landbouwproducten faciliteert, die erop gericht is om hier bij ons meerwaarde te creëren. Zet volop in op ondersteuning en begeleiding van boeren die bereid zijn om hun bedrijf aan te passen en heil zien in nieuwe verdienmodellen. Investeer in kennis en in samenwerking zodat jonge instromers met nieuwe ideeën hun weg kunnen vinden in de sector. We gaan ze nodig hebben. Laat ons stoppen met bij ILVO te focussen op technologische optimalisatie van huidige landbouwpraktijken, maar bundel het onderzoek richting agro-ecologische landbouw en nieuwe verdienmodellen. Laat ons stoppen met het ondersteunen van campagnes om bijvoorbeeld meer varkensvlees te kunnen exporteren naar het Verre Oosten, naar India bijvoorbeeld. Maar zet de middelen van VLAM in voor de promotie van onze eigen lokale biologische en agro-ecologische landbouw.
Collega’s, ik besluit. Als in een begroting van deze Vlaamse Regering de vzw Boeren op een Kruispunt, die goed werk levert maar die moet instaan voor het begeleiden en opvangen van boeren die in acute nood zijn en het niet meer zien zitten, in de begroting meer middelen krijgt dan de sector van de biolandbouw, dan zit er wel echt iets fout met ons landbouwbeleid. Het is absoluut nodig dat we volledig omturnen: een volledige transitie naar een landbouw die rekening houdt met en vertrekt vanuit het belang van onze landbouwers. (Applaus bij Groen en van Hannelore Goeman)
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Het voorbije jaar was een bewogen jaar voor de Vlaamse land- en tuinbouw. De oorlog in Oekraïne heeft een stevige impact op de sector, met hoge energieprijzen en stijgende grondstofprijzen. Binnen deze internationale context moet aan heel wat uitdagingen het hoofd worden geboden: een gedegen stikstofakkoord dat de nodige rechtszekerheid zal bieden, een mestactieplan dat onze waterkwaliteit echt zal verbeteren. Ook het nieuwe GLB staat voor de deur, het nieuwe Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het is een uniek moment, een unieke kans. Bijna 40 procent van de Europese middelen gaat immers naar het domein Landbouw.
We vernamen dat het Vlaams Strategisch Plan over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid werd bijgestuurd en dat een definitief plan klaar is. Dat is alvast goed nieuws, want binnen enkele weken gaat het nieuwe GLB al van start. Die bijsturing was nodig, want in juni 2022, minister, kreeg u nog een onvoldoende van de Europese Commissie voor het voorlopige plan. De focus moet verschoven worden naar duurzaamheid, een omslag die we moeten maken. Ik denk dat daarover consensus is onder de collega’s. Minister, u gaf al aan dat de milieuambities verhoogd werden in het Vlaamse plan. Dat is nodig, hoognodig. De vraag blijft of die bijsturing voldoende zal zijn om echt de omslag te kunnen maken.
U hebt het Vlaams Strategisch Plan intussen ingediend bij de Europese Commissie, maar het aangepaste plan-MER is momenteel nog in behandeling. Binnen dat MER moet ook de passende beoordeling worden geïntegreerd. Dat zijn noodzakelijke elementen, noodzakelijke stappen om te komen tot een definitief plan, niet het minst om rechtszekerheid te creëren voor onze Vlaamse land- en tuinbouw. Het zijn dus cruciale weken.
Verder is, in het kader van de zoektocht naar een duurzame toekomst voor onze land- en tuinbouwers en de huidige spanningen rond voedselzekerheid, het debat rond de Vlaamse voedselstrategie een fundamenteel debat.
De beschikbaarheid van voedsel moet worden gegarandeerd, maar tegelijkertijd moeten de uitdagingen rond milieu en klimaat worden aangegaan. Op welke manier gaat Vlaanderen daarmee aan de slag?
Ondertussen is er de Vlaamse voedselstrategie. Het is uiteraard positief dat een breed platform daaraan deelneemt. Het plan erkent ook dat de transitie noodzakelijk is. We kunnen het alleen maar toejuichen dat er een integrale aanpak is. Iets vaststellen is één zaak, we moeten ook concrete stappen kunnen zetten op het terrein.
Ik denk dat het plan een beetje is blijven steken in algemene doelstellingen. Of dit plan de uitdagingen waar we voor staan het hoofd zal kunnen bieden, is volgens mij ook een legitieme vraag die kan en moet worden gesteld.
We hebben ook de troeven in handen: de bedrijven, de innovatie en de kennis. Het strategisch plan is een kader, het is een engagement, het is een start. Maar het is pas het begin. Dat moeten we erkennen.
Ik wil ten slotte ook nog wijzen op de verantwoordelijkheid van de hele keten. Nog steeds is de boer een prijsnemer en geen prijszetter. Hij of zij krijgt geen correcte prijs voor de geleverde inspanningen voor voedselveiligheid, dierenwelzijn en klimaat. Ik verwacht dan ook van u, minister, dat u de keten zult stimuleren om samen te kiezen voor een betere prijsvorming ten voordele van de producent, van onze landbouwers.
Mijn fractie steekt alvast de hand uit om ook in 2023 te bouwen aan een duurzame, innovatieve toekomst voor een diverse Vlaamse land- en tuinbouw. (Applaus bij de N-VA en cd&v)
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik wou het even hebben over de kinderopvang in de land- en tuinbouwsector. Ik heb vijftig landbouwers opgetrommeld om hier op de publiekstribune te komen zitten.
Ze zijn wat laat, precies?
Ze zijn met de tractor gekomen. Vandaar dat ze wat later zijn.
Minister en collega Vandenhove, ik sta hier niet namens Boerenbond. Ik spreek hier niet namens een landbouworganisatie. Ik wil het vandaag wel graag hebben over de toekomst van de land- en tuinbouwsector in Vlaanderen.
Ik heb de afgelopen weken en maanden zowat heel Vlaanderen rondgereisd om met de landbouwers en hun gezinnen te praten – soms individueel, soms in groep, maar altijd in alle onafhankelijkheid en zonder een van de landbouworganisaties. U beseft waarschijnlijk niet dat het leed, het verdriet, de frustraties en de onzekerheid bij de land- en tuinbouwers bijzonder groot zijn. De woede over de visie van de Vlaamse Regering op de toekomst van onze land- en tuinbouwsector zit bijzonder diep, collega’s. Ik wil niet emotioneel doen, maar het heeft mij diep geraakt en ook gesterkt in mijn engagement en mijn strijd voor het belang van onze landbouwers.
Collega Steenwegen, wie denkt dat landbouwers of mijn fractie niet bekommerd zouden zijn om milieu of natuur, die heeft er niets, maar dan ook niets van begrepen.
Collega’s, 2022 was voor de sector een annus horribilis. Laat mij daarvoor even terugkeren naar februari 2022. Toen stond Jan Jambon hier te zwaaien met een historisch akkoord: “Kijk eens hoe goed onze regering heeft gewerkt.” Dat was het stikstofakkoord. Applaus op alle banken, bij alle meerderheidspartijen. Ook bij collega Rutten, collega Rombouts en collega Van Hulle. Massaal applaus. En niemand, buiten de sector zelf, die zich zorgen maakte over de negatieve impact van het akkoord. En toen, als een geschenk uit de hemel, verschenen de paters van Averbode ten tonele. De stemming sloeg om, niet alleen bij de media, maar ook bij de publieke opinie. Zomaar vergunde bedrijven sluiten, doen verhuizen en laten inkrimpen, zonder ook maar enige decretale basis, dat kon er bij niemand in. Ook bij enkele collega’s uit de meerderheid begon het, al dan niet uit electorale overwegingen, te dagen. Collega Rutten en collega Rombouts gingen zowaar in het offensief tegen minister Demir. En collega Van Hulle fluisterde mij in dat hij dit akkoord niet zou goedkeuren.
Kortom, het stikstofakkoord lag op apegapen en de rechtsonzekerheid in de sector nam verder toe. Er kwam de procedure over de bezwaren, collega, en nu is de vraag: komen er al dan niet fundamentele aanpassingen aan dit stikstofakkoord, minister? Volgens minister Demir niet, volgens u wel.
Er was deze morgen inderdaad het stikstofplan van de Boerenbond. Minister Demir gaf onmiddellijk in haar gekende stijl een pleidooi voor verder uitstel en dat de Boerenbond maar eens de eigen woekerwinsten moest gebruiken om de boeren uit te kopen. Maar u, minister Brouns, zei dat u dat voorstel ernstig wilt bekijken. Dus wil ik van u weten wat u daarmee bedoelt.
Dan was er ook nog het ‘pestactieplan’, of moet ik zeggen het mestactieplan? Zonder ook maar enig overleg werd dit op tafel gegooid, met de meest onzinnige voorstellen die ik heb gehoord: een 6 meterafstandsregel, een oogstverbod van aardappelen na 1 september, sommige percelen na 1 augustus niet meer bemesten en andere percelen helemaal niet meer bemesten. Uit welke wereldvreemde koker dit komt, ik heb er het raden naar. Zelfs minister Demir trok haar paraplu open en zei in de plenaire zitting: “Dit komt van mijn administratie.” Van verantwoordelijkheid opnemen gesproken.
Over voedselzekerheid, over verlies van duizenden jobs, over dalende exportcijfers: geen enkel woord. Er kwam opnieuw kritiek van twee meerderheidspartijen om dit zogenaamd gelekte pestactieplan. Zelfs Theo Francken begint zich in de zaak te roeren en begint nu landbouwbedrijven te bezoeken en tweets te versturen pro landbouw. Alsof het nog niet erg genoeg was voor de sector, is er ook een oorlog tussen twee ministers: minister Demir en minister Brouns. Er komen verwijten heen en weer. De fundamentele vraag is dan ook hoe u, minister Brouns, als minister van – en ik hoop ook voor – Landbouw zult zorgen voor rechtszekerheid en het voortbestaan van onze land- en tuinbouwsector. Zoals mevrouw Rutten vanmorgen vroeg: “Wat doet de Vlaamse Regering voor de landbouwers in 2023?”
Uit respect voor minister Crevits, bevoegd voor de visserij, zou ik het volgende willen vragen. Ik heb gelezen dat er toch wat ongenoegen is bij de Rederscentrale over de resultaten van de Visserijraad. Ik zou daar graag van u nog wat toelichting bij krijgen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Tobback heeft het woord.
Ik was op een zeker moment geboeid door het bevlogen pleidooi van de collega voor voedselveiligheid en tegen wereldvreemdheid. Ik neem aan dat hij die bijeenkomst in de commissie vorige week of twee weken geleden gemist heeft toen ik aan de minister een vraag heb gesteld over de toenemende problemen bij de drinkwatervoorziening wegens vervuiling met pesticiden en nitraten. Het is namelijk een gegeven, zoals ook bleek uit het antwoord, dat er zowel in West-Vlaanderen in het IJzerbekken, Kluizen en De Blankaart, maar evengoed in Vlaams-Brabant en op andere plaatsen, stelselmatig drinkwaterwinningen worden stopgezet, al dan niet tijdelijk, wegens een steeds verder toenemend probleem van vervuiling met nitraten, waar geen zuiveringsmogelijkheid voor is, maar ook met pesticiden, waarvoor de zuiveringsmogelijkheden zeer duur zijn. Met andere woorden, als je het hebt over voedselveiligheid: ook zonder drinken is het bijzonder moeilijk leven.
Het is wel een gegeven dat we wat dat betreft op sommige plaatsen wegens landbouwactiviteiten steeds meer in de problemen komen en dat bovendien de kosten daarvan niet worden doorgerekend aan de landbouwsector maar in de drinkwaterfactuur van de mensen komen, die onder andere daardoor steeds hoger wordt. Nu wil ik u graag eens horen, collega Sintobin. Er wil waarschijnlijk niemand dat de landbouw per se verdwijnt, maar u hebt het over voedselveiligheid en tegelijkertijd zegt u dat het wereldvreemd is om een aantal maatregelen te nemen tegen drinkwatervervuiling, die in Vlaanderen stelselmatig toeneemt en die bijvoorbeeld in Nederland in dezelfde omstandigheden geleid heeft tot definitieve sluitingen van drinkwaterwinningen. Waarom vindt u het dan zo een probleem dat daar maatregelen tegen worden genomen, nadat zes mestactieplannen op een rij er blijkbaar nog altijd niet in geslaagd zijn om de waterkwaliteit in Vlaanderen te doen verbeteren en de achteruitgang stop te zetten? Wie is er nu wereldvreemd? Vanuit een enkele sector of een enkele groep denkt u dat u die last mag afwentelen op de rest van de samenleving, die daar maar haar plan mee moet trekken en de factuur voor moet betalen. Dan noemt u die maatregelen wereldvreemd, collega Sintobin. Wereldvreemd, dat bent u, want een oplossing voor dat probleem hoor ik u nooit geven. (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, ik wilde enkel kort tussenkomen omdat collega Sintobin mij een aantal keren vernoemd heeft, enerzijds omdat er luid applaus was en ten tweede omdat hij zei dat er pas inzage in het dossier zou zijn gekomen nadat Averbode in dezen ook geconfronteerd werd met de problematiek. Niets is minder waar in deze problematiek, en ik wil voor de luisteraar en voor het verslag verwijzen naar mijn eerste tussenkomst in het debat nadat het stikstofakkoord gesloten is. Ik denk dat ik daar heel duidelijk klare taal gesproken heb en in dezen ook de knelpunten en bezorgheden reeds van in het begin heb meegegeven.
Collega Tobback is ondertussen ook tussengekomen en ik wil in dezen wel meegeven, collega Tobback, dat u de een-op-eenrelatie die u legt tussen de vervuiling enerzijds en de schuld van de landbouw anderzijds, niet kunt maken en dat ze wetenschappelijk niet onderbouwd is. Er zijn ook heel wat andere bronnen en die link kunt u niet een-op-een leggen. Ik zie u neen schudden. Als u daar anders over denkt en daar ander bewijsmateriaal voor hebt, zie ik dat ook graag. Dat is hier in het parlement alleszins niet meegegeven.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Collega Sintobin, u bent begonnen met een beetje emotioneel te praten over gesprekken met boeren, over de frustraties die ze hebben en over de rechtsonzekerheid. Terzelfdertijd stelt u alles in vraag wat die rechtsonzekerheid moet wegnemen. Er zijn nu eenmaal Europese richtlijnen, er is nu eenmaal regelgeving waaraan wij in onze landbouw ook moeten voldoen. Er is maar een toekomst voor onze landbouw als we die landbouw in evenwicht met ons leefmilieu kunnen brengen. U ontkent dat allemaal en dus maakt u onze boeren blaasjes wijs en behoudt u die rechtsonzekerheid die u hier lijkt te betreuren. U maakt onze boeren iets wijs. Mijn vraag aan u is hoe u de rechtsonzekerheid van onze landbouwers gaat wegnemen. Welke weg ziet u daartoe?
De heer Sintobin heeft het woord.
Ten eerste, collega Tobback, ik weet niet waar u gehoord hebt dat ik sprak over ‘wereldvreemd’. Ik heb er nog een keer mijn tekst op nagekeken, dat staat er nergens in. Ik heb ook nog nooit ontkend dat er een probleem was. Maar ik ontken wel dat het probleem zo groot is als het wordt geschetst door een aantal onder jullie. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Ik geef u gelijk, collega Rombouts, de verwijzing naar Averbode was natuurlijk niet voor u bedoeld. U weet naar wie ik wel verwijs, maar mevrouw Rutten is op dit ogenblik niet aanwezig. Collega Rombouts heeft ook gelijk als ze vraagt naar uw wetenschappelijk bewijs van de vervuiling van de beken en de waterlopen door de landbouw. Ik heb vorige week in de commissie of in de plenaire vergadering gezegd dat 400.000 gezinnen nog niet zijn aangesloten op de riolen, dat 400.000 gezinnen alles in de waterlopen en de beken lozen. Ik durf me niet voorstellen wat er gebeurt in bepaalde industriezones.
Collega Steenwegen, u hebt gelijk wat de Europese richtlijnen betreft, maar dat betekent niet dat wij akkoord gaan met die Europese richtlijnen. Minister Demir heeft ook recent nog gezegd dat sommige partijen en sommige parlementsleden soms beter moeten nadenken wanneer ze in het Europees Parlement op het groene knopje drukken. Ik spreek dan vooral over meerderheidspartijen zoals open Vld en cd&v, die in Europa inderdaad al die klimaat- en milieumaatregelen goedkeuren maar dan hier tegengas geven tegen het stikstofakkoord en het mestactieplan. De rechtsgrond is er inderdaad niet. Waar is de rechtsgrond van het stikstofakkoord? Wat is de decretale basis om tegen 42 bedrijven te zeggen dat ze moeten sluiten? Waar is de rechtsgrond en waar is de decretale basis om tegen landbouwbedrijven te zeggen dat ze moeten verminderen, dat ze moeten inkrimpen? Waar is de decretale basis om tegen landbouwbedrijven te zeggen dat ze moeten verhuizen? Er is geen decretale basis. Er is zelfs geen akkoord.
Ik heb vanmorgen al de vraag gesteld aan collega Vandaele en ik wil die nu rechtstreeks stellen aan u, minister Brouns: is er nog altijd een stikstofakkoord binnen de Vlaamse meerderheid? Als ik zie en lees wat de meerderheidspartijen en de ministers allemaal zeggen over het stikstofakkoord, over het mestactieplan, over allerlei zaken, zelfs vandaag nog over het voorstel van Boerenbond ... Ik ben absoluut geen lid van Boerenbond, maar waarom zou een belangenorganisatie, collega Vandenhove, geen voorstel mogen doen? Dat is toch net het nut van een belangenorganisatie?
Jullie, verdedigers van de vakbonden, zouden toch respect moeten hebben voor dergelijke belangenorganisaties. Ik vraag dus rechtstreeks, niet aan jullie, niet aan de meerderheidspartijen, maar aan de minister: is er nog een stikstofakkoord? Hoe zit het nu met het mestactieplan? Collega Steenwegen, u hebt gelijk, er moet inderdaad zo snel mogelijk rechtszekerheid komen, maar op de manier waarop de meerderheid omgaat met die twee dossiers, en nog andere dossiers, zal het zeker niet lukken.
De heer Tobback heeft het woord.
Ter attentie van de twee collega’s die vaststellen dat de landbouw er niks mee te maken heeft, als we tonnen pesticiden in drinkwater en grondwater terugvinden, dan komen die naar alle waarschijnlijkheid van de landbouw. Dat is zelfs bewezen. Daar zijn meer dan genoeg wetenschappelijke studies over. Ik ken geen enkele andere sector die dat soort volumes pesticiden gebruikt. Als we vaststellen dat er in de gebieden waar de intensieve landbouw zeer aanwezig is, ook een een-op-eenverhouding is met de uitspoeling van nitraat en fosfaat, dan is het nogal wiedes dat dat van de landbouw komt. Collega’s, u doet mij denken aan een voetballer – we zien dat tegenwoordig wel elke dag, want het is wereldkampioenschap voetbal – die de tegenstander onderuit probeert te trappen en dan zijn handen omhoog steekt alsof hij niks heeft gedaan, alsof men dat niet heeft gezien.
Collega’s, er is hoe langer hoe meer, en ieder jaar opnieuw, al jaren na elkaar, een evaluatie van het mestactieplan, met gedetailleerde meetnetten, met grondige studies. Ik nodig u uit om dat allemaal eens te meten. We hebben een ‘VAR’ op dat vlak. Uw “wij hebben niks gedaan” is dus zinloos. Collega Sintobin, maar evengoed u, collega Rombouts, durft dat al eens te doen, het is bovendien eigenlijk nogal schandalig. Er is een sector die gigantische hoeveelheden vervuiling loost, rechtstreeks en onrechtstreeks, in ons oppervlaktewater, in ons grondwater. Dat is de landbouw. We weten dat allemaal. Om dan keer op keer opnieuw te horen dat dat zou liggen aan die gezinnen wier huis nog niet is aangesloten op de riolering, en die overigens aangesloten zouden moeten zijn, maar dat is nog een andere discussie, dat die gezinnen honderdduizenden tonnen aan pesticiden en dergelijke meer zouden lozen in al onze waterlopen, die we dan specifiek daar terugvinden waar er intensieve landbouw aanwezig is, dat is toch wel heel straf. Niet alleen is dat heel straf, het is bovendien beledigend voor al die mensen, die in de meeste gevallen geen vragende partij zijn om niet aangesloten te zijn op een riolering. Het zou maar leuk zijn, mocht dat wél zijn gebeurd. Ook dat is iets waarin deze Vlaamse Regering de voorbije tien jaar niet veel centimeters is vooruitgegaan.
Collega’s, nog eens, het is een schande, een pure schande en een onverantwoordelijke houding om daarover, terwijl iedereen goed weet vanwaar het komt, iedereen goed ziet vanwaar het komt, wetenschappelijk al via alle mogelijke studies is aangetoond vanwaar het komt, iedereen keer nog eens proberen om mist te spuien, de handen omhoog te steken. “We hebben niks gedaan, mijnheer.” Collega’s, iedereen heeft het gezien, maar jullie denken dat jullie nog kunnen doen alsof het niet bestaat. Stop daar nu toch eens mee. Zie de feiten onder ogen en zoek oplossingen, in plaats van te proberen de miserie gewoon zolang mogelijk te rekken in het belang van de ene of de andere. Als dat een landbouwer is, komt die daar eigenlijk ook geen centimeter verder mee. Die wordt alleen maar verder en langer in een uitzichtloze situatie gehouden, onder andere om er poen mee te scheppen. (Applaus bij Vooruit en Groen)
De heer Steenwegen heeft het woord.
Collega Sintobin, u hoeft mij niet te overtuigen dat dat stikstofakkoord er niet is en dat dat niet goed is. Wij steunen dat stikstofakkoord niet zoals dat nu voorligt. Daar zijn veel gebreken aan. Ik heb daarnet ook gezegd dat dat niet zal zorgen voor rechtszekerheid op lange termijn. Tegen 2030 zijn we immers halfweg, en wat na 2030? Iedereen heeft die opmerking gemaakt. Aan de andere kant antwoordt u echter totaal niet op mijn vraag. Dat is een beetje typisch voor uw partij. U komt niet met oplossingen. U hebt helemaal niet gezegd hoe u denkt dat aan te pakken. U zegt alleen: “Wij respecteren de richtlijnen van Europa niet.” So what? En wat dan? Wat gaat u dan doen? Hoe gaat u onze boeren rechtszekerheid geven, waar u zo voor pleit? Ik ben echt benieuwd naar het antwoord daarop.
De heer Dochy heeft het woord.
Collega Tobback, waarschijnlijk bewust haalt u een aantal dingen door elkaar. U spreekt over vervuiling van nitraten en fosfaten. Dat is een totaal andere bron en oorsprong dan die eventuele pesticiden. Men vindt inderdaad vandaag nog pesticideresiduen van producten die reeds lang verboden zijn en waarvan men vroeger inderdaad mocht gebruikmaken. Die worden ook niet meer gebruikt. Ik stel u gewoon even een vraag: weet u wie de grootste herbicidegebruiker van ons land is? De Belgische spoorwegen. Voilà. Dus ook daar is er heel wat input van pesticiden, die ook voor een stuk in het oppervlaktewater kunnen terechtkomen.
En wat betreft het niet aangesloten zijn op rioleringen – zonder enig verwijt, maar ook verantwoordelijkheid –: meer dan 60 procent van de stikstof in het oppervlaktewater is vandaag te herleiden tot wat afkomstig is van huishoudens en van rioleringen die nog niet aangesloten zijn op waterzuiveringsinstallaties. Moeten wij daar een punt van maken? Ja. Moeten wij daar streven naar verbetering? Ja. Heeft de landbouwsector een verantwoordelijkheid? Ja. En ik denk dat iedereen hier zegt dat de landbouwsector een verantwoordelijkheid heeft, maar laat ons samen werken aan oplossingen en vooruitgaan in dezen, en niet zomaar een sector culpabiliseren en zeggen dat zij de grote schuldige zijn en dat het allemaal maffia is, als je een beetje verder gaat in je taalgebruik. Ik heb daar een beetje problemen mee. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Nee, maar het gaat in die richting. U hebt het in het verleden nog gezegd. Dat doet geen goed. En ik heb daarnet gevraagd om enig respect voor de sector, voor de mensen die erin actief zijn, voor de mensen die zich dagelijks inzetten in die sector. Het zou u goeddoen om ook daar even uw respect voor uit te drukken.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Qua inhoud heeft collega Dochy het ondertussen, denk ik, al weerlegd.
Collega Tobback, ik heb daarnet heel duidelijk aangehaald dat er geen een-op-eencorrelatie was en dat u daar anders wetenschappelijke gegevens van naar boven moest brengen. Maar ik moet concluderen, collega, dat u enkel in de overdrijvende terminologie kunt spreken en dat uw wetenschappelijke interpretatie of kunde zich dus ook beperkt tot veralgemeningen en dergelijke meer. U spreekt collega Dochy erop aan om te letten op zijn taal, ik wil u bij deze vragen om daar ook zelf rekening mee te houden. We gaan op die manier op geen enkele manier vooruit in het debat. We voeren het debat op basis van wetenschappelijke kennis, en dan was uw uitspraak in veralgemeende termen totaal niet correct. Dat is het enige waartoe ik opgeroepen heb: om correct te reageren, om het debat correct te voeren, of we gaan geen stap vooruit.
De heer Pieters heeft het woord.
Ik wil even reageren, omdat collega Tobback het over de commissievergadering van vorige week had. Ik was wel op die vergadering, mijnheer Tobback, en de minister heeft daar iets gesuggereerd. Want zij heeft ook zelf gezegd dat we de drinkwatermaatschappijen wel eens naar hier moeten halen om daar iets specifieks aan te vragen.
Maar nieuws van vandaag dat ik toch even wil vermelden, is dat er 86.000 hectare minder in gebiedstype 3 ligt. Dat is dus het zwaarst getroffen gebiedstype. Er ligt 70.500 hectare meer in het gebiedstype 0, en dat gaat over het oppervlaktewater. Dat is wat collega Dochy daar ook aangeeft, als je het over grondwater hebt. Dit is iets wat verleden jaar nog gebeurd is. Grondwater, dat kan al een aantal jaren geleden zijn. De minister heeft gevraagd wat MAP 1 tot en met 6 opgebracht hebben. Welja, het heeft dus toch wel iet of wat resultaat gehad. Alleen kunt u niet verwachten dat, als u met de vinger knipt, in één keer al de grond en heel de landbouw veranderd is van waar ze volgens u niet meer mee mogen verdergaan.
De heer Tobback heeft het woord.
Ja, ik wil voor het tijdsbesef toch even aan collega Pieters meegeven – maar hij zit hier natuurlijk nog niet zo lang – dat het eerste mestactieplan dateert uit – ik ben het nu even kwijt – 1996 of 1997. Als u de periode tussen 1997 en 2022 een vingerknip noemt, dan knipt u heel lang met uw vingers. Het zou misschien wel eens kunnen dat dat het komende jaar wijzigt, want het gaat al een keer op en neer, maar de realiteit is dat de globale trend over die periode maakt dat we vandaag eigenlijk nog ongeveer even ver staan als meer dan twintig jaar geleden. Je kunt dus niet blijven aanmodderen met schijnbewegingen en zeggen dat het de schuld is van een ander, dat je er zelf niets mee te maken hebt en dat men het niet kan bewijzen. Het is een schande als je ziet hoeveel middelen en hoeveel energie en hoeveel tijd en hoeveel last er al in gestoken is, om vast te stellen dat we eigenlijk blijven aanmodderen, en dat er altijd excuses gezocht worden, om dan, als puntje bij paaltje komt, te zeggen dat het de schuld is van een ander.
Het is niet de schuld van een ander. Het is minstens mee de verantwoordelijkheid van de intensivering in de landbouwsector en het is minstens nodig dat we daar mee naar de oplossing zoeken in plaats van iedere keer de schilden omhoog te trekken en te proberen de last door te schuiven naar anderen. En die anderen, collega’s – ook van het Vlaams Belang –, dat zijn de Vlaamse gezinnen, dat is de Vlaamse belastingbetaler. Het zijn zij die uiteindelijk met de rekening en de miserie opgezadeld worden. Voor mijn partij, voor Vooruit, is dat in ieder geval meer dan genoeg. Het is tijd dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt, in plaats van te proberen ze af te schuiven en de handen in de lucht te steken, ook de landbouwsector. (Applaus bij Vooruit)
De heer Dochy heeft het woord.
Stellen dat er geen verbetering is, is natuurlijk de waarheid ontkennen. Het eerste Mestdecreet dateert van 1991, het eerste MAP van 1995. In die tussentijd zijn heel wat verbeteringen aangebracht: de bemestingsnormen zijn fel gedaald, de precisielandbouw is ingetreden, er is de onderwerking van dierlijke mest die toegediend wordt, er is een maximale hoeveelheid voor dierlijke mest ingevoerd van 170 kilogram stikstof per hectare. En collega Tobback, de resultaten zijn er: het laatste Mestrapport geeft aan dat 78 procent van de meetpunten in het oppervlaktewatermeetnet goed zijn. Er zijn nog 22 procent problematische punten, niet allemaal zo hoge overschrijdingen. Maar 78 procent is goed. 78 procent is een niet zo onaardig rapport in dezen. Er zit verbetering in, en we hebben bijzondere jaren gehad met droogte, met natheid, gecombineerd met temperaturen op onbepaalde momenten. Uiteindelijk gaat het over het feit dat we met de natuur werken en dat we systematisch verbetering vaststellen. We moeten de ingeslagen weg verderzetten en de sector meekrijgen om stap voor stap tot een heel goed resultaat te komen. (Applaus bij cd&v)
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Wat inderdaad de vooruitgang op het Mestdecreet, maar ook op het pesticideverhaal betreft: we moeten vaststellen dat België hier maar liefst met 35 procent een terugdringing gekend heeft in 2019, in vergelijking met de Europese vooruitgang van gemiddeld maar 21 procent. Ook op dat vlak kunnen we niet stellen dat onze Vlaamse land- en tuinbouwers geen inspanningen doen. Er zijn wel degelijk resultaten. Is er nog een uitdaging? Ja, maar dat doen we samen in overleg, en vooral werken op basis van juiste en correcte gegevens en interpretaties.
De heer Sintobin heeft het woord.
Collage Tobback, ik kan natuurlijk maar herhalen wat collega’s Dochy en Rombouts daarjuist gezegd hebben. Het zijn niet wij die ontkennen dat er een probleem is. Het bent u die altijd ontkent met de nodige arrogantie dat de landbouw nooit inspanningen doet, dat de landbouw nooit voor verbeteringen zorgt, dat er geen verbetering is sedert MAP 1. U weet goed genoeg dat dit wel zo is, dat er sedert MAP 1 tot MAP 6 – dat nog altijd loopt, de finale resultaten moeten we daar nog van zien – verbeteringen gedaan zijn. Wij ontkennen niet dat de landbouw een verantwoordelijkheid heeft. Ik heb dat nog nooit gezegd. Ik zeg alleen maar dat het niet alleen van de landbouwsector komt, en dat doen jullie wel, altijd de landbouw culpabiliseren.
Wat de belastingbetaler betreft: alle geld dat we geven aan industrieën, aan kinderopvang, aan onderwijs, aan van alles en nog wat, komt ook van de belastingbetaler. Ik zie niet in waarom de landbouw, die een economische sector is, die bijdraagt tot de welvaart in dit land, die voor jobs zorgt, die voor goede exportcijfers zorgt, waarom die sector uitgesloten zou moeten worden van steun van een overheid. Zeg me dat eens. Dat begrijp ik nooit. U hebt het altijd tegen de landbouw. Ik hebt het daarjuist trouwens goed gehoord van collega Vandenhove. Ik hoor het ook in de commissie keer op keer.
Collega Steenwegen, inderdaad, wij hebben nog nooit de milieumaatregelen, de klimaatmaatregelen, in Europa goedgekeurd. Ja, ik ga ermee akkoord dat er rechtszekerheid gevonden moet worden, maar dat moet in overleg gebeuren. Ik ben van oordeel dat het stikstofakkoord niet in overleg gebeurd is, dat er geen decretale basis is, dat er geen enkel wetenschappelijk bewijs is waarom net die 42 rode bedrijven zouden moeten sluiten. Zelfs minister Demir wist in de commissie niet te zeggen hoe de berekeningsmodellen in elkaar zaten. Als administratie, als wetenschapper, kun je natuurlijk als je een bepaald resultaat wilt hebben, je berekeningsmodellen daarop afstemmen. Geef mij eens een keer de reden waarom dit stikstofakkoord er op die manier gekomen is. U bent ertegen, wij zijn ertegen, cd&v is ertegen, Open Vld is ertegen. Het zal in ieder geval niet goedgekeurd worden.
Mijn vragen waren vooral – ik heb veel respect voor u, collega Steenwegen – aan de minister gericht. Dat waren drie vragen. Is er nog een stikstofakkoord? Hoe zit het met MAP 7? Wat vindt u van het voorstel van – inderdaad – Boerenbond?
De heer Steenwegen heeft het woord.
Als de minister nog antwoordt, sla ik dit over.
En minister Crevits? Ook over de landbouw.
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, ik herinner me als de dag van gisteren mijn eerste publieke optreden als minister van Landbouw. Dat was in het mooie Zwevezele in West-Vlaanderen. Uiteraard, als je de bevoegdheid van een West-Vlaamse overneemt. Het was een minder leuk moment, het was naar aanleiding van het actieplan ‘Welbevinden in de Land- en Tuinbouw’. U weet, als je als bevoegd minister een actieplan rond welbevinden in een sector mag gaan presenteren, dan zijn er zorgen in die sector, bijzonder veel zorgen. Dat was daar niet anders.
Ik heb daar vooral twee zaken onthouden. Eén, de waardering, de wijze waarop wij spreken over de sector, de maatschappelijke waardering, en ook de economische waardering, een correcte vergoeding voor hun dagelijkse productie voor ons. Twee, de rechtszekerheid. Het is hier al vaker gezegd: landbouwers zijn ondernemers en ondernemers willen weten in welke context en juridisch kader ze kunnen ondernemen, met een langetermijnperspectief. Ook zij die zorgen voor het eten op ons bord, willen eten op hun bord.
Collega’s, Vlaanderen heeft een van de meest performante en duurzame landbouwsystemen in Europa en in de wereld. We zullen op die weg verder moeten gaan. We hebben heel wat beleidskaders en er staan er nog in de steigers, we gaan die weg resoluut volgen.
Er is verwezen naar het GLB, collega Joosen had daar vragen over. We hebben de procedure gevolgd zoals elke lidstaat gedaan heeft. We hebben een ontwerpplan ingediend, we hebben daarna een observatiebrief gekregen, met inderdaad heel wat opmerkingen zoals elke lidstaat die gekregen heeft. Uiteindelijk heeft op 5 december de Europese Commissie groen licht gegeven. Ja, het milieueffectenrapport moet nog gevalideerd worden. Tussen wat is ingediend en wat is goedgekeurd, is een enorme aanscherping gebeurd op het vlak van milieuambities. Het GLB heeft één belangrijke focus en dat is die verdere verduurzaming. Het houdt rekening met de waterkwaliteit, er zijn bufferstroken voorzien in de ecoregelingen. Dat is daar allemaal in opgenomen. Het GLB trekt de kaart van de toekomst van onze jonge landbouwers.
Mijnheer Vandenhove, er is jaarlijks 60 miljoen euro, het zal u als muziek in de oren klinken, voor de fruitsector.
Inzake de voedselstrategie is het belangrijk om te benadrukken dat ik vanaf dag één zoek naar de verbinding tussen landbouw en natuur. Dat wordt door sommigen als onmogelijk geacht. Collega’s van de meerderheid, die de voorbije maanden keihard gewerkt hebben aan de Pachtwet, we hebben samen bewezen dat het kan. We kunnen een nieuw evenwicht vinden tussen landbouw en natuur. De Pachtwet is daar voor mij een mooi bewijs van. In de voedselstrategie kunnen we die verbinding maken. We trekken daar de kaart van de primaire sector. Ik ben trots dat het 34 partners zijn die dat resultaat gemaakt hebben. Het is een start, een start waarop verder moet worden gewerkt, die heel duidelijk een bepaalde visie vooropstelt: voor iedereen gezond en duurzaam voedsel, voedsel geproduceerd in Vlaanderen met respect voor de omgeving, binnen de ecologische grenzen en vanuit een economisch perspectief, met een correcte prijs, een billijke verdeling van de kosten, een billijke verdeling van de risico’s, over de verschillende schakels in de keten, de boer meer in verbinding brengen met de burger en vice versa.
Het stikstofakkoord en het mestactieplan zijn beleidskaders met een enorme impact op de landbouw. Landbouwers zijn er zich terdege van bewust dat zij daarin een enorme rol kunnen en moeten spelen. Wat stikstof betreft, zijn de doelstellingen duidelijk. Europa vraagt dat wij de bestaande natuur naar een betere staat van instandhouding brengen. Dat stikstof daar een rol in speelt, weten we allemaal. De rendabele landbouw moet daar een toekomst krijgen. Die twee moeten voor mij hand in hand kunnen gaan.
Die rechtszekerheid is ook daar cruciaal. Een juridisch robuust kader is wat mij betreft nog altijd het doel, en dat moeten we kunnen verzoenen met dat stikstofverhaal. Idem dito voor het mestactieplan. Ook daar denk ik dat de ambitie is om enerzijds een betere waterkwaliteit te garanderen en daarnaast ook de Vlaamse voedselproductie een plaats te geven. Die zaken kunnen perfect hand in hand gaan, collega’s. Het is zoeken naar een nieuw evenwicht, zoeken naar harmonie tussen landbouw en natuur. Daar sta ik voor. Maar u zult begrijpen dat voor mij, als minister van Landbouw, een rendabele toekomst voor onze Vlaamse land- en tuinbouw cruciaal is. (Applaus bij cd&v)
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’, er waren twee vragen over vis. Ik wil toch een woordje toelichting geven bij de Visserijraad. Het was een heel moeilijke raad, voor mij en ook voor de reders en voor onze Vlaamse vissers. Dat kwam doordat er, vlak voor wij aan de discussie begonnen, een akkoord gesloten werd tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, over de vangstmogelijkheden in de Britse wateren voor volgend jaar. De conclusie was dat alle wetenschappelijke adviezen gevolgd zullen worden zonder dat er enige afwijking mogelijk is. Dat heeft tot gevolg dat er in de Noordzee meer kabeljauw en wijting gevist kan worden, maar minder pladijs en ook veel minder tong. Vooral tong is socio-economisch een heel groot probleem voor onze vissers. Ik heb me dus finaal onthouden bij de goedkeuring van het akkoord, net vanwege de socio-economische gevolgen die voor onze mensen zo groot zijn. Ik denk dat het een beetje een gemiste kans is, zeker door het gebrek aan enige souplesse om wetenschappelijke adviezen zomaar te volgen. Dat maakt het ook heel moeilijk om nog businessmodellen te maken voor de komende jaren. De vissers zijn wel wat bezorgd, maar er is ook heel veel ambitie om toch een voldoende aanbod te verzorgen, ondanks de moeilijke situatie waarin ze zich bevinden.
Wat de andere punten betreft, rond energie en zo, kan ik melden dat ons Europees plan normaal eerstdaags goedgekeurd zal worden. Ik hoop dat daarover misschien vrijdag al witte rook zal zijn. Dan kunnen we zeker ook in voldoende steunmaatregelen voorzien. (Applaus bij cd&v)
De heer Steenwegen heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor de toelichting. U bent begonnen met te spreken over het ‘Actieplan welbevinden binnen de landbouw’. U weet dat we allemaal – alle fracties, denk ik – bezorgd zijn over het welbevinden van onze boeren. Dat actieplan bevat eigenlijk drie strategische lijnen.
De eerste gaat over mensen helpen die in nood zijn, met directe hulp. Ik heb daarnet al gezegd dat er veel geld gaat naar Boeren op een Kruispunt. Dat is een goede zaak, we hebben dat allemaal gesteund. De tweede lijn is het sterker maken van onze boeren om om te gaan met de moeilijkheden waarmee ze te kampen krijgen. Ook dat moet gebeuren. Maar de derde lijn gaat naar de oorzaken. Wat zijn de stressfactoren die ervoor zorgen dat onze boeren in moeilijkheden zitten en dat ze het niet meer zien zitten en gefrustreerd zijn? Hoe komt dat?
Daar komen twee belangrijke dingen uit. Ten eerste is er de financiële stress, de onzekerheid over hun financiële situatie en de grote schulden die ze maken om mee te kunnen in die ‘race to the bottom’, qua prijzen, en de schaalvergroting die eraan vasthangt. Het tweede is de administratieve overlast en de steeds wijzigende regelgeving, die enorm complex is en vol met uitzonderingen zit. Dat is trouwens op vraag van de sector zelf, die overal uitzonderingen wil om, bij wijze van spreken, elk individueel geval te kunnen dienen. Daardoor weten boeren zelf op den duur ook niet meer hoe ze ermee om moeten gaan.
Minister, in dat actieplan wordt vooral ingegaan op die eerste twee lijnen, minder op de derde. Ik denk dat we precies op dat derde punt echt moeten zoeken naar oplossingen. In die zin willen wij ook dat in de begroting – want daar gaat het over – de middelen herschikt worden. In die plannen staan wel degelijk aanzetten voor al die zaken, dat we moeten zoeken naar andere manier, andersschaligheid van onze bedrijven, andere manieren om hen een inkomen te laten verwerven. Maar, daarvoor moeten we ons onderzoek, onze promotie en onze investeringssteun heroriënteren. Dat is wat wij vragen. Wij pleiten er echt voor om die omslag te maken.
Tot slot: het stikstofakkoord. Collega Sintobin, natuurlijk is het voor de ongeveer 40 bedrijven die op die lijst staan, enorm ingrijpend.
Maar ik vind het wel spijtig dat het debat helemaal over die veertig bedrijven is gegaan, terwijl de impact van het stikstofakkoord veel ruimer zal gaan dan die veertig bedrijven.
We hebben het ook in de commissie gezegd, minister: onze zorg is hoe we al die landbouwers die hun bedrijf zullen moeten aanpassen, hun idee van inkomensverwerving zullen moeten aanpassen en hun bedrijf zullen moeten omvormen, actief gaan ondersteunen, begeleiden en helpen om die stap te zetten. Veel landbouwers, de meeste, willen dat, maar we gaan ze moeten helpen, en ook daarvoor vinden wij in de begroting veel te weinig terug. Dat is echt een pleidooi: laat ons daar voldoende middelen voor voorzien, zodat mensen die willen omvormen, dat ook kunnen doen.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik ga het kort houden, voorzitter.
U hebt gelijk, mijnheer Steenwegen. Ook wij zijn altijd bezorgd om het welbevinden van de landbouwers. Ik was trouwens al lid van het Vlaams Parlement toen Boeren op een Kruispunt werd opgericht, en ieder jaar bij de begrotingsbesprekingen werd het budget verhoogd. U hebt daar dus een terecht punt. We moeten die oorzaken aanpakken. Op dat vlak zitten we volledig op dezelfde golflengte.
Wat Visserij betreft, minister, is het natuurlijk spijtig dat dit nu net gebeurt op een moment dat er een aantal schepen zijn binnengekomen en dat de vloot zich wat herpakt, na moeilijke jaren door brandstofprijzen en dergelijke. Dat is dus spijtig. Ik hoop dat we de visserij in stand kunnen houden.
Minister Brouns, ik ga volledig akkoord met wat u zegt, maar u antwoordt natuurlijk niet rechtstreeks op de vragen. Ik vraag u of er een gedragen stikstofakkoord is in de regering. Is het stikstofakkoord, zoals in februari voorgesteld door minister-president Jambon, er nog? Wordt dat nog gedragen door alle meerderheidspartijen? Eén lid zei: “Ik ga het stikstofakkoord zoals het nu voorligt, niet goedkeuren.” Ik hoor het hem vandaag niet zeggen – tenzij hij het nu gaat doen –, maar mijn vraag is dus of er een stikstofakkoord is, hoe het zit met de gelekte nota inzake het mestactieplan en wat u vindt van het voorstel van Boerenbond. Daar hebt u ook niet op geantwoord, maar misschien mag u niet antwoorden van minister Crevits – ik weet niet wat jullie daar tegen elkaar aan het zeggen zijn. U hebt goede contacten met de voorzitter van Boerenbond, Lode Ceyssens, een goede vriend van mij geweest …
Geweest?
Wel, toen hij hier in het parlement zat.
U hebt er goede contacten mee. U hebt in de pers geantwoord, maar ik zou graag hebben dat u ook hier in het parlement een antwoord geeft op de vraag wat u van het voorstel van Boerenbond vindt.
Minister Brouns heeft het woord. U luistert precies niet naar minister Crevits. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
Ik wil gewoon heel duidelijk mijn antwoord herhalen aan collega Sintobin, omdat hij een onvoldoende antwoord gekregen dacht te hebben. Ik zal heel duidelijk zijn: er zijn bezwaren geuit en de minister-president heeft ook heel duidelijk gezegd dat we die bezwaren ernstig gaan onderzoeken. Waarom is dat nodig? We spreken over een juridisch robuust kader. We zijn het er allemaal over eens dat boeren, net zoals alle andere ondernemers, snakken naar rechtszekerheid, een duidelijk langetermijnperspectief om te ondernemen. Als je een openbaar onderzoek doet waarop 20.000 bezwaren komen en je die dan niet ernstig zou nemen, dan kun je nooit tot een robuust kader komen. Dat is altijd mijn lijn geweest, en die herhaal ik heel graag voor u. Alles wat daarbinnen past, moet je ernstig bekijken. Dat is heel duidelijk.
Als ik nog even mag, voorzitter. Dat is net mijn punt: binnen de Vlaamse meerderheid zijn de meningen verdeeld. Over die bezwaren zegt minister Demir dat ze er een duizendtal van naderbij wil bekijken, maar dat dat niets fundamenteels gaat veranderen aan het stikstofakkoord, terwijl u laat weten dat u dat ernstig wilt bekijken – terecht, zou ik zeggen – en dat als er fundamentele aanpassingen moeten gebeuren, die er ook zullen komen. Dat is niet echt duidelijk.
Dat hebt u nu al verschillende keren herhaald. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Sintobin, ik ben het eigenlijk wel een beetje beu, dit spelletje. De minister van Landbouw heeft heel correct geantwoord, exact hetzelfde antwoord als de dag waarop ik het stikstofakkoord in dit parlement heb voorgesteld. Het stikstofakkoord is een politiek akkoord tussen drie partijen. Dat politiek akkoord houdt in dat er inderdaad bezwaarschriften ingediend kunnen worden, en dat die bezwaarschriften ernstig genomen worden. Want wij zijn legalisten. Dus dat wordt ernstig genomen, en die worden nu bekeken. En dat is noodzakelijk om het stikstofakkoord juridisch robuust te houden.
Niemand van ons wil met een stikstofakkoord het parlement buitenkomen dat juridisch bij de eerste windstoot tegen de grond ligt. Niemand wil dat. Dus in die zin onderzoek je op een fatsoenlijke manier die bezwaren. En daar waar die bezwaren leiden tot een of andere decretale bepaling die noodzakelijk is om het juridisch robuust te maken, zullen wij die maken, maar in het kader van het stikstofakkoord dat wij tussen drie partijen gemaakt hebben, met als objectief om, ten eerste, rechtszekerheid te bieden aan de landbouwers, ten tweede, de stikstofproblematiek in Vlaanderen op te lossen, zodanig dat we niet meemaken wat men in Nederland meegemaakt heeft, en ten derde, te zorgen dat dat akkoord in wetgeving omgezet wordt die juridisch kan standhouden. En dat is gedragen door alle drie de partijen in deze regering. En daar zal dus nog wel wat werk voor nodig zijn, maar we gaan dat met bekwame spoed ter hand nemen. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin. Applaus bij de meerderheid)
Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Dames en heren, we gaan nu over tot het thema Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, net nu ik het over de VRT wil hebben, loopt collega Tommelein weg.
Dat is een tussenkomst minder. Ik vind dat niet erg.
De VRT, onze publieke omroep, het huis van vertrouwen, is altijd de motor geweest van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd, voor het promoten van het Nederlands, voor onze Vlaamse Gemeenschap. En de VRT is voor alle Vlamingen een vaste waarde, voor radio, televisie en online, voor onafhankelijk, kwalitatief nieuws, voor educatie, voor ontspanning. En dat was al bij de oprichting van de VRT, toen nog het Nationaal Instituut voor de Radio-Omroep (NIR) in 1931 zo. Dat is vandaag nog onverminderd zo.
Kijk maar, vandaag nog, naar het overzicht dat in Knack wordt gemaakt van de tien beste programma’s van 2022. Wel, negen van de tien zijn gemaakt voor Eén en voor Canvas. En proficiat daarvoor, trouwens, aan de VRT. Elke dag, elke dag opnieuw, brengt de VRT verbinding, dialoog en gemeenschapsvorming de Vlaamse huiskamer binnen. Het programma Thuis, het kroonjuweel van de VRT, doet dat bijvoorbeeld door persoonlijke handicap te tonen, door het te hebben over homorechten, door nieuwe maatschappelijke thema’s bespreekbaar te maken. En de nieuwsdienst van de VRT zorgt elke dag voor kwalitatief nieuws en duiding, zet in op mediawijsheid en de strijd tegen fake nieuws. En de VRT biedt ook topentertainment. Opnieuw getuige daarvan: het lijstje in Focus Knack. De VRT heeft Vlaanderen mee gevormd tot wat Vlaanderen vandaag is.
Een sterke omroep maakt het verschil. Een sterke publieke omroep jaagt niet alleen andere mediabedrijven aan om het ook beter te doen, maar versterkt ook onze democratie. Het volstaat om in het buitenland naar tv te kijken, en het verschil in kwaliteit te zien. We weten dat landen met een sterke publieke omroep landen zijn met sterke media, maar ook landen zijn waar mensen meer vertrouwen hebben in de instellingen, in de politiek. Het zijn landen waar de democratie werkt. Dus we weten waarom we een sterke openbare omroep nodig hebben.
En toch kiest de Vlaamse Regering al tien jaar lang om onafgebroken te besparen op de VRT. Besparen, besparen, besparen … Al tien jaar lang holt deze regering de VRT uit, bouwt ze de omroep af. Net zoals ze doet op alle terreinen van de samenleving: publieke diensten, De Lijn, onderwijs, kinderopvang, noem het maar op. Afbouwen wat publiek is, publieke dienstverlening.
En al tien jaar lang heeft de VRT de tering naar de nering gezet, zoekt de VRT oplossingen om die besparingen op te vangen, om haar marktleiderspositie te kunnen behouden. En dat lukte. Maar na jarenlange besparingen, beste collega’s, is deze besparingsronde voor de VRT er echt een te veel geweest. De VRT heeft niet alleen de kritieke ondergrens bereikt, ze is onder die kritische grens gegaan.
Want wat gebeurt er nu, beste collega’s? Niet alleen worden mensen die met pensioen gaan niet meer vervangen, of worden ze gedwongen naar hun pensioen, maar bovendien heeft de VRT, als gevolg van de besparingen, tientallen getalenteerde, ervaren mensen aan de deur gezet. 61 naakte ontslagen. 41 hebben ondertussen al hun C4 gekregen, stuk voor stuk veertigers, vijftigers met een lange staat van dienst. En nee, dat zijn geen uitgebluste mensen. Sommigen van hen hebben trouwens meegewerkt aan de programma's die nu precies in die top 10 staan. Het gaat over mensen die met hart en ziel twintig, dertig jaar van hun carrière, van hun leven hebben gegeven voor de VRT. En zij krijgen vandaag stank voor dank. Collega's, minister, ik moet eerlijk toegeven dat ik dat niet begrijp. En het VRT-personeel begrijpt dat ook niet. Het gaat over mensen die zoveel hebben betekend voor de VRT, voor de kijkers, voor de Vlamingen. We zijn aan het morsen met talent, zoals we dat ook in ons onderwijs doen, zonder dat er waardevolle kennis wordt doorgegeven.
Bovendien is er ook voor gekozen om Thuis, de beste soap van Vlaanderen, het kroonjuweel van de VRT, uit te besteden. Thuis wordt al 27 jaar lang gemaakt in de VRT en maakt alle maatschappelijke uitdagingen bespreekbaar. Bij Thuis vind je die. En die belangrijke maatschappelijke opdracht wordt voortaan uitbesteed aan Eyeworks. De ploeg heeft daar nooit voor gekozen. Zij hebben altijd met fierheid voor de VRT gewerkt en hebben nooit gevraagd om voor een private speler te gaan werken. Dat is allemaal dankzij deze Vlaamse Regering, die jarenlang bespaart op de VRT.
Minister, de vraag is eigenlijk: wat moet de VRT nog voor jullie doen? Want zolang de VRT het goed blijft doen, blijven jullie zeggen dat er nog kan worden bespaard, dat er nog te veel vet op de soep zit. Wat moet de VRT nog doen om jullie appreciatie, niet alleen in woorden, maar ook in daden te krijgen? De waarheid is dat er met deze rechtse regering nooit echt zal worden geïnvesteerd in een sterke publieke omroep. En de VRT heeft haar transformatie klaar, die haar veel krachtiger moest maken. Dat is goed van de VRT.
Kunt u afronden?
Maar indien ze dat had kunnen doen zonder besparingen, dan was dat nog veel sterker geweest. Voor ons is het duidelijk: een publieke omroep moet alle middelen krijgen om alle Vlamingen te bereiken op alle platformen die er zijn. En daar zullen wij vanuit Vooruit hard voor blijven strijden, voor een sterke VRT van en voor alle Vlamingen. (Applaus bij Vooruit, Groen en de PVDA)
De heer Slootmans heeft het woord.
Voorzitter, het is nog niet aan mij om het beleid of de begroting hier te gaan verdedigen, en ik ben dat ook niet van plan. Maar wanneer ik mevrouw Segers bezig hoor dat de VRT te weinig centen krijgt, dat er een kaalslag wordt gepleegd, dat er wordt uitgehold, dan stel ik voor dat mevrouw Segers er toch eventjes de begroting en de cijfers bij neemt. Want daarvoor zijn we hier tenslotte.
En dan stel ik toch vast dat die besparing waarover u het hebt, zeer ruimschoots wordt gecompenseerd: 7,1 miljoen euro extra aan energiesteun, 13 miljoen euro extra voor de indexering van het loonaandeel, 16 miljoen euro extra voor de digitalisering in het kader van het transformatieplan, 3,8 miljoen euro coronasteun, 3,8 miljoen euro als compensatie voor het VAR-dividend (Vlaamse Audiovisuele Regie). De minister heeft dat ook in de commissie gezegd: dat is een extra injectie van 44 miljoen euro boven op de basisdotatie. En dan hebben we het nog niet over de toepassing van de marktindex, waarvoor ze ook nog eens 10 procent extra middelen verwerven boven op hun reclameplafond, wat een totaal onrechtvaardig mechanisme is, want ze hebben daar geen enkele verdienste aan. 4 miljoen euro extra voor het crossmediale meetsysteem, daar graaien ze ook nog eens in de pot, extra miljoenen euro’s via de mediahub, extra miljoenen euro’s via de projecten van desinformatie, extra geld in het kader van internationale werking. Dat geeft in totaal voor de VRT een extra injectie van meer dan 50 miljoen euro. Als dát besparen is, dan wil ik wel elk jaar besparen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Een tweede element – en daarover hoor ik de socialisten nooit – is hoe de VRT omgaat met die besparingen. Want aan de ene kant worden mensen op de meest asociale manier op straat gezet, daarmee ben ik het eens, maar aan de andere kant worden BV’s weggekocht bij de concurrentie met exuberante weddes van meer dan een half miljoen euro. Dan stel ik mij toch vragen bij de deontologie van het VRT-management, waarover ik u nooit hoor. Dat is allemaal geen probleem. En eigenlijk is dat ook een verwijt aan de voogdijminister, van wie ik daar nooit iets over hoor. Om het in de woorden van Kurt Van Eeghem te zeggen, ik vind dat ‘zum kotsen’.
Om maar te zeggen dat het riedeltje van links dat de VRT op haar tandvlees zit, gewoonweg losgeslagen is. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voor sommigen is dat misschien verrassend, dat discours van het Vlaams Belang, maar de mensen die de commissie Media volgen, weten dat dat daar dagelijkse kost is. Elke week komt het verhaal dat de VRT eigenlijk kapot moet. Het zal nooit genoeg zijn, minder, minder, minder. En helaas geldt dat ook voor de VRT in het discours van het Vlaams Belang. Waarom? Omdat de VRT natuurlijk als openbare omroep heel sterk is in het ontmaskeren van fake news …(Gelach en opmerkingen bij het Vlaams Belang)
… en in het verstrekken van correcte informatie aan alle Vlamingen. Dat is heel spijtig voor jullie, want op die manier worden al jullie complottheorieën en dergelijke heel duidelijk naar de vuilnisbak verwezen. (Applaus van Stijn Bex)
Dus ik begrijp dat vanuit jullie standpunt, maar niet vanuit ons standpunt en van dat van de meeste mensen. Want u moet dat niet afdoen als een verhaaltje van links; de VRT geniet het vertrouwen van heel veel Vlamingen, en niet alleen van linkse Vlamingen. Het vertrouwen in de VRT als openbare omroep die kwalitatief nieuws verschaft is zeer groot, en gelukkig maar. Minister, laat het daarom duidelijk zijn dat wij inderdaad ook pleitbezorger zijn van die heel sterke openbare omroep. Mevrouw Segers heeft dat ook gezegd.
Voorzitter, als ik nog heel even mag?
Heel even.
Dan is dat ook gebeurd. Wij hebben een amendement ingediend, en dan moet ik dat niet meer toelichten. Dat is een amendement dat we ingediend hadden in de commissie, en dat we nu opnieuw indienen, minister. Want het Vlaams Belang haalt daar wat cijfers naar boven – compleet intellectueel oneerlijk, weer fake nieuws natuurlijk – … (Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
U gaat nu eenmalige investeringen afdoen als recurrent en doen alsof we extra aan het investeren zijn in de VRT. Dat is niet waar. Het besparingspad blijft ongewijzigd, en de structurele besparingen blijven standhouden. Dat vreet natuurlijk aan de mensen, aan de lonen, aan het personeel, en dus aan de onderbezetting van de VRT. Er zijn 61 naakte ontslagen, mensen die moeten vertrekken. Wij hebben een amendement ingediend dat ervoor moet zorgen dat op zijn minst dat al teruggedraaid wordt, want wij zijn van mening dat het niet kan met minder mensen. De bodem is bereikt, we zitten eronder. Daar zijn we het mee eens. Dus mochten jullie allemaal dat amendement nog kunnen steunen, dan komen er ten minste recurrent en structureel middelen bij voor de VRT. Dat is de juiste keuze. (Applaus bij Groen)
De heer Meremans heeft het woord.
Kijk, in alle ernst nu. Niemand is tegen een sterke openbare omroep, integendeel. Vanuit het Vlaams-nationalisme zoals wij dat kennen, zijn wij altijd voorstander geweest van een sterke openbare omroep. Maar je moet die omroep ook wel wapenen voor de toekomst. Dat betekent een digitale omslag. Dat betekent kijken dat we onze jeugd daarbij niet verliezen. En daarvoor is ook transformatie nodig. We hebben dat trouwens gezien bij een bezoek aan de VRT onlangs met de commissie, dat zij daarin toch wel, zal ik zeggen, vooruitgang boeken, zeker wat betreft hun jeugdprogrammatie, en ook wat betreft de behandeling en duiding van het nieuws voor jongeren.
Maar zeggen dat je enkel maar een sterke openbare omroep kunt krijgen door vooral altijd meer geld te geven is niet altijd juist. Je moet daarin ook keuzes maken. U mag niet vergeten, mevrouw Segers en mevrouw Meuleman, dat wij werken met publieke middelen. Dat zijn belastingen van de brave huisvaders en huismoeders en Vlaanderen. Je moet erop toezien dat die goed gebruikt worden.
Ten laatste wil ik iets zeggen over Thuis. Dat zal dus behartigd worden door een productiemaatschappij. Dat zijn geen Qatarese firma’s met een kafalasysteem, in godsnaam. Die moeten zich ook houden aan de wetgeving. Hoeveel series worden niet gemaakt door productiehuizen, kwaliteitsvolle series? Waarom kan dat niet, en kan die serie daarin niet verder worden uitgebouwd met de correcte verloning voor acteurs en actrices daarbij betrokken?
Wat betreft de ontslagen: ook die mensen worden daarin goed begeleid. Dus ik zou ophouden met steeds te zeggen dat we de openbare omroep willen afbreken. Dat is niet waar, we willen die juist sterker maken voor de toekomst. Dat staat trouwens ook zo in de beheersovereenkomst. Bedankt. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik sluit mij helemaal aan bij de laatste tussenkomst. Maar ik wilde gewoon toch even, vooral naar de collega van het Vlaams Belang toe, iets zeggen over de cijfers die u daar noemt – de minister zal allicht een aantal zaken herhalen – en de projecten die u daar noemt, onder andere rond het crossmediaal meetsysteem, en het andere project rond desinformatie bijvoorbeeld. Dat zijn projecten die de VRT niet alleen doet, en die ook het hele medialandschap ten goede komen. Dus u zegt dat dat allemaal cashen is voor de VRT, maar dat klopt niet. Het verhaaltje dat u hier komt brengen klopt niet.
Er zijn inderdaad bepaalde zaken die men meer krijgt, onder andere om die lonen te indexeren enzovoort. De collega's aan mijn rechterzijde, maar aan de linkerzijde van het politiek firmament, die zeggen dat het minder, minder, minder is … Het doet me even denken aan de discussie die hier vanmorgen heeft plaatsgevonden. De enen zeggen dat het altijd maar meer is, de anderen zeggen dat het altijd maar minder is. Het is duidelijk dat de waarheid in het midden ligt. Dat wou ik nog even toelichten.
Mevrouw Segers heeft het woord.
De waarheid ligt niet in het midden, collega Brouwers. In 2014 ging het over min 29,5 miljoen euro, in 2013 min 8,5 miljoen euro, in 2014 min 12 miljoen euro, in 2015 min 15 miljoen euro, min 5,5 miljoen euro in 2016, in 2017 min 3 miljoen euro, in 2018 min 3 miljoen euro, in 2019 min 3 miljoen euro. En deze legislatuur ging het ook nog eens over 12 miljoen euro en de niet-indexering van de werkingsmiddelen. Het gaat een pak achteruit.
Als je dit vergelijkt met wat de Vlaming bijdraagt aan de VRT – en elke Vlaming krijgt bijzonder veel waar voor zijn geld –, dan betaalde de Vlaming in 2013 46 euro voor de VRT. Vandaag is dat nog 41 euro. Dat is netto 5 euro minder. Laat staan dat we zelfs nog spreken over inflatie. Dat is gewoon minder, minder, minder. En dat is structureel en recurrent. Daar heeft collega Meuleman absoluut een punt. En dat is precies wat ook wij zeggen: het is genoeg geweest.
Als we willen dat het lijstje van Focus Knack volgend jaar nog eens vol fantastische VRT-programma’s staat, zoals we ze het afgelopen jaar hebben gezien, dan moet het nu wel stoppen. Dan moeten we de VRT alle ruimte geven om die digitale omslag te maken, om dat toekomstgericht plan uit te voeren, waar ik ook achter sta. Maar beeld je in dat de VRT het transformatieplan had kunnen doen zonder die besparingen, zonder die ontslagen, dan zouden we zien wat een topinstelling de VRT is, alom in Europa geroemd als een van de beste en meest kostenefficiënte omroepen van heel Europa.
De oproep is heel duidelijk. Daarom gaan wij, collega Meuleman, uw amendement ook steunen. Het moet stoppen. We moeten de VRT versterken en toekomstgericht maken. Want daarmee versterken we onze democratie. (Applaus van Kurt De Loor en Elisabeth Meuleman)
Minister Dalle heeft het woord.
Ik denk dat de meesten in het halfrond ervan overtuigd zijn – dat is in elk geval zo voor de meerderheid – dat een sterke, slagkrachtige publieke omroep bijzonder belangrijk is voor kwaliteitsvol nieuws en kwaliteitsvolle duiding, voor ontspanning, cultuur, sport en dergelijke meer. De VRT heeft op dat vlak een zeer ambitieus plan voor de komende jaren, dat gebaseerd is op de beheersovereenkomst die we hebben gesloten en die vooral wil inzetten op de digitale transformatie.
Het is absoluut niet voldoende dat de VRT sterke inhoud, sterke content produceert. Ze moet er ook voor zorgen dat ze, op een moment dat digitalisering en internationale concurrentie aan de orde zijn, die ook bij de Vlaamse kijkers, luisteraars en mediagebruikers krijgt. De VRT doet dat in een budgettair uitdagend kader. Daar moeten we niet flauw over doen. Wij hebben in het regeerakkoord voorzien dat er een besparingstraject is, ten belope van 2,5 miljoen euro per jaar. Maar, collega’s en collega Segers, u mag ook niet vergeten dat er, sinds de start van deze regering in oktober 2019, bijzonder veel extra investeringen zijn gekomen van de Vlaamse Regering in de publieke omroep. Dat mag niet worden vergeten.
Collega Meuleman, een deel daarvan is wel degelijk structureel en recurrent. Als we in de beheersovereenkomst de dotatie volledig aanwenden om de lonen te indexeren, dan is dat een structurele aanpassing die vandaag uitzonderlijk belangrijk is. Dat bedrag loopt op tot 13 miljoen euro in het voordeel van de VRT, door die indexatie. Dat is een belangrijk punt. Als je alle bedragen samentelt, gaat het effectief over 44 miljoen euro extra investeringen. Dat zijn inderdaad eenmalige investeringen, naast de verschillende projecten waar de VRT aan meewerkt en waar extra middelen worden voor voorzien.
We hebben in de commissie de discussie over de niet-indexatie van de werkingsmiddelen gehad. U weet dat, net zoals in andere beleidsdomeinen, het effectief realiteit is. Maar vergeet niet dat we ook 7,1 miljoen euro extra hebben voorzien om de extra kosten van de VRT, met name rond energie, gedeeltelijk te dekken. Dus, zeggen dat we met de Vlaamse Regering niet investeren in de publieke omroep, klopt in elk geval langs geen kanten.
Het tweede punt waar we met de regering heel sterk op inzetten, is dat de publieke omroep ook een rol te spelen heeft in het bredere medialandschap. En effectief, collega Brouns verwees ernaar, de verschillende projecten waarrond wordt gewerkt, ook vanuit de Vlaamse relance – het crossmediale meetsysteem, mediahub, desinformatie, de recente projectoproep rond digitale transitie waarover we deze week beslissingen nemen –, zijn allemaal dossiers waar de publieke omroep vaak in betrokken is en steevast samenwerkt met andere mediaspelers. Dat is voor ons essentieel: dat de publieke omroep samenwerkt met andere spelers, precies om de Vlaamse mediasector te versterken.
Dat brengt me bij mijn laatste punt, over Thuis. Sinds de oprichting van de nv van publiek recht VRT, eind jaren 90, en de eerste CEO van dat moment, Bert De Graeve, is heel bewust de strategie uitgetekend waarbij we ervoor hebben gekozen om audiovisuele producties niet langer uitsluitend bij de VRT te organiseren. Het resultaat daarvan is dat we in Vlaanderen vandaag heel fier kunnen zijn op een bijzonder sterk audiovisueel landschap waar heel veel kleine en grote productiebedrijven een bijzonder sterke rol spelen en heel sterke content maken, ook voor de publieke omroep. Dat zal ook het geval zijn met Thuis. Ik begrijp heel goed dat de mensen die daarbij werken bezorgd zijn over die overgang. Maar een bedrijf als Eyeworks heeft een bijzonder sterke achtergrond en heeft al heel wat mooie producties gemaakt. Het zal ook van Thuis een succes maken, daar ben ik van overtuigd. Dit laat ook toe dat de publieke omroep eerder extra dan minder kan investeren in Thuis. De kijkers thuis kunnen erop rekenen dat dat blijft gebeuren.
Kortom, wij blijven ook de komende jaren verder inzetten op een sterke publieke omroep.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik wil nog eens repliceren dat de extra inspanningen die u doet en waar collega Slootmans zo kwaad over is, niet recurrent, niet structureel zijn. Behalve dan het deel personeels- en werkingsmiddelen die niet worden geïndexeerd. Als je alles bij elkaar telt – de besparingen van 2,4 miljoen euro per jaar, die 12 miljoen euro – en als je daar de niet-indexering en alle andere zaken bij rekent, dan kom je op 25 miljoen euro. De VRT heeft het nagerekend. Wat er nu bij zit, wordt hiermee niet rechtgezet.
Nogmaals onze oproep om een structurele en recurrente versterking van de VRT mogelijk te maken. (Applaus van Kurt De Loor en Elisabeth Meuleman)
De heer Meremans heeft het woord.
Collega’s, we gaan het een beetje hebben over cultuur. Waarom doen we dat?
Vijf minuten.
U zegt?
Vijf minuten.
Vijf minuten. We gaan herstarten hé, voorzitter? Eerlijk spelen! Anders ga ik bij de Fédération Internationale de Football Association (FIFA).
Maar goed, bon.
Collega’s we gaan het hebben over cultuur. Waarom? Omdat de N-VA cultuur natuurlijk belangrijk vindt.
Een aantal jaren terug bevond ik mij op een zeilboot, iets buiten Duinkerke, met 8 beaufort op volle zee. Dat was toch wel een speciale ervaring. Die boot hing helemaal schuin, beste Karl. Ik was er niet helemaal gerust op, maar de schipper wel. Het was aan de wind. Hij heeft de zeilen vastgezet, hij heeft goed het roer gehouden, en we zijn dan heelhuids de veilige haven binnengevaren.
Ik maak deze vergelijking met de cultuursector, die heel wat schokken heeft gekregen: door corona, maar natuurlijk ook met de huidige energiecrisis. Maar wat zien we? Het aandeel begroting van Cultuur, Media en Sport stijgt, meer dan gemiddeld. Het houdt gelijke tred met de inflatie.
In de begroting zelf, specifiek voor Cultuur, valt toch wel de gevoelige verhoging op voor de werkingsmiddelen van kunstorganisaties, niet met 4 maar met 8 procent inflatiecorrectie. Dat is 30 miljoen euro erbij. U ziet, collega Segers, wij investeren.
Ik verwijs ook graag naar het belangrijke Kunstendecreet. De uitvoering daarvan heeft net voor de zomer plaatsgevonden. Daarbij ontvangen 236 organisaties jaarlijks 178 miljoen euro. Dat is een stijging met 5,5 procent tegenover het initiële budget.
Ik wil hier toch wel even gebruik van maken om te verwijzen naar de grote woorden die toen zijn gesproken door bepaalde mensen uit de cultuursector. De heer Hillaert bijvoorbeeld heeft opgeroepen om het decreet te boycotten. Jezelf kandidaat stellen als kerninstelling stond bijna gelijk aan een zekere vorm van collaboratie. Wel, die staat er toch wat bedremmeld bij. Er zijn zestien nieuwe kerninstellingen. Met andere woorden, er is ook vanuit de sector tevredenheid over de uitvoering van het decreet. Wat hebben we geleerd? Dat er toch een verschil is tussen roepers en de sector zelf.
In de begroting voorzien we ook 16,5 miljoen euro extra voor energiecompensatie. De deelsectoren, niet onbelangrijk, het Vlaams Audiovisueel Fonds, Literatuur Vlaanderen, het Leesoffensief, de inhaalbeweging erfgoed, dat doen we verder richting 2024-2028.
Dan is er de kritiek die we krijgen. Ik herinner me die in 2019, bij het regeerakkoord: investeren in bakstenen, hoe durven ze! Dat was een doodzonde. Wel, wat zien we, collega's? Het investeren in bakstenen heeft ervoor gezorgd dat het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) is geopend als een prachtig museum waarmee we onze kunstenaars op het internationaal voorplan zetten. Het wordt gesmaakt in binnen- en buitenland. Ik vind dat toch wel erg belangrijk. Elke natie, elk land heeft een dergelijk museum waarvan je zegt dat het prachtig is. Ik ben recent nog in het Prado in Madrid geweest. Wel, wij kunnen ook meespelen op dat niveau.
Welk lekkers voorzien we in 2023, collega's? Het decreet over sociaal-cultureel werk komt eraan, het decreet rond de amateurkunsten, de bovenlokale cultuur en natuurlijk de uitrol van het kenniscentrum rond cultuuronderzoek. Voor ons ook belangrijk is de samenwerking met Nederland die we verder gaan uitwerken. We zullen ook gastland zijn bij de Leipziger Buchmesse, waarbij we onze auteurs en natuurlijk onze boeken in het licht kunnen plaatsen, samen met Nederland. We zijn ook verheugd dat wat betreft media, naast 1 miljoen euro extra voor het Vlaams Audiovisueel Fonds, ook de gamesector eindelijk kan gebruikmaken van de taxshelter, na heel wat gedoe tussen Europa en de federale overheid.
Over de VRT hebben we het daarnet al gehad. Ik heb daar ook onze elementen naar voren gebracht. Wat wel een aandachtspunt blijft, is de ruis die er zit tussen de openbare omroep en de private omroepen. Die ruis komt het medialandschap niet ten goede en dat blijft toch een aandachtspunt. We moeten echt vermijden dat die de samenwerking tussen de verschillende organisaties op een aantal vlakken negatief zou beïnvloeden. En dan is er natuurlijk de recente decreetwijziging rond netwerkradio's en dergelijke en de regionale omroepen.
Collega's, ik wil eindigen met een oproep en een beetje reclame voor de VRT. Vanaf januari start de serie ‘Het verhaal van Vlaanderen’, met Tom Waes, over de geschiedenis van Vlaanderen, de identiteit, wat we zijn. Wij allemaal als Vlaams parlementsleden onderschrijven uiteraard die identiteit. Ik wilde gewoon zeggen dat voor wie nog cadeautjes zoekt, er een stripverhaal bij is, een graphic novel en een boek, waarin je doorheen de geschiedenis wordt geloodst door een passionele Dendermondse leerkracht. Ik zou zeggen, dat het nu het moment is om het onder de kerstboom te leggen. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister Dalle, het is niet omdat ik u niet graag heb, absoluut niet, integendeel zelfs, maar ik kom graag even tussen bij wat er gezegd is over cultuur. Mijn excuses voor uw beleidsdomein.
Minister-president, ik heb u ook graag, voor alle duidelijkheid. Ik doe dat om u een bloemetje toe te gooien, zonder de daarbij horende bloempot. Dat bloemetje is enorm terecht want u hebt een enorme begrotingsinspanning gedaan voor cultuur. Ik wil dat nog even duidelijk maken. Het gaat hier over 60 miljoen euro. Dat is een gigantische inspanning die dit jaar werd geleverd voor de cultuurwereld, niet alleen voor de kunsten, maar het is ook een reactie op de energiecrisis en de stijgende inflatie. Ik denk dat heel weinig ministers u dit nadoen, en zeker heel weinig steden en gemeenten.
Het kroonjuweel van die 60 miljoen euro, minister-president, is natuurlijk de gegarandeerde pot voor de projectsubsidies, die in de eerste plaats gaan naar de zelfstandigen, de individuele kunstenaars uit de sector. U weet dat ik het een heel belangrijk punt vind dat die projectensubsidiepot niet meer onderhevig is aan een jojo-effect maar dat die kunstenaars een constante stroom van gegarandeerde middelen hebben, zelfs de 12,5 procent uit het Kunstendecreet.
Maar u kent ook mijn stokpaardje, namelijk de aanvullende financiering voor de kunstensector, waarbij het geld voor de cultuursector niet alleen gehaald wordt bij de overheid maar ook bij de private sector, ook bij de burgers en bedrijven die mee willen betalen, die mee willen helpen voor een levendig cultureel veld. En dan komen we bij de kunstkoopregelingen. We hebben dat heel goed aangegeven in het regeerakkoord, waarin we gezegd hebben dat we het beleid op het niveau van de aanvullende financiering niet laten verslappen, integendeel, dat we dat gaan versterken. Het is natuurlijk ook zo dat die zogenaamde kunstkoopregeling moeilijk uit de startknoppen geraakt is. Daar ben ik het met u eens. We hebben corona en dergelijke meer gehad. De evaluatie ervan was niet goed. Het kon niet de beoogde kruissnelheid bereiken. Ik zou nogmaals een lans willen breken voor het instrument en u willen vragen om de goede elementen uit het concept te blijven behouden en er blijvend op in te zetten. Dank u wel. (Applaus van Maurits Vande Reyde)
Mevrouw Segers heeft het woord.
Cultuur is natuurlijk ook een heel belangrijk beleidsdomein.
Ja, dan had u zich maar langer moeten inschrijven dan vijf minuten. U hebt die nu aan de VRT gespendeerd.
Ik kan een paar van de bloemetjes van collega D’Hose voor de 60 miljoen euro extra ondersteunen, en dat heb ik u ook gezegd, minister-president, tijdens de begrotingsbesprekingen. Het verankeren van de projectmiddelen is een goede zaak, en daar hebt u ondertussen een belangrijk voortschrijdend inzicht gehad. Het helpen om de energiekosten te betalen is ook een goede zaak.
Maar er was natuurlijk één vraag unisono vanuit de hele sector: die naar de indexering van de werkingsmiddelen. Die is niet gebeurd, wat maakt dat 100 euro in 2013 vandaag – ze zijn al jaren niet meer geïndexeerd – nog maar 90 euro waard is, waardoor alle extra investeringen natuurlijk ook voor een groot deel gewoon weg zijn, omdat die werkingsmiddelen zo hard wegen op de kosten van de hele sector.
Daarnaast zijn er natuurlijk ook een aantal keuzes die u maakt, maar – en dat weet u ook – die wij niet zouden maken. We hebben het debat rond de canon al heel lang gevoerd. Daar gaan toch behoorlijk wat middelen naartoe. Er is het Museum van Vlaanderen waarvan nog niemand weet hoe dat er precies gaat uitzien. Eerst was het een fysiek museum, dan werd het digitaal. Daar wordt ook een miljoen euro tegenaan gegooid. Dat zijn allemaal symbolen waarin deze Vlaamse Regering investeert en het is symptomatisch voor wat deze Vlaamse Regering doet, namelijk het naar voren schuiven van symbolen. Maar jammer genoeg is er onvoldoende aandacht voor de grote problemen die wij op het terrein zien ontstaan.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Segers, je moet het toch maar kunnen doen. In dezelfde tussenkomst van één minuut zeggen dat enerzijds 60 miljoen euro meer voor Cultuur goed is en anderzijds zeggen dat al het geld naar symbolen gaat – en u noemt 1 miljoen euro voor het Museum van Vlaanderen. Er mag toch nog enige intellectuele eerlijkheid in het debat over cultuur zijn. (Applaus bij de N-VA en cd&v)
We hebben enorm geïnvesteerd in Cultuur en ja, we zetten ook onze stempel op identiteit en we brengen het Vlaming zijn naar voren in een canon, net zoals Nederland dat doet, net zoals Denemarken dat doet, en in een museum voor de Vlaamse geschiedenis en cultuur, zoals ieder land en iedere natie dat heeft. U mag dat betreuren – en gelukkig: ik zou mij ongemakkelijk voelen mocht ik van de socialisten over de hele lijn lofbetuigingen krijgen. U hebt mij dus eigenlijk een groot plezier gedaan door te zeggen dat er inderdaad een groot verschil is tussen hoe u aan cultuurbeleid zou doen en hoe wij met deze regering aan cultuurbeleid doen. (Applaus bij de meerderheid)
Dit thema is afgehandeld.
Kanselarij, Bestuur, Buitenlandse Zaken en Justitie
Dan bespreken we nu het thema Kanselarij, Bestuur, Buitenlandse Zaken en Justitie.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, vorig jaar hadden we het hier over 2022 als overgangsjaar, een jaar waarin u heel veel initiatieven hebt genomen, waarvan we de uitvoering het jaar nadien zouden kunnen zien. Het is daarom duidelijk dat volgend jaar een belangrijk jaar voor u zal zijn op het vlak van de verwezenlijkingen in deze legislatuur. Ik zal daarom vandaag starten met een aantal belangrijke dossiers die volgend jaar echt vorm zullen krijgen en waarop onze fractie sterk heeft ingezet bij de aanvang van deze legislatuur.
Het eerste is iets waarnaar heel velen van ons ten zeerste hebben uitgekeken, namelijk de oprichting van het Vlaams Mensenrechteninstituut (VMRI). Dat instituut zal vanaf maart van volgend jaar Unia vervangen als partner in het gelijkekansenbeleid van Vlaanderen. Met dit Vlaams instituut zetten we meer dan ooit in op dialoog en bemiddeling. Het VMRI kan rekenen op onafhankelijkheid en expertise, maar het is vooral een afscheid van de vooringenomenheid van Unia als zogezegde partner in de strijd tegen discriminatie.
Ik verwachtte nu een reactie, maar die komt niet. Oké.
U moet dat niet uitlokken.
Er zijn in dit parlement heel veel collega’s die de afgelopen maanden en jaren moord en brand hebben geschreeuwd en hun onvoorwaardelijke liefde voor Unia hebben getoond, voor het werk dat zij hebben gepresteerd. We hebben afgelopen week echter via de media het volgende kunnen vaststellen. Ik raad alle linkse collega’s aan om het recente arrest van het Hof van Beroep in Antwerpen te lezen. Daarin stellen rechters zwart-op-wit dat Unia een poetsman racisme heeft aangepraat, terwijl daar in feite helemaal geen sprake van bleek te zijn. Dat toont in mijn ogen toch nog maar eens het failliet van Unia als betrouwbare partner in het gelijkerechtenverhaal aan. (Applaus van Karl Vanlouwe)
Ik denk dat we hier toch over een belangrijke zaak aan het praten zijn, Unia dat altijd door de linkerzijde werd bejubeld als hét orgaan dat onze mensenrechten zou beschermen, en nu zie ik daar ter linkerzijde iedereen zo op zijn gsm tokkelen. Plots is dat niet meer belangrijk. Ik vind dat vreemd.
U reageert niet. Goed, ik hoop dat men ten minste aan de overkant van de straat inziet dat wij hier in het Vlaams Parlement de juiste beslissing hebben genomen door niet meer in zee te gaan met Unia.
Ten tweede is er het Plan Samenleven. Minister, ik denk dat we ook hiervan in 2023 de eerste resultaten zullen zien. De nieuwe aanpak met 7 pijlers en 24 acties, ik denk dat dat eerlijk gezegd een hele verbetering is tegenover het beleid dat we vroeger hebben gekend. U weet echter ook dat niet alle 24 projecten voor ons even belangrijk en essentieel zijn. Evenzeer zijn er bepaalde initiatieven die volgens mij wél een bijdrage kunnen leveren aan een betere sociale cohesie in Vlaanderen. De eerste reacties die ik hoor van de lokale besturen, zijn ook heel positief in die zin.
Ten derde zijn er de geloofsgemeenschappen. Volgend jaar verwachten we ook de eerste nieuwe erkenningen van lokale geloofsgemeenschappen. Het verscherpte erkenningskader moet vooral die lokale geloofsgemeenschappen ondersteunen die een bijdrage leveren aan het samenleven in Vlaanderen, maar ook en vooral moeten de rotte appels eruit worden gehaald. U weet hoe belangrijk ik dat vind.
U staat dus voor een heel belangrijke opdracht en die opdracht is dat de Vlamingen opnieuw vertrouwen moeten krijgen in de dialoog tussen religie en de overheid. Op dat vlak hebt u maar een taak, minister, en dat is dat elke nieuwe erkenning die op uw bureau komt, boven elke verdenking staat en met kennis van zaken genomen moet worden, met advies van het inspectiebureau dat u ter beschikking hebt.
Oké.
Is het al gedaan? Die 5 minuten gaan snel.
Alles gaat hier snel. Allee, alles is veel gezegd, toch veel dingen. (Gelach)
Ter afronding, minister, u weet dat ik ook constructief, maar kritisch naar de toekomst kijk.
Over het aantal gemeentefusies wil ik nog heel kort iets zeggen. Er zijn vijftien fusieoperaties bezig. Dat is goed, maar dat is niet heel erg veel. Een warme oproep dus om de boer op te gaan en de lokale gemeenten te overtuigen van de waarde van die fusiepakketten.
Twee, de modernisering van de rechtspositieregeling is ook heel erg belangrijk.
En ten slotte – ik probeer heel snel te praten, voorzitter – is er het neutraliteitsprincipe. U weet – ik heb u daar gisteren nog over aangesproken – hoe belangrijk ik het vind dat die loketfuncties neutraal zijn. En ik reken erop, minister, dat u daar in 2023 heel hard op gaat inzetten.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Lieve fractiegenoten, ambtsgenoten, Vlaamse Regering, volgens de recentste peiling heeft nog slechts 37 procent van de bevolking vertrouwen in deze Vlaamse Regering. Dat is nauwelijks beter dan Vivaldi, waar nog slechts 33 procent vertrouwen in heeft. En dat was nota bene nog voor de flagrante WhatsAppleugen van premier Alexander De Croo. Hoe is dit te verklaren?
Ten eerste, het cordon sanitaire, de ondemocratische uitsluiting van mijn partij, het Vlaams Belang. Hierdoor worden al decennia honderdduizenden – volgens de peilingen vandaag zelfs meer dan een miljoen – Vlamingen in het gezicht gespuwd.
Ten tweede is er de uitholling van onze soevereiniteit en dus van onze democratische rechtstaat. De EU, de VN, het World Economic Forum en allerlei internationale verdragen die werden gesloten door de opeenvolgende Belgische en Vlaamse regeringen, zorgen ervoor dat de gewone man en vrouw in de straat steeds minder te zeggen hebben. De Vlamingen zijn simpelweg geen baas over hun eigen grenzen, hun eigen centen, hun eigen beleid, hun eigen toekomst.
Ten derde en tot slot zijn er de lafheid, het amateurisme en het opportunisme van de traditionele partijen. De socialisten, de liberalen en de christendemocraten, later aangevuld met Groen, Agalev en de N-VA, voeren reeds decennialang een beleid waarbij ons eigen volk, onze eigen cultuur en onze eigen samenleving niet op de eerste plaats komen. En met ‘eigen volk’ bedoel ik uiteraard ook de mensen met een migratieachtergrond die Vlaming onder de Vlamingen zijn. Ter illustratie van dat ‘Eigen volk laatst’-beleid geef ik u de titels van enkele recente krantenartikelen: “Mama Steffi en papa Amedée lanceren cadeaubox om kosten voor hartoperaties van zoontje Jules te kunnen betalen”, “Steeds meer gezinnen kunnen lening niet meer betalen”, “Joke heeft zeldzame ziekte, maar moet nog zes jaar wachten op steun”. “Volgende week”, zo zegt Joke, “is mijn geld op”. “Gezinnen moeten kiezen tussen eten of verwarming”, “Verwarmen is peperduur voor slecht geïsoleerde scholen: ‘We zullen dekentjes moeten leggen.’”, “Steeds meer gezinnen vragen hulp, ook in kleine gemeenten” enzovoort. En toch vindt deze Vlaamse Regering blijkbaar nog altijd belastinggeld van de hardwerkende, maar verarmende Vlamingen om miljoenen subsidies uit te delen aan de integratie- en diversiteitsindustrie. Nooit snoeit deze regering in de budgetten en subsidies voor integratie, voor het buitenland, voor non-discriminatie en ander politiek correct gepamper.
Mijn spreektijd is beperkt, dus ik som slechts enkele voorbeelden op. Niet minder dan 96 Vlaamse subsidies gaan dit jaar naar Molenbeek, in totaal 18 miljoen euro. Anderhalf miljoen euro gaat naar Curieus vzw, want diversiteit is de sleutel tot eenheid, zo luidt daar het credo. 850.000 euro gaat naar moskeeën en dat bedrag zal alleen maar toenemen, want deze Vlaamse Regering wil zoveel mogelijk nieuwe moskeeën subsidiëren. En er staan er al zo’n 80 klaar om subsidies te ontvangen.
1 miljoen euro gaat naar het Internationaal Comité, een multiculturele federatie van etnisch-culturele zelforganisaties en gemeenschappen. Alstublieft, 1 miljoen euro. Driekwart miljoen euro gaat naar de Unie van Turkse Verenigingen en de Federatie van Marokkaanse Verenigingen. Meer dan 1 miljoen euro gaat naar Vluchtelingenwerk Vlaanderen, enzovoort.
Gisteren werd bekend dat – terwijl deze Vlaamse Regering zoals u weet 2 miljoen euro belastinggeld naar Marokko stuurt – Marokko 13.000 gratis WK-tickets uitdeelt aan Marokkanen in Qatar. Nog altijd – ik heb het eens opgeteld – geeft deze Vlaamse Regering minstens 100 miljoen euro per jaar aan de integratie- en diversiteitsindustrie. Voor deze regering moeten immigranten blijkbaar gepamperd worden met een zo goed als kosteloos inburgeringstraject waar de Vlaming meer dan 4000 euro per vreemdeling voor moet ophoesten. Hoe meer vreemdelingen, hoe meer belastinggeld naar de Vlaamse subsidie-industrie vloeit, zelfs in deze crisistijd.
Minister van Financiën Diependaele zei doodleuk dat het absoluut niet de bedoeling is dat het subsidieregister tot enige besparing zal leiden. U voegde eraan toe dat u dat er ook nooit doorgekregen zou hebben. Beste N-VA, dat krijg je dus wanneer je met traditionele partijen blijft besturen, dan staat niet de vrijheid en de welvaart van de Vlamingen op nummer één, maar wel de politiek correcte globalistische agenda van klimaat- en stikstofhysterie, het woke-isme, ongecontroleerde massale immigratie en het diversiteitsdogma. Hieraan gaan onze cultuur en samenleving kapot. Wij heten niet voor niets het Vlaams Belang want wij en alleen wij dienen het belang van de Vlamingen, het Vlaams belang. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, collega’s, deze bestuursperiode, ook deze lokale bestuursperiode zal de geschiedenis ingaan als de legislatuur van de crisissen. Naast de vele verwachtingen en uitdagingen waar besturen en ook lokale besturen in gewone tijden al mee geconfronteerd worden, kwamen er deze bestuursperiode extra uitdagingen bij. Daarbij werden telkens flexibiliteit en extra inspanningen van de lokale besturen verwacht. Dat deden ze ook, ze toonden heel veel veerkracht en flexibiliteit.
Maar collega’s, de crisissen hakten er stevig in, bij de mensen, maar ook bij steden en gemeenten. Ze legden ook een aantal pijnpunten bloot. Veel steden en gemeenten botsten op hun financiële grenzen en veel steden en gemeenten botsten op de grenzen van de bestuurskracht. Ik maak me zorgen en Vooruit maakt zich zorgen over de financiële toestand van de steden en gemeenten. De voorbije weken en maanden trokken steden en gemeenten, samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) trouwens al aan de alarmbel. Het viel op dat de centrumsteden gezamenlijk mee aan die alarmbel trokken. Ze waarschuwden ervoor dat de dienstverlening naar burgers en ondernemingen in het gedrang komt. Ze waarschuwden er ook voor dat er sterk geschrapt zou moeten worden in investeringen.
Door deze Vlaamse Regering werden er inderdaad bijkomende financiële middelen geïnvesteerd in de lokale besturen. Maar de steden en gemeenten hadden gehoopt op een forsere verhoging, een forsere stijging van de financiering want ze vonden dat de ongeveer 100 miljoen euro per jaar die er de volgende drie jaar bij komt, niet voldoende is. Ze zochten ook zelf naar oplossingen. Ze zetten de tering naar de nering, maar de punten van kritiek blijven wel. Het Gemeentefonds wordt niet inflatiebestendig gemaakt zoals door de steden en de gemeenten en door de VVSG gevraagd werd. Ook andere financieringen worden niet geïndexeerd.
In deze tijden is het voor Vooruit belangrijk dat steden en gemeenten kunnen blijven investeren in hun lokale economie en hun infrastructuur. We moeten absoluut vermijden, collega’s en minister, dat er sterk wordt geschrapt in die investeringen. Want, zoals u weet, heeft dat ook een nefaste invloed op de ondernemers en de lokale werkgelegenheid.
Naast de financiering maken we ons zorgen over de bestuurskracht. We gaan het jaar in waarin de gemeenten een fusie kunnen aangaan. Collega Sminate had het er ook over: als we sterkere en meer bestuurskrachtige gemeenten willen, kunnen fusies daartoe bijdragen. Een grondig debat over de bestuurskracht van onze driehonderd gemeenten dringt zich op. We moeten ons de vraag stellen of alle gemeenten de hoge verwachtingen van hun inwoners kunnen inlossen. Zijn alle gemeenten wel klaar om die uitdagingen van morgen aan te gaan?
Toegegeven, deze Vlaamse Regering heeft een aantrekkelijk aanbod uitgewerkt van fusiedraaiboek, begeleiding door het Agentschap Binnenlands Bestuur en de bonus van maximum 500 euro per inwoner. Maar ondanks al deze verleidingsmanoeuvres blijven de huwelijken uit. De fusie-oefening van deze Vlaamse Regering blijft opnieuw steken in een heel beperkt aantal fusies, waardoor ook de bestuurskracht van steden en gemeenten amper zal verhogen.
Vooruit maakt zich ook zorgen over het vertrouwen in het lokale bestuur, in de lokale overheid. Het lokale bestuur staat het dichtst bij de bevolking. De burgers hebben er het meest vertrouwen in. Bijna een op de vier Vlamingen, namelijk 23 procent, gaf begin 2022 aan heel veel vertrouwen te hebben in die lokale overheid. Maar we zien dat dit vertrouwen sterk daalt. In 2021 was dat nog 31 procent, begin dit jaar was dat nog amper 23 procent. Die daling is overigens meer uitgesproken bij lokale besturen dan bij andere niveaus. We stellen vast dat het vertrouwen van de burger in de slagkracht van lokale besturen naar een dieptepunt gedaald is. Ik vind dat straf, minister, dat uitgerekend onder uw ministerschap, minister bevoegd voor de lokale besturen, zelf burgemeester, en nota bene uitgeroepen en verkozen tot beste burgemeester van de wereld, onder uw legislatuur, het vertrouwen van de burgers in de lokale besturen naar een dieptepunt daalt.
Minister, conclusie: er is nog werk aan de winkel. U hebt nog een dik jaar om dat te doen. We verwachten van u dat u die lokale besturen ondersteunt en versterkt. Als het over de versterking van die lokale besturen gaat, kunt u in Vooruit een partner vinden. (Applaus bij Vooruit)
De heer Warnez heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, een jaar geleden ongeveer stond ik hier ook, met een laudatio voor de lokale besturen, voor alles wat zij gedaan hadden tijdens de coronacrisis. Toen dachten we dat 2022 een normaal jaar zou worden. Maar niets was minder waar. De burgers hadden weer heel wat angsten, heel wat vragen. Gaat mijn energiefactuur betaald geraken? Zullen we die Oekraïense vluchtelingen kunnen opvangen? Wel, wie stond er opnieuw in de eerste lijn? Wie stond er opnieuw klaar om antwoorden en oplossingen aan te reiken? Dat waren onze lokale besturen.
We moeten in dit parlement ook eens duidelijk zeggen dat zij daar niet alleen voor stonden. Deze Vlaamse Regering, deze Vlaamse meerderheid, heeft volop de kaart van de lokale besturen getrokken, hen ondersteund en bijgestaan waar mogelijk. We handhaven niet alleen de groeivoet van het Gemeentefonds, maar we versterken ook onze OCMW’s met 23 miljoen euro, 8,5 miljoen euro voor 2023. We versterken de gemeenten zelf met extra middelen: 94 miljoen euro in 2023, 124 miljoen euro in 2024 en 149 miljoen euro in 2025. Ik denk dat iedereen in dit halfrond moet erkennen dat dit een serieuze inspanning is.
Die middelen zijn ook absoluut nodig. Niet alleen omdat we vertrouwen hebben in onze lokale besturen, niet alleen omdat zij – dicht bij de burger – de juiste beslissingen kunnen nemen, maar ook omdat we weten dat ze de motor zijn van onze Vlaamse economie, van onze lokale economie.
Minister, we moeten verdergaan op dat pad. Vooruitgang op het vlak van decentralisatie is nodig. We moeten ook evolueren naar een rechtvaardige financiering van onze lokale besturen. Ik heb al gewezen op de groeivoet die we handhaven, maar als ik anderzijds aan het Gemeentefonds denk, dan gaan mijn wenkbrauwen toch wel even op en neer. We weten hier allemaal dat het verdelingsmechanisme van dat Gemeentefonds eigenlijk passé is. Het is verouderd, niet meer actueel, ook het Grondwettelijk Hof heeft dat in 2018 al bevestigd. We moeten naar een rechtvaardiger verdeling van die middelen. Het is goed dat er op dit moment studiewerk gebeurt, en ik hoop dat we in 2023 ook richting conclusies kunnen gaan.
Als we het hebben over bestuurskracht, dan hebben we het heel vaak over fusies. Maar eigenlijk moeten we eerst een ander woord uitspreken, een ander F-woord: financiering. Eerst moet dus de financiering in orde, en dan kunnen we ook verdere stappen zetten, waar dat mogelijk is, maar vooral ook waar het vrijwillig gebeurt. Ondertussen doen die lokale besturen dat al, minister. Zij werken al aan die bestuurskracht, en ze doen dat met samenwerking: de regiovorming, waar u ook trots op bent. Zij doen dat ook her en der met fusies, maar ze doen dat vrijwillig. Waarom is die vrijwilligheid zo belangrijk? Omdat het de enige en ook de belangrijkste noodzaak is om draagvlak te creëren. Als we willen dat die fusies verteerd geraken – en ik ben ervan overtuigd dat de fusies van 1976 in heel wat gemeenten nog altijd niet verteerd zijn – dan zal die vrijwilligheid noodzakelijk zijn.
Minister, we staan voor een nieuw jaar, 2023, en ik hoop dat dat het jaar wordt van de lokale mandataris. De gemeenteraad is het kloppend hart van onze lokale democratie, en ik moet vaststellen dat dat kloppend hart nu en dan toch een hartritmestoornis heeft. We moeten volgend jaar inzetten op onze gemeenteraadsleden. We moeten hen meer impact en meer tijd geven, en meer ondersteuning. We hebben daarover al van gedachten gewisseld naar aanleiding van uw visienota, en naar aanleiding van de conceptnota van onze fractie. Ik denk dat de gedachten redelijk gelijk lopen. Ik denk dus dat we in 2023 eindelijk eens kunnen landen wat betreft het versterken van de gemeenteraad.
Minister, als we terugkijken op de afgelopen 3,5 jaar dan vind ik dat we binnen onze commissie Binnenland ook wel trots mogen zijn op wat er allemaal is gebeurd, en ook op de manier waarop het is gebeurd. Het is altijd heel constructief gebeurd in onze commissie, voorzitter. Ik hoop dus dat we ook in 2023 op dat elan verder kunnen gaan. U kunt alvast op de constructieve steun van onze fractie blijven rekenen. (Applaus bij de meerderheid en van de Vlaamse Regering)
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Ministers, collega’s, zoals we allemaal weten heeft de Vlaamse justitie een behoorlijk groot aantal aandachtspunten.
Laat mij beginnen bij de verantwoordelijkheid om slachtoffers centraal te stellen doorheen heel het justitieel beleid. Zeker met betrekking tot het pas gestarte terreurproces moet er in de nodige justitieassistenten voorzien worden om de slachtoffers adequaat te kunnen steunen. Onafhankelijk van welk misdrijf iemand slachtoffer wordt, moet er voorzien worden in een gepaste ondersteuning, beginnend bij het politiebureau en gaande door de hele keten die daarop volgt.
Slachtoffers voorkomen is cruciaal, minister. In het kader daarvan is preventief en vroegtijdig ingrijpen dan ook noodzakelijk. Ik stelde vorige week ook nog een actuele vraag betreffende de hele problematiek van intrafamiliaal geweld en partnergeweld. Daarbij moeten we doeltreffend optreden en ervoor zorgen dat de veiligheid van zowel slachtoffers als kinderen centraal staat. Het is dan ook uw taak, minister, om onze kinderen te beschermen waar nodig. Ook bij het opleggen van elektronisch toezicht moet er in de eerste plaats gedacht worden aan het slachtoffer. Het kan niet de bedoeling zijn dat de dader in de buurt van het slachtoffer kan komen, laat staan nieuwe slachtoffers kan komen, iets wat vandaag nog steeds gebeurt. Begrijpe wie begrijpen kan, collega’s.
Ook seksueel geweld is helaas nog steeds een gigantische problematiek in onze samenleving. Ik begrijp dat de versnippering van de bevoegdheden een doeltreffend ingrijpen gaat bemoeilijken, maar dat mag geen excuus zijn om te gaan slabakken. Het Vlaams actieplan seksueel geweld is een plan waar wij uiteraard achter staan, zoals ik al meermaals heb gezegd in de commissie. Ik ben dan ook benieuwd naar de tussentijdse evaluatie die volgend jaar gepland staat. Bijsturing zal nodig zijn en ik hoop dat er, rekening houdend met nieuwe tendensen, plaats zal zijn voor nieuwe acties.
Aandacht voor slachtoffers, collega’s, is dus broodnodig, maar dat gaat hand in hand met een effectieve aanpak en bestraffing van daders. Nog al te vaak zien we dat daders, door een gebrekkige opvolging, in staat zijn nieuwe misdrijven te plegen, misdrijven die voorkomen hadden kunnen worden indien justitie haar werk had gedaan. Dit is helaas niet iets waar Vlaanderen exclusief bevoegd voor is; ook het federale niveau moet zijn werk doen. Recidive moet maximaal voorkomen worden en daarvoor is een goede risicotaxatie onontbeerlijk.
Bij bestraffing moet de veiligheid van de maatschappij altijd voorop staan. Daarnaast is het essentieel dat de straf naar behoren wordt uitgevoerd. De enorme toename van alternatieve straffen zoals werkstraffen en elektronisch toezicht, moet ook uitvoerbaar zijn. Een alternatieve straf louter opleggen omdat er in de gevangenissen geen plaats is, is voor het Vlaams Belang onaanvaardbaar.
We zijn tevreden dat de tweede fase van het Jeugddelinquentiedecreet volgend jaar in maart in werking treedt en dat er daardoor eindelijk voorzien zal worden in gescheiden opvang van daders en slachtoffers, iets waar onze fractie al maanden om vraagt. We hopen dat de impact van het Jeugddelinquentiedecreet permanent gemonitord zal worden, dat knelpunten tijdig geïdentificeerd worden en er tijdig ingegrepen kan worden.
Ik eindig, collega’s, met te stellen dat de Vlaamse justitiebevoegdheden helaas beperkt zijn. In de BBT kwam de afhankelijkheid van het federale niveau zeer duidelijk naar voren. Zo lazen we dat het voor een aantal zaken nog wachten was op het federale niveau om actie te ondernemen. Daarnaast lazen we dat het Vlaamse niveau vaak niet betrokken wordt bij federale beleidsplannen, ook al hebben ze een gigantische weerslag op Vlaanderen. Zeker wat betreft het al dan niet uitvoeren van gevangenisstraffen of initiatieven om de overbevolking aan te pakken, zijn er al heel wat gevolgen geweest voor Vlaanderen. We delen dan ook, minister, de frustratie die voortvloeit uit de versnippering van bevoegdheden en beleid. Het is erg dat de federale bevoegdheden ervoor zorgen dat het Vlaamse justitiebeleid onder druk komt te staan en dat men ervan uitgaat dat Vlaanderen zich maar weer zal aanpassen. Het is duidelijk dat enkel en alleen een overheveling naar Vlaanderen kan zorgen voor een adequaat justitieel beleid. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ik zal het – hoe kan het ook anders – over Brussel hebben. De aanwezigheid van de Vlaamse Gemeenschap in onze hoofdstad is al decennialang een belangrijke pijler van het Vlaamse Gemeenschapsbeleid. Vlaanderen is zonder enige twijfel een sterk merk in onze hoofdstad. Wie Vlaanderen zegt in Brussel, zegt kwaliteitsvol onderwijs. Wie Vlaanderen zegt in Brussel, zegt enorme inspanningen om iedereen die prachtige taal, het Nederlands, bij te brengen, jong en oud. Wie Vlaanderen zegt in Brussel, zegt een bruisend cultuuraanbod. De tijd waarin er neergekeken werd op de ‘Flamands’ in Brussel, is allang voorbij. Dat is in hoofdzaak te danken aan de talloze leerkrachten, cultuurwerkers, welzijnswerkers en anderen die op het terrein het verschil maken.
Maar het zou iedereen sieren om ook de enorme financiële inspanningen vanuit Vlaanderen te onderschrijven. Zonder de politieke en ideologische overtuiging dat Brussel een stad is waar de twee grote taalgemeenschappen elkaar ontmoeten, zouden we nooit staan waar we vandaag staan. De fameuze Brusselnorm – 5 procent van de totale gemeenschapsmiddelen gaat naar Brussel – is een product van een politieke overtuiging die mijn fractie altijd dierbaar is geweest en die we al jaren gestand doen, zoals ook blijkt uit het meest recente GACB-rapport (Gemengde Ambtelijke Commissie Brussel).
En deze visie vormt ook de draad doorheen het Brusselbeleid deze legislatuur. We proberen vanuit Vlaanderen alles op alles te zetten om het Vlaams-Brussels netwerk te bewaren en te versterken. En dat vertaalt zich ook in centen. Vandaag staat voor u dan ook een tevreden vrouw, minister, want voor het Brusselbeleid wordt maar liefst 5,5 miljoen euro extra vrijgemaakt. En dit bedrag komt na de 10 miljoen euro extra relancemiddelen. Zelfs een blinde kan zien dat er inderdaad maar één mantra blijft bestaan: Vlaanderen laat Brussel niet los.
In tijden van crisis is Vlaanderen de enige overheid in dit land die de geldbeugel heeft opengetrokken voor onze hoofdstad. En niet door centen door ramen en deuren te smijten, maar met gerichte inspanningen, waardoor we later ook in staat zullen zijn om bij te springen wanneer nodig. En dit steekt in schril contrast af met de dieprode en beschamende begroting van de regering-Vervoort, die de toekomst van de Brusselaars op het spel zet. En dankzij deze Vlaamse visie kunnen structurele partners zoals Muntpunt, Brik, het Huis van het Nederlands Brussel enzovoort, de energiefacturen de baas, en kunnen ze hun goede werk blijven verderzetten.
En ik ben ook blij, minister, om vast te stellen dat u in uw beleidsnota de aandacht voor de kennis van het Nederlands meer dan ooit vooropstelt. Ik heb het in de afgelopen jaren tot in den treure herhaald, en ik ben blij dat het geleid heeft tot mooie resultaten: de versterking van het Huis van het Nederlands, de Plonge-app om mensen op een interactieve manier het Nederlands aan te leren, en ook het Steunpunt Taalwetwijzer.
De N-VA-fractie is dus opgetogen met uw visie op Brussel. We geloven sterk in een goede samenwerking tussen gemeenschappen en de verschillende overheden actief in de Brusselse realiteit. Onze deur staat dan ook altijd open voor overleg met andere overheden, en met de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). De VGC kan bovendien rekenen op een enorme extra ondersteuning, maar liefst 1,8 miljoen euro extra, nog los van de bijkomende energiecompensaties.
Ik moet echter tot mijn spijt vaststellen dat steeds minder politici geloven in deze vorm van samenwerking, gebaseerd op respect voor elkaars bevoegdheden. Steeds meer mensen geloven in een model waarbij de Vlaamse Gemeenschap niet langer een rol hoort te spelen in Brussel. Het resultaat van deze beweging is dan jammer genoeg de verschraling van Brussel, en de achteruitgang van de Nederlandstalige dienstverlening.
Een bewijs hiervan is dat de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) steeds meer bevoegdheden naar zich toetrekt, en dat de VGC hierin voluit meegaat. De VGC is dan ook niet altijd even loyaal, en dan druk ik me nog zacht uit. Want hoe anders kun je de overheveling van subsidies naar de GGC bekijken? Hoe anders kun je de doorgedreven aandacht en studies naar meertaligheid noemen, terwijl Vlaanderen juist de kennis van het Nederlands vooropstelt?
De VGC zou een partner moeten zijn van Vlaanderen, en complementair beleid moeten voeren, anders zaagt men de tak af waarop men zelf zit. En minister, ik hoop dat u dat duidelijk zult maken aan die zogenaamde Vlaamse vertegenwoordigers in zowel de VGC als de GGC. U hebt als minister die brugfunctie. Die bestaat niet alleen voor dialoog, maar ook voor signalen wanneer de dingen ontsporen.
En laat het duidelijk: het gemeenschapsmodel voor Brussel, voor onze hoofdstad, is voor ons de basis, en het zal ook altijd zo blijven. En mijn fractie verwacht van u dan ook een serieuze inspanning op dat vlak, want als u het niet doet, zal niemand het doen. Bedankt. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Mevrouw Tavernier, ik ben de eerste om te onderschrijven dat de investeringen van Vlaanderen in Brussel het verschil maken. En ik hoor u nu zeggen dat wie Vlaanderen zegt in Brussel, kwaliteitsvol onderwijs zegt. Dat is lange tijd absoluut zo geweest, maar als u Brussel kent – net zo goed als ik, denk ik –, dan weet u dat dat vandaag ongelooflijk onder druk staat. Als je vandaag in Brusselse scholen komt, dan is het lerarentekort zo mogelijk nog groter dan in Vlaanderen. Er zijn klassen waar ze gewoon letterlijk een heel jaar geen leraar wiskunde of Nederlands meer gezien hebben. Dat zet de toekomst van de Brusselaars, de toekomst ook van het Nederlands in Brussel, op het spel.
Dus mijn vraag aan u is: vindt u dat minister Weyts voldoende doet om het lerarentekort in Brussel aan te pakken? En ziet u zelf extra pistes om ervoor te zorgen dat wij als Brusselaars erop kunnen blijven rekenen dat dat Nederlandstalig onderwijs een kwaliteitsmerk blijft in onze hoofdstad? (Applaus bij Vooruit)
De heer Bex heeft het woord.
Collega Tavernier, aansluitend bij de tussenkomst van collega Goeman heb ik twee vragen. Ten eerste, over de rol van de VGC. En dan kijk ik ook naar de minister. Ik dacht altijd dat er een zeer goede verstandhouding is tussen wat u doet binnen de Vlaamse Regering en de samenwerking daar met de VGC. Dat is ook zo aan bod gekomen bij de bespreking in de commissie. Het verbaast mij een beetje dat hier een andere indruk wordt gewekt. Het is belangrijk om te zeggen dat de VGC net met uitgestoken hand samenwerkt met deze Vlaamse Regering om die doelstellingen, waarnaar u terecht verwijst, collega Tavernier, te kunnen realiseren.
Een tweede vraag sluit aan bij wat collega Goeman zei. Er is inderdaad vandaag al een enorm probleem in het Brusselse Nederlandstalige onderwijs, maar bijvoorbeeld ook in de kinderopvang. Daar stellen zich enorme uitdagingen. Daarbovenop komt dat u de Brusselnorm waarnaar u verwijst niet volledig hebt geciteerd. U zegt dat 5 procent van de middelen van de Vlaamse Gemeenschap worden besteed in Brussel. Maar een ander aspect van de Brusselnorm gaat ervan uit dat Vlaanderen instaat voor onderwijs, voor welzijnsbeleid, voor cultuur, voor 30 procent van de Brusselse bevolking. Voor onderwijs zitten we daar nog bijlange niet, daar zitten we iets boven 20 procent. Maar voor welzijn zitten we daar nog veel, veel verder vanaf. Vindt u ook niet dat de Vlaamse Regering daar nog een extra inspanning zou moeten leveren?
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ik zal beginnen met onderwijs. Mevrouw Goeman, mijn antwoord daarop is ja. Vlaanderen investeert in Brussel heel hard op het vlak van onderwijs. We hebben het daarnet gehad over die Brusselnorm en die 5 procent, maar dat is veel meer voor wat Brussel betreft als we kijken naar scholenbouw en infrastructuur, uiteraard in samenspraak en samenwerking met de VGC. Maar dat is ook zo wat betreft de kwaliteit. Want je ziet dat onze ketjes tweetalig afstuderen, maar als we kijken naar de kwaliteit van dienstverlening door de Franstalige Gemeenschap, zie je dat ze achterblijven op dat vlak. Daar studeert men niet tweetalig af, daar blijven de investeringen in capaciteit in scholenbouw ondermaats. Ook kijk ik naar andere partners hierbij, zoals de gemeenten. Ik kan alleen maar vaststellen dat in sommige gemeenten waar uw partij ook in de meerderheid zit er Nederlandstalige scholen worden gesloten. Er zijn veel verschillende partners aanwezig op het veld en het is belangrijk dat iedereen de inspanning levert.
Ik zal de laatste zijn om te ontkennen dat er een probleem is door het lerarentekort. Maar dat is in heel Vlaanderen zo, en zeker in Brussel. We zullen allemaal aan hetzelfde zeel moeten trekken, Vlaanderen samen met de VGC, om daar zo snel mogelijk een oplossing voor te leveren. (Applaus bij de N-VA)
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Bex, ik ga in op uw vraag naar de verhouding met de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Ons Brusselbeleid is gebaseerd op een strategisch partnerschap met de VCC. De verstandhouding met de collegeleden is effectief goed, we zien elkaar regelmatig. Dat neemt natuurlijk niet weg dat het soms ook wel een eerlijke en kritische uitwisseling is, in de beide richtingen, en dat er soms debat is.
We hebben het recent in de plenaire vergadering gehad over de inkanteling van een aantal subsidies van de VGC naar de GGC. Over dat soort zaken zijn er natuurlijk wel kritische vragen. Op basis van dat partnerschap gaan we daar ook verder mee aan de slag.
Ik geef toe dat de verhouding met bijvoorbeeld de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie minder evident is, waar twee Vlaamse collegeleden deel van uitmaken. Ik denk dat collega Tavernier een belangrijk punt heeft: de effectieve tweetaligheid en de doorleefdheid van de kennis van het Nederlands is daar echt een aandachtspunt. Dat breng ik regelmatig onder de aandacht van de VGC-collegeleden.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Collega’s, in 2022 is de wereld, en zeker die van de internationale politiek, grondig en ingrijpend veranderd. We hebben de invasie van Rusland in Oekraïne; de oorlog is dan ook teruggekeerd op het Europese continent. Tussen de Verenigde Staten en China ontwikkelt zich ondertussen een Koude Oorlog 2.0. En de belofte van een multilaterale wereldorde lijkt absoluut niet voor morgen. Harde macht en eigenbelangen zijn terug van nooit weggeweest.
Hoe kan Vlaanderen, als deelstaat, en toch wel een belangrijke deelstaat van dit federale land, ook een eigen buitenlands beleid verder uitstippelen? Dat is wat ons betreft toch wel een terechte vraag. Vlaanderen is niet groot, we zijn ook geen grootmacht, maar toch beschikken we over de ambitie, de middelen, de mogelijkheden om een sterk buitenlands beleid te voeren. We doen dat, en ook met succes, want Vlaanderen is top, en dit op tal van gebieden.
Het is door in te zetten op onze expertise, op onze prioriteiten, op onze economie dat Vlaanderen een zelfbewust en doeltreffend buitenlands beleid kan voeren. Wat zijn die prioriteiten dan? Ten eerste de Europese Unie en het aankomend voorzitterschap van de Europese Unie. Onze hoofdstad is namelijk ook de Europese hoofdstad. Europese samenwerking is de basis van ons buitenlands beleid. En met de eerste helft van 2024 hebben we tijdens het EU-voorzitterschap een buitenkans om Vlaanderen op de Europese en internationale kaart te zetten. We moeten de Europese reflex in Vlaanderen versterken maar ook omgekeerd: de Vlaamse reflex moet in Europa ook versterkt worden.
Tijdens het EU-voorzitterschap moet het zeker gaan over internationale handel, want uit een vraag van collega Muyters heel recent blijkt dat maar liefst negen handelsverdragen geblokkeerd worden in de andere deelstaatparlementen van dit land. Onze open handelsnatie Vlaanderen, die in dit land de welvaart creëert, die de sterke economie is, een open exporteconomie, is daar opnieuw het slachtoffer van. Herinner u de debatten die we hier gevoerd hebben rond de Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA). Het is aangewezen dat de Vlaamse Regering ook deze dossiers opnieuw op tafel legt.
Maar er is ook de Europese paraplu. Recent, het voorbije jaar, kenden we de conferentie over de toekomst van de Europese Unie. Er waren burgerpanels, vaak beïnvloed door lobbyisten. En lobbyen en zelfs onkuise omkooppraktijken lijken de Europese besluitvorming blijkbaar niet vreemd. Ze formuleerden aanbevelingen voor de toekomst van de Europese Unie. Zogezegd lagen ze wakker van spitzenkandidaten of transnationale lijsten, en daartegen zeggen wij, of althans onze fractie, neen. Open die doos van Pandora niet, maar zet in op een Europese Unie die werkt voor de burgers en die werkt voor de bedrijven, om een sterke economie, een sterke democratie te zijn, en dit binnen de contouren van de huidige verdragen. Er is nog zoveel onontgonnen potentieel, bijvoorbeeld op het vlak van een energie-unie of een kapitaalmarktunie.
Een tweede kernpunt is de noordelijke strategie. Vlaanderen kijkt omhoog, figuurlijk maar ook letterlijk. En ik juich toe dat de Vlaamse Regering hierop inzet. Sterke economische banden, duurzame allianties binnen een noordelijke as, bijvoorbeeld bij een Europese standpuntbepaling …
De heer De Gucht heeft het woord.
Collega Vanlouwe, ik was aan het luisteren naar uw vurig betoog over hoe het Europa van de toekomst er moet uitzien. Ik vroeg mij gewoon af wat er zo ongelooflijk fout is met transnationale lijsten in een democratisch Europa van de toekomst?
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Dat is inderdaad een goede vraag, mijnheer De Gucht. Wel, ik stel mij vooral de vraag waar het democratisch draagvlak is, waar het contact met de burger zal zijn wanneer een kandidaat uit Cyprus kiezers wenst te winnen hier in Vlaanderen, in Finland, of in andere Baltische staten. Waar is het democratisch draagvlak? Wat weet die kandidaat uit Cyprus of uit Griekenland over wat er leeft in die andere lidstaten van de Europese Unie?
Ik weet het, het klinkt heel theoretisch, het klinkt heel mooi. We zijn allemaal Europeanen. Maar men kent de gevoeligheden die er in de andere lidstaten bestaan gewoon niet. Voor alle duidelijkheid: ik heb deelgenomen aan verschillende van die burgerdebatten. Ik heb deelgenomen in Gent, maar ook in Frankrijk, op verschillende plaatsen. Nergens heb ik in die burgerpanels gehoord dat er een debat moet zijn over spitzenkandidaten of dat er transnationale lijsten moeten zijn. Het waren de lobbygroepen die in achterkamertjes de teksten hebben voorgeschreven over transnationale lijsten. Onze burgers zijn daar niet mee gediend. Wat willen onze burgers? Die willen een direct contact met hun vertegenwoordiger. En dat is ook het principe van subsidiariteit. Met die invoering van de transnationale lijsten, gaan we eigenlijk afbreuk doen aan die subsidiariteit: kijken welk niveau het meest geschikt is om beslissingen te nemen. Het gaat er inderdaad ook om de band tussen de burger en de verkozene te versterken en dat zal met transnationale lijsten zeker niet gebeuren. (Applaus bij de N-VA)
De heer De Gucht heeft het woord.
Tenzij ik mij vergis, maar in dat Europees Parlement zitten wij met x-aantal vertegenwoordigers van de verschillende landen. Die nemen toch beslissingen die op de verschillende landen, en bijgevolg ook op Vlaanderen, hun impact hebben. Vanuit de redenering dat men zich alleen maar moet verantwoorden als men in een bepaalde regio komt en men zich niet kan uitspreken over een geheel, kan men beter terugplooien op zichzelf en vandaar naar de wereld kijken. Maar de wereld is open. Waarom zou je je dan in hemelsnaam niet kunnen uitspreken over goede kandidaten van ergens anders? Tenzij je natuurlijk gelooft dat er in andere lidstaten geen goede kandidaten zijn, die op een goede manier zouden kunnen nadenken over uw en mijn toekomst. Dat betekent ook dat alles wat zich in de VS ontplooid heeft rond de manier waarop men daar naar een democratisch verkozen president kijkt, een volkomen absurd idee is. Ik vind dat een bijzonder rare redenering.
Als je naar een echt Europa gaat, ga je naar een Europa waarbij je je inderdaad niet samenvoegt met allerhande partijen, maar ga je naar een Europa waar je je vertegenwoordigers kunt verkiezen, als zij uit de Europese Unie komen. Dat is de toekomst waar je sowieso naartoe moet. Als je elk op je eiland blijft zitten, ga je nooit een echte Europese vertegenwoordiging kunnen realiseren.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Ik zit niet in die commissie en ik vind het een heel boeiend debat, inclusief de vergelijking van collega De Gucht. Maar buiten de presidentsverkiezingen in Amerika, collega De Gucht, worden het Congres en de Senaat er wel degelijk samengesteld door congresleden en senatoren vanuit de verschillende deelstaten. Ik denk dat dat op zich een dynamiek is die die verbondenheid met die lokale gemeenschap garandeert. Dat is de weg die we in Europa moeten bewandelen. Dat heeft niets te maken met eilandjes. Ik denk dat Europa, naar geloofwaardigheid, op dit moment andere uitdagingen heeft. (Applaus bij de N-VA en van Jan Laeremans)
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Wel, collega De Gucht, zoals ik al heb gezegd, was er in die burgerpanels eigenlijk geen vraag naar spitzenkandidaten of transnationale lijsten. Collega Van Dijck heeft het al gezegd. U hebt het over eilandjes, dan zouden we de vijftig staten van de Verenigde Staten misschien ook allemaal eilandjes kunnen gaan noemen.
De vraag is nog altijd: wat is de meerwaarde van die transnationale lijsten? Stel die vraag in plaats van te denken dat daaruit plots een Europese identiteit zou beginnen te groeien. Het principe van de Europese Unie is nog altijd verscheidenheid binnen de eenheid. En die verscheidenheid bestaat binnen de 27 lidstaten. Laten we respect hebben voor die verscheidenheid en binnen die verscheidenheid werken naar een eenheid. Maar of we dat via een systeem van transnationale lijsten gaan verwezenlijken? Ik denk dat dat absoluut niet de weg is en het is ook niet de vraag van de Europese burgers. Ik heb deelgenomen – ik zeg het u nog eens – aan panels. Nergens werd die vraag gesteld. Ik stelde wel vast dat de lobbygroepen, onder andere ook Guy Verhofstadt die de pen vasthield, dat blijkbaar overal hadden gehoord. Maar dat was eigenlijk in het beperkte kringetje van de lobbyisten en Eurofielen die daar rondlopen. (Opmerkingen van Jean-Jacques De Gucht)
Uw tijd stond stil toen u onderbroken werd.
Ik ga verder met mijn punt.
U zult moeten afronden.
Het derde punt is uiteraard Oekraïne. Oekraïne beheerst nu al een klein jaar dagelijks het nieuws. We moeten onvoorwaardelijk onze steun en solidariteit blijven tonen voor het Oekraïense volk. Vlaanderen maakt op dit punt ook een verschil. We hebben leden van de Wit-Russische oppositie ontvangen. We zijn heel solidair geweest ten aanzien van Oekraïners, ook vandaag nog, met onder meer de bouw van een nieuw nooddorp.
Dat is, collega’s, de essentie van ons Vlaams buitenlands beleid. Wij vormen de motor van de economie en we moeten dan ook onze belangen blijven verdedigen. Het Vlaams buitenlands beleid geeft Vlaanderen internationaal een gezicht. Vlaanderen is een triple A-merk, een bakermat van innovatie, een spil van investeringen en ondernemingen, een indrukwekkende kenniseconomie. Dat triple A-merk internationaal uitdragen is dan ook onze taak en die van deze Vlaamse Regering. (Applaus bij de N-VA)
De heer Aerts heeft het woord.
Voorzitter, als ik nog even mag. Ik wou collega Vanlouwe laten uitspreken om te horen of hij het zou opnemen of niet…
Zijn tijd was op. Maar hebt u een vraag?
Ja, ik heb een vraag voor collega Vanlouwe.
Dan mag u die stellen.
Collega Vanlouwe, u bent begonnen met de wereld die veranderd is en het conflict in Oekraïne. Dat heeft natuurlijk een effect op de defensie-industrie, ook hier in Vlaanderen. We hebben het daar gisteren ook over gehad, en ook al eerder naar aanleiding van de adviezen van het Vlaams Vredesinstituut en het verslag over de wapenhandel. Daaruit blijkt dat de wapenhandelindustrie, eenmaal er wordt geproduceerd en geëxporteerd, alleen maar groeit. We zitten nu al aan 140 miljoen euro. Dat bedrag is hoger dan ooit. Voor de eerste acht maanden van dit jaar, tot en met augustus, zitten we al aan 600 miljoen euro. Nu bestaat daar volgens minister-president Jambon nog twijfel over, maar het staat buiten kijf dat dat een veel hoger bedrag aan het worden is, dat die industrie aan het groeien is. Nu adviseert het Vlaams Vredesinstituut nadrukkelijk om het decretaal kader rond de wapenwetgeving aan te passen. Dat kader is al tien of twintig jaar oud. Het is tijd om daar werk van te maken. Ik vroeg mij af of u dat nog mee in gang wilt zetten.
Blijkbaar is dat gisteren in de commissie behandeld, maar bon.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, ik was jammer genoeg gisteren niet in de commissie. Ik zal dat debat zeker niet herhalen. Maar, collega Aerts, wat ik wel wens te zeggen, is dat u het graag over wapenhandel hebt. Wel, in dit land, en dan bedoel ik België, is het Waalse Gewest eigenaar van een wapenfabriek, Fabrique Nationale (FN). Die leveren wapens, pistolen en machinegeweren, aan dictatoriale regimes. Er zijn wapens van FN in omloop in Jemen en in Saoedi-Arabië. Uw zusterpartij, Ecolo, zit in de Waalse Regering. Misschien moet u eens aandringen bij uw collega’s van Ecolo om daarmee te stoppen. Eigenlijk is het Waalse Gewest, en bijgevolg uw zusterpartij, aandeelhouder. Ze verdienen daar geld mee. Dat is fundamenteler dan de investeringen en, inderdaad, de exporten vanuit Vlaanderen. Want met de wapens van FN worden er mensen gedood, letterlijk gedood. Dan kleeft er bloed aan uw handen. Dat gebeurt niet met de export vanuit Vlaanderen. (Applaus bij de N-VA)
De heer Aerts heeft het woord.
Excuseer, maar ik neem om te beginnen niet het verwijt dat er bloed aan mijn handen kleeft. De wapenexport moet goed gecontroleerd worden, over de hele wereld. U zult mij nergens iets anders horen zeggen. Export moet altijd gecontroleerd worden. Maar we zijn hier in het Vlaams Parlement. Het gaat hier over de Vlaamse wapenexport. Die Vlaamse wapenexport is onwaarschijnlijk aan het boomen. Dat kan als dat voor vredelievende zaken is en dergelijke meer, maar de controle moet en zal grondig zijn. Daar moeten we over blijven waken, ook voor onze eigen wapenindustrie. (Applaus bij Groen)
Collega Aerts, ik krijg van verschillende collega's, ook van de minister-president, het signaal dat dit onderwerp gisteren zeer uitgebreid behandeld is in de commissie.
Voorzitter, ik heb al heel veel thema's gehoord die al heel vaak uitgebreid behandeld zijn.
Was u er, ja of neen?
Ik was er absoluut.
Dan zou u het moeten weten.
Vraagt nog iemand het woord. (Neen)