Verslag plenaire vergadering

Algemene bespreking

Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet tot wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, wat betreft de uitvoering van de visienota lokaal erfgoedbeleid en de toekenning van beboetingsbevoegdheid aan de gewestelijke beboetingsentiteit.

Minister Diependaele heeft het woord.

Voorzitter, ik heb de dwingende opdracht gekregen om een technische correctie te vragen. Het opschrift van het ontwerp van decreet wordt vervangen door wat volgt: “Ontwerp van decreet tot wijziging van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, wat betreft de uitvoering van de Visienota Lokaal Onroerenderfgoedbeleid en de toekenning van beboetingsbevoegdheid aan de gewestelijke beboetingsentiteit”.

De verantwoording daarvoor is dat de aanpassing van het opschrift – een louter technische aanpassing – de bedoeling heeft om de formulering van het opschrift gelijk te stellen met de benaming van de Visienota Lokaal Onroerenderfgoedbeleid, zoals goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 26 februari 2021.

Is het parlement het daarmee eens? (Instemming)

De algemene bespreking is geopend.

Mevrouw Van Werde heeft het woord.

Deze decreetswijziging is noodzakelijk en komt er hoofdzakelijk voor de implementatie van de visienota lokaal erfgoedbeleid. Dat is een nota die vorig jaar is opgesteld en die in de commissie ook uitgebreid besproken is.

Ik licht er een paar belangrijke zaken uit. Qua erfgoedbeleid komt er een duidelijke taakverdeling tussen het Vlaamse en het lokale niveau. De erkende onroerenderfgoedgemeente en de Intergemeentelijke Onroerend Erfgoeddiensten (IOED’s) zullen vaker geconsulteerd en betrokken worden bij het Vlaamse onroerenderfgoedbeleid. Om de oprichting van nieuwe onroerenderfgoedgemeenten te stimuleren, krijgen ze vanaf nu ook een structurele financiering. De onroerenderfgoedgemeenten zullen de inventarissen voor bouwkundig en landschappelijk erfgoed waarvoor ze zelf verantwoordelijk zijn, vanaf nu ook zelf kunnen vaststellen. En ze krijgen meer ruimte om bepaalde gebieden of percelen vrij te stellen van archeologisch onderzoek.

Naast deze decreetswijziging moeten er nog wat werkprocessen aangepast. Er moet worden overgegaan tot concrete actie in de dagelijkse werking. Daarvoor is door het agentschap Onroerend Erfgoed een participatief traject op poten gezet, met vertegenwoordigers van lokale besturen, IOED’s en onroerenderfgoedgemeenten. Dat traject is heel positief verlopen, waarvoor ik nogmaals mijn waardering wil uitdrukken bij de minister.

Daarnaast maakt men met deze decreetswijziging van de gelegenheid gebruik om de volgende wijzigingen door te voeren: rechtsgrond creëren voor een archeologische premie voor het onderzoek van menselijke inhumatieresten, het optimaliseren van een aantal punten bij de handhaving van onroerend erfgoed, en uiteraard ook de regeldruk verder verminderen en waar nodig de bestaande regelgeving verfijnen en verduidelijken.

In de commissie is door de meerderheid een amendement ingediend op het ontwerp van decreet. Het ontwerp van decreet voert in artikel 6.2.7 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 een nieuwe regel in, waardoor een besluit tot voorlopige wijziging of opheffing van rechtswege vervalt als binnen een termijn van 270 dagen na het voorlopige besluit geen besluit tot definitieve wijziging of opheffing wordt genomen. Het ingediende ontwerp van decreet voorzag daarbij geen overgangsbepaling en dat zou onwenselijke gevolgen hebben, waarbij lopende opheffingsprocedures automatisch worden stopgezet. Die overgangsbepaling is dus bij wijze van amendement ingevoegd.

Vraagt nog iemand het woord? (Neen)

De algemene bespreking is gesloten.