Verslag plenaire vergadering
Verslag
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het verslag namens de Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken over het verzoekschrift over plaatsingsvoorschriften voor het verkeersbord F117 Lage-emissiezone (LEZ).
De heer Bex, verslaggever, heeft het woord.
Beste collega’s, op 16 oktober 2021 werd een verzoekschrift ingediend over plaatsingsvoorschriften voor het verkeersbord F117. (Geroezemoes)
Collega’s, kan iedereen die binnenkomt, een klein beetje ...? Want we zijn met een verzoekschrift bezig, en het is maar uit respect voor de verslaggever, maar ook voor de verzoeker.
Sorry dat ik u onderbreek, maar ik vraag respect voor u. Dat is goed, hè?
Daarvoor dank ik u, voorzitter.
Een streepje aan de goede kant in uw boekje, hè?
Toch eentje.
Ik had er al één.
Voor alle collega’s die mijn eerste zin gemist zouden hebben, begin ik gewoon opnieuw.
Op 16 oktober 2021 werd een verzoekschrift ingediend over de plaatsingsvoorschriften voor het verkeersbord F117, dat de lage-emissiezone of LEZ aankondigt. De verzoeker kreeg een boete voor het betreden van een LEZ. Hij schetst de situatie, waarin het verkeersbord F117 LEZ twintig meter verderop in de straat geplaatst werd. Op het ogenblik dat men het verkeersbord opmerkt, is terugkeren geen optie meer. De betrokken diensten lieten hem weten dat die plaatsing volkomen wettelijk is. Anderzijds maakt de verzoeker melding van soortgelijke gevallen voor de politierechtbank waarbij de bestuurder in het gelijk werd gesteld. Het kan volgens de verzoeker niet de bedoeling zijn om rechtbanken extra te belasten ten gevolge van onduidelijke wetgeving. Hij vraagt daarom plaatsingsvoorschriften voor het verkeersbord F117.
Het verzoekschrift werd ontvankelijk verklaard op 26 oktober 2021 en voor verdere behandeling doorverwezen naar de Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken, die het een eerste maal heeft besproken op 16 december 2021. De commissie toonde begrip voor de bekommernis van de verzoeker en besliste unaniem om aan Lydia Peeters, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, te vragen om dit aan te kaarten tijdens een volgende Interministeriële Conferentie Mobiliteit en op de hoogte te worden gehouden van een eventuele beslissing hierover.
Bij brief van 14 maart 2022 liet minister Peeters weten dat het verzoekschrift geagendeerd was op de conferentie van 9 maart 2022. Hoewel een terechte vraag, waren de bevoegde mobiliteitsministers van oordeel dat de meerwaarde hiervan beperkt is, dat de regelgeving voldoende helder is en de communicatie betreffende de lage-emissiezone voldoende duidelijk, zowel over de afbakening van de zone via verschillende kanalen, alsook over de desbetreffende alternatieve routes om alsnog de lage-emissiezone zelf niet te betreden.
Op 21 april 2022 werd het verzoekschrift verder besproken en kwam de commissie tot een besluit. Voorzitter Bart Claes verwees vooreerst naar het antwoord van minister Lydia Peeters en de conclusie van de bevoegde mobiliteitsminister. Ikzelf heb vervolgens verwezen naar de zeer positieve effecten van lage-emissiezones op de volksgezondheid. De interministeriële conferentie besloot weliswaar dat plaatsingsvoorschriften niet nodig zijn, en dat is omdat het bij mijn weten ook steeds de bedoeling is om zo’n lage-emissiezone goed aan te kondigen en het geenszins de bedoeling is om mensen in een soort fuik te lokken om hen naar een boete te leiden.
Er zijn de zones in Antwerpen en Gent, waar de inrichtende gemeenten ook bevoegd zijn om het bord op hun grondgebied te plaatsen. En daar zijn, voor zover wij weten, geen problemen mee. Dat is anders rond het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Ik heb aangegeven zelf weet te hebben van één plaats, namelijk in de gemeente Drogenbos, waar men de lage-emissiezone van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest binnenrijdt en waar de gemeente Drogenbos tot nog toe weigert om het waarschuwingsbord te plaatsen. Ik opperde de mogelijkheid dat de minister de betrokken gemeentebesturen, in dit geval Drogenbos, zou kunnen aanschrijven om op de vraag van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in te gaan om het waarschuwingsbord te plaatsen. Dat voorstel werd vanuit het kader van de billijkheid, met het oog op het draagvlak voor duurzaamheid, en vanuit goed nabuurschap gesteund door collega Marino Keulen. Hij vindt het logisch om de toepasselijke regels van de buren aan te kondigen, ook al is dat op het eigen grondgebied. Daarmee neemt men volgens collega Keulen geen politiek standpunt in ten opzichte van een LEZ. In die zin kan hij zich vinden in een schrijven aan de gemeente Drogenbos. Een overheid moet minstens objectief informeren.
Collega Wim Verheyden zegt dat het Vlaams Belang steeds een koele minnaar is geweest van lage-emissiezones, maar dat hij zich in mijn voorstel kan vinden. Collega Bart Claes merkt op dat het niet geweten is over welke gemeenten het gaat, dat het gek is dat de bestuurder in dit geval de keuze heeft tussen twee overtredingen en dat dergelijke provocatie te allen tijde moet worden vermeden.
De voorzitter heeft vervolgens aan de leden van de commissie gevraagd of zij het eens zijn met het standpunt dat door mijzelf was geformuleerd. Voorzitter, het zal u niet verbazen dat ik zeer gelukkig was toen bleek dat de leden het daar unaniem mee eens zijn. De conclusie die we hier aan de plenaire vergadering voorleggen, is dan ook dat de commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken zich aansluit bij het antwoord van minister Lydia Peeters. Zij vraagt evenwel aan de minister om gemeenten met een lage-emissiezone of gemeenten die grenzen aan een lage-emissiezone erop te wijzen dat het billijk is om aankondigingsborden te plaatsen die de lage-emissiezone voldoende tijdig aankondigen. In het bijzonder verzoekt de commissie minister Lydia Peeters om de gemeente Drogenbos te vragen om het aankondigingsbord voor de LEZ van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest te plaatsen.
Is het parlement het eens met de conclusies van de commissie? (Instemming)
Ik zal de verzoeker hiervan in kennis stellen.