Verslag plenaire vergadering
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Dalle.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De Koning Boudewijnstichting doet sinds 2020 regelmatig tellingen over hoeveel dakloze en thuisloze mensen er zijn. Wat blijkt? Als we kijken naar de thuislozen dan is daar een grote groep van jongeren bij die uitgestroomd is uit de Integrale Jeugdhulp. Dat gaat over 24 procent. Ik moet zeggen dat die cijfers eigenlijk niet verrassen. Als we terugdenken aan 2016, dan was er het geval van Jordy Brouillard. Dat was een 19-jarige jongen die gevonden werd in een tentje in de Blaarmeersen. Hij was gestorven van ontbering. Die jongen was thuisloos geworden vanuit een instelling, bij de overgang naar volwassenheid op 18 jaar. Hij was compleet alleen, en volledig aan zijn lot overgelaten.
Dat is nu net zo belangrijk: de continuïteit van zorg, in het bijzonder bij de overgang naar jongvolwassenheid. Die transitie is uitermate belangrijk. Ik weet dat het beleid een aantal maatregelen heeft genomen voor jongvolwassenen om ervoor te zorgen dat de transitie naar volwassenheid op een goede manier zou verlopen. Dat is gebundeld in een actieplan. Ik denk daarbij aan kamertrainingen en aan kleinschalige woonprojecten waarbij vier à zes jongeren onder toezicht van een begeleider kunnen wonen. Er is ook de mogelijkheid van voortgezette jeugdhulp.
Dat zijn allemaal zeer goede zaken, maar als we die cijfers bekijken dan stel ik me toch de vraag of u eigenlijk al eens geëvalueerd hebt wat het actieplan juist heeft opgebracht? Bent u van plan om het eventueel ook te versterken?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel voor de vraag, collega Saeys. Voor de duidelijkheid: de Koning Boudewijnstichting heeft geen nieuwe cijfers naar voren gebracht – het zijn cijfers van 2020 en 2021 –, maar er is nu een kwalitatief luik aan toegevoegd.
Wat de cijfers betreft: men spreekt over iets meer 6200 dak- en thuislozen, van wie een vijfde jongvolwassenen tussen 18 en 25 jaar. Daaruit blijkt ook dat maar een klein deel van hen echt in open lucht slaapt. Dat is maar iets minder dan 4 procent. Het grootste deel, bijna 50 procent, zijn zogenaamde sofasurfers. Dat is niet om het te relativeren, helemaal niet, maar wel om goed aan te geven waar het over gaat.
Inderdaad, van die groep jongeren is bijna een op de vier jeugdhulpverlater. Zij hebben dus in de jeugdhulp gezeten en zijn nadien in de dak- en thuisloosheid terechtgekomen. Het kwalitatief onderzoek is zeer interessant, omdat het erop wijst hoe dat komt. Vaak gaat het over conflicten met familie of vrienden, soms over relatieproblemen, en inderdaad in 11 procent van de gevallen over ontslag uit een jeugdinstelling.
We hebben een project gehad rond een actieplan voor jongvolwassenen. Dat project loopt uiteraard nog. Er zijn ongeveer 87 plaatsen in kleinschalige woongelegenheden, waar deze jongvolwassenen in groepjes van 4 tot 6 samenzitten. We hebben dat eigenlijk al geëvalueerd en goed bevonden, en eind 2021 is dat ook verduurzaamd. Dat is geïntegreerd in de reguliere zorg voor jongeren.
Er zal ook in de toekomst nog extra op gebouwd worden. Er zijn burgerinitiatieven die erkend worden. Er zijn nieuwe woonvormen die ondersteund zullen worden. En inderdaad heel belangrijk: ook die voortgezette jeugdhulp tot de leeftijd van 25 is essentieel.
Ten slotte nog één element van evaluatie: ook Zorginspectie zal dit nog verder evalueren, en we kijken ook uit naar die conclusies om nog verder te kunnen versterken.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik denk dat het alleszins een goede zaak is dat we verduurzamen. Ik denk dat die kleinschalige initiatieven een goede manier zijn om jongeren eerst onder begeleiding te laten wonen, en dan eventueel te begeleiden naar volledig zelfstandig wonen. Want het is natuurlijk een complex gegeven. Dakloosheid, thuisloosheid, daar zijn zoals u zegt veel factoren in: geestelijke gezondheidszorgproblemen, familiale problemen, noem maar op.
Maar het is heel belangrijk om mensen die het gevoel hebben dat ze nog niet op eigen benen kunnen staan, echt bij de hand te nemen, en ervoor te zorgen dat we die maximaal ondersteunen. Ik denk dat het een goede zaak is om daar verder in te investeren, omdat anders alle inspanningen die gebeurd zijn in de integrale jeugdhulp, weinig baat hebben gehad.
Mevrouw Verheye heeft het woord.
Collega’s, als het onderzoek van de Koning Boudewijnstichting ons iets geleerd heeft, of vooral bevestigd heeft, dan is het dat deze problematiek vooral een welzijnsproblematiek is. Ik zeg vooral, niet alleen, maar vooral een welzijnsproblematiek. De belangrijkste conclusie die uit het onderzoek getrokken is, is een punt dat ik al meermaals in dit parlement heb aangehaald, en dat zonet ook naar voren is gekomen. Dat is die harde leeftijdsgrens van 18 jaar binnen de jeugdhulp, op de grens van minderjarigheid naar volwassenheid. Dat is iets wat we elke dag zien: dat we jonge jongvolwassenen die een hulpverleningstraject achter de rug hebben en die heel vatbaar zijn voor dak- en thuisloosheid, kwijtraken eenmaal die 18 jaar zijn. Dat is volgens mij, minister, echt een hiaat. Ondanks veel goede initiatieven, die er echt wel zijn, die echt rond deze problematiek werken, zal het u ook niet verbazen dat de plaatsen die er in die initiatieven zijn, ontoereikend zijn.
Daarmee ook mijn logische vraag naar u toe: gaan we die omslag maken naar meer begeleid zelfstandig wonen, maar ook naar nieuwe vormen van voortgezette jeugdhulp eens ze 18 zijn?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, het is goed dat de Koning Boudewijnstichting die tellingen doet sinds 2020. Wij hebben uw collega in 2019 nog gevraagd om zelf tellingen vanuit de Vlaamse Regering te ondernemen. Er is nu enig zicht op wat er gaande is bij dak- en thuisloze mensen. En inderdaad, de problematiek van sofaslapers was al een groot probleem, en blijkt nog aan te zwellen. Zeker dat het aandeel jonge vrouwen toeneemt, doet onderzoekers schrik krijgen dat die vrouwen daar wederdiensten tegenover moeten stellen.
Het Kinderarmoedefonds heeft een aantal dingen gevraagd. Ze hebben gevraagd om dak- en thuisloosheid mee te nemen als onderdeel van het kinderarmoedebeleid. Breng die problematiek van dak- en thuisloosheid bij jongeren meer in kaart, zodat u weet hoe ze aan te pakken. En zorg ook voor detectie en vroeginterventie. Wat dat betreft moet ik zeggen dat ik het jammer vind dat deze vraag niet is gekoppeld aan woonbeleid, want dat is daar een essentieel punt van. Dus: hoe zult u deze punten meenemen?
Dat kunt u straks ook nog aan minister Diependaele vragen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, u relativeert het precies zo sterk. U zegt dat het zo erg nu ook weer niet is. U hebt het over sofasurfers. Ik vind dat een verschrikkelijke term als het gaat over jonge mensen. U hebt die term gebruikt. Ik vind het heel erg dat u dat doet, want het gaat over jonge mensen, ongeacht of ze uit de jeugdhulp zijn vertrokken, omdat ze moesten, of omdat ze op straat zijn gezet door hun ouders. Maar het zijn jonge mensen die avond na avond ergens anders gaan aankloppen, in de hoop een dak boven hun hoofd te krijgen. Het is niet alsof ze met hun rugzak rondtrekken in Spanje. Ze gaan op de sofa bij iemand slapen. Het is geen Airbnb. Het is pure miserie. Ik vind het ongelooflijk dat u dat zo relativeert.
Een op de vier van die thuislozen is een jongere. Ze zijn kwetsbaar. Wat zult u doen om te zorgen dat zij niet helemaal alleen hun toekomst moeten uitbouwen, met niets omhanden, niets te doen, en nauwelijks een context die voor hen zorgt? (Applaus bij Vooruit, Groen en de PVDA)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, jongeren die uitstromen uit de jeugdhulp vormen natuurlijk een heel kwetsbare groep. 18 jaar is heel jong om helemaal op eigen benen te staan, dat weten we allemaal. Daarom is het natuurlijk goed dat er ook voortgezette jeugdhulp is tot de leeftijd van 25 jaar en dat er ook een actieplan jongvolwassenen is. We mogen die jongeren tussen 18 jaar en 25 jaar immers absoluut niet loslaten.
Maar soms, minister, beseffen die jongeren niet dat ze eigenlijk toch nog beter wat in de jeugdhulp zouden blijven. En soms weten ze ook niet dat ze er weer terechtkunnen. Daarom is het heel belangrijk dat we aanklampend werken en dat hen ook laten weten dat ze opnieuw naar de jeugdhulp kunnen indien het nodig is.
En zelfs dan, minister, is er een heel beperkte groep voor wie wij het misschien nodig achten om zelfs gedwongen voortgezette jeugdhulp op te leggen. Tijdens de vorige legislatuur hebben we daarover een conceptnota ingediend. Op welke manier zult u daar werk van maken?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, we moeten ons altijd de volgende vragen stellen. Welke omstandigheden hebben ertoe geleid dat de jongeren in deze situatie zijn terechtgekomen? Wat is hun achtergrond? Wat hebben ze precies nodig om te worden geholpen? Een antwoord op deze vragen kan ons in staat stellen om meer gerichte maatregelen te nemen.
Maar als we die dak- en thuisloosheid willen aanpakken, moeten we in eerste instantie vermijden dat jongeren dak- en thuisloos worden. Daarom moeten we weten wat de scharniermomenten zijn waarop die jongeren dak- of thuisloos worden en daar preventief op inzetten.
Minister, welke initiatieven bestaan nu reeds om die dakloosheid onder jongeren preventief aan te pakken?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Het is indrukwekkend hoeveel jongeren er in Vlaanderen dakloos zijn. Dat zijn mensen die hun leven moeten opbouwen en die een serieus valse start krijgen.
Vlaanderen heeft heel wat bevoegdheden om dat in handen te nemen. Er liggen een aantal belangrijke taken voor Vlaanderen. Aan de ene kant denk ik ook aan huisvesting. Want het is zeker niet vooral een welzijnsprobleem, maar ook een huisvestingsprobleem. Maar aan de andere kant gaat het ook over hulpverlening.
Minister Beke, ik heb een concrete vraag voor u. Er zijn heel wat organisaties die mensen en jongeren in dakloosheid willen helpen. (Opmerkingen van minister Benjamin Dalle. Gelach)
Het is minister Dalle. Ik ben wat blijven steken. Mijn excuses daarvoor.
Minister Dalle, er zijn heel wat jongeren die hulp nodig hebben en organisaties die hen hulp willen bieden, zoals de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s), SAAMO en verenigingen waar armen het woord nemen. Maar de werkingsmiddelen van deze organisaties worden al vijf jaar niet meer geïndexeerd door deze Vlaamse Regering. En ze willen een warme thuis geven aan de jongeren, ze willen hen een warme ontvangst geven, maar ze kunnen zelfs hun verwarming niet meer aanzetten. Minister, bent u bereid om die werkingsmiddelen wél te indexeren?
Minister Dalle heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik zal beginnen met de vraag van collega Groothedde over de tellingen. In 2019 is er naar voren geschoven dat er effectief extra en kwalitatieve tellingen moeten komen, want er zijn veel methodologieën. We hebben de cijfers van de Koning Boudewijnstichting, maar die zijn al niet meer zo recent. We hebben effectief ook extra middelen voorzien om die telling uit te voeren. Dat is uitgebreid besproken om te komen tot een goede methodologie. Op 28 oktober is er op verschillende plaatsen een teldag. Op zich is het zeer belangrijk dat we dat goed in kaart brengen. Want de 6286 personen over wie sprake in de KBS-studie zijn wellicht maar een deel van de realiteit.
Collega Van den Bossche, ik pik het niet dat u zegt dat ik de zaak relativeer. Dat is gewoon onjuist. Ik zou willen vragen om een beetje intellectuele eerlijkheid aan de dag te leggen in het debat. (Applaus bij de meerderheid)
Ik heb gesproken over de cijfers. Ik denk dat het wel logisch is dat ik een aantal zaken toelicht. Het gaat inderdaad over 45,9 procent wat men sofasurfers noemt. Dat is zo gekend in de sector en dat is op geen enkele manier een relativering van die kwestie.
In mijn eigen stad hebben we trouwens een van de bekendste voorbeelden van iemand die sofasurfer is geweest, namelijk Gorik van Oudheusden, beter gekend als Zwangere Guy. Ik besef heel goed hoe moeilijk die situatie is. De situatie is moeilijk voor mensen die op straat leven, de situatie is ook zeer moeilijk voor mensen die geen vaste woonplaats hebben en die effectief bij vrienden, familie of kennissen op sofa’s moeten slapen. Dus wanneer u zegt dat ik dit relativeer, dan neem ik dat niet. (Opmerkingen bij Vooruit)
Een jongere, een persoon die opgroeit op straat – of dat nu betekent effectief in de publieke ruimte slapen of zonder vaste woonplaats –, dat is niet aanvaardbaar, en we werken er hard aan om dat tegen te gaan.
Er zijn een aantal vragen geweest rond de jeugdhulp en de leeftijdsgrenzen die daar toegepast worden. Weet dat wij dat in de vorige legislatuur inderdaad nog hebben bijgesteld, om richting 25 jaar te gaan. Dat is, denk ik, zeer belangrijk. Er moet ook voldoende capaciteit zijn, zeker wat woonbegeleidingsvormen betreft. Er wordt ook extra geïnvesteerd in nieuwe woonvormen en nieuwe vormen van begeleid wonen om ervoor te zorgen dat die moeilijke groep effectief wordt ondersteund. Je merkt dat in een jong leven het eerste moeilijke moment de puberteit is. Een tweede delicaat moment is de overgang naar volwassenheid, met eventueel studie, een job, of iets anders. Daarin gaan we ook extra investeren. En in een aantal gevallen moet dat effectief een gedwongen traject zijn.
Er zijn ook vragen geweest over de eerste lijn en de link met de welzijnsondersteuning. Het is zo dat er op dit beleidsdomein extra is geïnvesteerd. Bij de centra algemeen welzijnswerk (CAW's) bijvoorbeeld zijn er extra voltijdsequivalenten bij gekomen, precies om ervoor te zorgen dat diegenen die uit de jeugdinstellingen komen extra ondersteund kunnen zijn. Er is vanuit armoedebestrijding ook heel sterk geïnvesteerd in het project Housing First en ook met VIPA-middelen (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) investeren we sterk in infrastructuur die bijdraagt aan de ondersteuning van dak- en thuisloosheid, in het bijzonder van jonge mensen.
We gaan binnenkort hopelijk een beter zicht hebben op de actuele situatie van het aantal dak- en thuislozen en ook de verhouding van jongeren daarin. Er zijn trouwens ook een aantal kinderen die in dak- en thuisloosheid zitten. We gaan die studie ook aanhalen om hierin nog verder te investeren. Ik zie persoonlijk heel veel toekomst in nieuwe vormen van wonen, kleinschalig ook, waarbij jonge mensen zelfstandig kunnen wonen, maar waarbij er nog een zekere mate van begeleiding is, onder meer vanuit de CAW’s.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Dank u wel.
Continuïteit van zorg is echt zeer belangrijk. En vooral juist die transitie van jongvolwassenheid naar volwassenheid is inderdaad een cruciaal punt. We zien dat zorgverstrekkers zoveel moeite doen in die integrale jeugdhulp om die jongeren op het goede spoor te zetten. Maar als men dan alles plots loslaat op 18 jaar, dat is natuurlijk niet goed. Die jongere heeft begeleiding nodig. We moeten die onder de arm nemen. We moeten ervoor zorgen dat we samenzitten met toekomstige uitstromers, met hulpverleners al uit de volwassenheid en met het OCMW, dat we kamertraining doen, dat ze inderdaad de mogelijkheid krijgen om begeleid te wonen. We mogen die jongeren echt niet loslaten. En ik hoop alvast dat er extra geïnvesteerd zal worden in die jongvolwassenheid en in het actieplan. (Applaus bij Open Vld)
De actuele vraag is afgehandeld.