Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de aanpak van haatspraak en polarisatie
Actuele vraag over de toenemende radicalisering in steden en gemeenten
Actuele vraag over de bevraging van de VVSG over haatspraak en polarisering bij de Vlaamse gemeenten
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Somers.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, collega’s, om de twee jaar houdt de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) een bevraging bij de Vlaamse steden en gemeenten rond haatspraak en radicalisering. Uit die bevraging blijken lokale politici en medewerkers steeds vaker in aanraking te komen met haatspraak, vandalisme en verregaande bedreigingen. Twee op de drie gemeenten signaleerden dat ze signalen krijgen van gewelddadige radicalisering. Als we het vergelijken met twee jaar geleden, is dat een stijging van 18 procent.
De oorzaken, collega’s: de maatschappelijke naweeën van COVID-19, maar ook de rol van complottheorieën, en de rol van ‘soevereine burgers’ die zichzelf buiten onze samenleving zetten. Maar collega’s, ook politieke en ideologische polarisatie speelt een steeds grotere rol in het ontstaan van extremisme. Voor het eerst signaleren ook meer steden en gemeenten bepaalde vormen van rechts-extremisme in vergelijking met andere extremismen.
De VVSG is van oordeel dat die radicalisering en die polarisatie ook deels van onderuit bevochten kunnen worden. Wanneer lokale besturen mensen en middelen hebben om te luisteren naar die mensen, in dialoog te gaan, dan stellen ze in die gesprekken vast dat daar gevoelens van frustratie zitten. Die kunnen mits dialoog, mits gesprekken, mits begeleiding, aangepakt worden.
Vandaar mijn vraag, minister: hoe staat u tegenover deze zorgwekkende resultaten van de laatste bevraging, en welke acties zult u ondernemen? (Applaus van Hannes Anaf)
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, naar aanleiding van de bevraging van burgemeesters kopten de media begin deze week dat twee op de drie gemeenten signalen krijgen van gewelddadige radicalisering. Het is inderdaad een actueel thema, na de moord op een politieagent door een ‘Allahoe akbar’ schreeuwende moslimextremist.
Ik ben vervolgens die bevraging eens gaan lezen, en ik viel van de ene verbazing in de andere. De vragen werden opgesteld door uw Agentschap Integratie en Inburgering en het onvermijdelijke Hannah Arendt Instituut. De voorspelbare conclusie was dan ook dat vooral gewaarschuwd werd voor rechts-extremisme. Volgens de burgemeesters van zowat alle partijen hier vertegenwoordigd is er dus in de eerste plaats geen probleem van islamterrorisme, maar van zogenaamd rechts-extremisme. Waarover gaat dat dan? Wel, hét grote probleem zijn ongewenste berichten op Facebook, bijvoorbeeld – het staat er letterlijk in – polariserende berichten over immigranten die steun krijgen van het OCMW. Dat zijn er nogal wat. Die bevraging van de burgemeesters, minister, is echt van de pot gerukt.
De voorbije tien jaar vonden er in dit land tien islamitische terreuraanslagen met tientallen doden plaats. Maar volgens de traditionele partijen is het belangrijkste probleem inzake radicalisering de Facebookberichten van mensen die zich zorgen maken over het migratiebeleid. Kan men nog meer in een ivoren toren leven? Dit rapport heeft dus duidelijk gewoon een politiek doel. Men probeert alles wat ongefilterd op sociale media verschijnt, op één hoop te gooien met gewelddadig extremisme, zodat men de aandacht kan afleiden van het islamextremisme.
Ik wil u dus vragen, minister: hoe reageert u op dit rapport van de VVSG van de burgemeesters in dit land? Een rapport dat fake news verspreidt, uitgerekend op een moment dat een onschuldige politieagent vermoord wordt door een geradicaliseerde moslim van Marokkaanse origine? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, onlangs werd de burgemeester van mijn stad met de dood bedreigd na de verspreiding van fake news over kerstverlichting, alstublieft. Maar blijkbaar is hij niet het enige slachtoffer van haatspraak en verregaande bedreigingen. Uit het hier genoemde VVSG-rapport blijkt inderdaad dat lokale mandatarissen, maar ook medewerkers van lokale besturen, meer en meer geconfronteerd worden met gewelddadig radicaal gedrag.
Wat ook opvallend is in de enquête is dat lokale besturen voor de eerste keer meer signalen ontvangen van rechts-extremistische hoek, meer dan van islamitisch extremisme. Pas op, dat laatste is lang niet weg, dat weten we ondertussen ook. Beide vormen van extremisme houden elkaar blijkbaar in stand, maar dat verhoogt natuurlijk de spanningen in onze diverse samenleving. Dat komt vooral door de polarisering op de sociale media. Dat zorgt op zijn beurt voor een aantasting van het vertrouwen in onze democratische instellingen.
Ook de lokale besturen, die zo dicht bij de mensen staan, hebben daarmee te maken. Onze burgemeesters proberen dan een antwoord te bieden door burgers te verbinden. Dat kost natuurlijk ook middelen en capaciteitsinzet, maar niet alleen in de fysieke ruimte, ook online. Daar zitten ze een beetje met de handen in het haar. Van de tien aanbevelingen uit het rapport zijn er ook een aantal waarbij men kijkt in de richting van het bovenlokale mediabeleid. Men vraagt eigenlijk om, samen met de socialemediaplatformen, werk te maken van de strijd tegen complottheorieën, tegen anonieme accounts, tegen desinformatiecampagnes.
Mijn vraag was eigenlijk gericht aan de minister van Media, maar, minister, bent u bereid om samen met collega Dalle in gesprek te gaan met de VVSG om hen echt te helpen in die strijd tegen desinformatie en haatspraak? (Applaus bij cd&v en van Tom Ongena)
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, vorige week werden we inderdaad opnieuw met de neus op de feiten gedrukt. Zo zien we dat de strijd tegen de gewelddadige radicalisering jammer genoeg nog niet gestreden is. Eerst en vooral ons oprecht medeleven aan het dodelijk slachtoffer, aan die jonge politieman, en onze steun aan de politiemensen die zich dag aan dag inzetten voor onze veiligheid, op eigen risico.
Deze week verscheen die studie van de VVSG waarbij 133 steden en gemeenten werden bevraagd. 2 op de 3 meldden dat ze signalen hebben ontvangen van gewelddadige radicalisering. Dat is inderdaad 18 procent meer dan in de studie van 2020. Het gaat daarbij voornamelijk over een stedelijke context. We weten hier allemaal dat dat over heel veel verschillende vormen van gewelddadige radicalisering gaat, van extreemrechts tot extreemlinks. We moeten ook opletten voor nieuwe vormen van gewelddadige radicalisering, denk maar aan het ecoterrorisme.
Het rapport van 2021 van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD), dat we toch als een objectieve partner zien, spreekt over een virulenter extreemrechts, maar zegt ook dat het grootste gevaar nog steeds in het islamitisch extremisme, het jihadistisch extremisme, schuilt. Ik zie dat de steden en gemeente dat ook op die manier aanvoelen.
Vanuit Vlaanderen hebben we inderdaad ingezet op die preventieve aanpak, dat is onze bevoegdheid. We hebben een Vlaams actieplan ter preventie van gewelddadige radicalisering opgezet. Daarin is de visie zeer duidelijk: we moeten al die vormen van gewelddadige radicalisering aanpakken.
Minister, zult u op basis van dit rapport uw beleid aanpassen? Zult u hieromtrent verdere stappen ondernemen?
Minister Somers heeft het woord.
Ik wil alle vraagstellers bedanken.
De bevraging van de VVSG vond plaats in de periode mei-juni van dit jaar. Die bevraging doet men elke 2 jaar. Er hebben ditmaal 133 besturen op gereageerd. Dat is een iets kleiner aantal dan vorige keer, en daarom denk ik al onmiddellijk dat we moeten oppassen om ons te veel op die percentages te focussen. Het zijn 2 verschillende stalen, maar uit de bevraging blijkt alleszins toch een groot aantal verontrustende resultaten.
Laat me eerst beginnen met heel duidelijk te zeggen dat polarisatie en radicalisering op zich geen probleem zijn, wel integendeel. Een goede democratie heeft behoefte aan polarisatie, maar wanneer polarisatie toxisch wordt, zich richt op concrete personen of wanneer radicalisering gewelddadig wordt en een soort apocalyptisch denken aanzet tot actie, waarbij op een zeker moment ook geweld gelegitimeerd is om zijn maatschappelijke, politieke of religieuze doelstellingen te realiseren, dan wordt dat wel een gevaarlijk fenomeen. Het onderzoek gaat wel degelijk over gewelddadige radicalisering en toxische polarisatie.
Wat mij in dat onderzoek minder interesseert, is de verhouding tussen de ene vorm van radicalisering en de andere, want dan beginnen we heel snel aan politieke instrumentalisering te doen, waarbij we elkaar willen overtuigen dat de ene fractie gevoeliger, belangrijker of gevaarlijker is dan de andere.
Ik wil die studie gewoon heel ernstig nemen omdat het over veiligheid gaat. Wat zegt de studie? Twee op de drie gemeenten worden geconfronteerd met gewelddadige radicalisering, steden, maar ook landelijke gemeenten. Ten tweede wijst de studie erop dat er minder cases zijn, maar dat er meer fenomenen zijn. Dat houdt een risico in, vind ik. Cases zijn gemakkelijker. Als het over concrete personen gaat, dan kun je die makkelijker aanpakken dan een meer fluïde fenomeen waar je niet meteen de vinger op kunt leggen. Als ik de studie lees, ben ik ook wat bang dat wij het begrip ‘gewelddadige radicalisering’ dreigen te devalueren. Ik denk dat we onze focus moeten behouden, want anders glijden we af en zijn we te snel zaken aan het problematiseren. Ik wil daar ook wel een beetje voor waarschuwen.
Wat zeker duidelijk is, is dat de gewelddadige radicalisering begonnen is bij een exclusieve problematiek die zich in het islamitisch extremisme situeert. Laat ons zeggen dat dat tien jaar geleden zo was, en ik ben daarover toen zelf als burgemeester, samen met collega Bonte en De Wever, met de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken gaan praten. Nu zie je dat dit doorheen de tijd verbreed is. Er is een extreemrechtse reactie op gekomen. Ook COVID-19 heeft een reactie tegen de overheid veroorzaakt. Er is ook links-extremisme en een dreiging van klimaatextremisme. Er zijn dus heel veel vormen van extremisme en het begrip is verbreed. Dat maakt de uitdaging groter en noopt ons tot permanente actie.
Wat doen wij nu vanuit Vlaanderen? We hebben het instrument van de lokale integrale veiligheidscel (LIVC). 84 procent van de gemeenten heeft een LIVC, maar uit de studie blijkt dat die beter kunnen werken. Er zijn te weinig gemeenten die al concrete afspraken hebben over het gedeelde beroepsgeheim. Dat is een decreet dat we hier hebben gestemd. Men zegt terecht dat de socio-preventieve factor niet altijd aanwezig is.
Voor alle duidelijkheid, Vlaanderen is niet bevoegd voor het repressieve luik, want in de strijd tegen gewelddadig radicalisme is natuurlijk een politionele en repressieve aanpak altijd de eerste. Wij zijn verantwoordelijk voor het preventieve.
Het tweede wat we doen, is ondersteuning van de gemeenten. We geven de VVSG 500.000 euro per jaar om hen toe te laten de LIVC’s intensiever op te volgen. We hebben er gisteren in de commissie nog over gesproken: dit jaar worden 11 LIVC’s, goed voor 27 gemeenten, intensief opgevolgd om hen te professionaliseren in hun aanpak. Er is het Wij-Zij Netwerk. Als een bestuur, een politie, een preventiedienst, een concrete problematiek heeft, kunnen zij een beroep doen op een netwerk van professionals dat hen daarbij helpt en ondersteunt.
We hebben een jaarlijkse projectoproep van 800.000 euro waar steden en gemeenten op kunnen inschrijven tot maximaal 60.000 euro om concrete projecten te ontwikkelen. De stad Antwerpen bijvoorbeeld heeft een project ontwikkeld om online haatspraak tegen te gaan. De stad Vilvoorde heeft een project om beleidsmakers en jongeren met elkaar in contact te brengen en te proberen om tot een meer genormaliseerde relatie te komen. Zo zijn er heel veel projecten die in de preventieve sfeer worden ontwikkeld.
Collega Dalle zet 2,3 miljoen euro in, geld van Vlaamse Veerkracht, om samen met de universiteiten en hogescholen, met journalisten en ondernemingen, fakenieuws te bestrijden. Ze ontwikkelen zelfs digitale instrumenten om veel gemakkelijker te analyseren dat een beeld fake is en daardoor dat kunnen ontmantelen.
Tot slot, in een bredere context, werken we aan een Plan Samenleven. Ik hoopte dat 28 steden en gemeenten daarop zouden inschrijven, maar het zijn er meer dan 100. Ze ontwikkelen heel specifiek projecten om segregatie en straatintimidatie tegen te gaan, om het omstaandersprincipe te versterken, waardoor mensen mondiger worden, kunnen reageren. Ze ontwikkelen verschillende wijkverbeteringscontracten – dat komt uit ons regeerakkoord – om buurten veiliger te maken. Ik geloof er sterk in dat het tegengaan van segregatie een voorwaarde is om op een gezonde manier met elkaar van mening te verschillen omdat er dialoog is, ook al kan die dialoog soms tot confrontatie leiden, maar nooit tot gewelddadige polarisatie.
Samengevat, ik vind het een interessante studie. We werken goed samen met de VVSG. We moeten niet zwartepieten rond dit thema. Het is te belangrijk. Het fenomeen dat mensen kunnen radicaliseren in onze samenleving, is een gegeven. Het zijn mensen die op een gegeven moment in een tunnelvisie terechtkomen. Ze denken dat er een existentiële dreiging is, apocalyptisch; dat kan religieus geïnspireerd zijn, politiek geïnspireerd zijn of gebaseerd op een maatschappelijke onrust. Dat apocalyptisch beeld triggert tot actie. Die actie dreigt dan gewelddadig te worden, omdat mensen vaak geïsoleerd zijn. Dat is het risico dat bestaat. Daar is al ongelooflijk veel over geschreven. Of mensen geradicaliseerd raken door een religie, een ideologie of een maatschappelijk probleem, eigenlijk is het onderliggende probleem altijd hetzelfde. Het komt erop aan om daar in een vroeg stadium bij te zijn en dat aan te pakken.
Ten tweede, in een bredere maatschappelijke context, waar tegenstellingen in de samenleving stelselmatig worden verhard, ook daar moeten we een antwoord op zoeken. Het antwoord daarop zit voor mij vooral in de manier waarop de lokale besturen in de lokale entiteit zorgen dat die tegenstellingen op een correcte manier blijven verlopen. Er kunnen tegenstellingen bestaan, maar door segregatie weg te nemen en mensen mondig te maken, kunnen we daarop antwoorden.
Ten slotte, collega Dalle doet inspanningen om digitale platformen te ontwikkelen om jongeren professioneel en deskundig te wapenen om niet in de val te trappen van mensen die hen willen meesleuren op zo’n extremistisch pad.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Collega’s, toen ik mijn vraag indiende, was het niet de bedoeling om verder te polariseren. Het geldt niet om bepaalde vormen van extremisme te minimaliseren en andere uit te vergroten. Ik denk dat het de verdienste is van de tweejaarlijkse bevraging van de VVSG om net op het gevaar te wijzen van dat gewelddadig extremisme. De lokale besturen genieten het meeste vertrouwen bij de burger. We hebben nood aan sterke gemeenteraadsleden en bestuurders. Dat moet kunnen in een veilige en gezonde omgeving. De democratie is een van de belangrijkste zaken die we hebben. We moeten die met alle middelen blijven verdedigen.
Daarom, minister, zou ik ervoor pleiten om de problematiek ter harte te nemen en steden en gemeenten daar verder in te ondersteunen.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, we kennen het riedeltje. Grof taalgebruik, het verspreiden van fake news, bedreigingen: het is allemaal de schuld van rechts. Maar wie maakt er intussen gebruik van geweld? Links. Recent nog was ik getuige van een boekvoorstelling van collega Filip Dewinter, die toen fysiek aangevallen werd door de klopgrage antidemocraten van de PVDA. (Opmerkingen van Jos D'Haese)
Wie wil er censuur op sociale media? Wie wil dat de overheid de vrijheid van meningsuiting bant op sociale media? Dat is links, omdat bepaalde meningen hen niet bevallen.
Minister, laten we wel wezen. Burgers die op sociale media klagen over coronabeperkingen of over immigratieoverlast, die doen dat misschien niet in de meest diplomatische bewoordingen. Maar dat maakt van hen nog geen gewelddadige extremisten. En over dat echt gewelddadig extremisme vind ik dat u nogal lauw bent. Over de moord op die agent door een geradicaliseerde moslim hoor ik u niks zeggen. Mocht hij een gebouw in brand gestoken hebben, u zou veel sneller conclusies trekken.
Minister, u zegt dat we geen onderscheid moeten maken in verschillende vormen van extremisme. Natuurlijk moet u dat wel doen. U moet focussen, en de regering moet focussen op het gewelddadig extremisme. En dus vraag ik u om dat gewelddadig extremisme, dat in Vlaanderen moslimextremisme is, aan te pakken, in plaats van te focussen op alles wat rechts is. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Inderdaad, wat die relanceprojecten betreft van uw collega, minister Dalle, daar kijken wij uit naar die resultaten. Die projecten zijn natuurlijk ook nog maar net gestart.
Ik wil nog even terugkomen op de moeilijkheden die gemeenten daadwerkelijk ondervinden om op die sociale media hun ding te doen, en om dat verbindende ook tot stand te brengen. De moeilijkheden zijn dat ze bijvoorbeeld de bron van haatspraak niet kunnen achterhalen. Hoe moet je de privacyregels daar correct toepassen? Hoe zit het met gegevenswerking? Ze stellen zich heel wat vragen, en het ontbreekt hen eigenlijk aan een duidelijk kader rond de aanpak van online haat.
Er ontbreekt niet alleen een wettelijke basis voor die preventieve aanpak, voor dat online preventiewerk. Er ontbreekt ook een concreet handelingskader om te zien hoe je omgaat met mensen die heel extreme meningen hebben, en die je aanvallen als bestuur. Hoe ga je daarmee om op sociale media? Mijn bijkomende vraag aan u is of u eens kunt nagaan wat de wettelijke obstakels nog zijn voor gemeenten om online het juiste te doen. En misschien kunt u uw collega nog meegeven om Mediawijs in te schakelen om lokale mandatarissen en medewerkers te coachen.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, het zijn inderdaad de lokale besturen, onze lokale veiligheidscellen, onze preventieve diensten die we vanuit Vlaanderen volledig moeten gaan ondersteunen in deze problematiek, in de strijd tegen gewelddadige radicalisering. Voor mij is het ook belangrijk – en u haalde het ook aan – dat er nog marge is op die informatie-uitwisseling, ook op de informatie-uitwisseling tussen de gemeenschappen en het federale niveau.
De verbindingsofficier, de Vlaamse verbindingsofficier, de heer Vanlouwe, heeft eind september nog gezegd dat hij volop bezig is met die protocollen, maar dat hij daar toch niet de prioriteit voelt voor onze federale diensten. Hij trekt en sleurt, maar hij voelt die prioriteit daar niet. Nochtans hoorden we naar aanleiding van de incidenten minister Van Quickenborne zeggen dat het net heel belangrijk is dat ook de informatie-uitwisseling tussen de gemeenschappen en het federale niveau op een goede manier gebeurt.
Minister, op welke manier zult u onze lokale besturen in die informatie-uitwisseling nog beter gaan ondersteunen, en een doorbraak forceren in de informatie-uitwisseling tussen de gemeenschappen en het federale niveau?
De heer Aerts heeft het woord.
Collega's, minister, ik wil graag inzoomen op het effect op het lokale bestuur. Want drie op de vijf burgemeesters kregen al te maken met haatspraak en polarisatie. En dat zijn dan natuurlijk alleen nog maar de burgemeesters. Voor schepenen en ongetwijfeld ook voor raadsleden geldt dat natuurlijk ook; velen van ons hebben het zelf al mogen of moeten ondervinden. En voor onszelf gebeurt dat niet alleen als lokaal mandataris; ook als parlementslid word je daarmee geconfronteerd.
Tegelijkertijd moeten we als politici ook wel beseffen dat, als we minder polarisatie in de samenleving willen, en minder haatspraak, er ook een rol voor onszelf is weggelegd. We moeten een voorbeeldfunctie opnemen en niet zelf de haatspraak aanwakkeren en constant of continu polariserend met de voeten vooruit met elkaar in debat gaan. Een politiek debat hoort pittig en stevig te zijn, absoluut. Maar met de voeten vooruit op elkaar ingaan, dat is niet onze voorbeeldfunctie, dat zal ons geen millimeter vooruit helpen.
Minister, ik heb geen vraag voor u, maar doe een oproep aan iedereen om dat in het achterhoofd te houden.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega’s, de cijfers die we hebben gezien, zijn natuurlijk verontrustend. Maar ze zijn jammer genoeg niet verrassend. Ik denk dat we allemaal aanvoelen dat de negatieve polarisatie en vooral de haat in onze samenleving aan het toenemen zijn. Dat moet ons allemaal zorgen baren. Het start met haat en het eindigt met geweld. We hebben er alle belang bij om de haat niet te minimaliseren. We moeten er wel degelijk iets aan doen.
Minister, u hebt al onze steun om de lokale besturen, die ook hier weer op de eerste rij staan, te ondersteunen. Maar ik sluit mij aan bij collega Aerts: we moeten ook naar onszelf kijken. We moeten kijken naar de manier waarop we aan politiek doen. Als je als democraat je politieke tegenstander wegzet als crimineel, dan ben je zelf ook gif aan het spuiten in het politieke, in het democratische debat. Dan moet je er niet van schrikken dat de mensen daar misselijk van worden en wegkijken. We moeten hier dus aan zelfreflectie doen en misschien moeten we beginnen met het goede voorbeeld te geven.
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vraagstelling.
Mijnheer Janssens, ik denk dat u uw tweede tussenkomst al op voorhand had voorbereid en dat u weinig geluisterd hebt naar wat ik heb gezegd. Ik ben daarnet begonnen met te zeggen dat ik niet meedoe aan het indelen van mensen die dreigen geweld te gebruiken op basis van een ideologische voorkeur. Ik doe daar niet aan mee. Wat mij vooral interesseert, is hoe we ervoor zorgen dat mensen die in de greep komen van gewelddadige radicalisering, niet overgaan tot actie, hoe we dat kunnen voorkomen en hoe ze kunnen worden aangepakt. In de eerste plaats dient dat politioneel en repressief te gebeuren. Wij komen in beeld in het preventieve luik, wij trachten te voorkomen of alles sneller in beeld te krijgen.
Mevrouw De Vreese, daarin zijn wij de enige regio, de enige deelstaat, die vandaag onder meer het gedeelde beroepsgeheim kent. Dat moet toelaten aan mensen op het terrein om de informatie vroegtijdig met elkaar te delen, zodat de veiligheidsdiensten een afweging kunnen maken of ze politioneel moeten optreden dan wel of er nog andere methoden gepast zijn om de mensen te deradicaliseren.
Uit het rapport blijkt dat het evident is dat vandaag de grootste groep mensen die dreigen over te gaan tot gewelddadige radicalisering, het jihadistische radicalisme is. Dat is ook zo. Maar tegelijkertijd mogen we er niet blind voor zijn dat ook andere mensen om andere redenen een gevaarlijk pad op kunnen gaan. Ook die mensen moeten we proberen te deradicaliseren of op tijd te stoppen. Dat is de inzet van het beleid. Dat is wat we moeten proberen te doen. Ik wil daarbij een groot onderscheid maken tussen de top van het probleem, namelijk die mensen die werkelijk spelen met het idee om geweld te gebruiken, en een bredere maatschappelijke context van polarisatie, negatieve polarisatie, haatspraak, elkaar beledigen, waar de drempels te laag zijn komen te liggen. Dat alles op één hoop gooien, maakt het onbeheersbaar. Er moet daar een onderscheid zijn.
De lokale integrale veiligheidscellen concentreren zich natuurlijk op het kernprobleem. Daar moeten we ervoor zorgen dat meer gemeenten een beleid ontwikkelen rond radicalisering. Slechts 38 procent van de gemeenten hebben dat nu. Ik zie het als mijn taak om dat te versnellen. Slechts een minderheid van de LIVC’s heeft vandaag een afspraak over hoe om te gaan met gedeeld beroepsgeheim. Dat moet versneld worden. Ik zal daarvoor met de VVSG samenzitten.
De sociaal-preventieve sector zit met te weinig LIVC’s mee aan tafel. Jeugdzorg en dergelijke meer, straathoekwerkers: die informatie komt niet bij de politie, en omgekeerd. Dat moet beter.
De realiteit leert ons dat er twee manieren zijn waarop mensen kunnen overgaan tot gewelddadigheid en radicalisering. De eerste heb ik daarnet beschreven. De tweede is een soort escapisme, als ik het zo mag zeggen. Het gaat om mensen die persoonlijke, psychische, sociale, economische problemen hebben en die dat op een zeker moment proberen te sublimeren in het omarmen van ik weet niet welke zotte ideologie of ik weet niet welke zotte interpretatie van een religie, en die daarin de legitimiteit vinden om in actie te komen. Dat is genoeg door de wetenschap beschreven.
Dat zijn eigenlijk mensen die flirten met psychische en andere problemen. Wil je dus succesvol zijn met een deradicaliseringsproces, preventief, dan zal je dat ook sterker in beeld moeten brengen. Dan zal je dat ook moeten meenemen. Dan zal je daar ook waakzaam voor moeten zijn. Daar moet dus ook in worden geïnjecteerd.
Dan is er de bredere context. Tot nu toen zijn er meer dan honderd gemeenten die meewerken aan het Plan Samenleven. Er zijn nog gemeenten die dat willen doen. We gaan daar extra middelen voor vrijmaken en gemeenten die daar vandaag nog niet aan meedoen, oproepen om daar ook in te stappen.
Ik wil die twee niet op één hoop gooien. Ik vind het heel belangrijk dat we dat helder houden. Die bredere context, dat is voorkomen dat een klimaat in een samenleving verzuurt, dat negatieve polarisatie zich opstapelt. Dat vraagt een bredere maatschappelijke aanpak, lokaal, op heel veel sporen. De top van het probleem blijft echter toch wel mensen die op een zeker moment zichzelf hebben overtuigd of hebben laten overtuigen dat ze geweld kunnen gebruiken tegen anderen om hun ideologische of religieuze doelstellingen te realiseren. Die moeten we stoppen, want die vormen een gevaar voor anderen. Ik wil dat niet op een politieke manier bekijken. Ik wil dat op een heel praktische manier bekijken en me laten bijstaan voor de Staatsveiligheid, door OCAD, door veiligheidsdiensten, die mij als minister zeggen wat ik moet doen ter zake, en door de wetenschap. In de mate dat we dat te politiek bekijken en proberen dat politiek te instrumentaliseren om de ene of de andere te jennen ten aanzien van zijn politieke overtuiging, worden we immers blind voor het probleem. Dan worden we onverantwoord ten aanzien van het probleem.
U weet van mij dat ik sta voor een inclusief Vlaanderen, dat ik een andere kijk heb op de islam en moslims in Vlaanderen dan u, maar ik was verdorie wel de eerste burgemeester die problemen is gaan aankaarten, samen met collega De Wever en collega Bonte, toevallig twee mensen met een andere politieke overtuiging, omdat we als burgemeester zagen dat er een probleem was met jihadistisch extremisme, omdat we daar niet blind voor wilden zijn en vanuit veiligheidsperspectief vonden dat we dat moeten aanpakken. Dat blijft vandaag nog een prioriteit, maar laten we niet de dwaasheid begaan om geen aandacht te besteden aan andere mensen die hetzelfde pad opgaan, geïnspireerd door een andere overtuiging of een ander motief. Daar moeten we evenveel aandacht aan besteden, want de veiligheid van de burgers moet onze eerst zorg zijn. Mijnheer Janssens, het verschil tussen wat u zegt en wat ik hier zeg, is dus eigenlijk dat ik probeer dat te depolitiseren en dat u daar graag een politiek verhaal van maakt. (Opmerkingen van Johan Deckmyn)
Eigenlijk zouden wij samen, en eigenlijk met iedereen hier, ervoor moeten zorgen dat wij gerust met elkaar kunnen debatteren en grondig van mening kunnen verschillen, maar dat de veiligheid van de burgers altijd centraal moet staan. (Applaus bij Open Vld en van Maaike De Rudder)
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, dank u wel. Het helpt inderdaad niet om alles door te schuiven naar anderen. Ik heb daarnet ook gezegd dat een van de oorzaken, en een steeds groeiende oorzaak, die politieke en ideologische polarisatie is, die een grotere rol speelt in het ontstaan van extremisme, samen met de verruwing van het maatschappelijke debat, maar ook van het politieke debat. Collega’s, we moeten ter zake ook de hand in eigen boezem durven te steken. Als we echt willen dat meer mensen, meer sterke mensen lokaal engagement opnemen om de besturen van onze steden en gemeenten sterker en bestuurskrachtiger te maken, dan moeten we de aanbevelingen die ook de VVSG doet naar aanleiding van deze bevraging, ter harte nemen, namelijk verder investeren in die lokale besturen, in mensen en middelen. (Applaus bij Vooruit)
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, extreemlinks bekladt waardevolle schilderijen en ander cultureel erfgoed, moslimextremisten plegen aanslagen, maar volgens de politiek en delen van de media is rechts de boosdoener. Intussen zijn we nochtans zes jaar na de dodelijkste aanslagen in de geschiedenis van België en blijft het islamextremisme en enkel het islamextremisme in dit land slachtoffers maken. Waarom? Omdat regeringen in dit land proberen weg te kijken van de problematiek. Liever het zogenaamde extreem-rechtse viseren in plaats van het moslimsextremisme, omdat rechts waarheden zegt over massamigratie, multicultuur en islam, waarheden die voor ivorentorenpolitici ongemakkelijke waarheden zijn. Intussen mogen moslimextremisten dan vrij rondlopen in dit land, zelfs als ze als bekend extremist op een OCAD-lijst staan, zelfs als ze hun aanslag aankondigen.
Minister, ja, het wegkijkbeleid van u en ook van uw partijgenoot minister Van Quickenborne heeft gefaald. Ik roep u dus op: pak geen zogenaamde haatspraak en rechtse Facebookberichten aan, maar pak het moslimextremisme aan, want enkel dat heeft geen plaats in Vlaanderen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, ik las onlangs dat in het Engeland van de 19e eeuw een soort van beleefdheidsetiquette bestond voor publieke debatten. Misschien moeten we ook eens gaan naar een soort etiquette voor het online gegeven, want doodsbedreigingen, beste collega’s, horen echt niet thuis op Facebook.
Ik wil ook nog even mijn eerdere vraag herhalen om te werken aan soort van gemeenschappelijk factcheckplatform. Want nu doen verschillende journalisten van verschillende media hun eigen factchecks, maar voor een burger is het soms moeilijk om dat allemaal terug te vinden. Dat is iets waar ik regelmatig blijf op hameren, omdat het er nog steeds niet is. Dank u wel. (Applaus bij cd&v)
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
We moeten absoluut alle vormen van gewelddadige radicalisering aanpakken. Ik hoop ook dat iedereen beseft dat we die geradicaliseerden ook na het uitzitten van hun straf heel goed moeten opvolgen. Maar we moeten ook zelfkritisch zijn wat het Vlaams actieplan betreft en durven te evalueren en bekijken of al die verschillende acties, al die verschillende projecten die u daarnet hebt opgenoemd, wel ons doel bereiken, namelijk het voorkomen van terroristische misdrijven. We hebben de energiecrisis, de klimaatuitdagingen, de coronacrisis die net achter de rug is. Het zijn uitdagende tijden, die ervoor zorgen dat dat een voedingsbodem is voor geradicaliseerde denkbeelden die zich verspreiden. Ik denk dat we sinds de aanslagen van 2016 onze verantwoordelijkheid hebben opgenomen in Vlaanderen als het gaat over onze preventieve rol. Maar we kunnen inderdaad nog een aantal stappen meer nemen rond die informatie-uitwisseling, en ik hoop echt dat dat we daar tot een doorbraak komen en dat we daar alle taboes overboord gooien. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vragen zijn afgehandeld.