Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de aanhoudende mistoestanden in de kinderopvang.
Het debat is geopend.
U kent de volgorde en het systeem? De Vlaams Belangfractie begint. Vervolgens komen de PVDA, Vooruit, Groen, de N-VA, Open Vld en cd&v. Iedereen krijgt een openingsstatement van vier minuten. Dan heeft de minister maximum vijf minuten. Maar de minister kan uiteraard ook daarna nog tussenkomen. Minister Crevits, ik zie dat u helemaal weer de oude bent. In de tweede ronde heeft elke fractie drie minuten, en dan mag er wel onderbroken worden.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Ik was opnieuw kwaad, gedegouteerd en gechoqueerd toen ik gisteren met een hels verslag voor mij zat. Ik was en ben nog steeds van mijn melk. Stel u voor dat het uw kinderen, uw kleinkinderen zijn die u in ’t Bengeltje gaat afzetten en waarvan u denkt dat ze daar met alle liefde van de wereld worden omringd. En plots krijgen de ouders vrijdag het bericht van de sluiting. De boel gaat dicht. Dan zit je daar als ouder, en je weet niet waarom. Je weet niet wat zich daar allemaal heeft afgespeeld.
En dan hoor je van die onrustwekkende berichten, zoals ik dat noem. Dan hoor je over hard en vaak slaan op kinderen. Of ze zeggen je dat je zoontje geluk had omdat hij zoveel slaag niet kreeg. Je hoort verhalen over kinderen die met hun hoofdje in de toiletpot worden geduwd. En alsof dat nog niet erg genoeg is, werd er nog eens doorgespoeld.
Ik ben gechoqueerd en ben er echt ziek van. Eén kindje kreeg het overschot van andere kindjes op zijn bord en kreeg enkel dat te eten. Dat alles heeft te maken met ongeduld. Het is een pure misdaad, en hier werden de rechten van het kind zwaar geschonden. Maar de ouders moeten ermee leren leven, ze blijven achter, en de kindjes zijn getraumatiseerd en moeten het ook een plaats kunnen geven. Maar stel u voor dat het uw kind is dat dit moet meemaken. Stel u in de plaats van het kind. En toch is dit dossier meermaals op iemand zijn bureau beland. Meermaals. En toch werd die opvang niet gesloten. Ik schets even de historiek.
2011: klachten van ouders. 2012: verontrustende melding. Zo gaat het door tot 2021: opnieuw melding van gebeurtenissen door ouders, door ex-werknemers. Ex-werknemers die, omdat ze het gevoel hebben dat Kind en Gezin het dossier te weinig heeft vastgepakt, naar de politie stappen en die Zorginspectie ook verwittigd hebben dat ze ermee naar de politie zouden gaan. Zorginspectie gaat langs. En wat zetten zij in dat dossier? Daarin staat letterlijk: door de veelheid en de ernst van de vaststellingen is aangetoond dat er geen veilige opvang kan worden geboden. Wie dat dossier op zijn bord krijgt, moet onmiddellijk de reflex krijgen om te sluiten.
En wat is er gebeurd? Wij hebben met de onderzoekscommissie maandenlang alles op alles gezet om deze toestanden tegen te gaan. Maandenlang hebben wij onderzocht wat fout ging. Maandenlang kregen we te horen: we hebben de dossiers vastgepakt. Tot twee maal toe werden die dossiers vastgepakt. U, minister, hebt die probleemcrèches zelfs opnieuw laten onderzoeken. En, rarara, ’t Bengeltje stond op die lijst van probleemcrèches. En toch is ze nog altijd open. Nu, na advies van het Vlaams Expertisecentrum Kindermishandeling (VECK), beslist men om te sluiten, terwijl dit dossier zo’n historiek heeft.
Ik stel mij de vraag, minister, of u het vertrouwen in uw agentschap en in uw topvrouw, mevrouw Verhegge, nog altijd kunt blijven behouden. Is daar geen inschattingsfout gebeurd? Hoe is het nu toch zo ver kunnen komen dat deze toestanden zijn kunnen blijven duren, dat dat is blijven doorgaan? Wie gaat hier in de fout? Wij zetten dagelijks onze kindjes af en gaan ervan uit dat ze daar met de beste zorg worden omringd. U moet nu maar in de schoenen staan van een onthaalouder die dag in dag uit met alle liefde van de wereld zorg draagt voor de kindjes. U moet nu maar ouder zijn die met een bang hart – zijn hart zal bloeden – het kindje nog gaat afzetten in de opvang. Want alle vertrouwen is weg, minister. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister Crevits, los van dit thema: ik ben blij dat u beter bent en dat u opnieuw in het parlement kunt staan.
Maar we moeten het vandaag opnieuw hebben over de vreselijke gebeurtenissen die naar boven zijn gekomen in crèches in Vlaanderen. Ik kan echt niet vatten hoe dat mogelijk is. Minister Crevits, hoe is het mogelijk dat we al drie jaar lang spreken over het voorkomen van mishandeling in crèches in Vlaanderen? Al drie jaar lang komen er getuigenissen boven van klachten die zonder gevolg blijven. Al drie jaar lang komen er getuigenissen boven van ernstige gebeurtenissen waar niet goed wordt ingegrepen door Kind en Gezin. En we blijven daarmee bezig. We hebben een onderzoekscommissie gehad, maar opnieuw komen er horrorverhalen naar boven uit een Vlaamse probleemcrèche.
Minister Crevits, er zijn daar een paar ernstige vragen over te stellen, om te weten hoe dit mogelijk is geweest. Ik heb daar negen heel precieze vragen over.
Mijn eerste vraag is: heeft Kind en Gezin zich vorig jaar in oktober burgerlijke partij gesteld op het moment dat vier medewerkers en twee ouders getuigd hebben over ernstige klachten bij het parket en bij Opgroeien en Kind en Gezin?
Ten tweede: zo ja, stond ’t Bengeltje dan op de lijst van de 54 probleemcrèches die u dit voorjaar hebt laten herevalueren, juist omdat Kind en Gezin zich daar burgerlijke partij gesteld heeft?
Drie: als ze op die lijst stonden, gebeurde er dan effectief een herevaluatie en wat was de uitkomst van die herevaluatie dit voorjaar?
Mijn vierde vraag: op basis waarvan zijn er dit voorjaar opnieuw drie inspecties gebeurd bij ’t Bengeltje?
Ten vijfde: wat is daar vastgesteld?
En dan, ten zesde: minister Crevits, hoe is het mogelijk dat er op dat moment, bij die inspecties dit voorjaar al, niet is ingegrepen? En hoe komt het dat men moest wachten op een evaluatie door het Vlaams Expertisecentrum Kindermishandeling alvorens er overgegaan is tot sluiting? Daar zijn maanden overgegaan.
Ten zevende: waarom is het parket niet op de hoogte gebracht van die nieuwe feiten dit voorjaar en moest het via de pers vernemen dat er opnieuw nieuwe feiten gebeurd zijn bij een crèche waar het reeds een onderzoek gestart was in oktober vorig jaar?
Acht: waarom is het parket in oktober vorig jaar tijdens zijn onderzoek niet op de hoogte gesteld van het feit dat er eerder al klachten waren over diezelfde crèche? Dat lijkt me cruciaal in het onderzoek dat het parket in oktober vorig jaar gevoerd heeft.
Negen, minister Crevits: als deze crèche met deze getuigenissen van verschillende medewerkers van ernstige feiten door de mazen van het net geglipt is, dan stel ik me echt de vraag wat er misloopt. Dan denk ik vooral dat er een herevaluatie moet gebeuren van crèches met ernstige meldingen in de afgelopen vijf jaar. Want anders gaan er nog horrorverhalen uit de kast vallen, en dat brengt een smet op de hele sector. Ik wil echt stilstaan bij het effect van deze nieuwe nieuwsfeiten op alle kindbegeleiders die met passie en liefde elke dag hun zorg voor de kinderen vooropstellen, die er ondanks moeilijke werkomstandigheden elke dag in slagen om toch de beste zorgen aan de kinderen te geven. Die komen vandaag weer in een slecht daglicht. Dat is ook de verantwoordelijkheid van deze overheid. Daarom mijn negende vraag: is deze Vlaamse overheid van plan om eindelijk, na jaren van vragen, deftig te investeren in de sector van de kinderopvang om eindelijk te zorgen voor kwaliteit overal in de kinderopvang in Vlaanderen?
Ten tiende, minister: u zegt dat u wilt overgaan tot een vermindering van het aantal kinderen per begeleidster. Dan is mijn heel concrete vraag: met welk plan, met welk budget, tegen welke datum gaat u ervoor zorgen dat er een verlaging komt van de kindnorm? (Applaus bij de PVDA en van Hannelore Goeman)
De heer Anaf heeft het woord.
Eerst en vooral: minister Crevits, ik ben heel blij om u hier weer in dit parlement te zien in goede gezondheid. De uitdaging zal groot zijn. Ik wens u veel goede moed daarin.
Collega’s, na heel veel klachten met heel veel alarmsignalen en heel veel schrijnende verhalen de voorbije jaren en maanden staan we hier nu opnieuw, opnieuw met schrijnende verhalen uit de kinderopvang die al heel lang aan de gang zijn. Een kind met brandwonden dat niet verzorgd wordt en er nog altijd de gevolgen van draagt. Een kind dat met het hoofdje in het toilet gestoken wordt, waarna er wordt doorgetrokken. Een kind dat met ducttape wordt vastgetapet. Dat zijn folterpraktijken in onze Vlaamse kinderopvang. Voor alle duidelijkheid – we kunnen het niet genoeg herhalen –: gelukkig gaat het over uitzonderingen. De grote meerderheid doet dat met hart en ziel en doet dat goed. Het is net vooral voor hen des te pijnlijker dat Kind en Gezin keer op keer steken laat vallen, dat ze er niet in slagen om de veiligheid in de kinderopvang te garanderen, dat ze er zelfs niet in slagen om in kaart te brengen waar het fout loopt, laat staan om het dan op te volgen, en dat ze er ook niet in slagen om ouders correct te informeren.
Het is uiteraard goed dat een aantal van onze aanbevelingen uit de onderzoekscommissie opgepakt worden. Eindelijk wordt het voorzorgsprincipe nu wel sneller toegepast: bij locaties waar het echt fout gaat, kan er sneller gesloten worden. U gaat me ook echt niet horen vertellen dat alles nu zomaar in een-twee-drie opgelost kan worden. Zo evident is het allemaal niet.
Maar ik mis altijd nog wel urgentie. Het gaat hier over de veiligheid van onze kleinste kinderen. Echt waar, ik vraag me echt af hoe het er dan bij Kind en Gezin aan toegaat. Het resultaat van de onderzoekscommissie was toch meer dan zomaar een lijstje met aanbevelingen. Dat was het zoveelste signaal dat het fout zat, de zoveelste rode kaart. In onze conclusies waren we, terecht, heel streng voor de top van het agentschap, net zoals we ook heel streng waren voor de minister en zijn beleid. Dan nog wordt die sense of urgency bij Kind en Gezin blijkbaar nog steeds niet gevoeld. Want nog geen twee weken nadat we hier gedebatteerd hebben, nog geen twee weken nadat we onze rapporten met aanbevelingen voorgesteld hebben en heel streng waren voor het agentschap, krijgt het agentschap een mail van ouders met de vraag: ‘kunnen we ons kindje veilig inschrijven in een kinderopvanginitiatief in Oudenaarde, in ‘t Bengeltje?’. Wat stuurt Kind en Gezin dan naar de ouders? ‘Ja, ja, geen probleem. Daar is niks aan de hand, geen klachten, geen meldingen. Niks aan de hand.’
Dan vraag ik mij echt af: hoe kan dat nu, hoe is dat in godsnaam mogelijk? Als achteraf blijkt dat er al tien jaar lang klachten zijn, dat Zorginspectie op een paar maanden tijd al drie keer is langsgegaan en dat er een gerechtelijk onderzoek heeft gelopen, hoe kan dat dan?
En dat ondermijnt de geloofwaardigheid van de Vlaamse overheid, dat ondermijnt de geloofwaardigheid van Kind en Gezin volledig. Wat betekent het nog dat er een bordje aan de deur hangt ‘Erkend door de Vlaamse overheid’, ‘Erkend door Kind en Gezin’? Je kunt er evengoed een bordje hangen ‘Erkend door Pietje van om de hoek’. Zo ernstig is het echt. Deze overheid, deze Vlaamse Regering slaagt er niet in om de veiligheid van onze kinderen in de kinderopvang te garanderen, nog steeds niet.
De conclusies van onze onderzoekscommissie waren heel duidelijk. Het vertrouwen van het volledige parlement in de top van Kind en Gezin is volledig verdwenen. Er is fundamenteel iets mis in die organisatie.
Maar, minister, ú bent verantwoordelijk. Dus we kijken naar ú. Wat zult u nu doen? U hebt hen toen de hand boven het hoofd gehouden en gezegd dat er beterschap komt en dat het zal worden opgevolgd. Minister, mijn vraag is nu: zal er werkelijk beterschap komen? Gelooft u daar nog in? Heel simpel eigenlijk: wat zult u doen? Wat zult u doen om de implementatie van onze aanbevelingen te versnellen? En wat zult u doen aan de top van Kind en Gezin? Zal daar worden ingegrepen, ja of nee? (Applaus bij Vooruit, Groen en de PVDA)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Collega's, inderdaad, al van in 2011, meer dan tien jaar geleden, zijn er klachten over kinderopvang ’t Bengeltje in Oudenaarde. Een jaar geleden klopten zes mensen, onder wie vier ex-medewerkers, aan bij de politie in Oudenaarde. De klachten, collega's, zijn eigenlijk te pijnlijk voor woorden. Er is sprake van kindjes die worden geslagen, die worden opgesloten in een donkere washok, die water over hun hoofd gegoten kregen, van wie het hoofdje in het toilet werd gehouden tijdens het doorspoelen. Het politierapport spreekt van ernstige tekorten en trauma bij jonge kinderen. Toch duurde het nog een jaar – een jaar, collega’s – vooraleer die opvang de deuren moest sluiten. Meer nog, in 2020 kreeg deze opvang nog een uitbreiding om tot 32 kindjes op te vangen.
Collega's, dit is het zoveelste incident dat aantoont dat de Vlaamse kinderopvang in een diepe structurele crisis verkeert. En ik zal harde woorden gebruiken. Maar dat het nog altijd grondig fout loopt en dat we opnieuw deze vreselijke getuigenissen moeten lezen in de krant, is een politiek falen van deze regering. Al jarenlang wordt de sector kapot bespaard. Dat is een politieke keuze en dat is de verantwoordelijkheid van deze regering. Jullie blijven weigeren om fors te investeren. De budgetten zijn te laag, structureel en fors te laag. En jullie handelen te traag. Dat deze zaken naar boven blíjven komen, toont aan dat het beleid uitblinkt in gebrek aan urgentie en gebrek aan ambitie.
De crisis, de storm waarin de kinderopvang zit, is nog veel structureler dan een gebrekkige opvolging van wantoestanden. Er is een gigantisch personeelstekort, een gebrek aan opleiding. De werkvloer en de opleidingen stromen leeg. De druk op de kinderbegeleiders is gigantisch. Wie kan in godsnaam zorgen voor negen kinderen tegelijk?
Ik wil vandaag klaar en duidelijk de boodschap herhalen die mijn collega Celia Groothedde al eerder gaf in dit halfrond. Het onveiligheidsrisico in de kinderopvang is vandaag veel omvangrijker dan ooit. Kinderbegeleiders staan onder zo’n gigantische druk dat ongelukken snel gebeurd zijn. En laat mij duidelijk zijn: dat is niet de schuld van de kindbegeleiders. Zonder verregaande investeringen, zonder een grondige hervorming van de werkvloer en de opleiding zet u de deur open voor onveilige situaties. Zolang u weigert te investeren in kwalitatieve kinderopvang neemt u genoegen met onveilige kinderopvang. Ik vind dat onbegrijpelijk. Alleen kwalitatieve opvang is veilige kinderopvang.
Minister, daarom heb ik, samen met vele anderen, vijf dwingende vragen voor u.
Eén: hoe is het mogelijk dat er niet vroeger tot sluiting werd overgegaan?
Twee: hoe is het mogelijk dat deze crèche in 2020 nog kon uitbreiden? Was daar dan geen controle op dat moment?
Sinds 2021 zijn er 27 strafonderzoeken gestart. 16 van die 27 opvanginitiatieven waarover een strafonderzoek loopt, zijn nog open. Minister, kunt u garanderen dat ze veilig zijn? U garandeerde dat ze veilig waren, maar dit incident in Oudenaarde bewijst exact het tegendeel.
Minister, bent u bezig met een doorlichting van alle crèches die op een of andere lijst van Kind en Gezin staan en als probleemcrèches zijn aangeduid?
Tot slot: zult u voldoende investeren om die loodzware kindratio van negen kinderen per begeleider op korte termijn en substantieel naar beneden te halen? (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, minister, u had zich allicht een andere terugkeer naar de politiek voorgesteld en ik had het u ook gegund.
Collega's, toen ik op 18 februari 2020 de eerste vraag in de commissie Welzijn van dit parlement stelde over een crèche in Aalst waar iets aan de hand was, had ik nooit gedacht dat ik tweeënhalf jaar later hier nog altijd zou staan – als ouder, als leerkracht die les heeft gegeven in verzorging, als parlementslid en ook nog eens als voorzitter van een onderzoekscommissie die over alle partijgrenzen heen heeft onderzocht wat er vandaag gebeurt. Er is opnieuw een opvanginitiatief waar al jaren klachten over zijn en die bekend zijn, maar waar niet wordt ingegrepen. Nu wordt er ingegrepen, onder het voorzorgsprincipe, maar alles wat er de voorbijgaande jaren is gebeurd, is voor mij ook niet normaal, collega's. Een kindje ondersteboven hangen in een toilet, is niet oké. Nooit, nergens. Niet in een kinderopvang, niet in een thuissituatie, nooit. Nooit. Iemand in een kinderopvang die met ducttape een kind vastkleeft aan een bed, dat is met voorbedachten rade. In mijn slaapkamer ligt geen ducttape. Er is iemand die bewust nadenkt ... (Gelach)
Collega's, ik weet niet hoe het bij jullie is, maar bij mij niet.
Iemand in een kinderopvang die met ducttape naar een slaapkamer gaat: echt? En dan blijkt dat we het VECK nodig hebben om inderdaad op te treden. Want Kind en Gezin en het agentschap Opgroeien hebben het niet gedaan. Ze hebben het niet gedaan.
Minister, ik verwijs naar 14 juni 2022, toen we hier ook stonden met een lijst. Collega's, het is geen rocketscience wat we vragen. Wat wij vragen is: er is een opvang op een bepaald adres, uitgebaat door iemand met een rijksregisternummer; wat is daarvan geweten? Dat is geen complexe databank. Je kunt het zelfs in een gewone Excel maken.
En iets waar ik nog meer van van mijn stoel viel: een ouder hoort geruchten, stuurt een mail en vraagt of er over die opvang op dat adres iets is geweten. Men antwoordt: ‘Neen, alles in orde.’ Dat kan toch niet! Meer zelfs, we geven in de onderzoekscommissie – collega Perdaens en collega Saeys hebben er vragen over gesteld – de opvanginitiatieven op een presenteerblaadje aan het agentschap, en dan blijken die nu mee in de kranten te staan. Dat is toch onwaarschijnlijk!
Collega's, we zitten dus vandaag, en vooral het agentschap, met een huizenhoog probleem. Want als het bordje ‘Erkend door Kind en Gezin’ er hangt, welke garantie heb ik dan als ouder, als burger, als parlementslid en u als minister en wij allemaal dat het in orde is? Ik ben er niet meer zeker van. Als zoiets zich voordoet, worden alle mensen die werken in de kinderopvang plots verdacht. Ik heb twee weken geleden nog meegedraaid in een opvanginitiatief. Mensen hebben schrik, ook al doen ze het goed. De kindbegeleiders hebben de daver op het lijf, en eigenlijk doen ze het goed. Heel velen doen het goed.
Minister, dat is net de taak van het agentschap. Mevrouw Verhegge heeft twee crisismanagers naast zich gekregen, net om ervoor te zorgen dat die lijst van wie men moet opvolgen uit het verleden en nu, duidelijk zou zijn.
Ik denk dat mijn vraag heel eenvoudig is: hoe zeker zijn we dat we hier volgende week of de week nadien niet opnieuw staan met vragen en krantenartikelen over kinderopvanginitiatieven waar iets van geweten was, en waar nu pas wordt ingegrepen? (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Vooreerst: welkom terug, minister Crevits. U krijgt direct een goede openingszitting, zou ik zeggen. Maar ja, hier sta ik alweer, vol walging, afschuw, boos, maar ook triest. Want opnieuw zien we een hallucinant dossier over kindermishandeling in de kinderopvang. Opnieuw is er te laat ingegrepen door het agentschap. Want tien jaar lang kreeg het agentschap klachten over ’t Bengeltje, van ouders, van ex-werknemers … allemaal over grensoverschrijdend gedrag en fout pedagogisch handelen. Kinderen geforceerd eten geven, in bed gooien, wenende kinderen niet troosten, ze in een donker hok steken … Ja, dat is blijkbaar allemaal normaal, want de opvang mocht open blijven. Meer zelfs, er werden meer plaatsen toegekend aan de opvang. Vorig jaar liep er zelfs een politioneel onderzoek naar een hele reeks klachten. Maar zoals we gezien hebben in de onderzoekscommissie, worden deze wegens onvoldoende bewijs geseponeerd.
Minister, hoe is dit in godsnaam mogelijk? Wanneer zal deze gruwel stoppen? In de onderzoekscommissie hebben we een lijst gezien van 234 ernstige gebeurtenissen uit de afgelopen vijf jaar. En dat zijn gevaarsituaties: onvoldoende toezicht, verkeerde voeding, hardnekkig aanpakken van kinderen, letsels, ongevallen, te veel kinderen per begeleider … En we zagen in die dossiers dat er soms helemaal geen opvolging was, geen handhaving, geen inspectie … soms enkel maar gewoon een gesprek. Mijn vraag is: zijn die kinderopvanginitiatieven eigenlijk al onder de loep genomen? Want wij weten daar niets van, helemaal niets. Bij de opvolgingsrapportage kon het agentschap zelfs niet antwoorden. Willen we een kind met een gerust hart naar de kinderopvang sturen, dan betekent dat toch dat we de maximale zekerheid moeten hebben dat het daar veilig is. En tot op de dag van vandaag spelen zich drama’s af.
Je kunt dan enkel tot de conclusie komen dat de bevoegde overheidsdiensten falen in hun kernopdracht. De onderzoekscommissie had dringend gevraagd om in te grijpen in het management, om het vertrouwen in het agentschap te herstellen. Mevrouw Verhegge is verantwoordelijk voor de opvolging en de handhaving in de kinderopvang. Ze bleef aan, maar ze kreeg wel twee crisismanagers. Wel, minister, ik denk dat het toch zeer duidelijk is dat deze maatregel geen zoden aan de dijk heeft gebracht. Integendeel, het vertrouwen is nog meer afgebrokkeld. Het agentschap Opgroeien beweerde nog deze zomer aan ouders dat er de laatste drie jaar geen klachten waren geweest bij ’t Bengeltje. Compleet foutieve informatie. Een compleet gebrek aan transparantie.
Minister, ik heb altijd geleerd: zachte heelmeesters maken stinkende wonden. En het probleem ettert, wordt steeds erger, en ondermijnt ook het geloof in de overheid. Het vertrouwen herstellen, niet enkel in het agentschap, maar ook in het beleid, in de sector van de kinderopvang: dat is de opdracht waarvoor we nu staan. Want die wantoestanden in de kinderopvang maken heel wat slachtoffers: de kinderen, de ouders, maar ook alle kinderdagverblijven die elke dag het beste van zichzelf geven, en goed zorgen voor onze kinderen.
Minister, u kondigde een aantal maatregelen aan, zoals het online zetten van inspectieverslagen vanaf half december. Ik heb daarover een vraag. Kunt u garanderen dat alle inspectieverslagen, en ook de klachten, transparant consulteerbaar zullen zijn op één website? Ouders verdienen die informatie, en ook die transparantie. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, deze week raakte inderdaad bekend dat ’t Bengeltje, een kinderopvanginitiatief in Oudenaarde, met onmiddellijke ingang werd gesloten. Het agentschap gaf aan dat dit gebeurde wegens veiligheidsredenen. Men maakte zich namelijk ernstig zorgen over de veiligheid van de kinderen.
De getuigenissen van ex-werknemers en ouders zijn ronduit onthutsend en weerzinwekkend. Kindjes werden geslagen, vaak en hard. Kindjes werden in een strafhok geplaatst, kindjes aan wie onder dwang eten werd gegeven, die met hun gezicht onder koud water werden gehouden, en dergelijke meer.
Eveneens deze week werd de vergunning van Mippie en Moppie in Keerbergen ingetrokken, nadat het agentschap een foto had ontvangen van een kindje dat met ducttape was vastgebonden in een slaapzak.
Collega’s, ik ben gechoqueerd. Ik ben verontwaardigd over het feit dat weerloze jonge kinderen op zo’n manier worden behandeld door mensen die er net op moeten toezien dat ze in welzijn worden opgevangen en dat ze op een goede manier de nodige zorg krijgen. Ook nu gaat het over initiatieven met een voorgeschiedenis van klachten.
De situaties tonen nog maar eens aan hoe nodig de onderzoekscommissie was die we eerder dit jaar hebben gehad. Met die commissie hebben we, heel breed, een aantal aanbevelingen gedaan, namelijk 75 aanbevelingen om het handhavingsbeleid te versterken. Dat is vervolgens door u, minister, zonder vertraging omgezet in een concreet actieplan. Daarin werden ook de aanbevelingen van de audit opgenomen. Nog voordat het nieuwe werkingsjaar werd opgestart, lag dat actieplan al klaar. U hebt hier ook de nodige investeringen voor voorzien: investeringen in ICT, in Zorginspectie, in Kind en Gezin, en zo verder.
Collega’s, ik heb er vertrouwen in dat het actieplan voor de nodige veranderingen in de toekomst zal zorgen. Die omslag is ook al merkbaar: er worden meer klachten ingediend, er wordt meer gecontroleerd, er wordt meer werk gemaakt van handhaving. Dat moet ook! Niet voor niets hebben we het voorzorgsprincipe centraal gesteld. Ik roep hierbij dan ook op, minister, om dat actieplan heel krachtdadig en zo snel mogelijk verder uit te voeren, en om ook het parlement daarin te blijven betrekken. We hebben daarover dit jaar nog een tweede voortgangsrapportage, waarbij we de vorderingen op dat vlak kunnen volgen.
Waar ik minder vertrouwen in heb, minister, is de manier waarop de dossiers uit het verleden worden opgepikt. Het lijkt inderdaad alsof we maar heel moeilijk vat krijgen op de problematische dossiers die al lang aanslepen. Eerder dit jaar, eind mei, vroeg u om een herevaluatie van alle kinderopvanginitiatieven waar Kind en Gezin zich benadeelde partij had gesteld. Dat was ook het geval met ’t Bengeltje, en dat doet natuurlijk vragen rijzen. Hoe werd die herevaluatie gedaan? Stond ’t Bengeltje op die lijst van initiatieven?
Er werd deze zomer ook aan ouders informatie bezorgd over ’t Bengeltje. Die blijkt nu fout geweest te zijn. Er zou sprake zijn van een menselijke fout. Ik stel mij ook de vraag hoe dat is kunnen gebeuren.
Minister, met de onderzoekscommissie hebben we duidelijke aanbevelingen gedaan. Dat ging onder andere over elementen zoals bijvoorbeeld het grote verloop van personeel, het overschrijden van de begeleider-kindratio, het weigeren van stageplaatsen, het stelselmatig vragen van uitbreidingsplaatsen. De aanbeveling was om die elementen ook mee te nemen in de beoordelingen over de veiligheid.
Ik denk, minister, dat het nodig is dat er een nieuwe screening gebeurt; wat mij betreft, een externe screening waarbij de initiatieven waarover de voorbije jaren klachten kwamen over aantasting van de fysieke integriteit, onder de loep worden genomen, met de bril die de parlementaire onderzoekscommissie daarvoor heeft aangereikt.
Die schone lei, minister, hebben we nodig om de nieuwe aanpak voluit te kunnen doorzetten zonder de risico’s uit het verleden mee te slepen. Het is dat wat iedereen verdient die elke dag met hart en ziel in de kinderopvang werkt, zodat de smet op de sector wordt weggevaagd. (Applaus bij cd&v en de N-VA)
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, voorzitter en collega’s.
Ik ben eerst en vooral zelf ook heel blij dat ik opnieuw mag werken, ook al is het in omstandigheden die ik niet had gewenst en waarbij ik hier nu dit debat met jullie moet voeren. Ik had veel liever een debat gevoerd dat toekomstgericht was, maar spijtig genoeg worden we hier weer ingehaald door de feiten.
Het voorbije halfuur heb ik jullie emoties gehoord. Ik kan daarbij één ding zeggen: jullie emoties zijn vandaag de mijne, over meerderheid en oppositie heen. De eerste dag dat ik opnieuw aan de slag ging, was ik in shock en vroeg ik me af hoe dit in godsnaam mogelijk was.
Ik wil me eerst en vooral excuseren ten opzichte van de mensen in Oudenaarde die verkeerde informatie hebben gekregen. Ik vind dat verschrikkelijk. Jullie hebben gelijk: dit ondermijnt het vertrouwen in een overheid. Ik kan niet anders dan zeggen dat dat klopt. Als je als ouder vraagt of daar klachten of problemen zijn, dan verwacht je dat daar correct op wordt geantwoord. Ik zal in de loop van het debat nog details geven over hoe dit is kunnen gebeuren, maar ik wil dit toch al bij het openingsstatement meegeven.
Ten tweede excuseer ik mij ook ten opzichte van die duizenden medewerkers in de kinderopvang vandaag die schitterend werk verrichten, die het absolute vertrouwen genieten van alle ouders, van ons, van Kind en Gezin, van de inspectie. Het is opnieuw een feit dat twee, twéé, incidenten in de media komen en zo het imago van de sector beschadigen.
Collega’s, ik zou toch één ding willen zeggen. Veel collega’s hebben gewezen op de structurele problemen in de kinderopvang. Ik kan met een aantal dingen zeker akkoord gaan, maar één ding wil ik jullie wel zeggen: werkdruk is nooit een argument om kinderen te slaan. (Applaus bij cd&v, de N-VA, het Vlaams Belang, Open Vld, Groen en Vooruit)
Collega’s, ik ben sinds een paar maanden minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, en dus ook van de kinderopvang. Ik heb in de zomer aan mijn diensten gevraagd om het voorzorgsprincipe sneller te hanteren, en dat natuurlijk in het belang van het kind. Een aantal collega’s vroegen of dat zomaar kon. Ik herinner me dat de heer Anaf vroeg of je daar geen decretale wijziging voor moet doorvoeren. Dat klopt, we moeten dat doen. Die wijziging wordt voorbereid. Maar niets belet een administratie om toch al sneller in te grijpen. Ik heb ook gezien dat jullie dat als een belangrijke aanbeveling hebben geformuleerd.
De vraag is of dit voldoende is gebeurd in de casus Oudenaarde en in de casus Keerbergen. Op basis van de informatie in het dossier Oudenaarde waarover ik nu beschik, moet ik eigenlijk besluiten dat in dit dossier een onvoorstelbare juridisering is gebeurd. Ik geef een paar voorbeelden. Als ik de tijdslijn van de verschillende stappen lees, dan zie ik dat onze diensten zich effectief burgerlijke partij hebben gesteld. Het antwoord op die vraag – ik denk dat ze van collega Vandecasteele was – is ja. Stond ’t Bengeltje op de lijst van de 54 voorzieningen die werden geherevalueerd? Ja. Meer zelfs, op 16 juni is er een voorneming tot schorsing uitgesproken, collega’s. De administratie was dus absoluut van plan om te schorsen, en u weet dat dat een voorbode is van een eventuele latere sluiting. De organisator heeft een hoorrecht gevraagd. Het heeft tot vorige week geduurd voor die hele procedure was afgehandeld.
Het zijn onze diensten die het Vlaams Expertisecentrum Kindermishandeling hebben ingeschakeld, maar als ik kijk naar de tijd die nodig is om die vraag te stellen en voor er een advies komt, dan vind ik persoonlijk dat dat veel te lang heeft geduurd. Was men wellicht bang – en ik wik mijn woorden – om tot drastische maatregelen over te gaan omdat men in een juridische procedure zat en misschien dacht dat het ongedaan zou worden gemaakt omdat men geen echte bewijzen had? Het zou kunnen. Maar nog eens: mijn beleidslijn is duidelijk. De integriteit en het belang van het kind staan voorop.
Dus als er aanwijzingen zijn dat de integriteit in gevaar komt, hebben ze van mij groen licht om tot actie over te gaan. Dat is niet gebeurd. Men zegt dat men dat niet kon doen, dat het parket is overgegaan tot seponering van het dossier, maar ondertussen is het weer geopend. Ik heb extra informatie gevraagd over wie nu wie op de hoogte heeft gebracht, omdat er tegenstrijdige verklaringen zijn, maar mijn aanvoelen is in dit dossier: het is te lang gejuridiseerd en daarom heeft het tot een paar dagen geleden geduurd vooraleer er drastisch besloten is tot sluiting.
In het dossier Keerbergen kan ik meegeven dat het voorzorgsprincipe beter gehanteerd is. De feiten zijn zeer zwaar. U hebt het allen gehad over het ducttape-incident. De dag na de foto is men onmiddellijk tot schorsing overgegaan. Zo hoort het. Maar ook hier ben ik bezorgd, collega’s, want ook in dit dossier waren er in het verleden al klachten. Ik ga daar dus niet flauw over doen: voor mij is het echt belangrijk – enkele collega’s hebben die suggestie gedaan – dat ook hier grondig onderzoek gebeurt naar eventuele connecties met dossiers uit het verleden.
Collega’s, dit kan niet allemaal op een paar weken tijd. Er gebeurt momenteel ontzettend veel binnen de administratie. Dat wil ik jullie ook meegeven. U weet het: de inspectieverslagen komen online. Collega Saeys vroeg of dat ook voor andere zaken geldt. Ook de handhavingsrapporten zullen online komen. Dat zal gefaseerd gebeuren, je kunt niet alles op één dag realiseren. Er komt één klachtenknop waar mensen terechtkunnen. Er komt één knop om de status van een kinderdagverblijf te bekijken. Ook wat informatica betreft, komen we voor mij uit de oertijd. We moeten nu de sprong maken naar het heden.
Dat neemt niet weg dat de twee casussen waarover het vandaag gaat, een enorme, enorme smet zijn op het blazoen van de kinderopvang. Ik ben niet ontmoedigd, hoor, ik ga met zeer veel gedrevenheid verder aan alle hervormingen werken. We zullen daar in de loop van het debat deze namiddag nog verder kunnen op ingaan. Als er één iets voor mij duidelijk is, is het dat we niet meer kunnen wachten om dat voorzorgsprincipe in een decreet juridisch te verankeren. Dan is er ook geen enkel probleem meer, dan moet men zich geen zorgen meer maken over de juridisering. Dat het nu sneller toegepast wordt, is al een feit. Voor mij als minister is er geen enkele reden om nog te wachten om daar absoluut fors in door te gaan.
Collega’s, er is veel engagement om door te werken. De evaluatie van de topvrouw van het agentschap Opgroeien wordt trouwens gestart. Alle leidinggevend ambtenaren worden geëvalueerd. Die start dus nu en er zal op korte termijn een verslag en een uitspraak volgen.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, bedankt voor de antwoorden.
De collega’s hebben het al aangehaald: er is heel veel verkeerd gegaan in dit dossier. Ik begrijp niet waar die willekeur vandaan blijft komen. Het is zo dat niet altijd de procedure wordt gevolgd.
Ik heb talloze schriftelijke vragen gesteld, waar ik soms zelfs geen antwoord op kreeg. Waarom kreeg ik geen antwoord? Het dossier bevat dan zogezegd gevoelige informatie. Ik vraag me dan af wat daar gaande is dat we de dossiers niet mogen inkijken. Wat is er dan zo gevoelig?
Gisteren las ik in de media dat dit dossier, ’t Bengeltje, toch ook zeer gevoelig is, meer dan gevoelig. Toch krijgt de pers al informatie, maar wij als parlementslid krijgen bepaalde informatie niet. Dus, ik vraag me af welke dossiers er nog in de doofpot worden gestoken.
U had het daarnet over de juridische procedureslag. Ik stel vast dat er soms willekeur is, dat er soms trajecten worden overgeslagen. Ik zal even met u de procedure doorlopen. Er is stap één: vaststelling; stap twee: voortraject; stap drie: aanmaning; stap vier: voornemen en horen; stap vijf: de beslissing; stap zes: inkennisstelling. Wat staat er nog in de procedure? Wanneer is er geen aanmaning, wanneer wordt er een stap overgeslagen? Dat is wanneer de veiligheid en/of gezondheid van het kind gevaar loopt.
Dus wat het specifieke dossier van ’t Bengeltje betreft, is er al aangetoond, van in 2011, dat kinderen daar gevaar liepen. De situatie is zo de spuigaten uit gelopen dat er talloze klachten zijn ingediend door ouders en door werknemers, die zelfs naar de politie gaan en daar gaan waarschuwen voor wat daar allemaal is gebeurd. Er is een huiszoeking gebeurd. En toch zijn daar niet de nodige stappen gezet, terwijl men in andere dossiers wel gemakkelijk kan sluiten. Want ik heb voorbeelden van kinderdagverblijven, van onthaalmoeders die gesloten worden zonder klachten, zonder inspectiebezoeken. En toch doen we daar de deur toe. En hier zitten we met een draak van een dossier, waar jarenlang misbruik is aangetoond en waar niet werd gesloten. Ik begrijp dat helemaal niet. Ik weet niet wie die fouten maakt en hoe het komt dat dat dossier zo lang op een bureau van iemand blijft liggen.
Minister, ik vind het heel jammer om dat hier op uw eerste dag te moeten vragen, maar maak alstublieft werk van de opvolging van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie, want ze zijn zo belangrijk. Ouders hebben recht op een transparant klachtenbeleid. Ze hebben niet alleen recht op inzage in de inspectieverslagen, maar ook op inzage in de reacties in het wederwoord. Zo kunnen ze zich zelf een beeld vormen van wat er gaande is in de opvang. Wat is daar gebeurd?
Zo kunnen ook de onthaalouders, de kinderdagverblijven en de kindbegeleiders de kans krijgen om gehoord te worden. Het mag niet een eenzijdig verhaal zijn, niet alleen een verhaal van Kind en Gezin. We moeten al die partners horen. Want dat verdienen de begeleiders en de ouders, minister.
Ik roep u op om dringend werk te maken van de opvolging van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie. Bedankt. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Crevits heeft het woord.
Ik weet eigenlijk niet hoe we het nu gaan aanpakken?
U mag tussenkomen wanneer u wilt.
Wel, ik wilde gewoon aan collega Malfroot meegeven dat de procedures vaak ongelijk zijn. In het geval van het incident in Keerbergen heeft men onmiddellijk beslist om tot schorsing over te gaan. Het andere dossier was ook al gejuridiseerd. Soms maakt men gebruik van een hoorrecht, soms maakt men daar geen gebruik van. Dus: de procedure is gelijk, maar de toepassing ervan kan zeer ongelijk zijn.
Ik heb in het verleden vastgesteld – en dat is ook een van de aanbevelingen geweest van de onderzoekscommissie, denk ik – dat de procedures inderdaad niet overal op een gelijke manier toegepast worden. En dat is wat nu aan het gebeuren is. Er zijn nu ook leidinggevenden aangesteld – trouwens in antwoord op vragen van de collega’s van daarnet – om opnieuw door die oude dossiers door te gaan, en om de links te leggen met vandaag. Dat is dus volop aan het gebeuren. En ik denk dat er in december, of binnen een paar weken, ook een opvolgingsrapportage is rond de aanbevelingen van de onderzoekscommissie. U kunt daar ook alle vragen stellen. Ik zal er ook zelf zijn en er mee op toezien dat u antwoord krijgt op uw vragen. Want ik vind dat u daar recht op hebt – en niet alleen u, iedereen heeft recht op vragen.
Als we het vertrouwen willen herstellen, dan zal dat maar kunnen door een glazen huis te maken. Het zal niet kunnen door betonnen muren te blijven bouwen in dit dossier. En dat glazen huis komt er via uw vragen en via de antwoorden.
U zegt dat er soms in schriftelijke vragen gezegd wordt dat dat confidentieel is. Dat was eigenlijk het persoonlijke waarop ik wilde tussenkomen. Wel, het staat elk parlementslid vrij om, in het kader van de confidentialiteit trouwens, ook volledige dossiers te krijgen. Dus mochten daar opmerkingen over zijn, dan moeten we daar afspraken over maken, zodat u dat ook kunt doen. Ik denk trouwens dat dit in het kader van de onderzoekscommissie – ik kijk naar collega Daniëls – correct gebeurd is, en dat iedereen ook alle dossiers heeft kunnen bekijken.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Wel, met betrekking tot de onderzoekscommissie: ik heb daar onlangs opnieuw gegevens proberen in op te zoeken, maar blijkbaar is de toegang voor ons afgesloten. Dat is ook de reden waarom ik nu alles, vraag per vraag, schriftelijk opvraag. Ik weet dat ik daarmee de diensten belast, maar het is de enige manier om antwoorden te krijgen. En dan moeten we vaststellen dat die antwoorden nog maar half zijn, of dat er zelfs helemaal geen antwoorden zijn.
En met betrekking tot wat u zei, namelijk dat er op een andere manier procedures worden toegepast: u zegt hier dus dat er echt wel willekeur is. Ik begrijp niet waarom, want de kinderdagverblijven moeten werken volgens het gelijkheidsbeginsel. Iedereen moet op een gelijke manier behandeld worden. Maar de inspectie is voor de een strenger dan voor de ander. En bij de ene sector ga je wel op inspectie, bij de andere niet. Waarom wordt daar zo’n willekeur in gemaakt? Ik vind dat niet correct ten aanzien van de sector, minister.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik was inderdaad voorzitter van de onderzoekscommissie. Die onderzoekscommissie is opgeheven. Daardoor heeft inderdaad niemand nog toegang tot de dossiers. Ze zijn vandaag nog wel hier of daar in papieren vorm te vinden. Wat collega Malfroot zegt, klopt: we kunnen er niet meer aan. We moeten dossier per dossier opnieuw opvragen. Dat moet dan hier bij de griffier van het parlement ter inzage worden gelegd. In de opvolging van de onderzoekscommissie moeten we toch wel eens bekijken hoe we dat kunnen aanpakken. Als voorzitter van die commissie pleit ik daarvoor.
Minister Crevits heeft het woord.
De voorzitter liet me net weten dat, als de dossiers worden ingekeken, dat via haar diensten kan gaan op een bepaald moment. Daar kunnen afspraken over worden gemaakt.
Collega Malfroot, ik heb het woord ‘willekeur’ niet in de mond genomen. Ik heb gezegd dat er soms gebruik wordt gemaakt van het hoorrecht, soms niet. Het is altijd een inspecteur die op bezoek gaat. Die maakt een inschatting van de situatie en doet vaststellingen. Dan oordeelt iemand anders of er moet worden gehandhaafd of niet. Om te kunnen antwoorden op wat u zegt, is het volgens mij van belang dat de afspraken daarover horizontaal gelijk zijn. Je kunt daar grote vrijheidsgraden in geven, je kunt daar ook strikte afspraken over maken. Volgens mij kan dat kader om afspraken te maken wel wat strikter worden. Dat zou dan verhinderen dat er suggesties zouden worden gemaakt als die die u net hebt gemaakt.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, ik wil dit wat uitdiepen in de richting van de casus Oudenaarde. Ik begrijp het eigenlijk niet goed. Als je de casus Oudenaarde bekijkt, zie je dat het parket een onderzoek opent in 2011 op basis van klachten. Kind en Gezin stelt zich burgerlijke partij. Ik vind dat logisch. Op die manier krijgt Kind en Gezin inzage in het hele dossier. Op een gegeven moment beslist het parket om te seponeren. Maar dan stopt toch de rol van Kind en Gezin niet? Dat zou toch geen signaal mogen zijn voor Kind en Gezin … Als het parket, als onafhankelijke juridische macht, seponeert op basis van een aantal elementen, dan is het toch vreemd dat een agentschap dat moet instaan voor de veiligheid van kinderen over heel Vlaanderen zegt: ‘En nu gaan wij achteruit en gaan wij ook niets meer doen.’? Ik begrijp niet dat Kind en Gezin op dat moment niet doorduwt op basis van de getuigenissen, die er toch heel duidelijk zijn geweest, van ouders, van oud-werknemers. Het is toch heel vreemd dat er jarenlang kinderopvang kan blijven functioneren, zelfs kan uitbreiden in 2020, en dat Kind en Gezin – zo lijkt het toch op basis van de elementen die ik naast elkaar leg – nauwelijks nog optreedt, buiten een aantal inspecties.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik sluit me daarbij aan. Ik vind die casus Oudenaarde echt onbegrijpelijk. Er is in het verleden een hele resem klachten geweest. Als ik het goed heb begrepen, zijn er inspecties geweest, maar kon er op dat moment nooit worden vastgesteld dat er flagrante inbreuken waren. Maar wel in oktober 2021. Toen is er al een heel alarmerend rapport geschreven door de inspectie.
Ondertussen is er een onderzoekscommissie geweest. Daar hebben we gehoord welke knoeiboel het was bij de dienst Opvolging van Kind en Gezin om al die dingen bij elkaar te leggen: inspectieverslagen, klachten, meldingen. Toen is heel duidelijk de boodschap gegeven – en u hebt dat daarna ook herhaald – dat al die casussen uit het verleden opnieuw zouden worden doorgelicht. We zijn ondertussen, sinds de dood van dat kind in ’t Sloeberhuisje, een half jaar verder. Ik snap niet dat ze er nog altijd niet in zijn geslaagd om de crèches die op de lijst stonden allemaal bij elkaar te leggen. Wat gebeurt daar nu? Er wordt nog altijd foute informatie gegeven. Hoe kan dat, als je zes maanden de tijd hebt gehad om de problematische casussen te bekijken? En dat er, in het geval van die crèche in Oudenaarde, niet is uitgegaan van het voorzorgsprincipe, ook al liep er een gerechtelijke procedure? Want dat was toch de plechtige belofte hier, dat dat nu voor eens en voor altijd het leidende principe zou zijn? Dat als we er niet van overtuigd waren dat onze kinderen veilig waren, er dan onmiddellijk zou worden ingegrepen? Dat is in andere crèches gebeurd en in deze niet. Ik snap dat echt niet. Daar wil ik graag meer uitleg over krijgen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister Crevits, ik wil ingaan op wat u net aanhaalde. Wij hebben op dit moment inderdaad geen toegang meer tot die dossiers, maar toen we als onderzoekscommissie wél toegang hadden, bleek dat werkelijk een puinhoop te zijn. Daar zat nul structuur in. Dat opvanginitiatief was de ene keer Het Bengeltje, dan ‘t Bengeltje, dan ‘Bengeltje, het’, dan alleen Bengeltje. Dan moest je onderzoeken of het al dan niet over dezelfde opvang ging. Gewoon echt een puinhoop, en ik kan mij vandaag niet van de indruk ontdoen dat die puinhoop nog altijd even groot is. Als iemand vraagt of van een bepaald opvanginitiatief op een bepaald adres iets is geweten, en de persoon die dat opzoekt, zegt dat er niks te vinden is, dan zal die blijkbaar de apostrof of het lidwoord ergens verkeerd hebben gezet – weet ik veel wat er is gebeurd. Die puinhoop, ik begrijp dat niet. Ik zeg het nogmaals: je hebt een opvanginitiatief, een adres, een locatie, een inrichter, een rijksregisternummer. Voilà. Voor mij is het echt onbegrijpelijk dat het ook de afgelopen vijf maanden nog niet altijd duidelijk was. Ik vraag nog altijd, en vraag dat nogmaals, of er nu een lijst kan worden gegeven met opvanginitiatieven waarover er in het verleden verontrustende klachten zijn geweest, die worden opgevolgd, zodat kan worden bepaald waar er niks aan de hand was en welke men gaat sluiten. Dat lijkt mij een basisvraag.
Dan zijn er de procedures. We hebben een aantal keren gehoord dat de procedures zijn gevolgd, maar als het zo lang duurt, dan zijn die procedures niet goed. Dat zijn interne procedures. Dan moeten die worden aangepast.
In Oudenaarde geeft Justitie aan info te hebben gevraagd bij het agentschap Opgroeien, maar die niet te hebben gekregen. Omgekeerd heb ik in onze onderzoekscommissie moeten vaststellen dat het parket dossiers had, en dat er op de kaft van belangrijke dossiers een post-it werd gekleefd. Wellicht is men nu nog aan het zoeken naar kaften met post-its, want ik heb de lijst die ik toen heb gevraagd van het parket, nog altijd niet gekregen. Dus er is ook die uitwisseling.
Minister, dat zijn voor mij drie cruciale zaken in het antwoord dat u nu geeft. Ik denk dat u net dezelfde vragen hebt. Hoe is dat nu mogelijk? Dat moet prioritair worden aangepakt. Anders vrees ik dat we hier nog veel vragen en actualiteitsdebatten zullen hebben, maar vooral dat ouders en kinderen niet meer zeker zijn van wat er in die opvang gebeurt, en dat is het allerergste.
Collega’s, ik denk dat collega Daniëls het zelf heeft aangehaald: vertrouwelijke documenten kunnen altijd via mij worden opgevraagd. Dat is in samenspraak met het kabinet. Soms staan er namen van personen in en moet dat worden geanonimiseerd en dergelijke meer.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, er wordt hier vaak verwezen naar Justitie en de parketten, maar die hebben natuurlijk een heel andere taakstelling. Ik denk dat het agentschap daar in het verleden altijd of toch veel te veel aan is voorbijgegaan. De parketten onderzoeken of er sprake is van strafbare feiten en zoeken naar bewijslast, maar als je het voorzorgsprincipe hanteert, dan is dat natuurlijk iets helemaal anders dan zoeken naar een formeel bewijs. Dan ga je onderzoeken of een kind mogelijk in gevaar is, en dan wordt er opgetreden. Voor mijn part, liever tien of honderd keer optreden en dan misschien een procedure tegen je krijgen dan één keer een kind in gevaar laten omdat je twijfels hebt. Het is dus absoluut niet zo dat het agentschap niet meer zou kunnen optreden indien het parket seponeert. Omgekeerd is het ook niet zo dat het agentschap niet zou kunnen optreden als er geen onderzoek is door het parket. Dat is vanzelfsprekend. Dat weten we allemaal. Het is juist daarom dat de onderzoekscommissie heeft gezegd dat die omslag naar het voorzorgsprincipe er moet zijn. De collega’s Rzoska en Goeman verwijzen naar 2011-2013. Het is juist omdat we hebben gezien dat dat toen niet zo gebeurde, dat men wachtte op een echt, positief bewijs, dat wij hebben gezegd dat dat voorzorgsprincipe vanaf nu moet. De minister schuift dat ook heel sterk naar voren. Minister, ik vraag dat we dat inderdaad zo snel mogelijk ook decretaal zouden kunnen verankeren, zodat we meer zekerheid hebben dat datgene waartoe u nu al opdracht hebt gegeven, namelijk dat dit zou worden toegepast, niet verzandt in juridisering.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik denk dat iedereen het erover eens is dat het voorzorgsprincipe vorig jaar in oktober had moeten worden toegepast. Dat heeft de minister daarnet ook zelf erkend, en dat is niet gebeurd. Op het moment dat vier verschillende medewerkers en twee ouders melding maken van vreselijke klachten van mishandeling, moet men inderdaad niet afgaan op het gerechtelijk onderzoek maar wel op het voorzorgsprincipe, en had Kind en Gezin deze crèche moeten sluiten.
Ik vind het goed, minister, dat u erkent dat het voorzorgsprincipe niet is toegepast, ook dit jaar niet, waarbij het vijf maanden duurt vooraleer men effectief overgaat tot sluiting. Dat noem ik geen voorzorgsprincipe. Dat is afwachten en onderzoeken, maar dat is alleszins niet ingrijpen zoals het moet. Het is goed, minister, dat u dit erkent, want het probleem is wel dat de communicatie vanuit Opgroeien vandaag omgekeerd is. Vandaag stelt Opgroeien dat zij wel het voorzorgsprincipe toegepast hebben. En dat vind ik wel zeer problematisch, want als zij vandaag vinden dat zij wel correct gehandeld hebben, is er vandaag een groot probleem.
Maar de vraag blijft, minister, als deze crèche door de mazen van het net geglipt is en er vijf maanden gewacht is met ingrijpen, ook dit jaar nog, na de onderzoekscommissie, wat er dan met al die andere crèches gebeurd is waar even ernstige feiten gebeurd zijn. Dan lijkt het me wel noodzakelijk dat er vandaag een herevaluatie gebeurt van crèches waar de afgelopen vijf jaar melding gemaakt is van ernstige gebeurtenissen, zodat er verdorie niet nog een keer van die verhalen uit de bus vallen. Het moet stoppen. Het is duidelijk dat er grote problemen zijn geweest. Deze crèche kan niet de enige zijn die door de mazen van het net geglipt is. Dus moet er een deftige herevaluatie gebeuren van crèches met ernstige klachten in de afgelopen vijf jaar.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, het was een kluwen: al de lijsten overlopen, een tiental Excelbestanden met elkaar vergelijken. Wij hebben per fractie namen doorgegeven aan het agentschap: heel wat namen waarvan we in dossiers zagen dat er zaken niet klopten, dat er ernstige gebeurtenissen waren waarover we ons vragen stelden. Bij de opvolgingsrapportage kon Kind en Gezin ons daar niet op antwoorden. Ik stel mij daar zeer ernstige vragen bij. Ik vraag me af welk pad er bewandeld wordt door het agentschap. U moet zich realiseren dat het vertrouwen in de kinderopvang bij elk horrorverhaal naar beneden gaat. En dat kan zo niet verder.
We hebben lijsten gehad van 66 voorzieningen van Het Laatste Nieuws. We hebben van u 54 of 56 voorzieningen gehad op een andere lijst. We hebben onze lijsten doorgegeven. Wat is daar in godsnaam mee gebeurd? Er is een lijst van 234 ernstige gebeurtenissen de afgelopen 5 jaar. Echte gevaarsituaties, hallucinante zaken. Ik weet van 3 ernstige gebeurtenissen in een kinderopvanginitiatief: een schedelbreuk, een dijbeenbreuk en een kind vol blauwe plekken. En tot op de dag van vandaag is dat initiatief open. Ik kan nog zulke voorbeelden geven.
Ik voel dit aan als schuldig verzuim, voor een deel van mezelf eigenlijk. Want ik heb dossiers gezien waarvan ik wist dat het in een besloten commissie was, en ik ze dus niet naar buiten kon brengen. Daarom pleitten we er in die commissie voor dat het agentschap actie onderneemt, dat zij verdorie iets doen. Ik kan het niet doen; zij moeten het doen. Maar waar wachten ze op? Waar wachten ze op?
U zegt zelf dat het voorzorgsprincipe nu inderdaad gehanteerd wordt, maar ik zeg u dat het nu zelfs zonder decretale wijziging kan. Want er wordt hier altijd gezegd dat we het decreet moeten aanpassen. Ik stel vast dat schorsingen en sluitingen vandaag plots wel kunnen zonder decretale wijziging. Maar mijn vraag is hoe het komt dat men dan nog vijf maanden wacht. U gaat me toch niet zeggen dat een weerwoord van een opvanginitiatief vijf maanden moet duren. Dat kan toch gewoon niet. Als je twijfelt aan de veiligheid van kinderen, sluit je de boel. Dan sluit je de boel preventief. Dus mijn vraag is: hoe komt het in godsnaam dat dat vijf maanden geduurd heeft? (Applaus bij Open Vld)
De heer Anaf heeft het woord.
Ik wil eerst even ingaan op het laatste wat collega Saeys zegt. Dat klopt volledig. U zei daarnet dat ik de vraag zou hebben gesteld of er geen decretale wijziging voor nodig is om dat voorzorgsprincipe te laten spelen. Ik kan mij alleen maar voorstellen dat ik de vraag heb gesteld: vindt u nu echt dat er een decretale wijziging nodig is om dat te laten spelen? Want mijn punt is altijd al geweest, doorheen al die maanden – en ik zie collega Daniëls gelukkig ook knikken –: daar heb je geen decretale wijziging voor nodig. Het voorzorgsprincipe is er altijd, daar is geen decreetwijziging voor nodig. Dat kan. Dat merken we ook nu. Als je wilt, kun je ook effectief ingrijpen. Dat zien we nu in de praktijk ook gebeuren, zonder decretale wijzigingen. Dat was mijn punt net altijd.
Twee zaken nog, minister. Een aantal collega’s hebben het terecht een puinhoop genoemd, de manier waarop er bij Kind en Gezin met de dossiers wordt omgegaan. Ik heb het daarstraks gehad over die foute informatie die die ouders die hun kind naar het opvanginitiatief in Oudenaarde wilden sturen, gekregen hebben. Ik til daar heel zwaar aan. En ik moet eerlijk zeggen: als ik u nu daarnet juist begrepen heb, is het nog erger. Heb ik het juist begrepen dat u net gezegd hebt dat men bij Kind en Gezin eigenlijk in juli al het voornemen had om daar te schorsen? Dat wil dan zeggen dat men bij Kind en Gezin op 16 juli het voornemen heeft om daar, in dat kinderopvanginitiatief, te schorsen, en dat datzelfde Kind en Gezin twee weken later aan die ouders laat weten: niets aan de hand daar. Dan is het nog erger dan we initieel ingeschat hadden. Ik vind dat echt onbegrijpelijk en onverdedigbaar.
Tot slot, over de procedures zegt u terecht: als je dan al een voornemen tot sluiten hebt en het wordt nu pas gesloten, dan duren de procedures te lang. Dat vind ik absoluut ook. Maar als je dan kijkt naar de opvolgingsvergadering die we gehad hebben over onze aanbevelingen, staat het herwerken van de procedures van klachten en meldingen gepland voor 30 juni 2023. Dan stel ik voor, minister, dat we hier met z’n allen samen afspreken dat dat sneller gaat gebeuren. Daar kunnen we nu toch geen zeven maanden meer mee wachten. Die procedures moeten sneller. Daar moet korter op de bal worden gespeeld. Dat is een heel concrete vraag aan u: kunt u dat alstublieft versnellen, zodat die procedures heel snel worden aangepast?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, dit dossier, ik denk dat iedereen daardoor geraakt is. Iedereen is gechoqueerd, want dat grijpt je bij de keel, als je zo’n zaken leest. Dat stel je je de vraag: hoe is dat in godsnaam mogelijk?
Ik kan mij deels voorstellen dat er zaken verloren zijn gegaan. We hebben tijdens de onderzoekscommissie wel kunnen vaststellen wat voor een chaos dat systeem was, en wat voor een puinhoop dat was. Dat klopt. Maar een van de redenen daarvoor is natuurlijk dat er in de loop der jaren wijzigingen zijn gebeurd bij Kind en Gezin, waardoor locaties ook van naam veranderd zijn. In het geval van ’t Bengeltje weet ik dat die kinderopvang in 2011 een locatienummer had. In 2014 is dat vanwege de statuten nog eens gewijzigd. En in 2021 is het nog eens van locatienummer veranderd. Ik vermoed dat er bij de overdracht van die locatienummers een aantal gegevens verloren zijn gegaan. Maar dat mag niet en dat kan niet, dat dergelijke aantijgingen verloren gaan. En het kan en het mag niet dat er door Zorginspectie inspecties zijn gebeurd en inspectieverslagen zijn opgesteld waarin letterlijk staat dat door de veelheid en de ernst van de situatie de veiligheid van de kinderen in gevaar is en dat dat door de topvrouw van Kind en Gezin, door mevrouw Verhegge, naast zich wordt neergelegd. Dat kan niet. U kunt dat niet uitleggen aan ouders.
Als ik heel dat dossier lees, zie ik dat er bij Kind en Gezin klachten binnenkomen van ouders of van ex-medewerkers die zeggen: ‘Kindjes worden met hun hoofd in het toilet geduwd, en als het nog niet erg genoeg is, gaan ze doorspoelen. Kindjes worden met hun hoofd in hun eten geduwd. Kindjes worden in een kot gestoken. Kindjes krijgen, als ze aan het wenen zijn, koud water over hun hoofd.’ Nu begrijp ik niet wat er mis te verstaan is aan een personeelslid dat meldt dat kinderen met hun hoofd in de wc worden gestoken. Wat is daaraan mis te verstaan? Volgens mij is er een groot probleem bij het agentschap, worden er grote inschattingsfouten gemaakt, zowel bij de klachtendienst als bij andere diensten. Ik begrijp niet wat daar niet aan te verstaan is. Als je een kind met zijn hoofd in de wc duwt, dan durf ik te zeggen dat dat mishandeling is. Dat is niet correct. Dat in dit dossier, dat trouwens op uw lijst van probleemcrèches stond, dat een gerechtelijk onderzoek heeft doorlopen waarbij huiszoekingen en verhoren met ouders zijn gebeurd, Kind en Gezin in 2021 – een jaar geleden –, na zo’n vernietigend verslag van Zorginspectie, nog niet besliste om te sluiten, daar kan ik met mijn hoofd niet bij, zeker niet in volle crisis van de onderzoekscommissie.
We hebben ons maanden gebogen over moeilijke dossiers. We hebben maanden gezegd dat dit niet meer kan en mag gebeuren. Toch moeten we nu, een jaar later, vaststellen dat dit nog een keer gebeurd is. Dat kan toch niet. Hoe kan dat nu allemaal blijven duren?
Minister, het is echt nodig dat u werk maakt van een degelijk registratiesysteem en ook van die registratiesystemen waar we het over gehad hebben: dat personen, medewerkers, uitbaters, kindbegeleiders of onthaalouders, noem maar op, van wie meldingen geweest zijn of die ervan verdacht zijn dat ze de psychische of de fysieke integriteit van een kind in gevaar gebracht hebben en waar bewijzen van zijn, op een lijst moeten komen zodat die niet meer aan het werk kunnen in de opvang. Vandaag worden ze ergens buitengesmeten en –‘poek’ – ze worden ergens opgevangen in een ander kinderdagverblijf, want ja, er is personeelstekort. Begeleiders van wie je weet dat er zulke zaken gebeurd zijn, kunnen morgen aan de slag in een andere opvang. Dat moeten wij voorkomen, minister. U moet daar echt uw medewerking aan verlenen, want de sector heeft dat echt nodig. Als u het vertrouwen wilt herstellen, dan zijn dat zaken die dringend moeten gebeuren.
Ik heb ook mijn verleden als inspecteur. Ik ben jarenlang in kinderdagverblijven op bezoek geweest, op inspectie geweest. Ik weet maar al te goed hoe het werkt. Wanneer wij vaststelden dat er zich ernstige feiten voorgedaan hadden, dan moesten wij dat melden aan Kind en Gezin. Dus nu zeggen dat Kind en Gezin het niet wist, dat is bullshit. Dat is je reinste onzin. Ik weet als inspecteur dat ik een mail moest sturen naar mijn dossierbeheerder. Wij weten dat het feit is dat het werk blijkbaar niet gedaan wordt of dat de hoogdringendheid niet wordt gezien, dat het gevaar dat in bepaalde kinderdagverblijven heerst, genegeerd wordt. Ik vind dat jammer.
Er worden grove inschattingsfouten gemaakt. Het is nu nodig om grote kuis te houden, om die boel te gaan opkuisen. U moet toch nog eens met de borstel door die zestig gaan die u hebt laten nakijken, want daar zullen vermoedelijk nog zaken onder de radar gebleven zijn omdat vergunningsnummers of locatienummers gewijzigd zijn. Of zoals bij Mippie en Moppie bijvoorbeeld: eerst is het Kinderdroom 1, dan is het Kinderdroom 2, dan is het Mippie en Moppie 1 en dan is het Mippie en Moppie 2. Zo gaan we maar door, en het misbruik blijft maar duren. Dan, minister, – ik weet dat het een moeilijke en zware opdracht is, maar toch – gaan we die oefening moeten maken. (Applaus bij het Vlaams Belang en van Gwendolyn Rutten)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, in navolging van wat de collega’s hier ook al gevraagd hebben, heb ik een heel concrete vraag: kunt u zich tegen de volgende opvolgingscommissie engageren dat die uitgekuiste, geconsolideerde lijst met probleemcrèches er komt, waarbij er een kolom is waarin staat welke acties Kind en Gezin ondertussen ondernomen heeft, of er extra onderzoek geweest is, of er extra stappen ondernomen zijn? En in een kolom daarnaast moet staan: ‘veilig geacht’, ‘tijdelijk gesloten’ ofwel ‘definitief gesloten’. Dat is toch het minste dat we mogen verwachten van Kind en Gezin. Ik hoor heel de tijd over menselijke fouten. Sorry, ‘time is up’. Ze moeten echt hun werk beginnen te doen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, voortgaand op wat collega Goeman zegt en de vraag die ik daarnet gesteld heb: opvang, locatie, wie het uitbaat en wat er al zit. Dat is een oefening, minister, collega’s, die wij met alle parlementsleden al voor een deel gedaan hebben in de onderzoekscommissie in de besloten zitting. Dat is onze taak eigenlijk niet, maar we hebben het wel gedaan, en we zijn erin geslaagd om een aantal dossiers bovenaan te leggen. Als wij dan in de opvolging horen dat daar niets mee gebeurd is, ja, dan val ik van mijn stoel.
Ten tweede: ik ben het echt grondig beu dat men nu vanuit het agentschap blijft zeggen dat er juridische beslommeringen zijn bij het decreet. Echt waar, dat neem ik niet. Collega’s, sta me toe, we zijn een parlement. Dat wil zeggen dat het gaat over regelgeving. Wel, er is een besluit van de Vlaamse Regering. Dat is al heel wat jaren overeind. Er is een artikel 3 over het hoorrecht waar u daarnet over sprak. Daar staat in de tweede alinea: “In geval van dringende noodzakelijkheid kan het agentschap, rekening houdend met de omstandigheden, beslissen om geen voornemen te bezorgen aan de organisator.” Met andere woorden: we doen het direct, ingedekt, er hoeft niets te veranderen.
En er is een artikel 5, over de schorsing van de vergunning. Wat staat daarin? “Het agentschap kan in de volgende gevallen beslissen om de vergunning te schorsen”. En bij ten tweede, staat: “uit voorzorg, als er ernstige indicaties zijn dat er een inbreuk is op de vergunningsvoorwaarden en dat daardoor de veiligheid en gezondheid van de kinderen in het gedrang komen.” Voilà agentschap, hier heb je je grond.
En als je dan zegt dat beslissen tot opheffing van de vergunning niet gaat, is dat geen probleem, want dan is er artikel 6, ten tweede: “als een inbreuk die aan de basis van een schorsing lag, niet weggewerkt is binnen de termijn die bepaald is in de beslissing tot schorsing van de vergunning.” Men hééft de grond, men hééft de grond.
En als wij een decreet moeten maken, dan zullen wij dat doen. Maar uw voorganger, minister Beke, heeft een aantal keren dat artikel 5 – ik herinner mij dat het artikel 5 was – ingeroepen om te zeggen dat er een grond was, dat men alles kon doen. En dat blijkt, want men doet het vandaag.
Ik wil echt dat het stopt: ‘Ja, maar de procedures, ja, maar het hoorrecht, ja, maar ze kunnen nog in beroep gaan, ja, maar we zijn niet zeker. Ja, maar dit, ja, maar dat.’ Neen! Doe, doe, doe! Daarover gaat het. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
Eerst minister Crevits, ze heeft al lang genoeg moeten wachten.
Of mag collega Meuleman eerst? Goed, maar kort dan.
Ik wil een heel korte en bijkomende bedenking maken. Er kunnen voorheen misschien juridische vraagtekens zijn geweest en men zal niet altijd hebben geweten tot hoever dat voorzorgsprincipe kan en mocht gaan enzovoort. Dat is uitgeklaard. Er is geen enkel excuus meer om dat voorzorgsprincipe niet op de meest strenge manier toe te passen. Dat is hier ook weer niet gebeurd. Dat is in de andere crèche ook niet gebeurd. Men heeft daar moeten wachten tot een kindje met ducttape was vastgeplakt vooraleer men daar ook zogezegd het voorzorgsprincipe hanteerde. Maar dat is natuurlijk geen voorzorgsprincipe: als er al een kind ligt vastgeplakt met tape, dan kunnen we niet eens meer spreken van een voorzorgsprincipe. Laten we duidelijk zijn: dat is problematisch.
Maar misschien, collega's, misschien speelt er ook een ander argument bij Kind en Gezin. In ’t Bengeltje zitten er 32 kindjes. We weten hoe de situatie in de kinderopvang is. Waar moeten die 32 kindjes naartoe? Misschien is men soms niet altijd zo geneigd om te sluiten omdat men dan inderdaad ouders van de ene dag op de andere moet zeggen dat er geen plek meer is voor hun kind en dat ze op zoek moeten gaan naar een alternatief. Een alternatief, collega's, dat er niet is. Waarom? En dan komen we weer bij die structurele problemen. Ik wil niet dat deze ene crèche een paraplu wordt of een bliksemafleider voor die structurele problemen die er ook zijn, namelijk die onderinvesteringen waardoor er te weinig plaatsen, te weinig kinderbegeleiders, te weinig kwaliteit, te weinig alternatieven zijn, waardoor de problemen niet opgelost zullen geraken als er geen grondige hervormingen en fundamentele investeringen komen. (Applaus bij Groen)
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Er waren vele opmerkingen en vele vragen.
Ik heb hier soms andere interpretaties gehoord van mijn openingsstatement. Dat wil ik meegeven. Bij de start van mijn tussenkomst heb ik gezegd dat het mijn expliciete vraag is geweest dat het voorzorgsprincipe wordt toegepast. Ik heb niet gezegd dat het niet kan worden toegepast. Ik heb gezegd dat het mijn expliciete vraag is dat het wordt toegepast. Maar, om het juridisch correct te maken, kom ik met een decreet naar het parlement om het ook te verankeren in het decreet, om het nog stabieler te maken. Samen met nog een aantal andere dingen, collega Meuleman. Dat gaat dan over opleiding, kaders voor inspectie, het versnellen van de procedure enzovoort.
Want wat ik ook niet wil, collega Daniëls, is dat er een procedure is met een mogelijke uitzondering en dat men systematisch zal gebruikmaken van de uitzondering. Dat is dan het teken dat de procedure niet deugt, dus dan moet die procedure korter en efficiënter. Wel, met dat decreet kom ik naar het parlement. Ik heb niet gezegd dat je daardoor het voorzorgsprincipe niet kunt toepassen. Maar ik wil ook niet dat het volgende gebeurt. Men zegt: ‘Hopsa, er is één klacht, we schorsen vanwege het voorzorgsprincipe.’ Dan wordt er juridisch op geschoten, blijkt dat het niet is bewezen, de crèche gaat weer open en je kunt er niets meer aan doen. Dat wil ik ook niet, in die situatie mogen we ook niet verzeild geraken. Je moet nadien wel kunnen aantonen dat er effectief iets aan de hand was en dat er bewezen feiten zijn. En dat maakt dat je in het geheel van de dingen – ik heb het nu niet over die twee specifieke dossiers – de balans moet maken. Ik heb tijdens de zomer al weet gehad van initiatieven waar men schorste en waar er tegengas kwam: ‘Waarom heb je dat nu in godsnaam gedaan?’ De ouders protesteerden, omdat ze akkoord gingen met wat er aan de hand was. Weet dus dat er altijd een evenwicht moet worden gezocht.
Maar als u mij vraagt of de lijn vandaag is dat bij twijfel het voorzorgsprincipe in het belang van de integriteit van het kind wordt gehanteerd, is mijn antwoord als minister ‘ja’. Ik hoop dat dit heel helder is uiteengezet.
Twee, alles wat de software betreft. Ik heb hier horen zeggen: ‘Het is een zootje, het is een soep.’ Dat klopt. Toen ik in het parlement, na de onderzoekscommissie, mijn eerste tussenkomst heb gedaan, heb ik gezegd dat de databanken niet met elkaar spreken. Er is in miljoenen euro’s voorzien om ervoor te zorgen dat dat in orde komt. Leo Van Loo, een van de personen die naast onze leidinggevend ambtenaar staat, is aangeduid om dat te implementeren. Maar iedereen weet dat men dat niet van vandaag op morgen volledig geïmplementeerd krijgt. De implementatie loopt dus.
Voor mij zijn er drie delen. Ik wil één knop voor klachten. Eén, en geen 27 kanalen en 27 databanken en 27 boxen waar mogelijke klachten in zitten, maar één. Als ouders een vraag over een kinderdagverblijf stellen aan een medewerker van Opgroeien – of het nu Bengeltje of geen Bengeltje of Ravottertje of weet ik wat is –, als het dezelfde uitbating is, moet men onmiddellijk weten wat er aan de hand is. En daar is iets fout gelopen. Ik had de kans niet, collega, om het zelf te zeggen – ik had het beloofd –, maar u hebt er al naar verwezen. Het kan er bij mij niet in. Het is een menselijke fout, daar ben ik het mee eens, maar voor zover ik nog geen grijze haren had, heb ik er nu toch gekregen.
Wat is er gebeurd? Het kinderopvanginitiatief, zoals collega Malfroot al zei, is op 1 juli 2021 van rechtsvorm veranderd. Wat gebeurt er dan? In het schitterend ICT-systeem dat gerenoveerd wordt – ik heb het nu over oldskool – krijgt de voorziening dan een nieuwe ID, zonder dat er een koppeling wordt gemaakt met de vorige locatie. Dat is in het verleden ook al een paar keer een probleem gebleken. Wat is er nu gebeurd? Twee keer heb ik nu zelf meegemaakt: er is een klacht, men is van rechtsvorm veranderd en daardoor blijven de oude klachten wel bestaan, maar ze spreken niet met elkaar, zoals ik al heb gezegd.
Het zal worden opgelost. Het nieuwe computersysteem is gebouwd maar moet nog operationeel worden. Het is een werk dat enige tijd duurt. Ik probeer onze mensen heel hard te stimuleren, maar de budgetten zijn er, het systeem is er en moet nog operationeel worden. Ik hoop dat dat ook helder is, maar dat het ook meteen duidelijk maakt welke fout er is gemaakt.
Dan komen we bij collega Rzoska en de chronologie van de feiten. Nog eens, de chronologie die ik geef, is de chronologie die ik zelf heb gekregen van de mensen van Opgroeien. Ik wil daar helder in zijn: ik heb ze niet zelf uitgevonden.
Eerst en vooral is het zo dat de seponering van het strafdossier is gebeurd – zo is mij meegedeeld – op 1 januari 2022. De voorziening heeft er begin maart van dit jaar melding van gemaakt aan de mensen van Opgroeien. Nu kom ik bij de opmerking van collega Rzoska. Omdat men eigenlijk niet gerust was, ook al was er een seponering, is er op 16 juni een voornemen tot opheffing van de vergunning bij dringende noodzakelijkheid opgemaakt. Eind mei is het opgemaakt, half juni is het betekend. Er is een advocaat tussengekomen die geëist of gevraagd heeft – collega Daniëls, ik weet dat u op de uitzonderingen hebt gewezen – om gebruik te maken van het hoorrecht. Dat is ook toegestaan. Er zijn heen en weer besprekingen gebeurd. In juli heeft het agentschap dan beslist om een risico-inschatting te vragen aan het vertrouwenscentrum. Men heeft dus gezegd dat men echt niet gerust was over dat dossier, ook al was het geseponeerd. Er was een beslissing tot opheffing van de vergunning, maar men wou ook het advies van het vertrouwenscentrum. Uiteindelijk is het advies er op 10 november gekomen, en op 11 november is de vergunning opgeheven.
Collega's, het is dus niet zo dat de seponering niet tot extra acties heeft geleid. Maar, ik stel samen met jullie vast dat het van januari tot november heeft geduurd vooraleer de vergunning is opgeheven.
En wat mij betreft is dat te lang. Daarom, collega Rzoska, fronste ik even de wenkbrauwen. U zegt dat ze niets gedaan hebben. Ik zie aan al die papieren dat er actie geweest is in dit dossier, maar het heeft wel lang geduurd vooraleer er beslist is, en het verslag van het vertrouwenscentrum is ook glashelder in zijn beoordeling. Je kunt toch niet twijfelen. Ik erken, zoals jullie zeggen, dat dit een straf dossier is. Ik vind dat ook.
Ik moet hier oppassen, want we zitten nog met juridische procedures. Maar als u mijn persoonlijke inschatting vraagt over de vraag of we het voorzorgsprincipe hier kordater konden toepassen, moet ik eerlijkheidshalve bekennen dat ik vind van wel. Ik neem die beslissing niet, maar ik kan wel samen met jullie kijken op welke manier er hier gewerkt is.
Anderzijds, ten gunste van het agentschap moet ik wel zeggen – sommige collega’s hebben dat ook al op de radio gemeld – dat er een cultuurverandering bezig is binnen Opgroeien. Onderschat dat niet, collega’s. Er wordt toepassing gemaakt van het voorzorgsbeginsel. Er zijn ook meer klachten, omdat mensen sensitiever zijn. Maar men gaat er ook assertiever en actiever mee om. En dat is ook het gevolg, collega’s, van het werk dat in de onderzoekscommissie gebeurd is, en van de mindswitch die daaropvolgend gebeurd is.
Ik denk dat het collega Meuleman is die daarnet zei dat je soms zou kunnen denken dat je initiatieven moet openhouden, omdat er niet genoeg plaatsen zijn. Sorry, in andere landen zijn er soms ook op sommige plaatsen heel weinig plaatsen voor kinderopvang ter beschikking. Je mag een initiatief niet openhouden omdat je denkt dat er te weinig plaatsen zijn. Maar je moet wel – en dat is een menselijke inschatting, een computer kan dat niet, een robot ook niet – het gevoel hebben dat er iets aan is van de klachten die komen, dat er effectief een gevaar is voor het kind. In elk dossier is dat zo. Dat blijft een afweging die mensen moeten maken, die mensen zullen maken, en waar we zo transparant mogelijk in moeten ageren.
Wat het andere dossier betreft, dat is het dossier van Keerbergen: daar heeft men – als men nu naar het dossier kijkt – accuraat gehandeld, zoals ik al zei. Er waren twee ernstige meldingen: eentje op 7 november en eentje op 10 november, en op 11 november heeft men onmiddellijk beslist om te schorsen. Daar zou je kunnen zeggen, en dat heb ik in mijn openingsrede ook gezegd, dat er in het verleden ook al klachten zijn geweest. Dat is waar, maar men heeft toen geoordeeld, op basis van het dossier, dat wat toen in het dossier zat geen beslissing tot schorsing of sluiting rechtvaardigde. Terwijl dat nu absoluut wel het geval is. Achteraf is het altijd gemakkelijk om te zeggen wat juist of verkeerd was. Voor mij is het van belang dat het met voldoende ernst en assertiviteit gebeurt.
Dan kom ik tot de herevaluatie, collega’s. Voorzitter, ik zal alle vragen nu proberen mee te nemen. Collega Dalle heeft op 11 oktober in de commissie een overzicht gegeven van wat er uit die herevaluatie gekomen is. Dus dat is gebeurd. Zoals ik al zei: ’t Bengeltje stond op de lijst, zat in de procedure om maatregelen te nemen. Dat kun je ook zien, als je in het dossier kijkt. Maar op dat moment was er natuurlijk nog geen advies gevraagd bij het vertrouwenscentrum enzovoort.
Dan zijn er de gelijkaardige dossiers, collega’s. Kijk, in het kader van het actieplan kinderopvang, en in navolging van de aanbevelingen die jullie gedaan hebben, zijn er – aldus de leidinggevende ambtenaren – in september leidinggevenden voor klantenbeheer aangesteld. U zou kunnen zeggen: waren die er dan niet voor september, die leidinggevenden? Wel, u hebt zelf meegemaakt hoe de organisatie in elkaar zat. Een van de belangrijke wijzigingen was dat er mensen ‘in charge’ zijn om dat op te volgen, en hen is de opdracht gegeven om binnen hun teams de dossiers van de opvanginitiatieven die verhoogde aandacht vragen – sommigen hebben daarop gealludeerd, collega Schryvers onder andere – regelmatig op te volgen in het kader van de nodige evaluatie en de te nemen acties.
Binnen twee weken komt de opvolgingsrapportage in het parlement. Ik stel effectief voor dat we daar de bespreking voeren over hoe we dat interpreteren, wat we ermee gedaan hebben, en als blijkt dat dat onvoldoende is, dan kunnen we daar ook extra actie in ondernemen. Ik zal ook duidelijk maken – maar ik denk dat er meegeluisterd wordt naar dit debat – dat er echt gevraagd wordt naar toelichting en voortgang van de maatregelen.
En dan komen we bij de vragen rond de structurele aanpak, collega’s.
Ik heb in de zomer een actieplan kinderopvang neergelegd; sommigen hebben ernaar verwezen. Het is moeilijk om alle onderdelen daarvan nu, in het kader van dit debat, te bespreken, maar geen enkel probleem wordt daarin uit de weg gegaan: het personeelstekort, de investeringen die we willen doen, de verbetering van het statuut van de personeelsleden.
Ik vind ‘kinderopvang’ eigenlijk een verkeerd woord. Het gaat niet over kinderopvang. Het vraagt pedagogische bekwaamheid. Eigenlijk ben je ‘kindbegeleider’. Wij noemen dat ‘kinderopvanginitiatieven’ alsof het alleen opvang is, maar het is ook begeleiding. Ik stel bij mijn kleinkinderen vast wat voor een enorme pedagogische meerwaarde dat is, en wat ze in het kinderdagverblijf leren dat ze niet altijd thuis leren. Het is ongelooflijk om zelf die meerwaarde te kunnen zien, en de voorbereiding op de kleuterschool. Dat betekent dus dat er voldoende opleiding moet zijn voor de mensen, dat er voldoende mensen moeten zijn, en ja, dat betekent ook dat we naar de kindnorm moeten kijken. Ik ben het daarmee eens, collega’s. Maar het is een kwestie van geleidelijkheid. Collega Dalle heeft een paar weken geleden een bijeenkomst gehad met de sector om te bekijken hoe die begeleider-kindratio aangepakt kan worden. Er is een traject gestart, en ik ga dat verderzetten. We blijven daarover dus in gesprek.
De eerste 115 miljoen die door deze Vlaamse Regering extra vrijgemaakt is, wil ik echt investeren in een verbetering van het statuut van onze kinderdagverblijven. Dat betekent dus: de financiering verbeteren. Dat kan zoveel zuurstof geven aan de initiatieven, om ook de pedagogische kwaliteit te verbeteren. Dat is de eerste stap om ook meteen het beroep en de kinderopvanginitiatieven aantrekkelijker te maken. We hebben daarover trouwens ook een sociaal akkoord gesloten waar ik echt wel heel trots op ben.
Collega’s, tot slot – want er zijn veel vragen gesteld en er zullen er nog veel komen –, laat ons ook niet vergeten dat er in Vlaanderen ook duizenden initiatieven zijn waar schitterend werk wordt verricht. Ik wil dat nog eens herhalen. Er zijn misschien mensen die nu ook naar dit debat kijken en denken: oei, worden wij hier nu ook mee door de mangel gehaald? Ik heb van iedereen hier in dit halfrond gehoord dat dat absoluut niet de bedoeling is. Maar om de geloofwaardigheid en de transparantie in de sector te versterken, moet je natuurlijk wel zorgen dat er in de initiatieven waar wel problemen zijn, kordaat opgetreden wordt. Had dat hier beter gekund? Wat mij betreft wel. Zijn er al stappen voorwaarts gezet? Dat vind ik wel. Ik vind dat men het agentschap onrecht aandoet als men zegt dat ze er niet mee aan de slag zijn. Daar wordt echt ook wel keihard gewerkt om het goed te doen.
Maar ik zal er zeker over waken, collega’s. Dat is absoluut mijn bedoeling. De basis van alles is de veiligheid en integriteit van de kinderen. We mogen daar geen zuurstof geven om twijfel mogelijk te maken. Dat is nefast voor het vertrouwen. Ik heb jullie argumenten zeer goed gehoord. Ik ga daar ook met volle energie en engagement verder mee aan de slag. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Eerst en vooral, in verband met ’t Bengeltje zegt u zelf dat daar sneller en kordater opgetreden had kunnen worden, en dat u het daarmee eens bent. Vijf maanden, en men vraagt eerst nog een advies van het VECK. Weet je hoe ik dat noem? Paraplusysteem! Als je de beslissing neemt dat je het gaat sluiten en dan nog wacht op een advies, dan is dat je paraplu opentrekken. Dat je nog een advies vraagt: tot daar aan toe. Maar als je de klachten ziet en bijna zeker bent dat er mogelijk kinderen in gevaar zijn, dan doe je de boel dicht.
Voor mij blijft er een heel belangrijke vraag liggen. U weet het waarschijnlijk nog: we hebben de gerechtelijke dossiers gehad, en er is toen een en ander misgelopen met de communicatie naar u toe. U hebt toen in woede – terecht – aan het agentschap gezegd: tegen dan wil ik weten over welke initiatieven het gaat, wat hun evaluatie is en wat je aan die dossiers doet.
Wel, ik eis dit nu ook. Ik eis dit nu ook! Ik wil weten welke initiatieven er herbekeken zijn. Wat heeft men daarmee gedaan? Ik zou dat zeer graag hebben voor onze opvolgingsrapportage, zodat wij die lijst kunnen bekijken alvorens het agentschap toelichting geeft, want ik ben ervan overtuigd dat heel wat crèches van de lijst die wij als fractie hebben gegeven, van onze lijst met ernstige gebeurtenissen, daar niet zullen op staan en daar maak ik mij zorgen over. Daarom wil ik die lijst, zodat wij daar voor de opvolgingsrapportage ook crèches aan kunnen toevoegen. Ik hoop dat het agentschap ook eindelijk eens zal luisteren, zal luisteren naar de onderzoekscommissie, naar de parlementsleden die de dossiers hebben uitgeplozen en die het eigenlijk op een blaadje hebben aangeboden.
Ik vraag – en ik hoop dat de collega’s het daar ook mee eens zijn – dat wij de lijst en de resultaten, of de koppelingen die daaraan zijn gebeurd, krijgen voor de opvolgingsrapportage in december. (Applaus van Gwendolyn Rutten, Gwenny De Vroe en Marino Keulen)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik wil eigenlijk een stap verdergaan. Ik hoop dat die lijst er vandaag al is. Vandaag! Wat de voorzitter net heeft gezegd, is denk ik een goede zaak. Kind en Gezin moet zijn lijst onmiddellijk bezorgen aan de voorzitter. Ik kan mij niet inbeelden dat na de onderzoekscommissie, na alle vragen die we hebben gesteld en alles wat er nu is gebeurd, het bij nog niemand van Kind en Gezin en de leidende ambtenaren is opgekomen dat ze een lijst moeten opmaken. Ik kan mij dat niet inbeelden. Ik denk dat het goed is dat wij die lijst asap hebben, want ik neem aan dat die er is.
Ten tweede wil ik het hebben over een opvang die stopt en de dag erna opnieuw op dezelfde locatie met dezelfde mensen herbegint. Dat was mijn vraag om uitleg op 18 februari 2020 en ging over Aalst. Die opvang stond op de radar en ze wisten dat ze werden gevolgd. Die ging dicht en startte de dag daarna opnieuw op onder een andere naam. Soms doen ze dat gewoon door een cijfertje bij de oude naam te zetten. Dezelfde plaats, dezelfde mensen, een schone lei. Dat kan niet, maar dat heb ik al in 2020 onder de aandacht gebracht.
Een derde punt zijn de ouders. Minister, u gaf daarnet terecht aan dat ouders terecht boos reageren. Zij hadden wel vertrouwen in die opvang en vonden dat het daar wel goed ging. Die mensen informeren daar dan naar en krijgen alleen maar een brief waarin staat dat men het voornemen heeft om die kinderopvang te sluiten, maar ze krijgen geen verdere info en moeten het dan maar doen met wat er in de krant staat. Ik herhaal mijn oproep die ik al ettelijke malen heb gedaan: de doorlichtingsverslagen moeten online staan. U hebt zich ertoe geëngageerd dat ze er op 19 november of december zullen zijn. Dank u wel daarvoor. Eindelijk! Dat is niet meer dan normaal, maar ook daarover bleef het agentschap alsmaar problemen opsommen waarom dat niet zou kunnen.
In uw vorige bevoegdheid, Onderwijs, bestond dat al en was dat geen probleem. Daar bestaat dat al jaren. Gewoon op onderwijs.vlaanderen.be/doorlichtingsverslagen. Daar heb je ze allemaal, inclusief het antwoord van de school. Dat vind ik wel belangrijk. Als er online een verslag van een inspectie verschijnt, dan moet de reactie van de kinderopvang daar ook bij staan.
Daarnaast – en dat vind ik minstens even belangrijk, minister – moeten ouders als er een schorsing of sluiting gebeurt, dat niet in de krant lezen. Ze moeten dat bericht rechtstreeks krijgen met de kans om gehoord te worden, om écht gehoord te worden. Hebben ze iets gemerkt in die opvang? Hebben ze niets gemerkt in die opvang? Zodat die mensen zich tenminste niet via Facebookpagina’s moeten laten horen, maar hierin als een echte, volwaardige partner worden gezien, want zij geven het vertrouwen en zij brengen hun kinderen daarnaartoe. Dat vind ik minstens even belangrijk en dat is hier iets te weinig aan bod gekomen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, we zijn ondertussen inderdaad bijna twee uur bezig met het debat. Ik deel uiteraard de verontwaardiging, de ontgoocheling en de frustratie die in heel het parlement en duidelijk ook bij de minister aanwezig is, maar er moet me nog iets van het hart. Er zijn waarschijnlijk duizenden ouders die net als ik hun kind elke ochtend in een crèche afzetten, en die niet per se dit debat maar toch de actualiteit volgen. Er zijn duizenden kinderbegeleiders die iedere dag het beste van zichzelf geven en die dit debat en de actualiteit volgen. We kunnen staren naar één voorbeeld en verontwaardigd zijn, of we kunnen een meer fundamentele en diepgaander analyse maken.
Collega Meuleman heeft het al gevraagd, ik hoor een aantal collega’s hetzelfde doen, maar ik hoor weinig antwoorden. Ik snap uw verontwaardiging en vaststelling na zes maand ministerschap, en dit is niet persoonlijk bedoeld. Ik kan echter alleen maar vaststellen dat de noodkreten uit de sector al jaren komen en dat er al jaren geen antwoord op geformuleerd is. U bent vijftien jaar minister en had altijd partijcollega’s als ministers naast u die op dit thema bevoegd waren. Daar is nooit antwoord op gekomen.
We vragen nu naar een structureel antwoord, en krijgen binnen enkele weken de begrotingsbespreking die godbetert spreekt over 2000 euro extra per kinderopvang voor volgend jaar. U zegt terecht dat werkdruk nooit een excuus kan zijn voor deze situaties, voor de mishandeling van kinderen. Zotten die in een crèche werken, minister, kan ook nooit een antwoord zijn voor een non-beleid in de kinderopvang.
Ik hoor graag de kleine stappen die u zet, maar hoe kunnen de extra maar beperkte inspanningen die nu gebeuren, in de komende tijd de problemen voorkomen? Hoe kunnen die dit fundamenteel bijsturen?
U hebt decennia bespaard op het agentschap en nu verwijt u hun alles wat ze misdaan hebben. Ik wil heel kritisch zijn voor dat agentschap, maar, collega’s van de meerderheid die allemaal zo scherp zijn, wees ook eens scherp voor het beleid van de afgelopen vijftien jaar. Het gaat over kinderopvang in Vlaanderen. Het beleid heeft gefaald. Het is er niet in geslaagd om de meest kwetsbaren in onze samenleving, dat zijn de kinderen, te beschermen. Uw beleid heeft gefaald. Stuur het fundamenteel bij en versterk het.
Minister, we reiken u daarvoor de hand, laat ons dat samen doen. Zeg niet alleen wie de schuldigen zijn, laat ons onze politieke verantwoordelijkheid nemen, daarvoor zitten we ook in het parlement. (Applaus bij Groen en Vooruit)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega Vaneeckhout, er zijn twee zaken. We hebben de onderzoekscommissie gehad en die heeft zich gefocust op de controle en de handhaving. Daar is vanzelfsprekend een link met het aantal kinderen in de opvang, met de werkdruk enzovoort, maar we hebben uitdrukkelijk afgesproken dat we zouden focussen op controle en handhaving.
We hebben samen 75 heel duidelijke aanbevelingen gemaakt. Met die aanbevelingen heeft de minister een actieplan gemaakt, tijdens de zomer. Dat actieplan is vertaald in de begroting 2023. Het gaat vooral over controle en handhaving. De minister heeft er al naar verwezen, het gaat over de versterking van Zorginspectie, over een performant IT-systeem, over een betere verloning van bepaalde trappen en over een omschakeling naar bepaalde trappen. U doet alsof dat dat het enige is.
Maar daarnaast is er een toekomstplan, een actieplan kinderopvang dat samen met de sector wordt opgesteld. Dat hebben we altijd vooropgesteld. Tijdens de afwezigheid van minister Crevits heeft minister Dalle samen met alle actoren in de kinderopvang samen gezeten. We hebben bericht gekregen van de positieve reacties vanuit de sector over de manier waarop dat toekomstplan in interactie met alle betrokkenen in de kinderopvang zal worden opgemaakt. Dat gaat inderdaad over zorgen voor voldoende plaatsen in de toekomst, over de kwaliteit garanderen, over zorgen voor voldoende kinderbegeleiders, over het vergemakkelijken van de overgang tussen kinderopvang en onderwijs enzovoort. Doe niet alsof we de focus enkel op het ene of het andere leggen, het is en-en.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister Crevits, ten eerste moet het echt de laatste keer zijn dat we horen en vaststellen dat ernstige klachten van mishandeling in crèches niet adequaat worden opgenomen, en dat het een jaar of vijf maanden duurt vooraleer men overgaat tot sluiting. En daarvoor moet er een herevaluatie komen van die probleemcrèches. Maar mij is vandaag nog niet duidelijk hoeveel probleemcrèches er vandaag zijn die opnieuw geëvalueerd moeten worden, of hoeveel van die 54 probleemcrèches die opnieuw geëvalueerd zijn, vandaag nog problematisch zijn, en waar kinderen mogelijk nog het slachtoffer kunnen zijn van mishandeling. Daar had ik graag nog een antwoord op.
Maar vooral, beste collega’s, vind ik het bijzonder schrijnend dat wij vandaag in Vlaanderen, anno 2022, het moeten hebben over hoe we gaan voorkomen dat kinderen mishandeld worden in onze kinderopvang. Hoe is dat in godsnaam mogelijk? En dan, minister Crevits, vind ik het wel een belangrijke verantwoordelijkheid van de Vlaamse Regering, die al decennia verantwoordelijk is en bevoegd is voor de kinderopvang, dat we daar vandaag staan. En een van die verantwoordelijkheden is de onderfinanciering van de sector. Daar klopt de sector zelf al jaren voor op tafel. Want de experten zeggen dat wél; ze zeggen wel dat de situatie zoals ze vandaag is, zorgt voor veel meer risicosituaties, dan mochten we een opvang hebben waarin deftig geïnvesteerd werd. Andere landen investeren dubbel, driedubbel of vierdubbel zoveel in de kinderopvang vergeleken met Vlaanderen. Dan is mijn vraag, minister, wat u daaraan gaat doen.
Als u zelf van oordeel bent dat het noodzakelijk is dat de kindnorm verbetert, dan wil ik weten wat u concreet zult doen, en welk stappenplan u concreet zult volgen. Want nu zegt u dat we het pad van de geleidelijkheid volgen. Als ik de kindbegeleiders uitleg dat de Vlaamse Regering het pad van de geleidelijkheid wil volgen, dan zeggen die dat dat niet volstaat. Mensen in de kinderopvang vallen vandaag uit. In de Antwerpse openbare kinderopvang is een op de vier vandaag in ziekte. En dan kunt u zoveel werken aan zijinstroom als u wilt, ze vallen uit vandaag.
Waar zij nood aan hebben, is perspectief. En perspectief wil heel concreet zeggen dat er binnen deze begroting een groter budget voorzien wordt voor de kinderopvang. Want iedereen – de sector, de experten, de kindbegeleiders – zegt dat 115 miljoen euro vandaag niet volstaat om die crisis recht te trekken. We zijn verdorie bezig met het aanpakken van mishandeling, met het detecteren van mishandeling. Maar we moeten gaan naar kwaliteit. Dat wil zeggen: pedagogische meerwaarde voor de kinderen, het versterken van kinderen door kinderopvang. Vlaanderen moet dringend die omslag maken, en men kan enkel die omslag maken als men deftig gaat investeren in de sector, vanaf vandaag en niet vanaf volgend jaar. (Applaus van Jos D'Haese)
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Ik deel die mening. We moeten inderdaad werken aan kwaliteit, dat lijkt mij logisch. En om kwaliteit te kunnen garanderen moeten we ook zorgen voor extra financiering. Daar hebben we het na de onderzoekscommissie over gehad, maar ook voorheen al. Want het probleem van de financiering is gekend. Je kunt niet verwachten dat elk opvanginitiatief dezelfde kwaliteit biedt als het ondergefinancierd wordt. We moeten daar gaan strijden met gelijke wapens, om het zo te zeggen. Dat is dus een opdracht voor u, minister.
Maar ik heb nog een bijkomende vraag, vooral aan minister Crevits. U zei daarstraks, met betrekking tot de gerechtelijke procedures, dat er soms nogal een procedureslag wordt gestreden. En dat is inderdaad zo. Maar ik wil de vraag nu omkeren. Zijn er, bij uw weten, al ouders die klacht hebben ingediend bij Kind en Gezin, tégen Kind en Gezin, wegens nalatigheid?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega Vandecasteele, u vraagt aan de minister wat ze gaat doen aan de kind-begeleiderratio. Ik neem aan dat u weet wat de onderzoekscommissie daarover heeft gezegd? Dat zijn twee dingen. Organiseer ten eerste een benchmarking met de omliggende landen, en organiseer ten tweede een wetenschappelijk onderzoek naar wat de best mogelijke kind-begeleiderratio zou zijn, rekening houdend met onder meer leeftijdsdifferentiatie. Want we zijn het er allemaal over eens dat het anders is om een aantal kindjes van zes maanden op te vangen tegenover een kind dat een maand later naar school gaat en bijna tweeënhalf is.
Weet u wat de minister heeft gedaan? Ze heeft het gisteren nochtans gezegd in de commissie. Ze heeft het Steunpunt een opdracht gegeven. In het voorjaar van 2023 verwachten we over die twee zaken de resultaten van de benchmarking en het wetenschappelijk onderzoek, onder meer over de leeftijdsdifferentiatie. Dat is wat er momenteel gebeurt in het kader van de begeleider-kindratio. Dat is ook wat de onderzoekscommissie uitdrukkelijk heeft gevraagd.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, ik vraag mij soms echt af of u spreekt met de kinderbegeleiders en of u de situatie van de kinderbegeleiders vandaag op de werkvloer erkent. Ik zeg net dat in de Antwerpse openbare kinderopvang één op de vier van de mensen is uitgevallen. Vandaag vraagt men aan ouders om kinderen tot het einde van het jaar zoveel mogelijk thuis te houden omdat er geen personeel is. Crèches sluiten, ouders moeten thuisblijven om op de kinderen te passen, zelfs werkgevers geven momenteel aan dat het niet meer gaat. Ze hebben mensen die niet meer komen werken omdat ze thuis op de kinderen moeten passen.
U kunt zorgen voor vrije instroom, en u kunt bekijken hoe we meer kinderbegeleiders zullen aantrekken. Maar er moet vandaag voor de kinderbegeleiders zelf perspectief komen. De werksituatie is onhoudbaar. Maar, mevrouw Schryvers, u geeft geen perspectief. We weten allemaal dat het 90 miljoen euro kost om de begeleider-kindratio te verbeteren met één kind. We zitten vandaag nog steeds met het hoogste aantal kinderen per kinderbegeleider. Al sinds 2014 geven experten aan dat dit onhoudbaar is, dat dit zal zorgen voor een crisis in de opvang. U biedt geen perspectief door tegen de kinderbegeleiders te zeggen: ‘We gaan een keer in het voorjaar van 2023 een onderzoek doen.’ Dat is niet een perspectief geven! Er moet vandaag een budget vrijkomen om de begeleider-kindratio te verminderen, anders gaat er nog meer personeel wegvloeien. Als u personeel wilt behouden en personeel wilt aantrekken, moet vandaag die begeleider-kindratio naar beneden. Daar is vandaag budget voor nodig. Als u vandaag niet zorgt voor extra budget, voor een turbo … Dat is wat iedereen zegt: er is vandaag een turbo nodig. De Vlaamse Regering is bezig met oplapwerk! Er is een turbo nodig, anders gaan er steeds meer crèches leegstromen en gaan er steeds meer kinderopvanginitiatieven sluiten. U moet vandaag werk maken van de verlaging van de begeleider-kindratio. We weten perfect hoeveel dat zal kosten en wat de gevolgen daarvan zullen zijn. (Applaus van Jos D’Haese)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega Vandecasteele, we zijn het er allemaal over eens dat er moet worden gewerkt aan de begeleider-kindratio. Het voorbereidend werk daarvoor gebeurt. Maar u weet toch even goed als ik dat als vandaag de begeleider-kindratio wordt verlaagd, er een heel aantal ouders geen plek meer zullen vinden, of dat er een heel aantal initiatieven een aantal plekken moeten verminderen of niet meer binnen de randvoorwaarden van hun vergunning zullen kunnen werken. Dat weet u even goed als ik. Als u de begeleider-kindratio verlaagt, zijn er meer kinderbegeleiders nodig, terwijl er vandaag al zoveel te kort zijn en we allerlei initiatieven moeten nemen om er bijkomend aan te trekken. Het is dus én-én: én een benchmarking, én een onderbouwde studie, én ondertussen zorgen voor voldoende plekken, én ondertussen zorgen voor voldoende instroom van kinderbegeleiders, om dan de stap te zetten naar de verlaging van de begeleider-kindratio. (Applaus bij cd&v)
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, u begrijpt niet dat kinderbegeleiders vandaag nood hebben aan perspectief en aan de vermindering van de begeleider-kindratio. Vandaag! Als dat perspectief er vandaag niet komt, zult u personeel verliezen, personeel dat met hart en ziel voor kinderen wil werken, maar de werkdruk niet aankan. Dat is wat de sector al jaren vraagt. Ik begrijp niet waarom u vindt dat er nog een onderzoek nodig is, dat er nog een benchmark nodig is, terwijl het al duidelijk is wat er vandaag moet gebeuren: een vermindering van die ratio, anders gaat u veel kinderbegeleiders verliezen. De sector stroomt leeg. Om die leegloop te stoppen is er vandaag nood aan extra budget en aan de verbetering van zowel de loon- en arbeidsvoorwaarden als van de begeleider-kindratio. Daar kunt u geen jaar meer mee wachten, anders stroomt de sector leeg.
De heer Anaf heeft het woord.
Collega’s, we zijn nu alweer een heel uitgebreid debat aan het voeren over de veiligheid in de kinderopvang. Het is inderdaad erg dat we dat steeds opnieuw moeten voeren, maar ik vrees dat we hier nog wel een paar keer terug gaan staan. Minister, als ik u hoor en als ik zie hoe Kind en Gezin daar in Oudenaarde opnieuw het voorzorgsprincipe heeft gehanteerd, dan vraag ik mij echt af of zij ondertussen weten waar de klepel hangt. Wij hebben de discussie daarover zovele keren gevoerd en altijd gezegd dat dat voorzorgsprincipe ervoor moet zorgen dat, waar er onveilige situaties bestaan of waar er klachten of aanwijzingen zijn dat het echt onveilig is voor kinderen, men altijd eerst ingrijpt en daarna moet nadenken over mogelijke juridische gevolgen als dat toch niet juist zou blijken te zijn. Van die juridisering moesten we af. Dat hebben we met zijn allen samen in onze onderzoekscommissie ook telkens naar voren geschoven. Als u een decreetswijziging naar het parlement wilt brengen om er zekerder van te zijn dat er achteraf geen problemen van komen, dan zullen wij die uiteraard mee steunen, maar ik denk dat we het er hier allemaal over eens zijn dat dat zelfs niet nodig is om in te grijpen als het echt nodig is.
U gaf daarnet aan dat er midden juli al het voornemen was om te schorsen in Oudenaarde. Dat maakt de communicatie naar die ouders echt alleen maar erger. Dat wil zeggen dat het echt een chaos is, dat ze daar echt hun zaken nog steeds niet op orde hebben. Ik heb dan toch een bijkomende vraag aan u. Ik volg de collega’s helemaal die zeggen dat we hier in dit parlement die lijst nu echt nodig hebben. Maak daar alstublieft werk van, want het kan toch niet dat we dat overzicht nog steeds niet hebben.
De essentie blijft het volgende. Ik heb u daarstraks een aantal vragen gesteld daarover, maar daarop bent u niet echt ingegaan. Blijft u de verantwoordelijkheid nemen voor wat er gebeurt bij Kind en Gezin? U bent immers wel de verantwoordelijke minister. Blijft u daarachter staan? U bent het die we daarover moeten aanspreken. Dat kan toch niet. In Oudenaarde lachen ze het parlement, lachen ze ons in ons gezicht uit. Ze lachen die ouders in hun gezicht uit, maar eigenlijk lachen ze ook u als minister in uw gezicht uit, want ze leren niets uit de fouten die ze in het verleden al hebben gemaakt.
Ik heb u daarstraks ook nog een heel concrete vraag gesteld over de procedures. U geeft aan dat het allemaal veel te lang duurt. Nu is het voornemen om pas tegen eind juni 2023 nieuwe procedures te maken. Waar wachten we op? Kunt u die nieuwe procedures bij die voortgangsrapportage over twee weken al naar het parlement brengen? Ik denk dat we daar allemaal mee geholpen zijn. Niemand heeft er baat bij dat situaties maandenlang aanslepen. Dat zorgt er alleen maar voor dat er meer kinderen in gevaar komen.
Tot slot, wat de kind-begeleiderratio betreft, u zei terecht dat het niet is omdat de werkdruk te groot is dat dat een argument moet zijn om kinderen te slaan of te mishandelen. Dat is zeer terecht. We hebben echter wel keihard geknokt in de onderzoekscommissie om in de aanbevelingen te zetten dat die kind-begeleiderratio echt naar beneden moet. Oké, er is gezegd dat er een benchmark moet gebeuren en dat er in een groeipad moet worden voorzien. Men kan immers niet van vandaag op morgen die kind-begeleiderratio van een op negen naar een op vijf brengen. Dat volg ik ook.
Men hoeft echter ook niet te wachten om die benchmark te finaliseren. Half juli hebben we gezegd dat men een benchmark moest maken. We weten allemaal wat de kind-begeleiderratio in onze buurlanden is. Je weet dus sowieso dat die naar beneden zal moeten. Waarom moet het dan bijna een jaar duren voor die benchmark is afgerond? Dat kun je volgens mij veel sneller doen. Ook weet je dat die sowieso naar beneden zal moeten, dus waarom al niet in een groeipad voorzien? Dat was ook mijn grote kritiek bij de Septemberverklaring. Hoe is het mogelijk dat er zelfs geen begin wordt gemaakt? Welk signaal geef je dan aan die sector, die al heel lang vraagt dat men die werkdruk zou doen dalen, als er zelfs geen begin van een groeipad wordt gemaakt? Dan laat je de sector in de kou staan. Dan laat je al die kinderbegeleiders die wel keihard hun best doen, gewoon in de kou staan, en dat vind ik onbegrijpelijk voor een Vlaamse Regering die al heel lang bevoegd is voor Welzijn en die echt verantwoordelijk is voor de situatie waarin we ons vandaag bevinden. Die crisis in de kinderopvang is de verantwoordelijkheid van deze Vlaamse Regering, van een jarenlang beleid van besparingen en te weinig investeringen in onze kleinsten, in onze kinderopvang, die zo belangrijk is voor de groei van zo veel kinderen. (Applaus bij Vooruit)
Minister Crevits heeft het woord.
Ik wil toch nog even reageren op collega Anaf, omdat ik blijkbaar een aantal vragen niet had beantwoord. Collega Anaf, ik wil toch wel meegeven dat de feiten waarover we vandaag spreken, gaan over menselijk handelen, over mensen die op grove wijze omgegaan zijn met kinderen. Kindermishandeling is ook strafbaar. Het gaat dus over heel, heel ernstige feiten.
Ik heb u daarnet gezegd – en ik blijf het herhalen – dat voor mij het voorzorgsprincipe zo strikt mogelijk mag worden toegepast. Ik herhaal dat nog eens tegenover u. Maar voor mij is het wel belangrijk dat, als het toegepast wordt, het ook standhoudt, dat als je beslist om te schorsen of te sluiten, er achteraf niet gezegd wordt dat het nietszeggende woorden waren of dat wanneer er een procedure gestart, blijkt dat het onterecht was. Het moet dus ook met voldoende ernst en grondslag gebeuren. Dat is het eerste dat ik u wil meegeven. Je kunt het voorzorgsprincipe ook niet op flessen trekken, het moet langs twee kanten ernstig zijn. Ik ga wel met een decretaal initiatief komen om er ook geen enkel misverstand over te laten bestaan en om net, collega Anaf, juridisering te vermijden.
Ten tweede, wees gerust dat wat het actieplan van binnen twee weken betreft – het zal zelf de eerste keer zijn dat ik zelf kom naar het parlement waar ik de stand van zaken zal geven –, ik alle punten die sneller kunnen, ook sneller zal laten gaan. Maar u weet als geen ander dat het van belang is om op sommige punten met het veld te overleggen. Er zijn 3000 medewerkers bij Kind en Gezin. Zij moeten op de hoogte gebracht worden als de procedures veranderen. Ik wil dat dat goed loopt en ik wil niet dat dat fout loopt. Maar het zal asap, zo snel mogelijk zijn.
Ten derde hebt u, samen met een aantal andere collega’s, punctuele vragen gesteld over lijsten van initiatieven. Ik maak die niet, maar ik zal sowieso opdracht geven aan Kind en Gezin om te doen wat jullie hier vragen. Het zal aan de mensen zijn om uit te leggen wat ze gedaan hebben en waarom ze het gedaan hebben. Als daar commentaar op is, zullen we dat horen.
Wat de toekomst betreft, collega’s, stijgt het budget voor kinderopvang in 2023 met 230 miljoen euro. 230 miljoen euro. Dat maakt in totaal 808 miljoen euro en dat is een stijging van zo'n 40 procent. Wie dit wegzet als een habbekrats, is eigenlijk niet fair bezig. Verder heb ik, samen met de collega’s, beslist over het budget van 100 miljoen. Dat stemt, collega Anaf en andere collega’s, overeen met het budget dat je nodig hebt om de kind-begeleiderratio met 1 te verlagen. Dat budget is binnen en dan heb je de keuze. Ofwel verlaag je die kind-begeleiderratio voor iedereen, ofwel kies je als eerste stap voor het financieel en budgettair versterken van de kinderopvanginitiatieven en de loon- en arbeidsvoorwaarden van de mensen. En dan kies ik, als eerste stap, daarvoor. Moeten er nog een tweede, derde en vierde stap komen, collega Anaf? Zeker, en dat hebben we ook aan de sector gezegd. Maar het eerste wat we nu willen doen, is de loon- en arbeidsvoorwaarden verbeteren en, dat wat beloofd was bij het begin van de legislatuur, de 2B-initiatieven, die minder goed gefinancierd waren, gelijkschakelen met 2A, om die zuurstof en die arbeidsvoorwaarden hetzelfde te maken. We kunnen daarover van mening verschillen, maar voor mij is dat de elementaire eerste stap om zo het beroep aantrekkelijker te maken en om, als je dan de kind-begeleiderratio gaat verlagen, mensen te vinden die het willen doen, omdat ze weten dat de loon- en arbeidsvoorwaarden beter zijn enzovoort.
Daarnaast, collega’s, zijn er nog een aantal andere zaken. Ik wil ook dat er een hbo5-opleiding (hoger beroepsonderwijs 5) komt. Ik wil dat er meer bijscholing komt. We zullen er binnen veertien dagen of misschien zelfs volgende week naar aanleiding van de begroting nog over discussiëren. Maar zeg niet dat we daar niet mee bezig zijn. Het is zo’n belangrijke bouwsteen om vooruit te raken in kinderopvang. Dat wil ik toch meegeven.
Tot slot, ik vond het terecht dat collega Vaneeckhout zei dat we niet alleen naar de administratie moeten kijken. We kijken wel naar hen.
Maar ik heb aan de regering gevraagd – en dat is toegestaan – om te zorgen voor extra mensen. Je kunt kritiek hebben op het verleden, maar er is 15 miljoen euro voorzien en ik kon naar de regering om meer dan honderd extra mensen aan te werven, zowel op de administratie als bij de inspectie. Ik vind dat een enorme sprong voorwaarts, om er ook voor te zorgen dat je het beter en strikter kunt controleren. Want u hebt gelijk: als je met vijf man bent – het zijn er natuurlijk meer –, kun je geen zesduizend initiatieven op een fatsoenlijke wijze begeleiden. Maar we werven er dus meer dan honderd extra aan, wat normaal ook zou moeten leiden tot een betere opvolging, een betere handhaving en dus ook een betere wetenschap bij kinderopvanginitiatieven dat er effectief een goede en een strikte opvolging zal zijn.
De heer Anaf heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende antwoorden, minister. Ik ga daar nog heel kort op repliceren.
Ten eerste: zoals ik daarnet al gezegd heb, als u met een decreet naar het parlement komt, omdat u denkt dat dat nodig is om ervoor te zorgen dat een aantal dingen juridisch beter standhouden en dat daardoor het voorzorgsprincipe nog vaker zou worden gehanteerd, zullen wij dat uiteraard mee steunen. We hebben dat daarnet ook aangegeven.
Ten tweede: wat het actieplan betreft, zegt u dat u alle punten die sneller kunnen, ook sneller zult laten gaan. Dat is een goede zaak. We hebben binnen twee weken de opvolging en zullen dan puntsgewijs kijken naar wat er wordt voorgesteld. En dan hoop ik inderdaad dat een aantal van die ‘timings’ serieus naar voren worden geschoven. Nogmaals, het gaat hier over de veiligheid van onze kinderen. We zijn het er allemaal over eens dat dan een aantal dingen moeten kunnen worden versneld.
Ten derde, over die lijst en de verschillende initiatieven: u maakt die lijst inderdaad niet, maar u bent wel de verantwoordelijke minister. We vragen dus uiteraard aan u om ook daar uw verantwoordelijkheid te nemen. Het zijn een aantal collega’s uit de meerderheid die gevraagd hebben om die lijst – die ondertussen hopelijk bij Kind en Gezin bestaat – vandaag aan het parlement over te dragen. Ik zou dus graag uw engagement hebben om dat inderdaad in orde te brengen via uw administratie.
Ten vierde: u spreekt over de extra middelen die in deze begroting voorzien zijn voor kinderopvang. Ten eerste: ik heb altijd gezegd dat het een goede zaak is dat er extra middelen naar de kinderopvang gaan. Ten tweede, toch een kleine nuance: het gaat vooral over omzetting van subsidietrappen. Een deel daarvan is trouwens een rechtzetting van besparingen uit het verleden. We kunnen inderdaad verschillende keuzes maken en we kunnen van mening verschillen over wat er nu fundamenteel en wat er echt belangrijk is. Ik kan alleen maar vaststellen dat de hele sector net hetzelfde zegt als wij vanuit de oppositie zeggen, namelijk dat het eerste wat er nu moet gebeuren, als je 90 miljoen hebt om te investeren in de kinderopvang, is ervoor te zorgen dat de kind-begeleiderratio naar beneden gaat, dat die werkdruk naar beneden gaat. Waarom? Omdat ze al jaren aangeven dat het water hen niet aan de lippen staat, maar over hun hoofd stroomt. Je ziet mensen dag na dag uitvallen in de kinderopvang. We vinden geen nieuwe mensen meer om in de kinderopvang te komen werken, omdat die werkdruk zo hoog is. En mensen vallen uit. Dus ja, wij zouden daar inderdaad een andere keuze gemaakt hebben. Daarom zitten we ook in de politiek. Maar ik denk dat dat de juiste keuze geweest zou zijn, om een start te maken met het verlagen van die kind-begeleiderratio.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Collega’s, we wijken inderdaad af. Het gaat van het een naar het ander. Nu gaat het over de subsidies, wat ik uiteraard steun, want we moeten zorgen voor meer investeringen. En minister, ik wil u bedanken voor de bijkomende inspanningen die u doet. U maakt geld vrij. Maar u weet natuurlijk dat het ook mijn plicht is om te zeggen dat het geld dat wordt vrijgemaakt, nog niet voldoende is. Ik heb het over die investeringen ook eens gehad, en toen bleek dat er in de plaats van die 115 miljoen euro die u voorziet voor het groeipad – onder meer een van de stappen en de versterking van Zorginspectie en noem maar op – 297 miljoen nodig is, enkel voor een uitvoering van het groeipad voor alle kinderdagverblijven, zodanig dat ze eindelijk worden behandeld. Dit terzijde.
Maar een belangrijk punt dat ook altijd wordt aangehaald door de kinderopvangsector en ook door de ouders – want recent werden we geconfronteerd met het feit dat de ouderbijdragen voor de ouders worden geïndexeerd – is of in het budget dat u vrijmaakt, ook voorzien is dat de subsidies voor de kinderdagverblijven worden geïndexeerd. Want ik krijg van hen klachten dat die indexering naar hen toe nog nooit is gebeurd. Zij doen het al sinds jaar en dag met een vast bedrag, maar die index op hun bedrag gebeurt niet correct. Vandaar mijn vraag.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister Crevits, ik ben teleurgesteld over uw visie op de investering in de kinderopvang. De roep van een sector is zeer duidelijk. De roep van een sector is vandaag voor een turbo, voor een verlaging van de kindnorm, asap voor een verbetering van de loon- en arbeidsvoorwaarden. De sector is duidelijk: hetgeen u nu voorziet, die 115 miljoen euro volstaat vandaag niet. In deze begroting moet er een vergroting van het budget voor kinderopvang komen. U zegt dat we het geen habbekrats mogen noemen, maar het blijft wel een feit dat de desinvestering in Vlaanderen al decennialang een derde of een kwart is van de investeringen in andere landen. Wij moeten dus een turbo inzetten om te gaan naar een verdubbeling of een verdriedubbeling van het budget. Daarvoor volstaat die 115 miljoen euro niet. Maar u zult het horen van de sector. De sector zal op tafel blijven kloppen. Er is vandaag binnen deze begroting een extra budget nodig voor de kinderopvang. Anders gaan we niet uit de crisis geraken.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Collega’s, ik ga geen drie minuten meer nodig hebben om te zeggen wat ik al een aantal keren gezegd en wat collega’s hier ook al herhaald hebben. Laat me toch nog eens onze boutade – daarom niet minder belangrijk – herhalen: veiligheid is kwaliteit en kwaliteit is veiligheid. De twee zijn absoluut niet van elkaar te scheiden. Dat is de essentie van het verhaal. We hebben hier het vreselijke verhaal gehad – zo is alles begonnen – van ’t Sloeberhuisje, wat dan een tip van een ijsberg bleek te zijn van problemen. Het parlement is heel snel in actie geschoten met een onderzoekscommissie die, die naam waardig, echt heel goed werk verricht heeft, waarbij er 75 aanbevelingen vanuit het parlement gekomen zijn, aanbevelingen die wij grotendeels ondersteunden, waar wij op bepaalde vlakken nog verder wilden gaan.
Vandaag worden een aantal zaken herhaald die voor ons ook cruciaal zijn: de volledige lijst van al die probleemcrèches nog eens doorlichten – inderdaad, minister, het zou mooi zijn als dat bij de volgende voortgangsreportage gepresenteerd zou kunnen worden, dat is cruciaal –, het nog sneller in gang schieten van dat voorzorgsprincipe – want u hebt nu wel de intentie en u zegt dat heel duidelijk en iedereen zegt dat hier, maar ook in dit geval is dat nog niet gebeurd, dus dat moet nog veel strenger –, de pedagogische en psychologische doorlichting bij de opening van crèches – want er wordt zo vaak gefocust op soms minimale voorschriften op het vlak van infrastructuur, enzovoort, maar men gaat dan zo licht over het pedagogische van de begeleiders en dan zie je gewoon problemen die er niet mogen zijn en waarbij een kinderopvang echt niet zou mogen openen.
Maar de gronden moeten fundamenteel hervormd worden, er moet fundamenteel geïnvesteerd worden. En nee, wat u voorziet is geen habbekrats, maar, minister, het is niet genoeg. Er is op korte termijn geen perspectief voor het substantieel verlagen van de kindnorm, van het aantal kindjes per begeleider. Als dat niet aangepakt zal worden, vrezen we ervoor dat de kwaliteit niet omhoog zal gaan en dat dus ook de veiligheid niet gegarandeerd zal zijn. Voor ons is dat absoluut cruciaal. Ik verwoord hier wat mijn collega Celia Groothedde hier al zoveel keren heeft gezegd: de kindnorm plus de opleiding, de professionalisering – we moeten naar een professionele kinderopvang in Vlaanderen. Jullie moeten als Vlaamse Regering bereid zijn om daarin te investeren, want dat gaat over de allerkleinsten. De eerste duizend dagen van een kinderleven zijn zo belangrijk. Het is onbegrijpelijk dat we die kindjes opzadelen met dergelijke trauma’s.
Ben ik toch al aan mijn drie minuten? De tijd vliegt soms.
Bijna erover.
Minister, inderdaad, zelfs de kleinste ‘desindexering’ van de werkingsmiddelen kan voor ons niet. Ik hoop dat u met een open vizier uw begroting nog eens durft te herbekijken en durft te zeggen dat u met voortschrijdend inzicht uw begroting nog gaat wijzigen om extra investeringen te doen in deze kinderopvang, om de veiligheid te garanderen. (Applaus bij Groen en van Jos D'Haese)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, alle punten die vandaag moesten worden gemaakt, zijn vandaag aan bod gekomen in het debat en de tussenkomsten.
Vanuit mijn fractie kan ik dat heel kort samenvatten. Ten eerste, we moeten nu eindelijk duidelijkheid hebben over de opvanginitiatieven waarover er in het verleden en nu klachten waren. Wat is daarmee gebeurd? Hoe is daarmee omgegaan? Ten tweede, er moet eenduidig worden opgetreden bij opvanginitiatieven waarrond er meldingen zijn. Ten derde moeten ouders transparantie krijgen. Wanneer ze opvang zoeken, moeten ze weten wat er is gebeurd en wat de reactie van het opvanginitiatief is. Als een opvanginitiatief wordt geschorst of gesloten, moeten de ouders ook worden betrokken, zodat ze ten minste weten waarover het gaat en waarover er kan worden gesproken. Ten slotte, wat er nu is gebeurd, is het eindpunt rond de veiligheid/onveiligheid en de wantoestanden in de opvang. Er moet niet meer worden geschermd met procedures of met allerlei obstakels die er zouden zijn. Dan zullen we dat decreet hier inderdaad stemmen. Het agentschap moet nu eindelijk effectief optreden.
Die oproep was ook het voorwerp van de onderzoekscommissie en we herhalen die vandaag. Dat is in het belang van de veiligheid van de kinderen, in het belang van de ouders, in het belang van alle opvanginitiatieven die wel goed werk leveren en niet moeten vrezen, en alle kindbegeleiders die het fantastisch doen, waaronder heel wat van mijn oud-leerlingen die het geweldig doen. Twee weken geleden nog heb ik meegedraaid en ik heb mij geweldig geamuseerd. Het was tof en intens – dat zal ik niet ontkennen –, maar je haalt er ook heel veel vreugde uit. Het is ten slotte ook in het belang van het vertrouwen in Kind en Gezin. Mensen moeten weten dat ze op die overheidsinstantie kunnen bouwen wanneer die zegt dat het goed is. En opvanginitiatieven die het moeilijker hebben, waar er iets aan de hand is, moeten dat in alle vertrouwen kunnen melden en worden geholpen, in plaats van eindeloos van hot naar her te worden gestuurd.
Minister, dat was voor mij ook de conclusie van de onderzoekscommissie. We moeten dat samen aanpakken. U hebt al stappen gezet. U hebt het voorzorgsprincipe nog eens duidelijk gekaderd. Nu moeten we dat ook werkelijk omzetten, ook voor meldingen uit het verleden.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Er is al heel wat gezegd. We willen allemaal ons kind met een gerust hart naar de kinderopvang brengen. We zien gewoon dat telkens opnieuw meerdere klachten het voorwerp uitmaken van initiatieven, remediëringstrajecten. Kordate beslissingen blijven uit wanneer er zich ernstige feiten voordoen. Ik kan dan alleen maar concluderen dat er iets zeer grondig scheelt bij het agentschap Opgroeien. In het verleden is er inderdaad te veel uitgegaan van het juridische bewijs. Ik kan alleen maar vaststellen dat men nu wel meer en meer het voorzorgsprincipe hanteert, ondanks het feit dat er geen decreetaanpassing is. Ik vind het een goede zaak dat er meer wordt geschorst en gesloten, maar wel met de kanttekening dat men zijn paraplu niet zoveel mag opentrekken, dat men veel strenger en sneller moet optreden.
Mijn vraag blijft nog steeds: wat is er gebeurd met alle opvanginitiatieven die wij parlementsleden hebben doorgegeven als problematisch? Wat is daarmee gebeurd? Wat is er gebeurd met de kinderopvanginitiatieven op de lijst van ernstige gebeurtenissen? Zijn die bekeken? Ik heb de lijst van probleemcrèches liever vandaag dan morgen. Minister, ik zou zeggen: maak u kwaad, word boos, klop op tafel. U hebt het eerder al gedaan. Bezorg ons zo snel mogelijk die lijst, zodat we die kunnen bekijken.
Verder had ik ook nog een vraag in verband met die inspectieverslagen. Ik heb gelezen dat die inspectieverslagen eigenlijk de verslagen zouden zijn vanaf december, dus niet de inspectieverslagen van alle jaren ervoor. Ik hoop dat dat niet waar is, want het is net de bedoeling van de ouders van vandaag om te weten wat er in de voorbije jaren is gebeurd in de kinderdagverblijven waar ze hun kinderen eventueel naartoe willen sturen.
Ook nu kunnen de klachten al worden opgevraagd. Men moet gewoon contact opnemen met Opgroeien en men krijgt ze. Waarom kan men die klachten ook niet op één website zetten? Ouders hebben daar recht op, hebben recht op correcte informatie en hebben recht op transparantie. (Applaus bij Open Vld)
Minister Crevits heeft het woord.
Ik wil een bezorgdheid uiten. Wat die klachten betreft: ik maak me een beetje zorgen over een open site waar iedereen zijn bak met klachten leegschudt. We moeten er toch nog eens over van gedachten wisselen. Inspectieverslagen liggen anders. Het lijkt me de logica zelve dat een verslag van de inspectie in een leesbare vorm wordt gepubliceerd. Hetzelfde geldt voor mij ook voor de handhavingstrajecten. Collega Daniëls verwees er ook al naar. Ik vind eigenlijk niet dat ik lijsten moet maken, maar ik vind dat men online moet weten welke handhavingstrajecten er zijn bij een bepaalde crèche die wordt gevolgd. Ik vind dat eigenlijk de logica zelve, want dan zie je ook of er klachten zijn geweest of niet. Ik denk dus dat we starten met de inspectieverslagen, en dan lijkt het mij logisch dat de handhavingstrajecten volgen.
Maar voor de klachten ben ik een beetje bezorgd. Het is trouwens bij de ouderenzorg ook zo. De inspectieverslagen staan er online, maar ik zit er een beetje mee in mijn maag om klachten zomaar op een open klachtenlijn te zetten waar iedereen zijn bak kan uitschudden. Ik wil dat nog eens bekijken. Ik wil niet tot iets komen dat tot escalaties leidt. Maar handhavingstrajecten die gebaseerd zijn op klachten, lijken me de logica zelve.
Ik vind ook – en ik heb mij daarvoor geëxcuseerd in het begin van de vergadering – dat als ouders vragen of er al klachten zijn over een bepaald opvanginitiatief, men correcte informatie moet krijgen. Of dit allemaal online te vinden moet zijn – niet de handhavingen en de inspectieverslagen –, daarover ben ik een beetje bezorgd. We kunnen daarover, de eerste keer dat we een kans krijgen, van gedachten wisselen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, ik heb nog enkele zaken te zeggen.
Ouders moeten natuurlijk hun kindje met een gerust hart naar de kinderopvang kunnen brengen. Dat maakt dat er een performant controle- en handhavingssysteem moet zijn. Daar moet aan worden gewerkt en daar zijn een aantal investeringen voor voorzien, terecht.
Het voorzorgsprincipe moet centraal staan. We zien dat er een evolutie is maar het moet echt helemaal op de voorgrond komen. Het moet de beoordeling zijn: is er mogelijk sprake van een gevarensituatie, ja of neen? Als het antwoord ook maar enigszins ja is, moet er worden opgetreden. Het voorzorgsprincipe wil nu net zeggen dat men wil voorkomen dat een kind verder gevaar loopt of dat een ander kind ook in gevaar komt. We moeten kort op de bal spelen.
De onderzoekscommissie heeft inderdaad voorgesteld om het VECK te betrekken en de expertise van het VECK binnen te halen. Het allerlaatste wat wij natuurlijk wilden, is dat dit zou leiden tot niet optreden of tot vertraging. Minister, ik denk dus dat het nodig is dat hier de nodige afspraken rond worden gemaakt.
U hebt een actieplan opgemaakt. Ik vraag u om dat heel krachtdadig en met de nodige snelheid uit te voeren.
Minister, ik denk dat een screening van alle initiatieven waar de voorbije jaren feiten gebeurden, echt noodzakelijk is. We hebben gevraagd om die te krijgen, uiterlijk wanneer de voortgangsrapportage er is. Als er zich nog problemen voordoen, dan denk ik dat er ook extern bijkomend een screening moet worden gevraagd. Die lei uit het verleden moet gewoon worden schoongemaakt.
Wat de begeleidende maatregelen betreft: het is nog niet aan bod gekomen, maar wanneer een opvanginitiatief sluit, zijn er natuurlijk ouders die een probleem hebben omdat ze geen plaats meer hebben. Mevrouw Meuleman heeft er daarstraks naar verwezen. Mevrouw Meuleman, het is nog niet gezegd, maar er zijn besluiten genomen door de Vlaamse Regering om middelen toe te kennen aan de lokale besturen om die plaatsen te organiseren. Er zijn er ook die dat gedaan hebben. Minister, ik denk dat het nodig is dat er ook op langere termijn wordt gekeken hoe die plekken, wanneer er sprake is van een schorsing of een effectieve sluiting, elders kunnen worden georganiseerd binnen de regio zodat de ouders een opvang hebben.
En tot slot: er is echt maar één weg, en dat is volgens mij de weg van de vastberadenheid. Want in Vlaanderen zijn er duizenden kinderopvanginitiatieven die schitterend werk leveren, en waar kinderbegeleiders zich met hart en ziel inzetten. Maar er zijn er ook andere, en daar is gewoon geen plek voor. Die moeten er gewoon uit. Waar kindjes niet met de nodige warme zorg worden opgevangen, daar mag geen kind meer worden opgevangen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– De PVDA kondigt aan een motie te zullen indienen.
De motie moet uiterlijk om 16.55 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.