Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ‘Vijf jaar cel voor ontvoering en verkrachting van ex-schoonzoon’. Dat was recent nog een van de krantenkoppen. Een vader en zijn zonen ontvoerden hun ex-schoonzoon. De man werd stevig gefolterd en verkracht. De vader en de meest betrokken zoon krijgen een celstraf van respectievelijk vijf en vier jaar. De minst betrokken zoon komt er met een werkstraf vanaf. Vijf en vier jaar, collega’s.
Wanneer je ons justitieel apparaat een beetje kent, moet je al veel op je kerfstok hebben om een effectieve gevangenisstraf te krijgen. Een gevangenisstraf tout court loop je hier niet zomaar op.
Minister, vandaag wordt aan de overkant, in de commissie Justitie in de Kamer, voor de zoveelste keer gediscussieerd over het al dan niet uitvoeren van gevangenisstraffen. Het gaat over de aanpassing van de wet betreffende de externe rechtspositie die uw federale collega Van Quickenborne voorlegt. Zijn oorspronkelijke doel was justitie straffer maken, justitie strenger maken, en er eindelijk voor zorgen dat elke straf wordt uitgevoerd, maar in essentie gaat het over een uitstel van de effectieve uitvoering van de korte straffen, het schrappen van straffen onder de 6 maanden en het verlengen van de covidmaatregel, namelijk een strafkorting van 6 maanden, ook voor de langgestraften. Denk aan het voorbeeld dat ik zonet gaf, ook die mensen komen vervroegd vrij. Zo werden tijdens de pandemie niet minder dan 630 gedetineerden vervroegd vrijgelaten.
Minister, wat daar op federaal niveau gebeurt, heeft natuurlijk ook een enorme impact op het Vlaamse niveau, niet in het minst op onze justitieassistenten.
Welke impact hebben deze voorstellen op het Vlaamse niveau en hoe zult u daar als minister op reageren?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, wij hebben dit ook allemaal in de kranten gelezen. Ik wil heel duidelijk zeggen dat ik persoonlijk vind dat straffen die uitgesproken zijn door de rechter in een rechtsstaat, ook moeten worden uitgevoerd. Alle straffen moeten tot de laatste dag worden uitgevoerd.
Aan de overkant is inderdaad een korting gegeven van zes maanden. Ik hoor hier aan deze kant zeggen dat dit een federale materie is en daar ga ik mee akkoord. Maar men moet wel goed weten dat er aan die korting van zes maanden die men geeft, slechts twee standaardvoorwaarden zijn gekoppeld. Onze justitieassistenten hebben hier geen mandaat tot opvolging. De standaardvoorwaarden om zes maanden voor het strafeinde vrij te komen zijn dat men het slachtoffer niet mag verontrusten – dat mankeerde er nog maar aan – en dat men geen nieuwe feiten mag plegen. Maar er is geen mandaat aan Vlaanderen gegeven.
Collega’s, als er iets misloopt, moet jullie heel goed weten dat Vlaamse justitieassistenten daar niet voor bevoegd zijn. Momenteel zitten er 6000 mensen in de gevangenis. Men spreekt altijd over de overbevolking van de gevangenissen maar tegelijkertijd zijn er vandaag ook meer dan 30.000 mensen in Vlaanderen die een lopende alternatieve straf hebben. Het federale beleid legt meer nadruk op alternatieve straffen maar de toename van dat aantal en de snelheid waarmee de factuur wordt doorgeschoven naar Vlaanderen, zijn problematisch. Ik heb dat al meermaals aangekaart via interministeriële conferenties enzovoort. Daar zal dan ook een oplossing voor gevonden moeten worden.
In elk geval is die korting van zes maanden niet goed. We kunnen daar lang over debatteren maar eigenlijk is dit een slag in het gezicht van de slachtoffers. Op dit moment is ook niet duidelijk wie het slachtoffer zal informeren.
In de wettekst vandaag de dag zien we niet welke instantie bevoegd is om dat te melden. Ook dat is natuurlijk problematisch.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ik kan er zelf ook nog altijd totaal niet bij dat een covidmaatregel, een voorlopige maatregel, die toen misschien nog wel enigszins begrijpbaar was om toe te passen in het kader van de volksgezondheid, nu ook op systematische wijze gebruikt wordt om de overbevolking in onze gevangenissen tegen te gaan. In plaats van straffeloosheid en recidive te voorkomen, zal dat voor mij de straffeloosheid veeleer doen toenemen.
Ik maak me ook enorme zorgen over de gevolgen die dit zal hebben op onze samenleving, en voornamelijk hoe slachtoffers hierop moeten reageren. Hoe moeten zij zich hierbij voelen? Als Vlaams minister stelt u die slachtoffers heel erg centraal. Minister, ik hoop toch ten minste dat de slachtoffers tijdig worden verwittigd over die strafkorting.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het is niet alleen een vraag die hier eigenlijk niet thuishoort, maar het is in politieke termen ook een getelefoneerde vraag. (Applaus van Willem-Frederik Schiltz)
Ik heb u in de commissie al een aantal keren gezegd, minister, dat uw partij en uzelf op een krampachtige manier proberen te bewijzen of te bevestigen dat u toch wel meer te zeggen hebt in Justitie dan u eigenlijk maar te zeggen hebt in Vlaanderen. Ik herinner mij dat we een paar weken terug nog een debat gehad hebben over terroristen en deradicalisering. Ik heb u toen gevraagd hoe het zat met het overleg met uw federale collega. Ik denk dat dat hier voor een stuk hetzelfde is. Uiteraard moet uw collega daar niet over overleggen met u. U geeft nu een reactie op de maatregelen die op federaal niveau genomen worden, maar u bent ook minister, dus ik herhaal mijn vraag. In welke mate hebt u al dan niet contact gehad met uw federale collega over wat de gevolgen zouden kunnen zijn voor Vlaanderen, onder andere wat enkelbandtoestanden en dat soort zaken betreft. Het heeft geen zin, in de huidige situatie, met de verdeelde bevoegdheden, om te discussiëren over wie gelijk heeft of wie niet gelijk heeft. Overleg zou hier op zijn plaats zijn. (Applaus bij Groen, Vooruit, de PVDA en van Willem-Frederik Schiltz)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voor ons is het wel duidelijk dat daders van een misdrijf moeten worden gestraft en straffen moeten worden uitgevoerd. Een gevangenisstraf is één mogelijkheid van bestraffing, maar zijn er natuurlijk ook andere. Als we het hebben over een uitbreiding van de gevangeniscapaciteit, moet dat voor ons ook hand in hand gaan met een langetermijnvisie op andere vormen van strafuitvoering, dus ook op die alternatieve strafuitvoering. Ik denk dat het ene echt niet zonder het andere kan.
De overgang van gevangenis naar maatschappij moet natuurlijk ook geleidelijk gebeuren, en daar moet voldoende opvolging voor zijn. Dat is een opvolging die in Vlaanderen natuurlijk ook mee gebeurt door de justitiehuizen. Ook aan het einde van hun straf vinden we opvolging wel heel belangrijk, omdat we natuurlijk allemaal dezelfde doelstelling hebben, minister, namelijk dat misdrijven bestraft worden en dat daders goed worden opgevolgd, teneinde recidive te voorkomen. We zitten hier inderdaad met een moeilijke bevoegdheidsverdeling, maar ik wil u daarom ook vragen om daarover verder in gesprek te gaan met de federale overheid, zodat er effectief tot oplossingen gekomen wordt.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Collega Vandenhove, als ik dat federale wanbeleid zo zie, hoop ik inderdaad dat die bevoegdheden allemaal zo snel mogelijk naar Vlaanderen worden overgeheveld. Want onze gevangenissen zitten overvol en de federale minister van Justitie kiest voor de gemakkelijkheidsoplossing: ‘Zet de gevangenispoorten maar open, laat de gedetineerden maar voorwaardelijk vrij, want wij slagen er niet in om onze job deftig te doen.’
De Vlaamse justitiehuizen moeten er dan maar voor zorgen dat al die criminelen worden opgevolgd, in de hoop dat er geen nieuwe misdrijven zouden worden gepleegd. Onze justitiehuizen kreunen al onder de werkdruk. We hebben het daar al meermaals over gehad in de commissie, minister. Hoe de justitiehuizen met de huidige mensen en middelen die extra toestroom van cliënteel – we zullen het zo noemen – opvangen, ik heb er effectief het raden naar. Het niet of onvoldoende opvolgen van de voorwaardelijk in vrijheid gestelden is echter geen oplossing. Het zou ook een zeer ernstig veiligheidsrisico zijn voor onze Vlaamse maatschappij.
Minister, is het dan niet de hoogste tijd, in functie van de beschikbare opvolgingscapaciteit van onze Vlaamse justitiehuizen, om met de federale minister van Justitie voortaan bindende afspraken te maken in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling?
Minister Demir heeft het woord.
Excuseer, mevrouw Groothedde. Ik had daarnet gevraagd: ‘Dat was het?’ Maar u krijgt het woord.
Dank u wel. Ik weet dat ik in een uithoekje zit, maar ik ben blij dat u mij heel vaak wel ziet.
U kunt u wel zichtbaar maken, hé. (Gelach)
Ik ga dat als een compliment nemen, voorzitter.
Om op de vraag in te gaan: in het Vlaams Parlement weet ik niet hoe productief en trouwens ook hoe constructief het is om in te gaan op federale bevoegdheden. Ik ga het hebben over Vlaamse bevoegdheden. Dan kijk ik naar de zware werklast bij de justitiehuizen, die wij al zo vaak hebben aangekaart. Op bepaalde momenten konden de justitieassistenten het gewoon niet meer bijhouden. Ik vraag me af, minister, wat u de komende maanden aan die achterstand gaat doen.
Minister Demir heeft het woord.
Collega's, om te antwoorden op de vraag van collega Vandenhove: u kent mij, collega, ik heb heel vaak contact met de federale collega's. Ik probeer altijd naar oplossingen te zoeken, ook in dit dossier. Er is meermaals contact geweest. Er zijn ook twee interministeriële conferenties (IMC’s) geweest. Collega Groothedde, u hebt het over Vlaamse bevoegdheden, maar ik vind het wel een probleem als een dader zes maanden voor het strafeinde vrijkomt – ik weet niet in welke rechtsstaat dat nog kan gebeuren – en Vlaanderen zelfs geen mandaat krijgt. Wij kunnen niet opvolgen. Dat moet men hier heel goed weten. Als er overmorgen een dader vrijkomt en het slachtoffer opnieuw gaat aanvallen of wat dan ook, dan hebben wij zelfs geen mandaat om dat op te volgen. Onze justitiehuizen kunnen dat niet. Dat is niet voorzien.
Ja, uiteraard heeft dat een effect op de slachtoffers, want wij willen dat opvolgen. Ook als het gaat over elektronisch toezicht, collega's, heb ik het meermaals herhaald en ook aan de federale collega meegegeven dat er een tsunami van enkelbanden is. Ik wil wel, maar dat betekent ook wel dat er financiële middelen en mankracht ter beschikking moeten worden gesteld. We hebben afgelopen twee jaar op Vlaams niveau 240 mensen extra aangeworven. Dat is gigantisch veel. Als men iemand een elektronische enkelband geeft, dan moet men dat natuurlijk wel opvolgen.
Dat er bijvoorbeeld alternatieve straffen worden uitgesproken, daar ben ik niet tegen. Ik denk dat voor sommige daders een alternatieve straf beter is. Maar een alternatieve straf is voor mij niet iets wat een gevangenisstraf sowieso moet vervangen, want dan vind ik ook dat een alternatieve straf veel beter moet worden uitgevoerd. Ook dat vraagt middelen. Het debat moet inderdaad hier gevoerd worden, want het heeft natuurlijk effect op Vlaams niveau. Het is vandaag Kamercommissie. De Vlaamse bekommernissen komen daar ook ter sprake. Men zal daarover kunnen debatteren. Ik hoop dat alle politieke partijen daarnaar kijken.
Wat nieuwe straffen onder de zes maanden betreft, heeft men gezegd dat men die niet zal uitvoeren. De Raad van State zegt dat dat wel moet. Wat is daar de oplossing weer voor? Men gaat ze ook weer onder elektronisch toezicht plaatsen. Uiteraard, collega Groothedde, dat heeft een impact, dat is Vlaams. Dat wordt federaal beslist, maar dat zal in Vlaanderen een impact hebben. Dat zal geld kosten. Dat moet worden opgevolgd. Sta me toe dat we dat op een deftige manier willen doen. U zegt dat het debat hier niet thuishoort. Jawel, het debat hoort hier wel thuis, want het heeft een effect op mankracht, het heeft een effect op justitiehuizen en het heeft vooral een effect op slachtoffers. Ik denk dat ze in dezen, zeker die korting die men geeft op de gevangenisstraffen ... (Opmerkingen van Willem-Frederik Schiltz)
Ja, daar komt het op neer, mijnheer Schiltz. Ik weet ook niet hoe men het anders moet noemen. Van die zes maanden korting die men krijgt, vind ik het vooral problematisch dat dat niet wordt opgevolgd. Vlaanderen heeft geen mandaat om die daders de laatste zes maanden op te volgen. Ik hoop gewoon, collega's, in naam van alle slachtoffers, dat er niets gaat gebeuren want, o wee, als er iets gebeurt, dan staan we hier opnieuw. En naar wie gaan jullie dan weer wijzen? Naar Vlaanderen, want Vlaanderen heeft het niet opgevolgd. Maar Vlaanderen heeft in dezen helaas geen mandaat gekregen.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Collega’s, als federale beslissingen een enorm nefaste impact hebben op Vlaamse verantwoordelijkheden, op Vlamingen, op slachtoffers, dan is het mijn verdomde plicht als volksvertegenwoordiger om dat hier in dit parlement aan te kaarten. Het gaat over foltering, slagen en verwondingen, diefstal met geweld … Dat zijn de feiten waarover we spreken, feiten die de slachtoffers hun leven lang achtervolgen. Het is dé kerntaak van de overheid om te voorzien in een veilige samenleving, het is dé taak om streng op te treden tegen daders maar ook om begripvol en ondersteunend te zijn naar de slachtoffers toe. Daar moeten we werk van maken. En daarom, minister, vraag ik u om tegen dit voorstel te ageren en vraag ik dat ook aan iedereen hier vandaag aanwezig. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.