Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet over de instroom en het optimaliseren van de studie-efficiëntie in het hoger onderwijs en overige organisatorische aspecten van het hoger onderwijs.
De algemene bespreking is geopend.
De heer D’Haese heeft het woord.
Beste collega’s, het parlement is een plaats waar ideeën botsen en waar dus wetten en maatregelen worden ingevoerd waarmee je het soms niet eens bent omdat er een verschil is qua visie, politiek, ideologisch. Dat is niet leuk, zeker niet vanuit de oppositie, maar dat is zo, dat is hoe het werkt. Waar ik het persoonlijk veel moeilijker mee heb, dat is met beleid dat wordt gevoerd los van feiten, beleid dat zegt a te willen bereiken en waarvan het resultaat b zal zijn. Zo zijn er hier in deze legislatuur al diverse dingen gepasseerd, met name inzake onderwijs, en dat is absoluut ook het geval voor de invoering van de harde knip in de bachelor in het hoger onderwijs. Wat is de redenering? De redenering is dat we met een doorgeslagen flexibilisering in het hoger onderwijs zitten, dat studenten eindeloos aanmodderen, dat die het allemaal maar op hun beloop laten, dat dat compleet is geëxplodeerd en dat het op die manier niet verder kan in het hoger onderwijs.
Om te beginnen wordt daar een karikatuur van gemaakt, die totaal niet wordt gevolgd door de actoren op het terrein. De Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) zegt expliciet het niet eens te zijn met die karikatuur. De diverse hogeronderwijsinstellingen zeggen het daar absoluut niet mee eens te zijn. Ja, de studieduur wordt langer, maar dat heeft ook wel heel veel extra studenten de mogelijkheid gegeven om in te stromen, om een diploma te behalen, met name in de hogescholen. De OESO heeft zelfs een rapport gemaakt, in 2014, geloof ik, waarin ze stelt dat de studieduur in Vlaanderen veeleer tot de kortste dan tot de langste behoort. Ik denk niet dat dat ondertussen heel veel is verschoven.
Maar goed, daarover kun je nog van mening verschillen: wat is lang, wat is kort, wat is te lang, enzovoort? De vraag is dan: hoe antwoord je daarop? Het antwoord dat nu wordt geformuleerd, behelst een aantal maatregelen, waarvan sommige goed en andere minder goed, maar het is toch voornamelijk die harde knip tussen de tweede en de derde bachelor. Wie op het einde van zijn tweede bachelor niet is geslaagd voor al zijn vakken uit de eerste bachelor, mag niet starten met de derde bachelor.
Wat is de redenering achter die maatregel? Die vertrekt van een totaal onbegrip van de situatie. Ik heb dat in de commissie ook gezegd. De vraag is: waarom doen sommige studenten er langer over? Wat is de oorzaak van die studievertraging? Niemand weet dat. Er bestaat namelijk geen onderzoek over. Er bestaan wel cijfers over hoelang studenten over hun opleiding doen, maar er bestaat geen onderzoek naar waarom sommige studenten er langer over doen dan andere. Ik denk dat er in elk geval een diversiteit aan redenen is, net zoals er een diversiteit aan studenten is, de jongste tijd steeds meer, maar daar houdt dit ontwerp van decreet geen rekening mee.
Dit ontwerp vertrekt van het idee, dat uit het hoofd van de minister komt, of uit iemand anders zijn hoofd, ik weet het niet uit wiens hoofd, dat studenten vandaag niet op tijd, niet binnen de voorziene tijd, binnen het modeltraject afstuderen omdat ze lijden aan uitstelgedrag. Uitstelgedrag, dat is de analyse van deze minister van dit complexe probleem. De oplossing is dus ervoor zorgen dat men na twee jaar niet verder kan als men nog een vak meeneemt uit het eerste jaar. Anders – en dan parafraseer ik de minister – geven wij als parlement, geven wij vanuit het beleid het signaal dat men zich niks hoeft aan te trekken van de moeilijke vakken, dat men die later nog wel kan doen. Daardoor ontstaat er uitstelgedrag: als een vak je minder ligt, kun je dat vooruitschuiven, en zo geraken studenten uiteindelijk niet afgestudeerd.
Dat klinkt allemaal goed, maar het is een volstrekte karikatuur die op geen enkel feit gebaseerd is. Toch gaat men daar beleid op baseren. Stel dan nog dat die aanname correct is, quod non, zou het dan werken? Zou zo’n harde knip dan werken? Het antwoord op die vraag kennen we wel. Daar is wel onderzoek naar gebeurd. Het antwoord op die vraag is: nee. Dat weten we uit voorbeelden van dat soort maatregelen aan Belgische hogescholen en universiteiten. Dat weten we uit buitenlandse voorbeelden.
De minister heeft gezegd: als men zo’n knip invoert, is het e-vi-dent dat studenten op tijd gaan afstuderen, is het evident dat ze niet langer gaan uitstellen. Alle cijfers en de feiten spreken u tegen, allemaal. Er is geen impact op de studieduur, behalve dat je er een aantal studenten uit gooit. Op de lengte van het studietraject is er geen impact! In Nederland heeft men een harde knip tussen de bachelor en de master, een andere maatregel dan hier maar wel erg gelijkaardig. Het effect is zero. Aan de KU Leuven heeft men stevige gelijkaardige maatregelen ingevoerd met harde stops als je een bepaald criterium niet haalt. De impact onderzocht door het Rekenhof bedraagt zero! Toch gaat men ermee door. Men vindt dat een goed idee. Dan heeft men heel grote pakken cijfers waarin werkelijk niets staat dat die maatregelen onderbouwt, maar men doet gewoon door.
Men wil A bereiken, maar dat zal niet lukken, men gaat B bereiken. Wat houdt dat in? Dat zijn honderden tot duizenden studenten die vandaag hun diploma nog halen, met een zekere vertraging, niet binnen de drie jaar, die dat binnenkort niet meer zullen halen omdat ze moeten stoppen na twee jaar.
We kennen de cijfers van de Vlaamse Hogescholenraad die heel duidelijk aangeven dat ze met deze maatregel 1100 studenten, die anders een diploma zouden halen, gaan verliezen. Dat zijn 1100 mensen die we nodig hebben; dat zijn leerkrachten, verpleegkundigen, bouwvakkers enzoverder enzovoort. Overal schreeuwt men om personeel, heel het parlement schreeuwt om activering, maar in plaats van mensen op te leiden, gaan we ze tegenhouden. Dat is B.
Nog een derde effect dat men gaat bereiken – laat het ons C noemen –, is dat men de democratisering of flexibilisering, een belangrijk onderdeel, gaat terugdraaien. Dat kan natuurlijk wel een inhoudelijke, ideologische keuze zijn, maar dan moet men ervoor uitkomen. We weten dat het effect van deze knip elitair is, omdat niet iedereen gelijk voor de keuze staat. Dat is absoluut wel zo, mevrouw Rutten.
Een student die na twee jaar gestopt wordt, niet kan voortdoen in zijn richting, welke opties heeft die? De optie om te stoppen en te gaan werken? Of heeft hij de optie om te starten in een andere richting? Uiteraard gaat je afkomst, wat je ouders verdienen, wat de draagkracht is van je gezin, bepalen wat je optie is en wie nog een hoger diploma haalt en wie niet.
Dezelfde vraag geldt al vóór de knip. Je moet wel al je eerstejaarsvakken halen tegen het einde van de tweede bachelor, maar niet de tweedejaars. Wie het zich kan veroorloven, gaat zijn studie spreiden over de eerste twee bachelors. Jawel, collega, u moet niet zo neen knikken. De eerstebachelorvakken moeten worden opgenomen, daar is geen keuzeverschil mogelijk, de tweedebachelorvakken kan men beginnen te spreiden. Dat is hun gegund, geen enkel probleem, maar wie kan die keuze maken? De eerste in een gezin om hogere studies te doen, dat het niet breed heeft, of de student uit een gezin dat geen enkele financiële zorg heeft? Dus ja, dit zorgt voor een stap terug in de democratisering van het onderwijs en ik vind dat bijzonder jammer.
Het is dus niet meer dan logisch, beste collega's, dat zowat het volledige onderwijsveld hiertegen in opstand komt. Dat is wel redelijk indrukwekkend. We hebben een hoorzitting gehad in de commissie Onderwijs. Die was vernietigend, gewoon vernietigend! Ik heb in dit parlement zelden een hoorzitting gezien over een decreet, waar men het zo tot de grond heeft afgebrand. Mocht men een put hebben kunnen graven, men had het gedaan. En daarbij stopt het niet: we hebben de afgelopen dagen twee open brieven gezien. Zowat het volledig onderwijsveld, de studenten, de instellingen voor hoger onderwijs, de professoren, de docenten, en zo verder, zeggen het allemaal: het is een slecht idee! Doe het niet.
Mijn oproep aan jullie, beste collega’s, is dus ook: dit is een slecht idee, doe het niet. Minister Weyts en collega’s van de meerderheid, jullie hebben in de commissie proberen uit te leggen waarom het wel een goede zaak zou zijn, en waarom de tegenstanders ongelijk zouden hebben en al die mensen die universiteiten leiden, die studeren, die studentenvertegenwoordiger zijn, die lesgeven, er allemaal niets van begrepen hebben, en dat jullie het best wel weten. Maar dat is niet overtuigend. Er ontbrak namelijk één ding: inhoudelijke argumenten – inhoudelijke argumenten gebaseerd op feiten, op wetenschap en op kennis. Dat is nu net wat ik verwacht van een voorstel van decreet dat gaat over hoger onderwijs.
Daarom zullen wij uiteraard tegen dit voorstel van decreet stemmen, dat jammer genoeg niet zal bereiken wat het wil bereiken, namelijk een studieduurverkorting. Het zal wel bereiken dat er meer studenten uitvallen en dat we een stap terug zetten in de democratisering van het onderwijs. Jullie halen twee zaken door mekaar, dat heb ik in de commissie ook gezegd: studieduur en studierendement. Studieduur, dat is hoelang studenten doen over hun studie. Studierendement is hoeveel studenten die aan een studie beginnen, ook afstuderen. Wat jullie met dit voorstel van decreet gaan doen is dat de studieduur misschien wel een klein beetje verkort wordt, omdat je mensen uit het systeem duwt, maar het studierendement zal dalen. Minder studenten die aan studies beginnen zullen die ook kunnen afmaken, en instromen op de arbeidsmarkt, in het academisch onderzoek, in de openbare diensten, enzovoort, waar we ze zo hard nodig hebben. Daarom zullen wij tegen dit voorstel van decreet stemmen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
De doelstelling die wij allen hier delen, is dat we een beter studierendement willen. Dat daar wat aan verbeterd kan worden, dat staat als een paal boven water, en daar waren ook alle partners in de werkgroep ‘Optimaliseren studievoortgang’ het over eens. Het rendement kan en moet hoger. Maar het feit dat de studievoortgang verlengt, heeft ook te maken met de flexibilisering van het hoger onderwijs. De realiteit is dat de flexibilisering van het hoger onderwijs een succes is. Het hoger onderwijs kende een belangrijke groei, zowel in de inschrijvingen als in het aantal gediplomeerden. Dat is een goede zaak. Een diploma betekent gewoon betere kansen op de arbeidsmarkt. Dat is wat we als samenleving ook nodig hebben.
Voor wat vandaag voorligt is echt letterlijk nul komma nul draagvlak in het onderwijsveld. Unisono gaven alle sprekers tijdens de hoorzitting op 23 juni aan dat wat hier wordt voorgesteld niet alleen helemaal geen oplossing is voor het verbeteren van het studierendement, maar integendeel een heel nefaste impact zal hebben op de toekomst van een pak studenten die we hiermee de kans op een diploma ontzeggen.
De VLHORA gaf in de hoorzitting aan dat uit simulatieberekeningen voor de periode 2011-2012 tot 2019-2020 verwacht wordt dat de harde stop jaarlijks 2500 professionele bachelorstudenten zal raken, waarvan 1100 professionele bachelorstudenten ten onrechte. Jaarlijks zouden dus 1100 studenten hun diploma niet meer behaald hebben, wanneer dit voorstel van decreet dat vandaag voorligt nu al zou gelden. Dat gebeurt nu net in een tijd waarin we heel veel van deze profielen, de professionele bachelors, heel hard nodig hebben in tal van knelpuntberoepen, zoals leraren en zorgpersoneel. Dat is gewoon onverdedigbaar.
In de open brief – we hebben hem allemaal gelezen – stellen de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) en de VLHORA, maar ook de VUB en UA zeer terecht dat het studierendement omhoog moet, maar niet ten koste van een daling van de diploma’s hoger onderwijs. De harde knip die hier vandaag wordt voorgesteld is ook totaal niet in overeenstemming met de conclusies van het rapport van de werkgroep. Er is evenmin rekening gehouden met het initieel advies of met het vervolgadvies. Collega D’Haese zei het ook al: er is geen enkel wetenschappelijk bewijs dat de voorgestelde maatregelen zullen werken. De maatregelen die voorgesteld worden zijn gewoon disproportioneel en staan niet in verhouding tot het doel, namelijk de studie-efficiëntie verhogen.
Waarom zouden deze maatregelen ook beter werken dan de bestaande studievoortgangsmaatregelen die elke instelling vanuit haar eigen autonomie ontwikkelt? Dit vertrekt vanuit de autonomie van de docent. Docenten zijn diegenen die de studenten het beste kennen. Zij kunnen het beste oordelen. Zij zien een traject van een student van wanneer hij begint tot wanneer hij afstudeert. Zij kunnen oordelen of het zal lukken of niet.
Bovendien laat het decreet veel te weinig ruimte om op maat te werken, met een heterogene groep studenten. Uit de hoorzitting bleek precies dat de instellingen dat ook willen. Alle partners zijn het wel eens dat we studenten beter moeten oriënteren bij de aanvang van hun studies hoger onderwijs. Dat is essentieel. We moeten inzetten op die link tussen secundair onderwijs en hoger onderwijs.
We moeten ook inzetten op een betere heroriëntering, op de eerste plaats een betere oriëntering, maar wanneer dat niet lukt een snelle heroriëntering. Daar kan een starttoets een element in zijn, op voorwaarde dat hij oriënteert, dat hij leidt tot remediëring en niet bindend is.
Bovendien waren alle partners het er ook over eens dat de inwerkingtreding van wat vandaag voorligt compleet onrealistisch is. De regering zal hier nu extra drempels opwerpen, net voor een generatie die al kampt met een leerachterstand door corona en een lerarentekort. Heel het systeem dat zal moeten worden opgezet om deliberaties mogelijk te maken, zal niet werken als dat vanaf 2023-2024 zal moeten ingaan.
Beste collega’s, in lijn met alle oordelen van alle sprekers tijdens de hoorzitting op 23 juni, die echt zeer vernietigend was en zich duidelijk unisono heeft verzet tegen wat hier voorligt, zal onze fractie absoluut tegen dit ontwerp van decreet stemmen. (Applaus bij Vooruit)
De heer Danen heeft het woord.
Ik had eigenlijk stiekem gehoopt dat deze Vlaamse Regering dit ontwerp van decreet zou terugtrekken, zou verbeteren en dan mogelijk volgend jaar op de agenda zou zetten. Waarom heb ik dat gehoopt? Omdat ik de laatste weken en maanden quasi niemand zich positief heb horen uitlaten over wat vandaag voorligt.
We hebben een paar weken geleden hoorzittingen gehad. Zowel de studenten als de VLHORA waren vernietigend over wat voorligt. Ze zagen er weinig goede elementen in. Bovendien is wat hier voorligt niet op feiten gebaseerd. Het is maar de vraag of de doelstelling die jullie willen halen zal worden gehaald. Omdat hetgeen nu gebeurt net gaat over onze belangrijkste grondstof – de hersenen van onze jongeren – moet daar in alle zorgvuldigheid mee worden omgegaan. Vandaag is dat niet het geval. Bovendien bulkt het decreet ook van de juridische onzorgvuldigheden, waar ik straks nog even op verder zal gaan.
Misschien even ten gronde: jullie hebben een werkgroep geïnstalleerd, de werkgroep studie-efficiëntie. Die moest eigenlijk de grondslagen leggen voor dit ontwerp van decreet. Het lijkt wel of die werkgroep nooit heeft plaatsgevonden, nooit is samengekomen, geen conclusies heeft neergelegd … Het tegendeel is waar. Zij wijzen heel duidelijk op de autonomie van de instellingen en roepen op om niet alles in een ontwerp van decreet te vatten, niet te veel aandacht te hebben voor kwantitatieve gegevens te hebben, de student achter de cijfers niet te vergeten, en rekening te houden met verschillen in beleid en organisatie tussen types instellingen.
Instellingen kunnen zelf wel hun beleid rond studierendement en studie-efficiëntie vastleggen. Dat doen ze trouwens al vandaag. Vandaag gebeurt er al heel wat op dat vlak, dus het is me echt een raadsel waarom jullie per se dit ontwerp van decreet door het parlement willen jagen.
Het berust trouwens ook op een aantal foute aannames. Een van de grote mantra’s is dat de flexibilisering is doorgeslagen. Het zou kunnen dat het buikgevoel van sommigen dat aangeeft, maar omdat het gaat om zo’n belangrijke issue, mogen we ons niet laten leiden door een buikgevoel. Ik wil feiten.
En de Vlor heeft die feiten aangereikt. Zij hebben in 2020 een doorlichting gedaan en hebben gekeken of die flexibilisering inderdaad is doorgeslagen. Wel, zij zien daar weinig aanwijzingen toe. Meer nog, sinds 2004, toen het decreet op de flexibilisering is goedgekeurd, zitten er veel meer mensen in ons hoger onderwijs en haalt 35 procent meer studenten hun diploma professionele bachelor. Dat is toch een fantastische verdienste van die flexibilisering? Dat we inderdaad iets langer gaan studeren, is een neveneffect. Maar ik beschouw dat als een neveneffect tegenover een gigantisch grote winst, namelijk veel meer afgestudeerden, vooral ook van kwetsbare groepen. Want wat zien we ook? De toename van het aantal studenten en gediplomeerden is voor een groot deel te danken aan beursstudenten, die vandaag al 31 procent uitmaken van de generatiestudenten. En het is natuurlijk logisch dat studenten die van thuis uit misschien minder vertrouwd zijn met het hoger onderwijs, daar iets langer over doen. Dat was net de bedoeling van dat decreet. Dat was net de bedoeling. Dus waar maken we ons nu vandaag gigantische zorgen over?
Natuurlijk moeten we proberen om de studieduur te verkorten. Natuurlijk moeten we proberen om maatregelen te nemen, maar zoals de werkgroep die jullie hebben ingesteld om het ontwerp van decreet voor te bereiden, gestipuleerd heeft, is het het belangrijkste dat de instellingen dat zelf kunnen doen, omdat dan ook het draagvlak ervoor het grootst is. En ze doen het al.
Het aantal gediplomeerde beursstudenten is ook met 36 procent gestegen. We kunnen dus eigenlijk aannemen dat de flexibilisering zeer, zeer grote baten heeft gekend en nog steeds kent. En natuurlijk moeten we proberen om de lichte uitwassen of de zaken die beter kunnen, aan te pakken. Maar de vraag is of dat met zo’n all-indecreet moet.
Problematisch is dus dat het niet gebaseerd is op harde cijfers, dat het uitgaat van buikgevoel en dat de doelstelling die voorligt, allicht niet zal worden gehaald.
Wat zei de VLHORA ook tijdens zijn doortocht in het parlement? We moeten meer inzetten op oriëntering. Daar kan niemand op tegen zijn. Dat wil iedereen. Dat wil onze fractie natuurlijk ook: oriënteren, heroriënteren, betere afstemming tussen secundair en hoger onderwijs. We moeten ook werken aan remediëringstrajecten. Dat is superbelangrijk. Ook een betere samenwerking tussen hogeronderwijsinstellingen is belangrijk. Laten we daar nog meer werk van maken. De doelstelling, namelijk studierendement en studieduurverkorting, zal op die manier allicht beter gehaald worden.
Ik mis dus echt wel harde cijfers. Ik zou jullie willen vragen om vertrouwen te hebben in de instellingen. Jullie schermen altijd met vertrouwen voor leerkrachten, docenten, professoren, scholen, universiteiten. Wel, toon dat dan als het erop aankomt. En vandaag komt het erop aan. Dan is het van belang om dat te tonen.
Ik wil nog wijzen op een cijfer dat de VLHORA ook liet zien in de hoorzitting. Zij stelden op basis van cijfers – en dat zijn wel harde cijfers – dat gedurende een periode van een aantal jaren 1100 studenten aan de hogeschool onterecht gevat zouden zijn door dit ontwerp van decreet, als het al zou hebben bestaan een aantal jaren geleden, en ze dus hun diploma niet zouden halen. Vaak gaat het over kwetsbare studenten, studenten die minder vertrouwd zijn met het hoger onderwijs. Die mensen zullen vandaag niet kunnen afstuderen met het voorliggende ontwerp van decreet. En we hebben echt wel alle handen nodig, zeker in de opleidingen die de hogescholen aanbieden.
Om al die redenen stemmen wij vol overtuiging tegen dit ontwerp van decreet.
Ik wil besluiten met het aangeven van een aantal onzorgvuldigheden. Want het gaat in het ontwerp van decreet niet alleen over de knip. Men heeft het ook over de remediëring van starttoetsen. En natuurlijk is het van belang dat studenten goed geremedieerd worden en dat ze dus op een goede manier aan de opleiding kunnen beginnen, met een goede basis. Maar de consequenties van niet deelnemen aan die remediëring, wat de middelen zijn die daar tegenover staan, of dat binnen of buiten het curriculum moet gebeuren, daar wordt allemaal niets rond gestipuleerd. Misschien zeggen jullie: ‘Doe maar, hogeronderwijsinstellingen.’ Wat mij betreft, is dat oké. Maar dan zou het toch wel goed zijn om dat ook met zoveel woorden in het ontwerp van decreet te schrijven.
Ik heb ook begrepen – en dat is misschien wel fundamenteel – dat er uitzonderingen zullen worden gemaakt voor topsportstudenten en studenten in specifieke situaties. Wel, dat gebeurt vandaag ook al in de hogeronderwijsinstellingen. Denkt u nu echt dat een modelstudent, als die al zou bestaan, zes à zeven keer een vak opnieuw mag doen zonder goede reden? Dat kan nu ook al niet. Jullie schieten dus echt met een kanon op een mug. Wat ons betreft, is het ontwerp van decreet volledig overgedimensioneerd en is er geen enkel draagvlak voor. En u weet wat er gebeurt met een decreet waarvoor geen draagvlak bestaat. Ofwel zal men dat juridisch aanvechten, ofwel zoekt men uitwegen om het niet te moeten toepassen. Om die redenen zullen wij tegenstemmen. (Applaus bij Groen en Vooruit)
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het hoger onderwijs in Vlaanderen heeft een heel mooie eigenschap, namelijk dat het openstaat voor iedereen. Wanneer men kijkt in de rest van de wereld, is dat een unicum. Men kan hier met een diploma secundair onderwijs op zak beginnen aan hogere studies in hogescholen of aan universiteiten. Voor ons is het cruciaal om dat zo te houden en dat iedereen die dat wil, de kans krijgt om hogere studies aan te vatten, iets te maken van zijn of haar leven – niet dat dat anders niet kan – en wanneer men dat wil, een diploma te halen.
Heel specifiek is dat die open toegang tot het hoger onderwijs ook nog eens op een – en ik wik mijn woorden – relatief betaalbare manier wordt georganiseerd. Uiteraard weegt dit zwaar voor veel mensen maar wanneer men de vergelijking maakt met wat het in het buitenland en in de rest van de wereld kost om hogere studies aan te vatten, dan is dat op een heel democratische manier georganiseerd, denk ik. Onze fractie wil dat ook graag zo houden. Het mag niet de portemonnee zijn van je moeder of vader die bepaalt of je een diploma kunt halen.
Democratisering en flexibilisering zijn niet hetzelfde. Dat wordt allemaal op een hoop gegooid en ik vind dat men daarmee met een enorme dedain spreekt over mensen die eraan beginnen en die misschien uit een sociaaleconomisch moeilijkere positie komen. Alsof zij degenen zijn die het dan per definitie altijd nodig hebben om flexibeler te kunnen werken en er dus langer over te doen. Ik weet niet of daar materiaal of onderzoek over bestaat – ik zou het wel eens willen kunnen zien –, maar er zijn voorbeelden genoeg van mensen die wel uit een sterke sociaaleconomische positie komen en die er toch langer over doen om dat diploma te halen. Met andere woorden, gooi niet alles op een hoop. Democratisering en flexibilisering zijn niet hetzelfde. (Opmerkingen van Jos D'Haese)
Er is flexibilisering nodig, en ik vind dat goed. Ik kom uit een tijd, en voor mij was er nog een andere tijd, waarin ik les heb had van Luc Huyse, die tijdens de eerste kandidatuur sociologie vertelde dat hij een zoon was uit de arbeidersklasse. Hij had een beurs gekregen en om die beurs te kunnen behouden, was het absoluut noodzakelijk dat hij volledig en met goede resultaten slaagde in zijn eerste jaar. Hij vertelde dat met trots en op een emanciperende manier. Ik vond dat toen een beetje te ver gaan. Ik dacht bij mezelf dat de lat niet hoger moet liggen voor een beursstudent dan voor een andere student en dat we moeten kijken naar de situatie waarmee we zelf werden geconfronteerd. En nogmaals, ik moet niet voor alles terugkeren naar vroeger. Toen ik hogere studies deed, kon men niet aan het tweede jaar beginnen zolang het eerste jaar niet was afgelopen. Men moest geslaagd zijn en bovendien 12 op 20 halen om een vrijstelling te halen. Is men daardoor zoveel slechter af? Is dat een drama geweest? Zijn hier mensen in de zaal getraumatiseerd? Want ik denk dat het overgrote deel van deze zaal dit heeft meegemaakt. (Gelach. Opmerkingen van Steven Vandeput)
Steven is een beetje getraumatiseerd maar de relatie tussen Limburgers en hoger onderwijs is altijd een beetje speciaal geweest. Nu er een eigen universiteit is, gaat dat beter.
Collega’s, ja, flexibilisering is goed. Men kan veel meer op maat en op basis van eigen interesses accenten leggen. Maar als de slinger te ver is doorgeslagen, moet men vanuit het beleid durven zeggen dat er maatregelen moeten worden genomen die in het leven soms ook duidelijkheid bieden.
Ik hoor hier de collega's van de oppositie zeggen: “Heel het onderwijsveld is er tegen!” Het klopt dat er velen zijn die het hier moeilijk mee hebben. Ik zal daar seffens op terugkomen. Maar wat jullie er niet bij zeggen, is dat een van de grootste en bovendien ook bijzonder goed gerangschikte universiteiten van ons land dit systeem al heeft ingevoerd en het zelfs nog wat strenger heeft gemaakt. Aan de KU Leuven ga je niet naar je tweede jaar als je niet voor 30 procent van de vakken geslaagd bent in het eerste jaar. KU Leuven staat daar tot op vandaag voor 200 procent achter. (Opmerkingen van Jos D'Haese)
Ten tweede is wat we doen, duidelijkheid geven en heel vaak is duidelijkheid in het leven een handvat. Ik heb horen zeggen – dat klopt, dat cijfer is geciteerd – dat 1100 studenten hun diploma niet gehaald zouden hebben, mocht deze maatregel al van kracht geweest zijn. Ik overdrijf wat. Maar, mensen, dat is ceteris paribus, dat is ervan uitgaand dat die maatregel op geen enkele manier stimulerend of op geen andere manier effect zal hebben. Je kunt dat met andere woorden niet weten. Ik ben niet te beroerd om te zeggen dat als het werkelijk zo zou zijn dat dit negatieve effecten zou hebben en we een te groot aantal studenten zouden hebben dat hierdoor zijn of haar diploma niet meer haalt, we zullen moeten bijsturen.
Goed, maar wees dan ook eerlijk over wat er voorligt. Ik blijf in de kranten dingen lezen over studenten die moeten werken en het daardoor moeilijk hebben om dat vaste ritme te halen. Fout. Werkstudenten zijn uitgezonderd van dit ontwerp van decreet. Ik blijf in de kranten lezen dat je met een vak en een klein tekort plots een streep door de rekening krijgt. Dat is niet juist. Het is tijdens de hoorzittingen door collega Warnez, collega Daniëls en mezelf verschillende malen expliciet gezegd en laten neerschrijven: deliberaties door de instellingen blijven mogelijk. Ik ga ervan uit dat een hogeronderwijsinstelling de studenten kent, want ze hebben ze een heel jaar lang aan het werk gezien. Ze hebben een heel jaar lang gezien wat die studenten kunnen en zij kunnen beslissen of en onder welke voorwaarden zij delibereren. Het is niet zo dat wij ons daar vanuit dit parlement mee moeien. We geven wel de richting, en dat is dat je op het einde van het tweede jaar klaar moet zijn met de vakken van het eerste en het tweede jaar voor je naar het derde gaat.
Dan kom ik bij een heel belangrijk punt. Ik blijf op diezelfde nagel kloppen: dit is een mijlpaal die je kunt halen in je leven. Dit is geen knip – wat een vreselijk woord –, dit is een mijlpaal. Je laat studenten heel duidelijk maken dat je die stap moet halen, die mijlpaal moet bereiken en dat dat iets is om naartoe te werken. Laat ons wel wezen, ook in het leven achteraf als je klaar bent met studeren, word je geconfronteerd met deadlines, word je geconfronteerd met timings die je moeten halen, word je geconfronteerd met de vraag ‘dit moet gedaan zijn tegen moment A of B’. Zo werkt de wereld toch juist? Alleen voor studenten werkt hij zo niet. Daar zeggen we: “Doe maar door en als je dan jaren bezig bent en op het einde nog met een vak blijft hangen, dan is dat omdat wij democratisch zijn.” Met alle respect, maar ik wil het op de werkvloer wel eens meemaken dat je werk klaar moet zijn, maar dat je vindt dat je om democratische redenen daar nog veel langer over mag doen dan iemand anders. Sorry, dat is onzin. Dat is een fout begrepen gelijkekansenbeleid. Dat heeft daar niets maar dan ook niets mee te maken. (Applaus bij Tom Ongena)
We mogen niet dezelfde fout maken, ik durf dat hier te zeggen, namelijk dat je gelijke kansen gelijkstelt met de lat lager leggen. Wie echt sociale mobiliteit wil, houdt de drempel laag. Daar zal ik voor vechten. Iedereen die wil, moet kunnen studeren en moet ervoor kunnen gaan. Maar de lat, die mag hoog. We hebben hier al uren gespendeerd aan het ons beklagen dat men dat in het basisonderwijs en het secundair onderwijs verkeerd heeft gedaan. Wel, laten we ervoor zorgen dat het hoger onderwijs daarvan gevrijwaard wordt. In een samenleving van vandaag, heb je rechten, ja, en af en toe ook plichten. En je weet hier welke mijlpaal je moet halen om de volgende stap te zetten.
Tot slot vat dit ontwerp van decreet nog een aantal andere bepalingen, zoals de starttoetsen bijvoorbeeld. Ook voor diergeneeskunde doen we een aantal ingrepen.
Ik had beloofd dat ik zou terugkomen op de opmerkingen die ik ook in de commissie heb gedeeld. Minister, u weet dat wij denken dat er vraagtekens zijn op het veld met betrekking tot de haalbaarheid rond studiebegeleiding. Die studiebegeleiding is een essentieel element van uw aanpak. Het gaat erover dat je op tijd terecht kunt bij je hoger onderwijsinstelling en begeleid wordt om die mijlpaal te kunnen halen. Een aantal instellingen zijn daar al op georganiseerd, een heel aantal nog niet. Houd alstublieft goed mee in de gaten dat die timing haalbaar is en laten we daarin – om het woord nog maar eens te gebruiken – flexibel zijn als dat nodig is.
Ten tweede zullen ook de middelen goed in de gaten moeten worden gehouden. Want een recht op studiebegeleiding openen zonder dat daar voldoende financiering tegenover staat, riskeert een lege doos te zijn. Dat kan niet de bedoeling zijn. Houd daar dus de vinger aan de pols.
Tot slot, wat de hogescholen en met name de professionele bachelors betreft, moeten we in de praktijk nog zien hoe dat allemaal in zijn werk zal gaan met stages, verschillende intreedmomenten en dergelijke meer. U kent mijn pleidooi. Ik had het iets anders aangepakt voor de hogescholen, maar we staan als fractie achter het signaal dat we hier vandaag geven. (Applaus van Tom Ongena, Bart Van Hulle, Steven Coenegrachts en Arnout Coel)
De heer Warnez heeft het woord.
Ik wil beginnen met de collega’s van meerderheid en oppositie te bedanken voor de lange, maar ook wel goede en degelijke discussies die we in de commissie hebben gehad. In die zin stoort het me wel een beetje, collega D’Haese, dat u begint met een heel pleidooi dat dit ontwerp van decreet op geen enkele data is gebaseerd. Ik begrijp dat u niet wilt aanvaarden dat de minister een werkgroep heeft samengesteld. De minister zal wel toelichting geven over die werkgroep. Ik begrijp dat u de minister niet gelooft. Ik begrijp dat allemaal. Maar als u de minister niet gelooft, geloof dan toch alstublieft een van onze grootste instellingen van ons land: de KU Leuven. Dit is een quasi kopie van het systeem van de KU Leuven.
Hebt u met die mensen gesproken? Hebt u met de mensen van de KU Leuven gesproken, en nog belangrijker, hebt u ernaar geluisterd? Zij zijn al tien jaar bezig met een systeem op te zetten dat werkt. Men heeft een enorme dataset, men heeft die ook al toegepast en men blijft dat permanent monitoren. Dus als u de minister niet gelooft, geloof dan alstublieft toch de KU Leuven.
Collega’s, ik denk dat we mekaar niet moeten overtuigen van de basisdoelstellingen. We willen allemaal dat we studenten met talenten optimaal kunnen laten ontwikkelen. We willen ze toeleiden naar een straf diploma, naar een goede job. We zijn er alleen niet van overtuigd hoe dat allemaal exact moet lopen. Voor onze fractie is het wel duidelijk. Als we de studenten optimaal hun talenten willen laten ontwikkelen, dan moeten we blijven inzetten op goede studievoortgang. Dat betekent dat een student een keer mag falen, maar het is ook belangrijk dat hij de nodige successen boekt. En dat betekent dat we, als we zien dat een student zijn diploma niet zal halen, hem op tijd – en dus het liefst zo vroeg mogelijk –naar een richting helpen die wel naar een diploma leidt. Dat gebeurt vandaag veel te weinig.
Het resultaat van alle studenten die hoger onderwijs aanvatten is dat een op vier van die studenten na een, twee, drie, vier of vijf jaar zonder diploma eindigt. Wel, ik vind dat wij op dat moment als maatschappij een stukje gefaald hebben. Een op vier start en behaalt geen diploma. Het is onze plicht, en dat begint hier in dit parlement, om de studenten te helpen succesvol te zijn en hen de weg te wijzen. En dat gaan we niet alleen doen via studievoortgangsmaatregelen. Daar zijn we het ook over eens. Dat gaan we doen via goede oriëntering en heroriëntering, via goede begeleiding, de klassenraad, de Columbusproef en de starttoetsen die nu verder worden uitgerold. Dat is eigenlijk beleid uit de vorige legislatuur dat verdergezet wordt. Dit ontwerp van decreet is gewoon een volgende stap.
Voor ons is de doelstelling van dit ontwerp van decreet duidelijk. We willen verder werken aan de studie-efficiëntie. Dat betekent dat als studenten geen diploma zouden halen in een bepaalde richting, we hen sneller naar een meer gepaste richting toeleiden. En dat doen we zonder de meest kwetsbaren te raken.
Dat is de reden waarom wij geloven dat er enkele – énkele – uniforme studie-efficiëntiemaatregelen nodig zijn. Collega Danen, u hebt gelijk wanneer u zegt dat er al instellingen zijn die dat doen of dat de meeste instellingen dat eigenlijk al doen. Die zijn ook immens divers. Ik wil in deze zaal gerust de proef op de som nemen. Ik vraag aan de jonge parlementsleden die nog niet zo heel lang geleden hun diploma hebben gehaald aan de universiteit of aan de hogeschool: weet u nog wat uw studie-efficiëntiemaatregel was? Ik wil aan de meer ervaren parlementsleden die ouders zijn van studenten in het hoger onderwijs vragen om vanavond thuis aan hun zoon of dochter te vragen wat die studie-efficiëntiemaatregel bij hen is. U mag mij vanavond sms'en. Ik ben ervan overtuigd dat ik van niemand een sms zal ontvangen.
Collega's, de studenten weten dat eerlijk gezegd niet. En dan werken die maatregelen uiteraard niet. Ze moeten ook op voorhand duidelijk weten wat de spelregels zijn. Daarom stellen we een beperkte set aan studie-efficiëntiemaatregelen voorop, die gebaseerd zijn op data, die voldoende snel tijdens de opleiding naar voren komen, die vooral ook ruimte laten voor de instellingen om nog autonoom beslissingen te nemen en die bovendien – en dat is cruciaal voor ons als fractie – gekoppeld zijn aan een recht op feedback en begeleiding. En dat vragen we nog eens expliciet, minister: faciliteer dat recht op feedback en begeleiding bij de studenten.
En wij doen dat, collega’s, met alle vertrouwen in de instellingen. Ik ben enkele weken geleden als een echte christendemocraat binnengestapt in de commissie waar we dit decreet hebben besproken. Dat betekent dat voor ons elke mens telt, dat geen enkele student onterecht mag worden geraakt. Dat betekent dat vrijheid cruciaal is voor de onderwijsinstellingen. Dat betekent bijgevolg dat als een student onterecht zou worden geraakt, die universiteit of hogeschool over de autonomie moet beschikken om die student alsnog verder te laten gaan.
Daarom heb ik in de commissie aan de minister heel punctuele vragen gesteld over die autonomie. De minister heeft mij daar gerustgesteld. Hij heeft gezegd dat de instellingen over de volledige autonomie blijven beschikken om te delibereren als het nodig is, om uitzonderingen toe te staan als dat nodig is. Ik zal zelfs meer zeggen: in de commissie heeft de minister de woorden ‘autonomie van de onderwijsinstellingen’ vaker gezegd dan de gemiddelde cd&v’er dat zou doen in de maand september.
Collega's, wij geloven in studie-efficiëntie, wij geloven in onze universiteiten en hogescholen en wij geloven in onze studenten. Dat is de reden waarom wij geloven in dit ontwerp van decreet. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Slagmulder heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, in deze commissie hebben we twee weken geleden hierover inderdaad al uitgebreid gedebatteerd. In tegenstelling tot de collega’s van de linkerzijde staat het Vlaams Belang wel achter het principe dat de studenten geslaagd moeten zijn voor al hun eerstejaarsvakken vooraleer ze naar de derde bachelor kunnen gaan.
De flexibilisering van ons hoger onderwijs is volgens onze fractie te ver doorgeslagen. De studie-efficiëntie van onze studenten moet naar omhoog, want de studieduur is momenteel bij een op de drie studenten veel te lang: 28 procent van de studenten verlaat het hoger onderwijs zonder diploma. Dat is gewoon veel te veel en valt nauwelijks nog te verantwoorden. Daarom heb ik hier al enkele keren gepleit voor de algemene invoering van een horde, zoals bijvoorbeeld de mijlpaalregeling van de KU Leuven. Ik heb studeren hier al eens vergeleken met een wedstrijd hordelopen: wie niet over de eerste of de tweede horde geraakt, die zal uiteindelijk ook niet de finish halen en moet ofwel meer trainen ofwel een andere discipline zoeken.
Ik zal het nog maar eens herhalen: wat we vooral níét moeten doen, is de lat lager leggen, zeker niet. Studenten hebben nú nood aan duidelijkheid, en het probleem van de studieduurvertraging moet bij de kern worden aangepakt. Het invoeren van een horde of een mijlpaal is maar een bepaald aspect om de studieduurvertraging tegen te gaan. Naast een betere studiebegeleiding en remediëring moet er ook een sterke bewaking zijn van de instroom in ons hoger onderwijs. Want nu komen er te veel studenten terecht in ons hoger onderwijs die bepaalde opleidingen gewoon niet aankunnen en dus beter eerlijk tegen zichzelf zouden zijn en ofwel een andere soort opleiding zouden moeten kiezen, ofwel naar de arbeidsmarkt zouden moeten gaan, waar in mijn ogen niets verkeerds mee is, integendeel.
Collega’s, ik begrijp zeker dat er bezorgdheden zijn bij de studenten en onder andere de VLHORA. De druk op studenten zal inderdaad naar omhoog gaan, maar te lang studeren en uiteindelijk zelfs geen diploma halen, kost de gemeenschap handenvol geld. Per student investeert de Vlaamse overheid elk jaar ongeveer 7500 euro, de ouders jaarlijks tussen 9000 en 14.000 euro. Wie langer studeert, is ook minder lang beschikbaar op de arbeidsmarkt. De maatschappelijke kostprijs is dus zeker en vast niet min.
Er wordt ook gewaarschuwd dat er jaarlijks zo'n 1100 studenten onterecht getroffen zouden worden zodra de horde na het tweede jaar is ingevoerd. We zouden al deze studenten kwijt zijn die wel degelijk in staat zijn om een diploma te behalen. Wanneer studenten weten dat er in de toekomst andere studievoortgangsmaatregelen zullen gelden, dan zullen zij in vele gevallen op een andere manier naar hun studies kijken. Ze zullen dus beter hun best doen of moeten doen om te slagen en minder vakken spreiden en uitstelgedrag vertonen. Met de nieuwe maatregelen zullen studenten nog steeds vier examenkansen hebben om te slagen voor hun eerstejaarsvakken, en dat weten ze dus op voorhand.
Studenten zullen wellicht ook twee keer nadenken vooraleer ze aan een bepaalde opleiding beginnen, en zo zullen zij dus sneller in een opleiding terechtkomen waarvan ze weten of aanvoelen dat ze die aankunnen. Met andere woorden, deze studenten zullen eerder gebaat zijn met strengere regels dan met nog meer flexibilisering.
De starttoetsen vinden wij een stap in de goede richting om de kwaliteit van de instroom beter te bewaken. Het eerste jaar in ons hoger onderwijs mag zeker geen verlengstuk zijn van het secundair onderwijs. Het lijkt ons alleszins niet aangewezen om bijvoorbeeld de remediëringstrajecten intracurriculair of tijdens de gewone lestijden te organiseren. Wij zijn van mening dat de hogeronderwijsinstellingen niet moeten opdraaien voor tekorten waar ze zelf de oorzaak niet van zijn. Er wordt gewerkt met volwassen studenten van wie op die leeftijd toch al een zekere verantwoordelijkheidszin en zelfredzaamheid verwacht mag worden.
Daarom dient onze fractie voor de remediëringstrajecten een amendement op artikel 14 in waarin we voorstellen om in de voorgestelde tekst van artikel II.188/1, §3, vijfde lid, de zinsnede ‘intra- of extracurriculair’ te vervangen door de term ‘extracurriculair’. We vinden dat de studenten hun extra remediëring extracurriculair moeten doen, dus ofwel nog voor de start van het academiejaar, ofwel tijdens het academiejaar, maar dan boven op de zestig studiepunten van het eerste jaar. Dat moet zeker haalbaar zijn, aangezien volgens dit ontwerp van decreet de omvang van de verplichte remediëring het gewicht van zes studiepunten mag overschrijden.
Trouwens, voor ons blijft het nog steeds een reële optie om toelatingsproeven in te voeren voor bepaalde universitaire bachelors waar na de invoering van de starttoetsen de studie-efficiëntie in het eerste bachelorjaar nog duidelijk onder de 50 procent blijft. Als dat ingevoerd werd voor de opleiding Diergeneeskunde om de kwaliteit te bewaken, dan kunnen en moeten we dat ook doen in andere richtingen waar de situatie uit de hand dreigt te lopen.
Minister, we zullen ook nog twee andere amendementen indienen en die gaan over de kwestie van de volgtijdelijkheid. Nu is het vaak zo dat een student bij heel wat instellingen bepaalde vakken pas kan opnemen nadat de student slaagde voor een ander vak. Indien de student niet geslaagd is, kan hij of zij niet inschrijven voor een vervolgvak. In het voorliggende ontwerp van decreet wordt de mogelijkheid om de volgtijdelijkheidsvoorwaarden door hogeronderwijsinstellingen op te leggen aan studenten erg beperkt. In richtingen waar de vakken eerder thematisch van aard zijn, zoals bij Geschiedenis of Theologie, zal een dergelijke beperking weinig problemen opleveren, maar in opleidingen waar het grootste deel van het curriculum uit vakken bestaat die wel op elkaar voortbouwen, zal die beperking wel voor problemen zorgen. Ik denk bijvoorbeeld aan taalrichtingen. Met dit ontwerp van decreet zou je nu tegelijk in Italiaanse taalkunde 1 en taalkunde 2 kunnen zitten, terwijl het logisch is dat je het eerste opleidingsdeel afwerkt vooraleer je aan het tweede begint. Wij vrezen dat dit voor problemen zal zorgen. Zo zal bijvoorbeeld de docent van het tweede opleidingsonderdeel taalkunde er niet automatisch meer van kunnen uitgaan dat zijn student de basisprincipes van het eerste opleidingsonderdeel kent. Zo zal er nogmaals extra planlast ontstaan, en dat terwijl volgtijdelijkheidsvoorwaarden net dienen als bescherming van studenten om zo te vermijden dat ze opleidingsonderdelen opnemen waarvoor ze nog niet klaar zijn en waardoor hun kansen om te slagen drastisch dalen.
Dit zal trouwens niet alleen een probleem zijn bij taalopleidingen, maar bijvoorbeeld ook bij de lerarenopleidingen, waar de stages ook op elkaar voortbouwen. Daarom is het volgens onze fractie aangewezen om via een tweede en derde amendement de oorspronkelijke maatregel van paragraaf 5 bij artikel 16 en van punt 1° bij artikel 19 te schrappen, zodat de hogeronderwijsinstellingen zelf kunnen blijven beslissen waar ze volgtijdelijkheidsvoorwaarden opleggen. Het lijkt ons niet aangewezen dat de volgtijdelijkheid, zoals in het voorliggende ontwerp van decreet, enkel beperkt wordt tot de opleidingsonderdelen waar er een risico zou bestaan op het vlak van veiligheid of gezondheid zoals bijvoorbeeld in labo’s of bij medische handelingen.
Minister, persoonlijk had ik liever gezien dat de aanpassing van de studievoortgangsmaatregelen vorig jaar al ingevoerd werd, zodat de onderwijsinstellingen meer tijd gehad zouden hebben om zich degelijk voor te bereiden want dit decreet gaat al vanaf het academiejaar 2023-2024 in werking. De instellingsoverschrijdende elementen met alle concrete bepalingen rond de starttoetsen en de verplichte remediëring moeten gevalideerd en gecommuniceerd zijn voor 15 maart 2023. De Vlor stelde dat veel curricula grondig herbekeken zullen moeten worden. Zoiets heeft nu eenmaal ook tijd nodig. Vanuit de Vlaams Belangfractie twijfelen we toch of dit haalbaar is, zeker met de nieuwe wetgeving rond de verplichte remediëring bij tekorten op de starttoets. Minister, u kunt toch niet ontkennen dat een goede en degelijke implementatie nu eenmaal tijd vergt. Ook blijft de vraag nog steeds of die 2 miljoen euro per jaar die de Vlaamse Regering voorziet, voldoende zal zijn. Vanuit het onderwijsveld wordt daar sterk aan getwijfeld, ook door onze fractie. Ons hoger onderwijs wordt momenteel al ondergefinancierd. De extra taken voor het personeel zullen ongetwijfeld voor extra druk zorgen. Je mag de gevolgen van die extra taken toch niet onderschatten. De laatste jaren zijn de opdrachten in de hogeronderwijsinstellingen al enorm toegenomen. Er zijn ook steeds meer studenten. Het personeel staat nu al enorm onder druk om kwaliteit te kunnen bieden. En in de komende jaren wordt ook nog eens een personeelstekort gevreesd.
Minister, wij gaan zeker met veel zaken akkoord. Onze fractie staat achter de geest van dit ontwerp van decreet, maar er zijn toch nog heel wat onduidelijkheden en twijfels rond de implementatie en de timing ervan. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, het moet me toch van het hart dat dit ontwerp van decreet, dat gaat over de instroom en het optimaliseren van de studie-efficiëntie in het hoger onderwijs, hier door een aantal mensen beperkt wordt tot alleen maar te spreken over de zogenaamde ‘knip’. Want als het dat zou zijn, als dit decreet drie artikels zou tellen – gemeenschapsaangelegenheid, artikel 2 het invoeren van die mijlpaal en artikel 3 de invoerdatum – dan had u gelijk. Maar dat is het niet. Dat is heel duidelijk niet wat erin staat.
Ten tweede, u doet alsof deze meerderheid van N-VA, cd&v en Open Vld dit ontwerp van decreet alleen neemt. Maar het zit natuurlijk in een traject, een traject dat reeds start in het secundair onderwijs. Waarom dat traject? Om te zorgen dat studenten, mensen die naar het hoger onderwijs gaan, de doorstroom, zeer goed voorbereid zijn op het hoger onderwijs, een juiste keuze maken, de juiste inspanningen leveren en zich bewust zijn van eventuele tekortkomingen en tijdig geheroriënteerd worden. Dat is het traject, een viertrapsraket die wij met onze N-VA-fractie al vorige legislatuur bepleit hebben.
Dit is een vervolg daarop. Want eerst heb je je resultaten en het advies van de klassenraad in het secundair onderwijs. Daar begint het natuurlijk mee. Twee is de Columbusproef om de toekomstig student inzicht te geven in zijn sterke kanten en in waar hij een tandje dreigt te moeten bij steken.
Stap drie is de starttoets die hier in dit decreet staat, waarmee je start en een zeer duidelijk inzicht krijgt in de opleiding die jij gaat doen. Daar zijn dit aandachtspunten voor. Ik zou blij geweest zijn in mijn tijd – zoals collega Rutten zei – als dat er was geweest en je niet moest wachten tot proefexamens om te weten dat je hulp nodig hebt. Neen, dat je het al weet voor je start. De starttoets, die zit in dit decreet.
Begeleiding, collega’s, zit in dit decreet. En dan komt de heroriëntering. Als al die knipperlichten die er zijn niet gewerkt hebben, dan is er de heroriëntering. Wat is een knipperlicht? Als je na vier examenkansen nog altijd niet geslaagd bent in een opleidingsonderdeel of -onderdelen, waarvan de opleiding vindt dat die cruciaal zijn, dan kan de opleiding in de deliberatie zeggen: voor u stopt het hier. Maar dat is geen donderslag bij heldere hemel, collega’s, zoals jullie willen laten uitschijnen.
Ten tweede – dat is ook iets dat ik merk op sociale media – gaat het niet over studenten die nu al bezig zijn en die zeggen: we wisten dat niet. Neen, het gaat over studenten die nu starten en die al in dat traject zitten dat ik net heb beschreven. En jullie – en dat vind ik het strafste van al – gaan er dus van uit dat er geen enkele gedragsverandering zal zijn, dat alles en iedereen hetzelfde zal doen als voorheen. Collega’s, dat is net het doel van dit decreet. (Opmerkingen van Jos D’Haese)
Ja, collega D’Haese, inderdaad, als de Columbusproef, de klassenraad en de starttoets allemaal zeggen dat men moet uitkijken voor het vak statistiek, als de hogeschool of de universiteit bijlessen statistiek voorziet voor een vak dat cruciaal is voor al wat nog zal komen, en men na vier examentijden nog altijd niet voor het vak slaagt, is het dan niet normaal dat, in het licht van de kwaliteit van het diploma, een opleiding kan zeggen dat hier een cruciaal onderdeel niet is verworven? Het doel is dat studenten zich daarvan bewust zijn.
Want, collega’s, laat ons eerlijk zijn, je kunt niet tegelijkertijd over democratisering spreken en diploma-inflatie willen. Wat is diploma-inflatie, collega D’Haese? Ik zou verwachten dat een partij zoals de uwe daar gevoelig voor zou zijn, maar dat is duidelijk niet zo. Wat is diploma-inflatie, collega’s? Dat is dat een diploma minder waard wordt en je er een tweede bij moet hebben, het liefst nog van een instelling waar het inschrijvingsgeld hoog is. Dan heb je diploma-inflatie. Wij willen dat vanuit N-VA, als gemeenschapspartij, net niet.
Wij hebben hier in Vlaanderen lage inschrijvingsgelden. Dat is een relatief begrip, ik weet het, maar iemand die een studiebeurs krijgt, dat inschrijvingsgeld heeft en mag starten in eender wat hij wil – behalve in die opleidingen waar nu een toelatingsproef voor bestaat – mag tot vier zittijden doen wat hij wil, met een zeer grote bijdrage van de belastingbetaler. En ik ga het nog eens zeggen: dat zijn ook de mensen die na het secundair onderwijs direct gaan werken. De schilder, de man in de bakker, mensen die in de kinderopvang staan, die direct gaan werken, betalen mee diegene die gaat studeren in het hoger onderwijs. Dat is goed voor ons totale Vlaamse weefsel en voor de Vlaamse economie, maar niet zomaar. Daar staat iets tegenover.
Een tweede partij die in dezen belangrijk is, zijn de ouders. Collega Warnez verwees ernaar. Ik treed hem absoluut bij en ik heb zelf al ettelijke keren het voorbeeld gegeven. Je kunt zeggen: waarom moet een ouder dat weten? Wel, omdat de ouder het meestal betaalt. Daarom moet hij dat weten en begrijpen. Vandaag heeft de ouder daar geen zicht op, behalve wanneer de student thuiskomt en zegt dat zijn leerkrediet op is, en hij veel meer zal moeten betalen. Dan komt dat plots boven. Mogen we in het licht daarvan stappen zetten?
Drie: de docenten in het hoger onderwijs staan onder grote druk om ervoor te zorgen dat men differentieert, ook in het hoger onderwijs. Ik ben daar niet tegen, maar de docenten geven wel aan dat er een eindpunt is in wat zij kunnen differentiëren. Het valt me inderdaad op dat er heel wat reacties zijn vanuit de besturen van de instellingen. Die kijken naar het Exceldocument, dat ook samenhangt met centen. Ik stel echter vast dat de docenten die daarmee worden geconfronteerd wel zeggen dat het goed is dat er op een bepaald moment duidelijkheid over wordt gecreëerd.
Heb ik dus begrip voor het feit dat VVS hier vragen bij stelt? Ja, daar heb ik absoluut begrip voor. Ik ben zelf jarenlang studentenvertegenwoordiger geweest, ik heb zelf nog betoogd tegen de semesterexamens. Want inderdaad, collega Rutten, bij ons was het alles op het einde. Maandag, woensdag, vrijdag en als we geluk hadden ook nog op zaterdag. Alles, hé: historische pedagogiek, 1200 pagina’s, een dag ertussen. Alles. En het was een 12 of niets. Dat was het. (Opmerkingen van Willem-Frederik Schiltz)
Of een veertien. Collega Schiltz, ik denk dat het goed is dat we niet verder uitweiden over de graden die we hebben behaald. Het zou ons te ver leiden. Een zes op twintig is trouwens geen goede zaak. Moeten we daar weer naartoe? Dat is mijn pleidooi niet. Mijn pleidooi is wel dat we de realiteit moeten zien. Ik stel de schriftelijke vraag naar het aantal jaren tot het behalen van het bachelordiploma al zeer lang in dit parlement. In 2008-2009 was dat 35,64 procent, we zitten nu onder de 29 procent. Dankzij de flexibilisering zijn er minder die het halen. Ik raad u aan om toch even opnieuw naar het verleden te kijken. De flexibilisering is nota bene ingevoerd omwille van die meesleepvakken, maar heeft het effect niet gehad. Het aantal dat het diploma niet behaalt en ongekwalificeerd uitstroomt, is een op de vier, en daar draagt de persoon die in de kinderopvang werkt een deel voor af. Wat is er dus mis mee om te gaan heroriënteren?
Collega D’Haese, het moet me toch van het hart: in de Commissie voor Onderwijs hebt u gezegd dat men geen rekening moest houden met wat u zei, namelijk dat de portemonnee bepaalde. U hebt die woorden teruggetrokken in de Commissie voor Onderwijs. Chapeau daarvoor, want u wist dat het niet juist was, maar ik vind dat u dat sfeertje nu niet weer moet laten ontstaan.
Wat hier naast de starttoets ook nog in zit, collega’s, is de begeleiding. Er is wel een engagement nodig van de hogeronderwijsinstellingen om met de studenten aan de slag te gaan. En ja, zoals collega Krekels ook zei in de commissie, moet men nadenken over de opleidingsonderdelen die men in een opleiding steekt en waar men die positioneert in het curriculum. Dat is absoluut een opdracht voor de hogeronderwijsinstellingen. Als er vakken zijn die men geeft, maar altijd delibereert, dan moeten wij in dit parlement niet bepalen wat daarmee gebeurt, maar dan neem ik wel aan dat de hogeronderwijsinstellingen ermee aan de slag gaan.
Collega’s, ik kijk dan nog even in het ontwerp van decreet. Want daarom zijn we hier toch, voorzitter, om naar de teksten te kijken en niet om te spreken over dingen die er niet in staan. Dan stel ik vast dat zowel het deliberatiecijfer als de tolerantie er in staan. Daarnaast gaan we naar een instellingsneutrale toets. Ik heb hier zelf, net als de collega’s van de oppositie, gezegd dat ‘de ene instelling zus en de andere zo’ niet duidelijk is. Dus: een instellingsneutrale toets. Dat lijkt me toch vrij duidelijk te zijn?
Ik snap ook niet dat men tegen een starttoets kan zijn. Wie tegen dit ontwerp van decreet stemt, stemt immers tegen alles. “Een starttoets test de startcompetenties die nodig zijn voor het welslagen in de betrokken opleiding.” Hoe kan men er nu tegen zijn dat een student dat inzicht krijgt? “Na de afname van de starttoets ontvangt iedere deelnemer een individueel feedbackrapport.” U stemt tegen, u bent daar tegen, hé. Het is het een of het ander, collega’s. Ik begrijp dus echt niet dat u daar niet mee akkoord gaat. Ik kan er echt niet bij.
Wat de studievoortgangsmaatregelen betreft, ben ik het ermee eens dat die duidelijk gecommuniceerd moeten worden aan studenten die starten. Zij moeten dat zeer goed weten. En ja, ik hoop dat dat een gedragswijziging in gang zet, dat studenten direct bij aanvang het oppakken om ermee aan de slag te gaan. Dat lijkt mij niet meer dan normaal.
En dus, collega’s, voor ons is dit, vanuit de N-VA-fractie, een decreet in het logische traject van wat wij opgebouwd hebben, en waarin we ook een bindende toelatingsproef voor de opleiding Dierengeneeskunde opnemen, een initiatief dat ik nog samen met voormalig collega De Meyer in dit parlement heb bepleit en waaraan nu gevolg wordt gegeven. (Applaus bij de N-VA en van Gwendolyn Rutten)
De heer D’Haese heeft het woord.
Ik heb begrepen dat we deze voormiddag nog heel wat tijd hebben, dus ga ik nog graag in op een aantal zaken die de collega’s gezegd hebben. Ten eerste vroeg mevrouw Rutten om niet alles op één hoop te gooien, en ze heeft daar groot gelijk in. Ik heb dat ook zeer expliciet niet gedaan. Ik heb gezegd dat er zeer diverse redenen zijn waarom studenten studievertraging oplopen. Ik heb gezegd dat een element in de democratisering de flexibilisering van het onderwijs is. Ik heb die twee dingen dus zeker niet op één hoop gegooid. Ik vind dat u groot gelijk hebt: we moeten niet alles op één hoop gooien. Maar, mevrouw Rutten, dit is exact wat dit decreet wel doet. Elke studievertraging is het gevolg van studenten die hun best niet doen en uitstelgedrag hebben. Dat is de logica van dit decreet. Ik heb nog geen enkel ander argument gehoord waarom dit decreet zou moeten ingevoerd worden dan vanwege uitstelgedrag en studenten die niet hun best moeten doen.
Natuurlijk was het vroeger geen drama toen je op het einde van het jaar voor alle vakken geslaagd moest zijn. We weten natuurlijk van stichtende voorbeelden in dit halfrond dat daar ook geen garantie was voor een korte studieduur. Het enige inhoudelijke argument dat ik telkens opnieuw hoor terugkomen is dat de KU Leuven een gelijkaardige maatregel heeft ingevoerd. Het is zeer goed en interessant, beste collega’s, dat er een maatregel is ingevoerd. Kunnen we dan eens kijken wat het effect is? Het Rekenhof heeft het onderzocht en zegt dat het effect nihil is. Het heeft toch geen zin om in het ijle te praten over maatregelen die genomen worden. Zij hebben het gedaan en het werkt niet. We kunnen ook kijken naar Nederland, waar ze het ook gedaan hebben en waar het ook niet werkt. We kunnen kijken naar allerhande studievoortgangsmaatregelen die de universiteiten hebben genomen en daaruit blijkt dat vroegtijdige stops niet werken.
Mevrouw Rutten zegt er toch van te mogen uitgaan dat die maatregel een effect zal hebben. Je kunt dat vinden maar je kunt vaststellen dat dat niet zo is. Het Rekenhof zegt dat de studievoortgangsmaatregelen leiden tot weinig of geen proactieve gedragswijzigingen bij studenten. Je kunt dat leuk vinden, je kunt dat niet leuk vinden, maar dat is de realiteit. Je weet dus wat je aan het uitvoeren bent. Kom dan achteraf niet zeggen dat het anders uitgedraaid is dan dat je wilde.
Werkstudenten krijgen een uitzondering, maar werkstudenten zijn studenten die werken en een sociale bijdrage betalen. Wat met al die studenten die een studentenjob doen om hun studies en hun kot te kunnen betalen? Die zijn helemaal niet uitgezonderd want die vallen allemaal onder dit decreet.
In de media lees ik dat het helemaal niet waar is dat je voor één vak zou kunnen worden tegengehouden, omdat er deliberatie mogelijk is. De N-VA draait dat zelfs om en zegt dat, als je voor één vak nog gebuisd bent, de onderwijsinstelling je kan doen stoppen. Het is omgekeerd, mijnheer Daniëls, je moet stoppen tenzij je een uitzondering krijgt. Met wat voor decreten zijn wij hier bezig als we eerst regels invoeren die universeel zijn en dan zeggen dat ze maar moeten corrigeren op het niveau van de instelling? Ik snap echt niet wat daar de redenering achter is.
Wat het verschil tussen een mijlpaal en knip betreft: een mijlpaal is iets wat je kunt halen, waar je naar kunt streven, een knip is iets dat op een bepaald moment gedaan is. Ik ben akkoord met de Vlaamse hogescholen die zeiden dat het juiste woord een ‘stop’ is. Het Vlaams Belang zei dat wie een mijlpaal niet haalt, de finish niet zal halen. Laten we ons nu opnieuw eens baseren op feiten en cijfers. Ze geven u ongelijk: 1100 studenten die de mijlpaal, de knip, de stop niet halen en die wel de finish halen, 1100 studenten waarvan het Vlaams Belang zegt dat we die niet nodig hebben in onze ziekenhuizen, in onze woonzorgcentra, in onze scholen, in de bouw. Men zegt dat we die allemaal niet kunnen gebruiken en dat ze maar moeten stoppen. Dat is de redenering van het Vlaams Belang en, jammer genoeg, ook van deze meerderheid. Het is evident dat de lat uiteraard even hoog blijft, en dat je niet minder cijfers zult moeten halen om te slagen, maar de drempel om studies af te werken, wordt wel hoger. Dat heb ik daarnet uitgelegd en ik hoop dat dat duidelijk is en dat jullie ook daar weten waarvoor jullie stemmen.
En duidelijkheid is natuurlijk heel goed, collega Warnez. Maar duidelijkheid is geen excuus voor slechte maatregelen, en al zeker niet voor slechte, uniforme maatregelen. (Opmerking van de voorzitter)
Daarom, beste collega’s, heb ik nog zes seconden om te zeggen dat wij een amendement hebben ingediend om de knip af te voeren, en dat ik erop reken dat iedereen die een beetje naar de feiten heeft gekeken, dat zal steunen. (Applaus van Kim De Witte)
De heer Danen heeft het woord.
Ten grond hoor ik eigenlijk weinig weerwoord op de opmerkingen van de VLHORA, van de VVS en van de Vlor. Ik vind het eigenlijk onbegrijpelijk dat er bij een decreet met zo’n impact en met zo’n tegenstand bij de voornaamste spelers, niet gewerkt wordt naar een soort van consensus, naar een beter decreet dat de doelstellingen beter kan invullen. Ik vind dat onbegrijpelijk, want als iedereen, of quasi iedereen die het moet uitvoeren, er eigenlijk niet voor is, dan gaat men inderdaad binnen het legistiek veld zoeken naar oplossingen om er toch onderuit te kunnen komen. En dat zal gebeuren. Er zal allicht milder gedelibereerd worden. Er zal meer getolereerd worden. Is dat wat we willen? Misschien wel, maar dan moet men dat ook op die manier duidelijk zeggen.
Ik verzet me heel sterk tegen de sfeer die er heerst alsof de flexibilisering tegen de grenzen is gebotst. Het is allemaal moeilijker geworden om uit te leggen aan onze ouders en onze grootouders, dat is waar. Maar dat was niet de bedoeling van die flexibilisering. De bedoeling was uitdrukkelijk om het aantal jongeren dat afstudeert in onze hogeronderwijsinstellingen, te verhogen. Het aantal diploma’s moest stijgen dankzij een flexibelere aanpak van de vakken en de opleidingen. En dat is gelukt. Het aantal gediplomeerden is met 35 procent gestegen, en het aantal gediplomeerde beursstudenten zelfs met 36 procent. We zien vandaag dat we die mensen allemaal nodig hebben in de jobs waar er zoveel tekorten zijn.
Een maatregel invoeren waarvan helemaal niet duidelijk is wat de effecten zijn, waar men vreest voor omgekeerde effecten, dat moeten we vandaag echt niet doen. Ik wil, ten slotte, wijzen op een ongewenst neveneffect. Wat gebeurt er met een student die door de knip na twee jaar moet stoppen in de opleiding die hij volgt? Ofwel stopt die en gaat die werken, ofwel gaat die een andere opleiding volgen. Maar als hij een andere opleiding moet volgen, en van nul af aan beginnen, dan zal de studieduur in dat geval sterk verlengen.
Alles samengenomen is dit echt wel een draak van een decreet. De doelstellingen die in het begin worden gesteld, zijn op zich wel lovenswaardig, maar met alles wat hier voorligt, zullen die allicht niet gehaald worden, en daarom ook zullen wij met volle overtuiging tegen dit decreet stemmen. (Applaus bij Groen, Vooruit en de PVDA)
Minister Weyts heeft het woord.
Dank voor het debat. Enkele argumenten heb ik natuurlijk al gehoord in de commissie, maar ik ben ook blij om te vernemen dat sommige argumenten dan uitdrukkelijk niet werden herhaald. Mijnheer D’Haese, u hebt niet herhaald, zoals u hier met grote stelligheid vanop het spreekgestoelte verkondigde, dat dit decreet ervoor zou zorgen dat je een jaar moet overdoen voor één vak. Dat is een absolute karikatuur die totaal fout is. U verwijst ook niet meer naar de petitie van de studentenbeweging van de PVDA, die u me nochtans toewierp in de commissie, met halve waarheden en hele leugens, met vergelijkingen met Nederland terwijl dit net niet dat Nederlandse systeem is. Met onder andere ook uw kernboodschap, die u wel herhaald hebt: stop de elitaire knip.
Deze maatregel en dit decreet in zijn totaliteit, dus niet alleen de knip of de mijlpaal, maar evengoed extra remediëring en extra studiebegeleiding, hebben net tot doel om te zorgen voor een betere oriëntatie en dus een vermindering van de studieduur. Wie heeft daar verdorie het meeste baat bij? Wie heeft het meeste baat bij een beperking van de studieduur? Diegene die het sociaaleconomisch moeilijk heeft, of diegene voor wie het geen enkel verschil maakt dat hij er nog een jaar aanbreit? Wie heeft het meest baat bij een beperking van de studieduur, en dus bij een goede oriëntatie? Dat zijn net diegenen die het sociaaleconomisch moeilijker hebben. Dit is bij uitstek ook een sociale maatregel. (Applaus bij de N-VA)
U zegt dat dit los van feiten staat. Wel, ik geef u maar twee feiten, die heel onrustwekkend zijn. Ten eerste, 28 procent stroomt zonder diploma uit uit ons hoger onderwijs. Ten tweede, vandaag behaalt ongeveer 31 procent, nog zelfs geen derde, zijn bachelordiploma in de voorziene studieduur van drie jaar. Dat zijn dus vreemde vogels. Dat zijn uitzonderingen. Dat is de omgekeerde wereld: de regel is de uitzondering, de uitzondering is de regel. Als je dat in een internationaal perspectief bekijkt, scoren we op die vlakken echt manifest lager dan andere OESO-landen. Nog los van het cijfermatige aspect en het kostenaspect zijn dat vooral persoonlijke drama’s voor heel veel studenten, en een verspilling van tijd, geld en energie. Dan kun je inderdaad niets doen, maar dat is voor ons geen optie. Alternatieven heb ik immers niet echt gehoord. Wat ga je doen om die studieoriëntatie te versterken en iets te doen aan die doorgeslagen flexibilisering? Daarop heb ik geen antwoorden gehoord. Die flexibiliteit is doorgeslagen.
Wij willen inderdaad meer structuur bieden, met een duidelijk tussentijds moment, een cesuur, een mijlpaal, een knip: je kunt niet starten in het derde jaar tenzij je alle vakken van het eerste jaar met vrucht hebt afgelegd. Eerlijk waar, buiten deze ruimte klinkt dat als de logica zelve, hoor. Zo verhinderen we dat studenten vakken meeslepen naar het einde van hun studie. Je bewijst studenten echt geen dienst door een gebrek aan structuur, een gebrek aan duidelijkheid, en door van bij de start van het hoger onderwijs de boodschap te geven dat het vrijheid blijheid is, dat men maar zijn eigen pakketje kan samenstellen en dat men de moeilijke vakken maar voor later moet houden, in het volle besef dat startende generatiestudenten uit een strak gestructureerd en georganiseerd secundair onderwijs komen, waar alles duidelijk is. Het is al een beetje versoepeld, maar dat zijn opeenvolgende vakken van 8u30 tot 15u30 en ‘you go with the flow’. Vervolgens komt men in een setting terecht waar men de boodschap krijgt: ‘Vrijheid blijheid, doe maar wat op, stel je eigen pakket samen.’ We willen dus een duidelijk moment bieden, en met dit ontwerp van decreet stimuleren dat men die vakken niet meesleept.
Dat cijfer van 1100 studenten, dat is inderdaad een verkeerde voorstelling van zaken. Tot op vandaag is dat het aantal studenten die in het derde jaar zitten en nog vakken van het eerste jaar meenemen. Dat is zo’n hoog cijfer gewoon omdat die mogelijkheid bestaat. We willen er net voor zorgen dat dit decreet een impact heeft, en dus ook een impact heeft op het studiegedrag, dat men pas in het derde jaar kan starten als men alle vakken van het eerste jaar met vrucht heeft afgelegd. Opnieuw, dat is de logica zelve. Vandaag is er daaromtrent echter geen enkele incentive.
Is dat dan gebaseerd op een buikgevoel? Dat wordt hier ook gezegd. Weyts op een zaterdagavond met de maten op café: ‘Als we dat nu eens zouden doen?’ Er wordt verwezen naar het initiatief dat de KU Leuven ter zake al heeft genomen. Mijnheer D’Haese, u zegt dat het Rekenhof dat met de grond gelijkmaakt. Dat is wel curieus, want het Rekenhof is met dat rapport gekomen nog voor die maatregel aan de KU Leuven werd ingevoerd. Het is dus manifest fout om hier te beweren dat het Rekenhof die maatregel met de grond gelijkmaakte. Het Rekenhof spreekt zich niet uit over zo’n mijlpaal of een knip, want die was er niet.
Hebben wij dan zomaar wat rondgekeken en dan een beslissing genomen? Hier is twee jaar op gestudeerd. We hebben hier ook een heel duidelijk analyserapport. We hebben experten samengebracht van uiteenlopende universiteiten en hogescholen voor een analyserapport, in een werkgroep ‘Optimaliseren studievoortgang in het hoger onderwijs’. Ik kan u de lectuur aanbevelen. Op pagina 80 staat: ‘Op dit ogenblik is decretaal geregeld dat hogeronderwijsinstellingen maatregelen kunnen opleggen. De werkgroep stelt evenwel voor om dit decretaal te verplichten, waarbij de maatregelen voldoende streng zijn en een betere studievoortgang tot doel hebben.’ Men somt dan maatregelen op die tot de mogelijkheden behoren, en een van de drie geopperde mogelijkheden is een mijlpaalsysteem.
Ik citeer: “Van studenten die geen 100 procent studierendement behalen in hun eerste jaar wordt in dat geval verwacht dat ze alle opleidingsonderdelen van het eerste jaar behalen in het volgende jaar.” Dat zit in het ontwerp van decreet.
U zegt dat dit niet gebaseerd is op feiten. Ik heb al drie concrete voorbeelden gegeven gebaseerd op weloverwogen feiten. Op grond van de discussie in die werkgroep hebben we beslist om de cesuur – oorspronkelijk tussen bachelor en master – een jaar te vervroegen. Dat is goed voor het studierendement en voor een vroegere heroriëntatie.
Verder zegt u dat er geen wetenschappelijk bewijs is. Er is aangetoond dat het studierendement zou dalen. Ook hier moet u het niet te ver gaan zoeken, ik heb hier een doctoraat van Elien Sneyers onder supervisie van professor Kurt De Wit aan de KU Leuven over sturend succes. Er is een artikel gepubliceerd over ‘The effect of an academic dismissal policy on dropout, graduation rates and student satisfaction. Evidence from the Netherlands’. In haar onderzoek heeft zij programma’s vergeleken met en zonder bindend studieadvies. Ze heeft er andere onderzoeken op nagelezen. Ze heeft een meta-analyse gemaakt van het generieke effect van een bindend advies in meerdere landen. Een van haar vragen was: leidt de introductie van een studieadvies tot minder uitval en een hoger rendement? In hoofdstuk vier komt ze tot de conclusie dat de introductie van een bindend studieadvies leidt tot een stijging van de uitval met 5,8 procent, het effect van een heroriëntatie, en tegelijk neemt het rendement toe met 7 procent. Geen wetenschappelijk evidentie? ‘I beg to differ’.
Deze maatregel kadert trouwens in een ruimere aanpak van studieoriëntatie, met name onze viertrapsraket. We willen echt proberen om de inspanningen te maximaliseren en te zorgen dat elke student terechtkomt op de juiste plaats, de meest voor hem of haar geschikte plaats. Dat begint met het advies van de klassenraad die toch de student of leerling het best kent. Twee, men wordt daarin bijgestaan door de Columbusproef die we alsmaar hebben verfijnd en ontwikkeld, en die een uitstekend instrument is. Het is een proef, maar geen examen. De proef peilt naar kennis, vaardigheden en interessegebieden om een studieadvies te kunnen formuleren. De derde trap van de raket zijn de starttoetsen. Tot op heden hadden we voor de lerarenopleiding bijvoorbeeld niet-bindende toelatingsproeven, een contradictio in terminis. Ofwel is het een toelatingsproef en dus bindend, ofwel is het geen toelatingsproef. We maken daarvan eenvoudigweg starttoetsen met concrete gevolgen, maar ook met het recht voor de student op remediëring bij tekorten. De vierde trap is de heroriëntatie in het hoger onderwijs: zo vroeg mogelijk wanneer er tekorten zijn, als wordt vastgesteld dat het toch niet de geschikte keuze en opleiding is. Dat zijn de vier trappen van de raket.
We streven altijd wel een evenwicht na. We zorgen voor een starttoets die een betere blik biedt op de inhoudelijke moeilijkheidsgraad van de opleiding. Welke domeinen komen er aan bod? Als er tekorten zijn, wordt er geremedieerd. Dat is een verankerd recht, net zoals het recht op studiebegeleiding. Daar is wel wat kritiek op. Sommige hogeronderwijsinstellingen vinden dat we daarin te ver gaan. We zouden dat recht niet mogen verankeren. Dat lijkt me nochtans een van de kerntaken, net zoals dat remediëren een kerntaak zou moeten zijn van het hoger onderwijs. We schrijven dit in en zorgen voor financiering, voor extra financiële middelen, 2 miljoen euro. Ik heb al gehoord dat het te weinig zal zijn, dat viel te verwachten, we zullen zien hoe dat loopt. Het is al een aanzienlijk bedrag voor de uitoefening van taken die worden verondersteld van al te bestaan in hoofde van hogeronderwijsinstellingen. Desondanks geven we er extra financiering voor.
Conclusie: wij willen drama’s vermijden, wij willen verhinderen dat studenten nog te lang in een opleiding zitten die de hunne niet is, die niet geschikt is voor hem of haar. We willen drama’s vermijden, en de verspilling van geld, energie en middelen verhinderen. We willen dus meer structuur bieden, meer duidelijkheid, ook met een cesuur, maar anderzijds ook met een betere begeleiding, en met recht op remediëring. Ik wil dat overal te lande verdedigen. Het is gemakkelijker om niets te doen, om geen ingrijpende maatregelen te nemen.
Ik begrijp dat de linkse oppositie zich schaart achter iedereen die kritiek geeft, ook al is de kritiek ten gronde die wordt geformuleerd soms nogal tegenstrijdig. Maar los daarvan is het onze taak om verantwoordelijk te besturen, en om ook de duidelijke boodschap te geven aan de studenten: er is vrijheid én verantwoordelijkheid, we bieden u meer duidelijkheid, meer structuur, maar ook meer begeleiding. Toegegeven, dat is misschien niet in alle opzichten een populaire boodschap, maar het is wel een verantwoordelijke. (Applaus bij de meerderheid)
Vraagt nog iemand het woord?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, ik wil toch nog heel kort even tussenkomen, omdat ik eerlijk gezegd nogal gechoqueerd ben. Als u zegt over de studenten vandaag: ‘vrijheid, blijheid, go with the flow’… Wat een grove belediging aan het adres van alle studenten die ongelooflijk hard werken, en die inderdaad vaak naast hun studies ook nog werken om ze betaald te krijgen! Wat een grove belediging van de docenten die zich buigen over de voortgang van studenten, en die hen ook vandaag al begeleiden en met succes naar een diploma leiden. Echt waar, in wat voor wereld leeft u? U verwijst dan door te zeggen dat we het zoveel slechter doen dan de andere OESO-landen. In de OESO-landen behaalt vandaag 39 procent van de studenten zijn bachelordiploma binnen de looptijd, en bij ons 30 procent. Maar daar moet je tegenover zetten dat in de OESO-landen de studenten gemiddeld op 26 jaar hun diploma halen, en bij ons op 23 jaar.
De HOGENT heeft het bekeken: de uitstromende studenten in 2021 doen het gemiddeld op 3,6 jaar. Dus minister, u breekt uw viertrapsraket nu dus na 2 jaar definitief af voor heel wat studenten die nu moeten gaan werken, ofwel een andere studie moeten beginnen. Dat gaat alleen maar leiden tot nog langere studies. En dan zegt u: ‘Het is maar één element, want we voorzien in extra remediëring, begeleiding, en zo verder’. Maar de mensen in de hoorzitting hebben ook aangegeven dat dit een veel hogere planlast zal betekenen. Waar gaan we die ruimte en middelen nog vinden? U zegt dat ze nu 2 miljoen euro krijgen. Dat gaat natuurlijk niet genoeg zijn. We moeten inzetten op remediëring en begeleiding, maar de knip die u invoert gaat er alleen maar voor zorgen dat we daar nog meer op gaan moeten inzetten. De universiteiten en instellingen gaan moeten zoeken naar manieren om de studenten toch met succes naar een diploma te leiden, als ze zien dat ze het kunnen. U laat ze hier, met die maatregelen, in de steek. (Applaus van Ludwig Vandenhove, Hannes Anaf en Maxim Veys)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega Segers, ik wil toch nog heel even tussenkomen. Het pleit voor Vlaanderen dat het in het verleden een zeer lage ‘time to graduate’ had, of met andere woorden dat studenten hun diploma behaalden binnen de voorziene tijd. Dat was een sterkte van Vlaanderen. We zijn daarin achteruitgegaan. Die tijd is verlengd. En nu wijst u naar die andere landen. Maar dat is net het punt! U wilt toch niet dat het wordt zoals in die andere landen, waar ze een heel lange tijd hebben? En dat is net dit ontwerp van decreet. Wij willen die punten, waarbij de flexibilisering voor een aantal potentiële uitwassen heeft gezorgd, inderdaad afremmen. Dat willen we niet alleen met deze maatregel, maar in dat traject. Ik kan mezelf alleen herhalen: u doet alsof dat traject er niet is, die viertrapsraket, u doet alsof er geen gedragswijziging zal zijn, alsof er geen begeleiding zal zijn, u doet alsof die starttoets geen impact zal hebben. U zegt eigenlijk dat we moeten kijken naar de landen met een langere tijd tot een diploma. Net niet!
Want een langere tijd tot het diploma is een debat aan de overkant, waar je niet uit raakt. Die student moet namelijk zijn 42 jaar werk halen, en hoe langer je over je diploma doet, hoe langer dat wordt, want het is een dubbele voorwaarde, 42 jaar en 67 jaar. Wat u nu zegt, ‘verleng de studieduur’, wil dus zeggen: werk langer. Dat zegt u nu. (Opmerkingen van Katia Segers)
Dat is geen zever. Dat is de realiteit. U verwijst naar landen waar men langer studeert. Ik denk niet dat dat de richting is waarin we in Vlaanderen moeten gaan. Wat we net willen doen, is wat de minister en veel partijen hier hebben gezegd, namelijk zorgen dat we studenten goed oriënteren, goed begeleiden, een goed inzicht geven, om te zorgen dat ze maximaal hun diploma halen in de voorziene tijd, en als dat niet lukt, snel heroriënteren, net ook om die democratisering overeind te houden. (Applaus bij de N-VA)
De heer Danen heeft het woord.
Hier wordt vaak verwezen naar vroeger, alsof het toen allemaal veel beter was. Wat alleszins een feit was, was dat studenten sneller afstudeerden. Maar de vraag is natuurlijk: wie ging toen studeren? Die groep was veel selectiever. Het was net de bedoeling van het flexibiliseringsdecreet van 2004 om meer gediplomeerden te hebben. En dat is ook gelukt. De flexibilisering is dus niet tegen die grenzen gebotst. Dat er hier en daar wat moet worden bijgestuurd? Natuurlijk moet en kan dat.
Maar, minister, u bestelt een studie bij de Vlor om die flexibilisering eens door te lichten. Zij komen tot de conclusie dat er heel veel goede effecten zijn en weinig negatieve effecten. En vervolgens draait u dat om. Ik begrijp dat niet goed. De flexibilisering heeft geleid tot meer democratisering, tot meer studenten van sociaal kwetsbare groepen die afstuderen in het hoger onderwijs. En dat kunnen we alleen maar toejuichen. (Applaus bij Groen)
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Ik hoor het hier nu opnieuw zeggen. De collega van de PVDA had het al gezegd, nu hoor ik het weer: we gaan mensen te kort hebben als we dit ontwerp van decreet volgen. Mijnheer D’Haese, als ik één ding soms wel apprecieer in uw partij, is het dat u heel vaak heel goed de buik van de samenleving voelt en wel degelijk weet wat er werkelijk leeft. Maar met wat u daarnet gezegd hebt, slaat u de bal echt compleet mis. U hebt beweerd dat als we dit ontwerp van decreet gaan goedkeuren, we met tekorten gaan zitten en ik weet niet wat u allemaal genoemd hebt.
Over één aspect zijn we het eens: de zorg heeft handen te kort. Maar ga vandaag eens kijken naar de top tien van knelpuntenberoepen. Vandaag, juli 2022, is dat schoonmaker, vrachtwagenbestuurder, technicus koeltechniek, onderhoudsmecanicien, werfleider, technieker van installaties. We hebben mensen nodig die ook met hun handen kunnen werken. Dus hier komen doen alsof dit decreet plots dit lijstje met knelpuntberoepen gaat oplossen? Sorry, maar dan hebt u een slag van de molen gekregen. Dat klopt echt langs geen kanten. Respect voor technische beroepen en respect voor beroepsonderwijs, dat is wat we nodig hebben. (Applaus bij de meerderheid. Opmerkingen van Jos D’Haese)
Dat zijn gewoon feiten.
Collega’s, voor degenen die het hier moeilijk mee hebben: ik begrijp dat. Intuïtief denk je: ‘Waarom kan men mensen toch niet laten proberen?’ We weten dat het op het einde van de rit heel vaak dan toch niet lukt. Je houdt mensen heel lang bezig en dan weet je dat het toch niet lukt. Wat we proberen te doen, is knipperlichten installeren, knipperlichten die je op tijd, van in het secundair en daarna in je hogere studies, aangeven waar je op moet letten. Toen ik vorige week las dat we 750 studenten – het is een voorbeeld, val er niet over – hun eerste bachelor psychologie laten beginnen en dat er daarvan 40 slagen, denk ik dat er toch wel een paar knipperlichten niet gewerkt hebben. Zoals de minister heeft gezegd, vindt men het in de wereld buiten deze koepel niet meer dan normaal dat je weet waar je aan begint en dat men ook mag weten dat je weet wat er van je verwacht wordt.
En tot slot, minister, we zijn loyaal, we steunen dit en ik heb uitgelegd waarom. Maar alstublieft, laat die retoriek van vrijheid, blijheid achterwege. Studeren is vandaag voor niemand een lolletje. De druk op de schouders van de studenten is er en die is reëel. En er is echt waar niet zoiets als: de studenten komen uit een hooggereglementeerd secundair onderwijs en dan is er ineens vrijheid, blijheid.
Vrijheid gaat altijd samen met verantwoordelijkheid, minister. Dat is ook de reden waarom wij dit steunen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Ik wil even repliceren op wat mevrouw Segers heeft gezegd. In Vlaanderen kennen we een systeem met veel subsidiëring en kunnen onze studenten als ze 18 jaar zijn gaan studeren, wat in vele OESO-landen niet het geval is. In veel van die landen moeten ze eerst drie of vier jaar werken voor ze met studeren kunnen beginnen en dan is het ook logisch dat de gemiddelde leeftijd waarop men afstudeert hoger ligt. Ik vind het toch wel eerlijk om daar in dit debat op te wijzen, want dat is de reden waarom de leeftijd in andere landen hoger ligt dan bij ons.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil nog enkele puntjes op de i zetten. Mevrouw Beckers, u hebt gelijk wat uw laatste opmerking betreft. Ik ga er dadelijk nog even over door.
Er was de discussie over de mijlpaal die in dezen wordt verabsoluteerd. Voor alle duidelijkheid, er zijn op grond van de specifieke statuten vrijstellingen zoals voor werkstudenten, topsporters, of mensen met een fysieke beperking. Daarnaast is er ook nog de mogelijkheid voor elke hogeronderwijsinstelling om daar op grond van individuele casuïstiek van af te wijken. U verabsoluteert dat, dat is absoluut niet het geval.
Daarnaast zegt u dat het toch allemaal meevalt want als we de studieduur bachelor vergelijken met de rest van de OESO-landen, dan gaat het over 39 procent versus 30 procent. Dat wil eigenlijk zeggen dat wij het 30 procent slechter doen dan de rest van de geïndustrialiseerde wereld maar dat dit oké is, dat we daar niets aan moeten doen. Wel, daar verschillen we opnieuw van mening.
Verder zegt u plots dat men in het buitenland op latere leeftijd afstudeert, maar dat is wel iets essentieels. Dat gaat net over de democratische toegang tot ons hoger onderwijs die vrij uniek is in Vlaanderen. Vrij uniek is dat men nagenoeg zonder toegangsticket en zonder bindend examen uit het secundair onderwijs instroomt in opleidingen. Daarnaast is het ook vrij uniek dat er een nagenoeg regelrechte doorstroming is vanuit het secundair onderwijs richting het hoger onderwijs. In andere landen wordt op veel latere leeftijd gestart in het hoger onderwijs. Kijk naar Duitsland waar het de gewoonste zaak van de wereld is om eerst te gaan werken en financiering te zoeken om te kunnen studeren. Vooral de startleeftijd voor de masters ligt er veel hoger en daar gaat het net over. Wij hebben een uniek systeem en een grote democratische toegang tot ons hoger onderwijs en deze maatregel is er net op gericht om die democratische toegang te behouden en te verzekeren, in het heden en in de toekomst. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 1337/5)
– Artikel 1 tot en met 13 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 14. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 1337/6)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 15 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot vervanging van artikel 16. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 1337/6)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 17 en 18 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 19. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 1337/6)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 20 en 21 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 22. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 1337/7)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
– Artikel 23 tot en met 29 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.