Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer D’Haese heeft het woord.
Voorzitter, houdt u het nog even uit op die voorzittersstoel. Dat is beter voor het debat, denk ik. (Opmerkingen)
Minister, kinderverzorgsters, verpleegkundigen en zorgkundigen in woonzorgcentra, de mensen die de vaccinatiecentra hebben opgezet: ze werden allemaal de helden van de coronacrisis genoemd. Vandaag nog waren er heel veel woorden van respect voor de mensen die voor de kinderen zorgen. Gisteren stonden honderden van hen op straat in Antwerpen omdat ze het niet langer pikken hoe hun openbare diensten worden behandeld. Na de coronacrisis en alle verhalen over helden en applaus kwamen de besparingen. De dotaties aan de steden en gemeenten worden helemaal niet volledig geïndexeerd, en dus zijn er vandaag overal besparingen bezig en moet er personeel vertrekken. Na die besparing komt nu de aanval op die mensen hun statuut, het statuut van ambtenaar.
Waar gaat het over? Over drie zaken.
Ten eerste gaat dat over de continuïteit van de dienstverlening. Het is heel belangrijk dat burgers een continue dienstverlening van hun openbare dienst hebben. Minister, met wat u wilt doen, zet men op dat vlak een stap achteruit. Diensten kunnen veel gemakkelijker worden afgestoten en mensen ontslagen, niet omdat ze hun werk niet goed doen, maar omdat de gemeente andere plannen heeft.
Ten tweede gaat dat over de politieke onafhankelijkheid van ambtenaren, zodat er voor de burger gelijkheid is. Ook wat dat betreft, zet men een grote stap achteruit, omdat het veel gemakkelijker wordt om te ontslaan. Alsof we de jongste maanden niet genoeg schandalen hebben gezien waarbij ambtenaren werden beïnvloed door politici.
Ten derde zijn er de goede arbeidsvoorwaarden, van laag tot hoog, in openbare diensten. Ook daar is er een stap achteruit. In plaats van gelijke regels voor iedereen wordt het iedere gemeente voor zich, met concurrentie tussen gemeenten voor competent personeel.
Die drie zaken maken ook dat het zelfs veel gemakkelijker wordt om openbare diensten te privatiseren. Ik denk dat het u daar echt om te doen is.
Collega, ik weet niet of u straks ook graag zult hebben dat ik blijf zitten, maar ik moet u onderbreken. (Opmerkingen van minister Bart Somers. Gelach. Applaus)
Stelt u nog uw vraag, en dan zal ik uw microfoon uitzetten.
Minister, bent u bereid om op die plannen terug te komen? Dat zijn immers slechte plannen, en de mensen op het terrein zien die absoluut niet zitten. (Applaus bij de PVDA)
Minister Somers heeft het woord.
Ik ben blij dat ik mijn fractie kan bijtreden. Het antwoord daarop is heel duidelijk neen. Waarom? Wij hebben inderdaad onderhandeld over de rechtspositieregeling en de ontslagregeling van statutaire ambtenaren en van onze lokale ambtenaren in Vlaanderen. We hebben dat zeer uitgebreid gedaan.
Wij hebben eerst en vooral, zonder dat we daartoe verplicht zijn, een informele periode – van september tot december 2021 – vergaderd, voor de eerste principiële goedkeuring in de regering. En dan is de regel dat er 30 dagen onderhandeld wordt. We hebben dat verlengd tot 114 dagen. We hebben 50 uur onderhandeld, zijn 8 keer uitvoerig samengekomen. We hebben gedurende die periode met een open geest geluisterd naar de vakbonden en we hebben tal van hun voorstellen overgenomen. Uiteraard zijn we niet helemaal tot een akkoord kunnen komen, maar de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) heeft haar akkoord gegeven aan het voorstel dat bij de regering ligt en dat nu naar de Raad van State is.
Er zijn daarin twee dingen belangrijk. Ten eerste, meer autonomie voor de lokale besturen. We hebben vandaag een boek van zeshonderd artikelen, zeshonderd verschillende regels die gemeenten verplicht moeten volgen. We herleiden dat naar honderd. En we zorgen er daarmee voor dat gemeenten net meer autonomie hebben om de continuïteit van de dienst te kunnen verzekeren, want ze vinden vandaag geen personeel. En ze gaan gemakkelijker personeel kunnen vinden.
En ten tweede, daardoor ontstaat een zekere concurrentie en competitiviteit. Is dat slecht voor de werknemer op een moment van schaarste op de arbeidsmarkt, dat de ene gemeente meer moet bieden dan een andere gemeente, om een personeelslid te vinden? En men kan lokaal prioriteiten stellen. Dus ik denk dat dit een belangrijke stap vooruit is voor de 171.000 ambtenaren, en vooral voor onze lokale besturen die daar zelf uitdrukkelijk vragende partij voor zijn.
Ten slotte, wij hebben op dit moment al 70 procent contractuelen. Worden die mismeesterd? Daar gelden toch ook de regels van behoorlijk bestuur? Daar kan men toch, indien men verkeerd behandeld wordt, naar de arbeidsrechtbank gaan? Dat contrast, die tegenstelling, is een tegenstelling van het verleden, en die proberen we nu te overstijgen.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister, u spreekt over een stap vooruit, maar u zet eigenlijk een stap terug: dertig jaar. Dertig jaar terug, weg van uniforme regels, weg van ervoor zorgen dat dezelfde spelregels gelden in gemeenten, weg van de goede bescherming van mensen die in onze openbare diensten werken, naar de willekeur en de onzekerheid.
En u spreekt over overleg, minister. U moet maar durven. U moet verdorie maar durven. U hebt wel een heel speciale manier van duiden hoe dit tot stand is gekomen. U hebt aan dure advocatenbureaus adviezen gevraagd over die ontslagregeling, allemaal met belastinggeld. Wat hebben die advocatenkantoren u gegeven? Een negatief advies: het is een slecht idee. Wat doet u met die adviezen? Hup, verticaal klasseren. We doen verder.
U zegt dat u hebt onderhandeld met de vakbonden. De vakbonden en de werkgever hebben iets heel unieks gedaan, die zijn gaan samenzitten en die zijn gekomen tot een compromistekst. Jawel, minister, u moet dat niet ontkennen, tot een compromistekst, waarvan u had gezegd dat, als zij tot een compromis zouden komen, u het zou honoreren. Ze zijn gekomen met een compromistekst. U hebt die tekst van tafel gegooid, in de vuilbak gegooid en u bent gewoon verdergegaan op uw eigen teksten. Kom hier niet zeggen dat dat overleg is. Dat is opleggen, uw eigen wil doorduwen en vooral niet luisteren naar de mensen van het terrein. (Applaus bij de PVDA)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Ik dank de heer D’Haese voor deze uitermate actuele vraag, want ik heb op 18 augustus een mail gekregen waarin diezelfde bekommernissen staan die u hier nu formuleert. U zegt dat de minister eigengereid zijn weg gaat. Ik denk dat die rechtspositieregeling ook hier te gepasten tijde besproken zal worden. Dat is een.
Ten tweede, u zegt dat wij stappen achteruit zetten. En ik zeg ‘wij’, want ik lees ook in die mail dat dat allemaal ingefluisterd is door N-VA’ers die tegen sterke openbare besturen zijn, maar wel voor gehoorzame besturen, gehoorzame ambtenaren en dies meer. Wel, mijnheer D’Haese, goede ambtenaren, die wenst iedereen. En rechtszekerheid van ambtenaren, of die nu contractueel of statutair zijn, dat is voor oprechte bestuurders even belangrijk. (Opmerkingen van Jos D’Haese)
Ja, maar dan zou u geen oprechte bestuurder zijn. Ik nodig u bij mij in de gemeente uit. Ik weet niet wat de kleuren van mijn ambtenaren zijn, maar ik weet verdorie wel dat ze goede medewerkers zijn, en die stap voor stap … (Opmerkingen van Jos D’Haese)
Ja, maar kom eens af en vraag het hun.
… die meer contractueel dan statutair zijn. In mijn gemeente hebben wij ook de voordelen van statutairen ten opzichte van contractuelen in de pensioenregeling weggewerkt. Dus ik wil maar zeggen: dit afdoen als terug naar het verleden gaan van politiek wanbeheer, daar ben ik het volledig mee oneens. En dit is een smet die u gooit op die driehonderd lokale besturen, die plichtsbewust werken. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
De heer Warnez heeft het woord.
Collega D’Haese, het is belangrijk dat u eens naar de lokale besturen trekt en met de mensen die daar werken spreekt. Als je het vraagt aan een maatschappelijk werker binnen een OCMW, dan smeekt die vandaag om collega’s omdat hij het werk niet meer aankan. Als je het vandaag aan een omgevingsambtenaar vraagt, kan hij de omgevingsdossiers niet tijdig afwerken omdat hij geen collega’s heeft. Hij smeekt om collega’s. De lokale besturen willen meer personeel. Ze hebben vandaag een probleem ondanks het statuut dat er vandaag is. Als zij dan aan ons een sterker statuut vragen, dan moeten we daarnaar luisteren. Als zij aan ons vragen om hun meer slagkracht te geven, dan moeten we daarnaar luisteren. Onze minister heeft bijvoorbeeld het cafetariaplan al ingevoerd, waar we het al een aantal keren over gehad hebben. Ik ben blij dat dat er is gekomen. Daardoor kunnen lokale personeelsleden nu goedkoper met de fiets naar het werk gaan. Dat is meer slagkracht geven.
Maar we moeten een stapje verder gaan. Persoonlijk vind ik dat de onderhandelingen iets constructiever hadden kunnen lopen. Minister, ik had wel het gevoel dat we naar een akkoord hadden kunnen gaan, maar we zijn er niet. We moeten op dit moment toch vooruitkijken. Daarom moeten we streven naar een zo sterk mogelijke rechtspositieregeling. Minister, hoe zult u de lokale besturen ondersteunen om tot zo sterk mogelijke rechtspositieregelingen te komen?
De heer Tommelein heeft het woord.
Als we het over één ding eens zijn, is het dat de uitdagingen van de lokale besturen zeer groot zijn en dat je daarvoor sterk en dynamisch personeel nodig hebt en een modern hr-beleid. Mijnheer D’Haese, ook bij mij in de stad zijn meer mensen contractueel dan nog statutair. Ik geef eerlijk toe – en dat was zo ook al bij mijn voorganger –: nieuwe statutaire benoemingen doen we niet meer. Dat is iets dat wordt afgebouwd. Ik weet niet of dat een stap achteruit is. Het is ook niet zo dat dat willekeur is. Mijnheer D’Haese, contractuele ambtenaren met een contract van onbepaalde duur zomaar aan de deur zetten, gebeurt niet. Als mensen niet functioneren, als ze hun job niet doen zoals het hoort, dan heb je natuurlijk een personeelsdossier. Maar goede ambtenaren – en gelukkig zijn er heel veel contractuele ambtenaren en ook statutaire ambtenaren die goed zijn – houden we liever, want op dit moment is het echt belangrijk dat we dat personeelsbeleid goed kunnen managen. Dit is een stap vooruit en geen stap achteruit. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
De heer Aerts heeft het woord.
Collega’s, we zijn allemaal pleitbezorgers van sterke lokale besturen. Dat betekent ook sterke lokale ambtenaren. Dat is cruciaal. De clichés van vroeger bestaan niet meer. We hebben allemaal nood aan – en die zijn er ook – ‘civil servants’, en die hebben de afgelopen twee jaar ook in de vuurlinie gestaan. De coronacrisis is nog maar net voorbij, de energiecrisis is nog volop aan de gang. Dat vraagt heel wat inzet en heel wat kracht. Maar dat vraagt ook respect voor hun rechtspositie, voor een sterk statuut. Daar moeten we tegelijk toch heel veel aandacht voor hebben. Garantie op onafhankelijkheid, bescherming tegen politieke willekeur zijn daarin dan cruciaal.
Een rechtspositieregeling moeten we durven te moderniseren. We kunnen dat niet ten eeuwigen dagen houden zoals dat was. Daar moet je stappen in kunnen zetten, wel altijd vertrekkende vanuit de kracht van de lokale ambtenaar om die positie te blijven beschermen. Maar dat betekent ook: vertrekken vanuit samenwerking. De actie van de vakbonden laat duidelijk zien dat daar toch wel iets misgelopen is. Minister, blaast u dit overleg opnieuw leven in en bent u bereid om nog verder naar hun grieven te luisteren?
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, beslissingen die genomen werden, hebben een grote impact op de lokale besturen, maar ook op de personeelsleden, zowel wat betreft het Rechtspositiebesluit als het Ontslagdecreet. Wat dat laatste betreft, wil ik toch benadrukken dat het belangrijk is dat personeelsleden – het is hier al een paar keer gezegd – op een onafhankelijke manier hun job kunnen uitoefenen. Ik wil het ook hebben over de problematiek van de relatie met de syndicale organisaties. Die zit al een hele tijd onder het vriespunt. Dat is geen gezonde situatie, minister, want de syndicale organisaties zijn tenslotte de vertegenwoordigers van duizenden personeelsleden. Welke stappen zult u ondernemen om de relatie met die syndicale organisaties te normaliseren? Want dat is echt wel broodnodig en cruciaal. (Applaus van Els Robeyns)
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, deze regering heeft en had heel duidelijk de ambitie in haar regeerakkoord om echt ten gronde een modernisering door te voeren van de lokale rechtspositieregeling. Dat is absoluut nodig. Wij hebben daar langdurig met de vakorganisaties over gepraat. Wij hebben daar vier keer meer tijd voor uitgetrokken dan wij normaal wettelijk verplicht zijn. Wij hebben met een open geest geluisterd. Wij zijn niet over alles tot een akkoord kunnen komen.
– Filip Dewinter, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Mijnheer D’Haese, wat u over de VVSG zegt, klopt niet. In deze zaal zitten vertegenwoordigers van de raad van bestuur van de VVSG. Zij zullen bevestigen dat er op een zeker moment een compromis is gemaakt tussen de mensen die aan tafel zitten, maar dat is door de raad van bestuur van de VVSG afgeschoten omdat het indruist tegen hun doelstelling: zorgen voor een goed en modern personeelsbeleid. Zij hebben het voorstel van de regering goedgekeurd. Ze hebben daar opmerkingen bij gemaakt, maar die opmerkingen gaan verder dan wat de vakbonden vragen. Die opmerkingen zouden graag nog meer dingen mogelijk maken.
Wij willen inderdaad weg van de situatie van dertig jaar geleden, toen alle ambtenaren eenzelfde statuut hadden bij de lokale besturen, en toen er zeshonderd regeltjes waren die alles dichttimmerden, waardoor de gemeente Dessel met dezelfde regels moest werken als de gemeente Brugge, waardoor de gemeente Mechelen met dezelfde regels moest werken als het kleine ‘gemeenteke’ Schelle, waardoor de uitdagingen van de ene versmacht werden door de mogelijkheden van de andere, die dan weer afgeremd werden. Dat is totaal achterhaald. Mensen die dat zeggen, hebben geen enkele notie van hoe een lokaal bestuur en een lokale administratie moeten werken. Er is een verschil tussen een gemeente met eenmansdiensten en een organisatie van twintig ambtenaren, tegenover steden waar duizenden mensen werken. Het is totaal achterhaald om dat allemaal dicht te timmeren.
De redenering van de vakorganisaties begrijp ik absoluut niet wanneer ze zeggen dat het in het nadeel is van ambtenaren of potentiële ambtenaren wanneer de gemeente Lanaken een ander statuut of andere mogelijkheden heeft dan de gemeente of stad Aarschot. Want wat gaan ze doen als ze een tekort hebben op de arbeidsmarkt? Ze gaan die proberen binnen te halen! Er zal een opbod naar boven zijn! Dat is alleen maar goed! Als er al iemand zich zorgen zou kunnen maken, dan een kleine gemeente die zegt: ‘Onze mogelijkheden zijn misschien anders.’
Mijnheer D’Haese, ik begrijp dat u een kleine fractie hebt en dat u niet overal kunt zijn – het is dus geen verwijt. Maar als u er gisteren geweest zou zijn, dan zou u hebben gezien dat wij daarvoor de regiomobiliteit hebben aanvaard waardoor ambtenaren tussen gemeentediensten kunnen werken. Het regioniveau laat toe om bijvoorbeeld samen een personeelsdienst of een dienst Ruimtelijke Planning te maken. Wij hebben daar dus concrete oplossingen voor. Het debat van de vorige vraag gaat over een diepgaandere oplossing, waar ik zelf voorstander van ben. Maar bon, daar hebben we het daarstraks over gehad.
Wat ik daarin belangrijk vind, is dat gemeentebesturen ook maatwerk kunnen doen, niet alleen in functie van hun grootte, maar ook omdat ze andere uitdagingen hebben. Mijn stad is een van de vijf cultuursteden van Vlaanderen. Wij zijn gedwongen, genoodzaakt, aan onszelf verplicht om heel veel in te zetten op cultuur, op kunst, musea, toerisme … Een andere gemeente heeft veel meer nood aan bijvoorbeeld ruimtelijke planners, omdat ze daar in een transitiefase zitten, of aan mensen die een sociaal beleid kunnen ondersteunen, omdat ze meer kansarmoede hebben. Door de uitdagingen die er zijn, kun je nu je personeelsbeleid oriënteren, daar een beloningssysteem op zetten en een personeelsplan op maken, zodanig dat je daar veel beter aan kunt beantwoorden.
Ik ben zeker bereid om met de vakorganisaties te praten. We nodigen ze uit om terug aan tafel te komen. Nu gaan we de volgende fase doen. Evident is er de tweede goedkeuring en moeten we afwachten wat de Raad van State hierover zegt. Vaak komt dat terug naar de regering. Maar we gaan ook ontwerpstatuten en ontwerpmodellen maken om de gemeenten te helpen. En we nodigen de vakbonden uit om mee aan tafel te zitten en om daar mee aan te schrijven, omdat heel veel gemeenten aan de Vlaamse overheid om een model vragen. Wij zouden dat graag maken samen met de vakorganisaties.
Ook dat moet de gemeenten tot niets verplichten. Gemeenten kunnen veel verder gaan dan vandaag. Maar ze kunnen dat zelf kiezen. Ze kunnen daar zelf hun prioriteiten stellen. Dat is ook voor een stuk lokale autonomie. U weet dat ik daar heel sterk in geloof. Dat zal ook toelaten aan de overheid om net het omgekeerde te doen dan wat u denkt. U kunt daardoor sterkere openbare besturen maken. Vandaag kunnen de lokale besturen niet concurreren met de private sector. Ze moeten noodgedwongen outsourcen omdat er niemand bij hen komt werken, omdat de verloning die zij concreet kunnen aanbieden, vandaag niet op maat is van hun behoeften. Dat gaan ze in de toekomst wel kunnen doen. Daardoor zullen ze sterker staan in het debat waar u zo bezorgd over bent.
De heer D’Haese heeft het woord.
Er zijn verschillende statuten: contractuelen en statutairen. U breekt de ontslagbescherming van statutairen af tot op het niveau van contractuelen. Ik heb nog geen enkel goed argument gehoord daarvoor. Gaat u eens praten met de mensen in de openbare diensten. Iedereen kan u verhalen vertellen over politieke beïnvloeding. Uiteraard bestaat dat! Doe uw ogen toch niet toe. Zet de oogkleppen af. Dat bestaat. De bescherming van de ambtenaar, van de neutraliteit en onafhankelijkheid van de ambtenaar is belangrijk en wordt hier zomaar aan de kant geschoven.
Twee, u bevestigt dat u de concurrentie wilt organiseren tussen de grote en de kleine gemeenten. Wel, blijkbaar zijn de vakbonden betere verdedigers van de kleine gemeenten dan deze Vlaamse Regering, want u gaat effectief de lokale besturen met kleinere bestuurscapaciteit leegzuigen ten voordele van de grote. Dat is wat u gaat doen, en u geeft het hier zelf toe.
Drie, minister, waar u volkomen rond de pot draait, is dat dit u gaat helpen om de openbare diensten te privatiseren. Dat is wel waarop jullie zijn vastgelopen in Antwerpen. U kon de statutaire mensen van het Zorgbedrijf niet zomaar overhevelen naar de privésector. Met dit decreet, met deze ontslagregeling, wordt dat allemaal geregeld en kunnen die mensen gewoon ontslagen worden. Er zijn geen regels meer. De openbare diensten kunnen ontmanteld, in stukjes gebroken en geprivatiseerd worden. Minister, de vakbonden hebben mijn volledige steun om die plannen tegen te houden. (Opmerkingen van minister Bart Somers. Applaus bij de PVDA)
De actuele vraag is afgehandeld.