Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het gebruik van psychofarmaca in woonzorgcentra
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Dalle.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, in woonzorgcentra krijgt een op de drie bewoners die ouder zijn dan 75 jaar een antipsychoticum. Dat is een medicatie die eigenlijk gebruikt wordt bij wanen, hallucinaties en agressief fysiek gedrag. Maar wat blijkt nu? Die antipsychotica worden ook voorgeschreven bij andere symptomen. Het personeel vraagt aan huisartsen om dat ook voor te schrijven bij roepen en dwalen. In de Panoreportage zeiden ze dat ze gewoon met te weinig waren. Ze hadden onvoldoende tijd en energie om zich met moeilijk gedrag bezig te houden.
Die medicatie is natuurlijk niet zonder risico. We weten dat antipsychotica bijwerkingen hebben. Men is versuft, men heeft meer risico op vallen, men kan vroegtijdiger overlijden. Er zijn hartritmestoornissen, enzovoort.
Er zijn met betrekking tot het medicatiebeleid problemen. Eerst en vooral merken we dat in heel veel woonzorgcentra heel wat huisartsen nog met een papieren medisch dossier moeten werken. Dat bemoeilijkt aanzienlijk het opvolgen van de medicatie van verschillende bewoners. Dan heb je het systeem van het woonzorgcentrum, dat niet aansluit bij de digitale systemen van huisartsen. Dat is een probleem want je kunt de informatie over een patiënt niet digitaal delen. Vervolgens zien we dat het systematisch overleg dat er zou moeten zijn tussen de coördinerend en raadgevend arts (CRA), de huisartsen, de hoofdverpleegkundige en de familie er vaak niet is. En dan als laatste is er de coördinerend adviserend apotheker. Dat systeem geraakt niet van de grond doordat er geen gekoppelde financiering is.
Minister, wat zult u doen om het overmatig gebruik van antipsychotica en bij uitbreiding slaapmedicatie en kalmeringsmiddelen terug te dringen?
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Beste collega’s, Pano ging vorige week dieper in op het gebruik van antipsychotica of psychofarmaca bij ouderen in woonzorgcentra. Een op de drie bewoners ouder dan 75 jaar zou dergelijke medicatie krijgen. Het gaat inderdaad om middelen tegen hallucinaties en waanideeën. Men schrijft ze blijkbaar voor om fysieke en verbale agressie in te dijken.
De reportage doet vragen rijzen over hoe in onze woonzorgcentra soms vorm wordt gegeven aan kwaliteitsvol ouder worden. Uiteraard zitten er nuances in dit verhaal en moeten we de redenen en oorzaken van dergelijk voorschrijfgedrag in gedachten houden. In de reportage werd duidelijk dat er ten eerste een personeelstekort is, en dat ten tweede de toch wel minder sterke positie van de CRA een grote rol speelt in deze situatie. Als de huisarts dit wil voorschrijven, kan de CRA hier weinig tot niets in ondernemen. Ook de fysieke dossiers blijven een probleem.
In bepaalde gevallen zal de medicatie misschien wel degelijk nut hebben, maar de bevoegdheid inzake medicatie en voorschrijfgedrag komt, zoals we weten, toe aan het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV). De Vlaamse Regering heeft in 2019 de erkenningsvoorwaarden verscherpt. De professoren die in de reportage aan bod kwamen, hebben toen voorstellen gedaan om duidelijkere stopdata voor medicatie te voorzien, en ook om het personeelstekort te bekijken.
De woonzorgcentra kunnen vandaag al een beroep doen op procesbegeleiding, om onder andere ondersteuning te voorzien in valpreventie, fractuurpreventie, ondervoeding, mondzorg en psychofarmaca. Het gaat echter om een project waar voorzieningen vrijwillig in kunnen stappen. Dat heeft de Vlaamse Regering uitgelegd.
Minister, hoe staat u tegenover een verdere versterking van de rol van de CRA, om toch een gecoördineerder medicatiebeleid te kunnen uitrollen in de woonzorgcentra?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega’s, woonzorgcentra moeten natuurlijk warme plaatsen zijn om te wonen op je oude dag. Het is eigen aan de bewoners dat er regelmatig geneesmiddelen moeten worden gebruikt. Dat moet op een goede manier gebeuren. Dat is de verantwoordelijkheid van heel veel betrokken actoren: huisartsen, apothekers, het woonzorgcentrum zelf, maar ook farmaceutische bedrijven, het RIZIV en dergelijke meer.
De Panoreportage toont aan dat er zeker nog serieuze verbeteringen kunnen en moeten zijn, met name dat er te veel antipsychotica worden voorgeschreven en vooral dat, als ze worden voorgeschreven, dat soms te langdurig is. Als je dat doet, doe je dat het best zo kort mogelijk. De problematiek kwam op een vrij genuanceerde manier aan bod in die reportage. Er werden ook een aantal mooie voorbeelden genoemd, bijvoorbeeld het project Odette kwam daar naar voren als een mooi alternatief om bijvoorbeeld om te gaan met de zorg van dementerende bejaarden. Heel belangrijk is dat het netwerk binnen de woonzorgcentra wordt aangesproken, niet alleen de ouderen zelf, maar ook de medewerkers, de behandelende arts en ook de CRA, en de eventuele betrokken kinderen en kleinkinderen. Het is uitzonderlijk belangrijk om ook samen met hen te bekijken hoe de behandeling het best gebeurt.
Essentieel is natuurlijk ook dat er preventief wordt gehandeld. In dat verband wil ik zeker ook de richtlijn ‘Diagnostiek van dementie in de huisartsenpraktijk’ extra in de verf zetten, waarbij ook wordt gekeken op welke manier de problemen op het vlak van dementie vroeg kunnen worden gedetecteerd zodat men er ook op een proactieve manier mee kan omgaan.
Als het gaat over het voorschrijfgedrag, is dat essentieel de verantwoordelijkheid van de artsen, van de huisarts die als behandelende arts optreedt. Ook de koepel Domus Medica is betrokken om te kijken hoe we dat voorschrijfgedrag nog beter kunnen aanpassen aan de realiteit van de woonzorgcentra. Er is terecht verwezen naar de belangrijke rol van de CRA. Die bekijkt samen met de huisarts en het woonzorgcentrum het best hoe het voorschrijfgedrag ook aangepast kan zijn aan de context van het woonzorgcentrum en hoe, als er problemen zijn, die ook worden gedetecteerd en aangepakt. We hebben terecht een traditie dat elke patiënt, elke persoon, een huisarts heeft, maar het is wel aangetoond dat in de context van de woonzorgcentra de rol van de CRA heel belangrijk is.
Daarvoor is vorming ook heel belangrijk. Het online platform Crataegus is ook beschikbaar gesteld om alle vormingen heel transparant naar voren te brengen zodat er daarover ook goede informatie wordt verleend. Sinds 1 juli 2020 hebben we ook in een sterkere financiering voorzien voor de CRA’s, waarbij we financieren op basis van elke bewoner in een woonzorgcentrum en niet langer op basis van bewoners in een rust- en verzorgingstehuis. Belangrijk is ook het proefproject over de coördinerend en raadgevend apotheker (CAA), die ook een belangrijke rol speelt. We zijn dat proefproject aan het evalueren om te kijken hoe we dat kunnen versterken in het beleid.
Ik verwijs ook graag op de procesbegeleiding Zorg en welzijn vanuit het Vlaams Instituut Gezond Leven, dat ook voorziet in procesbegeleiders in woonzorgcentra om onderbouwde preventietechnieken aan te reiken, onder andere wat betreft het gebruik van die psychofarmaca. Dat vergt een belangrijke gezamenlijke aanpak, waar preventie belangrijk is, maar ook het voorschrijfgedrag aangepast moet zijn in elk woonzorgcentrum.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, preventie is heel belangrijk, maar dat vraagt natuurlijk tijd en tamelijk wat tijd, zeker als het gaat over een dementieproblematiek. Dat is een complex gegeven dat zich niet op dezelfde manier uit. In de reportage kwam ook duidelijk naar voren dat het personeel vaak met de handen in het haar zit en expliciet vraagt artsen om toch maar iets toe te dienen opdat mensen kalm blijven. Ik sta daar absoluut niet achter. Ik vind dat antipsychotica enkel en alleen zouden mogen worden gebruikt voor de symptomen waarvoor ze ook wetenschappelijk bewezen zijn. Maar de realiteit is natuurlijk de realiteit.
Een realiteit is inderdaad het personeelstekort. Ik hoor u zeggen dat we de CRA moeten versterken. Ja, maar ik wil absoluut niet dat de vrije keuze van de patiënt onder druk komt te staan. Het is een thuisvervangende situatie, en iedereen moet de vrije keuze hebben op zijn of haar eigen arts. Dat is een patiëntenrecht. Er moet gewoon een beter en structureler overleg zijn met de CRA, met de hoofdverpleegkundige en met de familie.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoorden. Het klopt inderdaad dat de CRA kan en mag worden versterkt. Maar alles staat of valt natuurlijk ook met infodelen: het delen van info en gegevens tussen al die partners. En daarin blijft ook het medicatiegebruik en het voorschrijfgedrag een belangrijk stuk informatie dat we moeten kennen. Dat zit bij de federale bevoegdheden. Ik zou u dan ook willen vragen of de Vlaamse overheid met het RIZIV die gegevensdeling verder kan opzetten, zodat we ook een duidelijk zicht kunnen hebben op het medicatiegebruik van de bewoners. Zo zou iedereen die daarin een rol heeft te vervullen, ook over alle info kunnen beschikken.
De heer Anaf heef het woord.
Het is natuurlijk bijzonder schrijnend dat er inderdaad situaties zijn waarbij ouderen medicatie toegediend krijgen om hen toch maar rustig te houden, omdat er eigenlijk gewoon te weinig personeel is om hen te kunnen verzorgen.
Ik vond het een schrijnende reportage, en in uw antwoord mis ik eigenlijk wat u nu gaat doen. U hebt een heel uitgebreid antwoord gegeven, met een situatieschets. Maar wat gaat u er nu eigenlijk aan doen? Want de reportage bevatte wel degelijk een aantal zaken waar er duidelijk sprake was van overtredingen van de erkenningsvoorwaarden van woonzorgcentra. Het opstarten van medicatie zonder toestemming van de arts, en zonder de familie te informeren. De afwezigheid van verpleegkundigen, waardoor onbevoegd personeel medische handelingen moet stellen. Dat zijn dingen die ingaan tegen de erkenningsvoorwaarden van woonzorgcentra.
Ik heb dus een heel concrete vraag voor u. U kunt zeggen wat er allemaal aan de hand is, maar wat gaat u daar beleidsmatig aan doen? En meer concreet: de woonzorgcentra die in die reportage zaten en waar er fouten zijn gebeurd, zijn die geïdentificeerd? En zullen die Zorginspectie op bezoek krijgen?
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, die reportage is eigenlijk de trieste bevestiging van waar we eigenlijk als land staan: aan de top bij de gebruikers van antipsychotica. Dat is een jammere zaak. Maar we mogen niet veralgemenen; er zijn gelukkig ook heel wat woonzorgcentra die het wel goed doen, en waar men wel op een verstandige manier omgaat met dergelijke medicatie.
Wat doet men daar eerst? Men maakt een analyse bij de bewoners van het veranderend gedrag. Men kijkt naar de gemoedstoestand, men kijkt naar gelijkaardige zaken in het verleden, men kijkt naar omgevingsfactoren, enzovoort. En aan de hand van die analyse probeert men dan te kijken of men op een alternatieve manier ondersteuning kan bieden aan die bewoners. Dat is ook de weg die zoveel mogelijk ingeslagen moet worden door al deze woonzorgcentra, waar dat kan.
Minister, wat denkt u ervan dat elk woonzorgcentrum een analyse maakt van het geneesmiddelengebruik en het beleid binnen het eigen woonzorgcentrum, en dat ze dat dan kunnen afzetten tegen een sectorgemiddelde? Dat zal dan alvast een eerste stap zijn om het probleem binnen het eigen woonzorgcentrum te erkennen en te herkennen. En dan is de taak voor u, minister, dat er duidelijke handvaten worden aangereikt om onrechtmatig, bovengemiddeld gebruik aan te pakken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Het gebruik van psychofarmaca is inderdaad een probleem. We hebben het hier over de woonzorgcentra, maar we weten natuurlijk dat het ook veel breder gaat dan dat. Overgebruik van medicatie is bijvoorbeeld ook iets wat zich heel regelmatig voordoet bij ouderen thuis, of bij mensen die in een ziekenhuis verblijven. En het gaat eigenlijk zelfs nog veel breder dan dat. Op alle leeftijden worden psychofarmaca veelvuldig gebruikt, ook door jongeren.
Minister, uit een nulmeting die, ik denk, een tweetal jaar geleden is gedaan bij Oost-Vlaamse residentiële voorzieningen voor mensen met beperkingen bleek bijvoorbeeld dat ook daar veelvuldig gebruik wordt gemaakt van die psychofarmaca. Hoe zult u hierop inzetten naar de andere sectoren toe?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Mijn excuses voor het vingergeknip, ik wilde uw aandacht trekken.
Excuses aanvaard.
Ik denk dat collega Saeys terecht het probleem van het personeelstekort stelt. Want vorming is inderdaad heel erg belangrijk, informatiedeling is heel belangrijk. Maar bij vorming leren wij dat probleemgedrag bij dementerenden aangepakt moet worden met meer omkadering, met personeel dat zoekt naar de oorzaken, personeel dat het probleem aanpakt, met rustgevende activiteiten, met een handmassage. Maar vaak is dat gewoon niet mogelijk in die setting, en zijn het zelfs de personeelsleden die vragen om toch iets te geven, want ze kunnen het gedrag niet aan.
Dus centraal staat wel het probleem dat de goede praktijken zeggen om het aan te pakken met meer omkadering, maar dat die omkadering ontbreekt in woonzorgcentra. En dat is een van de grote gevolgen van dat personeelstekort, ook hier.
Minister, hoe gaat u dat personeelstekort dat vandaag schrijnend is en dat zorgt voor overdreven medicatiegebruik aanpakken?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, week na week komen onze woonzorgcentra in de media. In de Panoreportage van vorige week vernamen we dat een op de drie bewoners antipsychotica neemt. In april van dit jaar hebben we in de commissie ook over medicatiegebruik gesproken voor mensen in de laatste levensfase. Ik lees vijf zinnen uit het verslag van wat minister Beke toen verklaarde: “Ook de bewoner zelf of zijn vertegenwoordiger heeft een stem in zijn medicatieschema. De erkenningsvoorwaarden vereisen dat een bewoner dagelijks de voorgeschreven geneesmiddelen krijgt, zoals besproken door de behandelende arts met de bewoner of zijn vertegenwoordiger. Door het goed informeren van en luisteren naar de bewoner kan de bewoner zijn wensen op het vlak van medicatiegebruik mee bepalen.” Dat wordt ons verklaard in de commissie, maar in de Pano-uitzending horen we dat bewoners vaak op basis van de facturatie en hun familieleden kunnen weten welke medicatie hun toegediend wordt. Dat is een ander accent in de Pano-uitzending van vorige week. Minister, dat lijkt me toch een grote kloof tussen wat er zou moeten gebeuren, wat gezegd wordt dat er gebeurt en wat er gebeurt. Minister, klopt het? Hoe gaat u dat aanpakken?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega’s, dank voor de vragen. Om te beginnen is de vrije keuze van de patiënt om de eigen huisarts te kiezen inderdaad een fundamenteel principe dat ook terecht gehanteerd wordt en dat niet ter discussie staat. Dat neemt niet weg dat we vanuit de Vlaamse Regering heel sterk inzetten, ook financieel, op de CRA om binnen elk woonzorgcentrum ook mee in het beleid rond de medische behandeling en zeker ook rond het voorschrijfgedrag een rol op te nemen. Dat lijkt ons een belangrijk punt.
Twee, als het gaat over voorschrijfgedrag en vastgestelde tekorten, wil ik wijzen op wat er op dat vlak de afgelopen weken gebeurd is. We hebben overlijdens gehad in Oostrozebeke waar ook een strafonderzoek rond loopt, waar gesproken wordt over opzettelijke doodslag of zelfs moord. Het onderzoek zal uitwijzen hoe dat zit. Minister Crevits heeft toen onmiddellijk gezegd dat ze wenst dat er een rapport komt op basis van de inspectieverslagen over dat geneesmiddelengebruik en dat dat rapport ook moet uitwijzen of er op het vlak van registratie en toediening van geneesmiddelen nog zaken beter kunnen en moeten. Dat rapport is inmiddels opgeleverd. Daaruit blijkt dat er inderdaad in heel wat gevallen nog tekorten zijn, dat bepaalde processen onvoldoende opgevolgd worden, dat de registratie soms onvoldoende opgevolgd wordt, dat er soms nog tekorten zijn ten aanzien van de duurtijd van de behandelingen, ten aanzien van de levensduur van geneesmiddelen, de vervaldatum. Die zaken komen allemaal aan bod.
Op basis van dat rapport zijn er ook al twee beslissingen genomen. Ten eerste zullen we zo’n rapport elk jaar realiseren om het ook heel nauwgezet op te volgen. Ten tweede is vanuit ons agentschap Zorg en Gezondheid ook heel duidelijk gezegd dat er voor de woonzorgcentra, waar het nodig is, begeleidingstrajecten, remediëringstrajecten lopen. Dat zal ook in de toekomst verdergezet worden. Een remediëringstraject kan verschillende vormen aannemen. Het is niet omdat er een tekort vastgesteld wordt dat dat ook onmiddellijk zeer problematisch is. Dat betekent gewoon dat er op een punt van de registratieplichten iets niet nauwgezet wordt nageleefd. Soms is dat onmiddellijk zeer problematisch. Dan moet er een drastische maatregel worden genomen. Soms vraagt dat gewoon een aanbeveling of een kleine bijsturing. Het is wel essentieel om op te merken dat op dat vlak ons agentschap ook in de weer is om dat daar waar de problemen zijn ook aan te pakken.
Er is gesproken over het feit dat de ouderen zelf soms niet of onvoldoende op de hoogte zijn van de behandeling die zij ondergaan. Dat is inderdaad zeer problematisch. Dat is ook de reden waarom wij de nadruk leggen op participatie en betrokkenheid, uiteraard van de mensen over wie het gaat. Zelfs met mensen die lijden aan dementie moet je natuurlijk op een respectvolle manier omgaan en moet je hen zo veel als mogelijk betrekken, ook in de behandeling die zij ondergaan en de geneesmiddelen die zij nemen. Het is essentieel dat we die betrokkenheid echt wel blijven versterken, niet alleen bij de ouderen zelf, ook bij de betrokken familie, kinderen of kleinkinderen die nauw betrokken zijn en uiteraard ook bij de behandelende arts en de medewerkers van het woonzorgcentrum.
Laatste punt: er is ook gewezen op het personeelstekort. Het is natuurlijk juist dat dat ook meespeelt in een woonzorgcentrum. Wanneer men onvoldoende handen heeft, onvoldoende mensen die betrokken zijn bij de opvolging, dan is het niet evident om zorg op maat aan te bieden aan iedereen. Vandaar dat dit natuurlijk een topprioriteit is binnen ons beleid: instroom, zijinstroom en ook retentie van de medewerkers. Een belangrijke beslissing die we nog geen twee weken geleden hebben genomen, is om op dat vlak meer flexibilteit toe te staan op het vlak van de profielen die we aanwerven: niet langer enkel verpleegkundigen of zorgkundigen, maar bijvoorbeeld ook logistieke medewerkers of mensen met een heel specifiek diploma waarbij je op het eerste gezicht misschien niet meteen zou denken aan een woonzorgcentrum. Denk aan muziektherapeuten, denk aan theologen of filosofen, denk aan kinesisten. Dat zijn allemaal mensen die de kwaliteit van de zorg in de woonzorgcentra kunnen versterken. Ook die zaken zijn bijzonder zinvol wanneer het gaat over mensen met complexe aandoeningen of mensen met dementie. Je moet niet altijd grijpen naar de farmaceutische bereidingen, naar antipsychotica.
Al die zaken samen moeten ervoor zorgen dat er in alle woonzorgcentra gepast opgetreden wordt en dat men daar een goed beleid heeft rond medicatie. Maar, collega’s, uiteindelijk blijft het wel de verantwoordelijkheid van de arts die voorschrijft om er heel nauwgezet op toe te kijken dat het een aangepaste behandeling is en, wanneer het antipsychotica betreft, dat de behandeling niet langer duurt dan noodzakelijk.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, we kennen de problematiek, en ik denk dat het inderdaad wel tijd is voor actie. U hebt het zelf gezegd: inzetten op personeelstekort is heel belangrijk. Maar zoals ik zei is ook digitalisering echt een vraag vanuit de sector. In heel veel woonzorgcentra moet men nog met papieren dossiers werken, met systemen in woonzorgcentra die niet afgestemd zijn op de digitale systemen van een huisarts, waardoor informatie rond een patiënt niet digitaal gedeeld kan worden: dat zijn toch instrumenten die nodig zijn. We hebben dat voor mensen in een thuissituatie, maar niet voor bewoners van een woonzorgcentrum. Ik denk dat we daar ook volop moeten inzetten. Het delen van informatie is zo belangrijk. Huisartsen moeten een beter zicht hebben op het medicatiegebruik en het medicatiebeleid van de verschillende patiënten die in het woonzorgcentrum aanwezig zijn. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Ik denk inderdaad dat we het allemaal heel erg schrijnend vonden wat de reportage heeft aangetoond. We moeten iedereen in de hele zorgketen oproepen om de verantwoordelijkheid op te nemen om voorzichtiger om te gaan met zware medicatie. We moeten ook samen onze pillencultuur – want die hebben we toch wel vastgesteld – echt gaan ombuigen. Ik hoor u zeggen dat de rol van de CRA versterkt mag worden, zodat een visiegedreven maar ook medicatiearm beleid echt een realiteit kan worden, want dat is het vandaag niet.
De actuele vragen zijn afgehandeld.