Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het verontrustende aantal openstaande vacatures voor maatschappelijk werkers
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Somers.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Het is een bekend gegeven, minister, dat lokale besturen meer en meer moeilijkheden ondervinden om voldoende kandidaten aan te trekken voor de invulling van bepaalde functies. Uit cijfers van VDAB blijkt dat het aantal nieuwe vacatures voor maatschappelijk werkers jaar na jaar stijgt. In 2017 zaten we met 91 vacatures voor maatschappelijk werkers. In maart 2022 is dit aantal opgelopen tot 516. Collega’s, iedereen die lokaal bestuurt, weet dat de OCMW’s moeilijkheden ervaren om maatschappelijk werkers te kunnen vinden.
De sociale diensten en de maatschappelijk werkers hebben op lokaal vlak altijd al het hart van de sociale dienstverlening uitgemaakt en hebben de voorbije jaren ook de ene crisis na de andere zien opduiken. Boven op hun reguliere werking kregen ze te maken met de coronapandemie, de Oekraïnecrisis en ook alle vragen rond hoge energiefacturen die vandaag binnenkomen. Dat maakt dat er enorm veel druk terechtkomt bij de sociale diensten. Dit is uiteraard hun taak, maar de alarmsignalen vanuit het veld geven duidelijk aan dat het heel moeilijk werken wordt.
Minister, welke mogelijkheden ziet u om de lokale besturen te ondersteunen om voldoende kandidaten te vinden voor de functie van maatschappelijk werker?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Goedemiddag, collega’s, minister. Ik had minister Beke verwacht, maar u bent zeker ook oké om mijn vraag te beantwoorden.
Vorige week vrijdag vond de tweede Sociaalwerkconferentie plaats en een van de thema’s die op de agenda van die conferentie stond, was ‘sociaal werk zoekt kracht’. Want, wat blijkt, collega’s? Jaar na jaar geraken de vacatures voor maatschappelijk werkers en sociaal assistenten steeds moeilijker ingevuld. Als die tendens zich blijft verderzetten, dreigt dat tekort wel eens problematisch te worden. Ik denk dat ik niemand verbaas – en zeker niet de schepenen en de burgemeesters in de zaal – als ik zeg dat het zeker voor de OCMW’s wel eens heel dramatisch zou kunnen zijn. Ik zwijg dan nog over het feit – de collega zei het daarnet ook – dat we van de ene crisis naar de andere crisis gaan, van de ene uitdaging naar de andere uitdaging, dat wij vaak met de handen in het haar zitten als we nadenken over hoe we het gaan aanpakken.
De vacatures zijn er wel, ze geraken gewoon niet ingevuld. Alleen al tussen 2017 en nu zien we een vervijfvoudiging van het aantal vacatures. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat we bij de lokale besturen een soort rooftocht zien om maatschappelijk werkers van elkaar af te snoepen. Ik denk, minister, dat dat niet de bedoeling kan zijn.
Nu, minister, dit is een reëel probleem, met als gevolg dat we de sociale rechten niet meer voluit kunnen garanderen maar ook dat de huidige maatschappelijk werkers gewoon overbelast geraken. Dat kan geen probleem zijn waarvoor we naar de lokale besturen kijken en dat zij moeten oplossen. Dit kan ook geen probleem zijn dat alleen door een zorgambassadeur opgelost moet worden. Dit is een probleem dat door de verschillende niveaus en door de verschillende ministers stevig moet worden aangepakt. Daarom mijn vraag aan u, minister Beke, hoe u deze tendens evalueert en wat u zult ondernemen om een antwoord te proberen bieden op deze problematiek.
– Filip Dewinter, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, er is inderdaad een grote krapte op de arbeidsmarkt. Minister Crevits wordt daar bijna elke week over bevraagd. Er zijn op dit moment meer dan 80.000 vacatures bij VDAB. Vroeger moesten we jobs zoeken voor mensen; nu moeten we het omgekeerde doen en mensen zoeken voor jobs. Ook de lokale overheden worden daarmee geconfronteerd. In het bijzonder wat maatschappelijk werkers betreft, is er heel recent een bevraging geweest door de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) waaruit blijkt dat er ongeveer 150 openstaande betrekkingen zijn voor sociaal werker. We moeten dit probleem inderdaad aanpakken, want dat stelt onze lokale besturen voor heel wat uitdagingen. Daarnaast dreigen mensen die behoefte hebben aan ondersteuning van het OCMW, daardoor soms in de problemen te komen.
We moeten een aanpak ontwikkelen op drie assen. Op de eerste as moeten we kijken naar de diplomavereisten. Die zijn vandaag heel strikt. Wanneer een maatschappelijk werker sociale onderzoeken uitvoert of individuele hulpvragen behandelt en opvolgt, is dat federaal geregeld. Men moet een bachelor sociaal agogisch werk met de titel maatschappelijk assistent hebben of een bachelor sociale gezondheidszorg. Ik heb met de VVSG afgesproken dat we met de minister van Maatschappelijke Integratie, Karine Lalieux, in gesprek zullen gaan samen met de minister van Onderwijs, Ben Weyts, om na te gaan of we het kunnen verbreden. Waarom zouden we bijvoorbeeld ook geen masters maatschappelijk werk toelaten op die positie?
Een tweede as gaat over de rechtspositieregeling van de lokale besturen. De lokale besturen vragen meer mogelijkheden om aangepaste trajecten te kunnen aanbieden. Vandaag zitten we met een strikte, stringente en centralistisch geregelde rechtspositieregeling, maar de lokale besturen vragen samen met de VVSG naar meer mogelijkheden. We zijn de rechtspositieregeling aan het herbekijken om flexibelere aanwervingen en verloning op maat van de lokale arbeidsmarkt mogelijk te maken. Daarnaast worden meer mogelijkheden gevraagd op het vlak van het toekennen van toelagevergoedingen voor flexibel werk ’s avonds en in het weekend. Dat is een tweede werf.
De derde as is een stuk opschaling. Wanneer bij een klein lokaal bestuur dat bijvoorbeeld maar een of twee maatschappelijk werkers heeft, een plaats vrijkomt, dan komt dat lokaal bestuur in echt heel grote problemen. Ook een groot lokaal bestuur dat vijf op de vijftien plaatsen niet ingevuld krijgt, heeft problemen, maar bij die kleine eenmansdiensten is die toestand vaak dramatisch. Ik denk dan ook dat daar een stuk opschaling nodig is. Dan komen we enerzijds in het fusiedebat, waar we nu niet verder op moeten ingaan maar dat volgens mij een belangrijke hefboom kan zijn. Anderzijds zullen we daar ook via de regiowerking op inzetten. Het nieuwe Regiodecreet dat er aankomt, wil mogelijk maken dat er meer mobiliteit is, dat men eigenlijk een personeelsbeleid op bovenlokaal niveau kan organiseren en dat men misschien ook een gemeenschappelijke dienst kan uitbouwen die voor verschillende gemeenten tegelijkertijd kan werken.
Volgens mij zijn dit drie belangrijke sporen naast een algemeen spoor waarbij de VVSG, die daar een plan voor klaar heeft, meer promotie voert in de hogescholen om jonge mensen te overtuigen van de aantrekkelijkheid van een job bij de lokale besturen op het vlak van sociaal werk. Ik denk dat we met die drie sporen stappen vooruit zetten. Dit zal natuurlijk niet alles oplossen. Ik denk dat we dan terechtkomen in een bredere arbeidsmarktdiscussie waar collega Crevits en anderen heel hard aan werken. We staan daar voor de fundamentele uitdaging dat we meer mensen aan de slag moeten krijgen, meer mensen moeten kunnen activeren om de jobs die er zijn, op te nemen en in te vullen.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De vraag die ik u nu nog wilde stellen, hebt u al verwerkt in u antwoord. Ik ben daar zeer tevreden mee. Ik wil gewoon nog herinneren aan een aantal zaken.
Professor Koen Hermans van de KU Leuven wijst erop dat het OCMW zowat de enige plaats is waar die stringente, strikte regelgeving rond de beschermde titel van maatschappelijk werker inderdaad nog geldig is, en dat het OCMW niet de meest populaire werkgever blijkt voor die maatschappelijk werkers.
Ik ben zeer tevreden met het feit dat u samen met uw collega’s wilt bekijken om die opening of verbreding te maken.
Ik denk inderdaad dat er een rol voorbehouden is voor de VVSG. Zij nemen daar al stappen in, maar een campagne naar studenten of afgestudeerden toe kan hen warm maken voor die heel mooie job van maatschappelijk werker.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Ik ben blij te horen dat er een plan van aanpak is en dat eraan gewerkt wordt, al denk ik dat het niet voldoende zal zijn. Er zal meer nodig zijn, en daarvoor kijk ik naar u, maar ook naar minister Beke. Ik wil eigenlijk iets anders aankaarten, namelijk het klimaat waarin maatschappelijk werkers vandaag werken. U bent ook burgemeester en zult dat dus ook wel erkennen. Ik denk dat dat ook een van de redenen is waarom de vacatures niet ingevuld raken. Ik heb het dan over agressie, meer en meer agressie van cliënten naar maatschappelijk werkers toe: het gaat niet snel genoeg, ze krijgen niet de hulp die ze willen. Ik wil dat zeker niet veralgemenen, maar als we dat volledig gaan ontkennen, terwijl we weten dat er op sommige plaatsen veiligheidsagenten aan loketten staan en dat politie moet gaan patrouilleren bij een sociaal huis op het moment dat maatschappelijk werkers naar huis gaan, dan zitten we met een probleem. Ik wil het niet veralgemenen, maar we mogen niet ontkennen dat er iets aan de hand is. Mijn vraag aan u is hoe u dat zelf ziet. Dringt zich hier een bredere aanpak aan op het vlak van agressie naar maatschappelijk werkers toe?
De heer Veys heeft het woord.
Collega’s, we hebben het hier heel vaak over de nood aan een warm Vlaanderen, over de nood aan sociale dienstverlening, aan kwetsbare Vlamingen ondersteunen, sterker maken en helpen vooruit te gaan. Maatschappelijk werkers maken daarin het verschil. Vooruit vindt dat heel belangrijk. Het aantal vacatures is in vijf jaar tijd vervijfvoudigd, en het laatste jaar bijna verdubbeld. Dat is een groot probleem. Daarvoor komen wij op. Wij willen dat er meer maatschappelijk werkers zijn en dat ze hun werk goed kunnen doen.
Mevrouw Verheyen, u stelt dat de omgang met cliënten soms moeilijk is, maar we moeten ook eens durven te kijken naar de caseload in de OCMW’s vandaag, naar de hoeveelheid dossiers die een maatschappelijk werker gemiddeld moet behandelen. Ik denk dat daar een sleutel zit tot gemakkelijker werken.
Nu, actie dringt zich op. Deze regering wilde in het begin van deze legislatuur besparen, op het steunpunt Mens en Samenleving (SAM), een vzw die sociaal werkers ondersteunt. Daar is de Vlaamse Regering gelukkig wat op terugkomen dankzij acties van de oppositie, maar vooral van het werkveld.
Op 15 maart was het World Social Work Day. Minister Somers, ik heb toen aan minister Beke gevraagd wat hij zou doen, of hij een plan had, welke initiatieven de regering zou nemen. Het antwoord was toen: “We kunnen alleen maar iedereen oproepen om zich daarvoor in te zetten en daar het maximale voor te doen.” Zijn jullie ondertussen al tot wat meer inzicht gekomen, gaan jullie daarmee aan de slag? U verwijst naar uw collega-minister van Onderwijs, maar gaat u ook met minister Beke aan de slag om op het veld het verschil te maken, om ervoor te zorgen dat er beter sociaal werk is en we die mensen kunnen vinden?
De heer Ongena heeft het woord.
Collega’s, de krapte op de arbeidsmarkt laat zich in alle sectoren voelen: in de zorgsector – minister Beke is hier nog –, in het onderwijs – het leerkrachtentekort –, vrachtwagenchauffeurs, huishoudhulpen, kinderbegeleiders … Er gaat geen dag voorbij of we lezen berichten over een tekort aan mensen. Dat is een enorm probleem in Vlaanderen, een probleem waar we in de commissie Werk – altijd welkom, collega’s – elke week grondige debatten over voeren.
Alleen, in de ‘war for talent’ stellen we vast dat de lokale besturen gehandicapt rondlopen. Ze hebben beperkingen, namelijk het strikte en rigide lokaal personeelsstatuut, dat hun te weinig marge geeft om een aantrekkelijke werkgever te kunnen zijn. De onderhandelingen lopen, de besprekingen zijn bezig, maar jammer genoeg weigeren vakorganisaties om rond de tafel te komen. Ze gebruiken daar andere argumenten voor en wijzen naar andere dossiers. Ik denk dat het in dezen belangrijk is om een oproep te doen aan de vakorganisaties om rond de tafel te gaan zitten en werk te maken van een nieuw personeelsstatuut voor lokale besturen, zodat die sterker voor de dag kunnen komen in de war for talent.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Het probleem dat er op dit moment zo’n groot tekort is aan maatschappelijk werkers, wordt in het werkveld inderdaad vaak besproken. Dat zijn mensen die met hun volle hart in een beroep stappen, die heel vaak heel idealistisch zijn. Wat zij aanhalen, is niet, zoals een andere fractie aanhaalde, de agressie van hun cliënten, maar wel de zware ‘case load’, het feit dat zij horen dat zij – en dat is soms terecht, soms onterecht – niet genoeg ruimte hebben om te werken met de mensen en dat zij worden dwarsgezeten door de lokale context.
Er zijn ook weinig mensen in de praktijkopleidingen die zelf ervaring hebben binnen de OCMW’s. Dat zou natuurlijk een directe aanleiding kunnen zijn om de uitstroom uit de opleidingen te kunnen versterken. Maar daarover heb ik wel een vraag, minister, want op dit moment is dat plaatje eigenlijk niet duidelijk. Wat is de instroom in de opleiding? Wie studeert af? Wie gaat werken? Daar zitten duidelijk lekken in het systeem, en die zijn niet helder.
En dan geef ik u ook nog een quick win, want ik weet dat deze regering houdt van quick wins. Er zijn heel veel vrouwen met een migratieachtergrond die een hoofddoek dragen, die afstuderen en die willen gaan werken bij lokale besturen, maar dat op veel plekken nog altijd niet kunnen. Hoe staat u daartegenover? (Applaus van Orry Van de Wauwer)
Minister Somers heeft het woord.
Er is heel veel engagement op alle banken, heel veel betrokkenheid bij het thema. Ik denk dat dat ook een goede zaak is. We beseffen allemaal dat maatschappelijk werkers met een fragiel deel van de samenleving moeten samenwerken en daar een fundamentele rol hebben. Dus op zich is dat een zeer goede zaak.
Ik schets toch even een iets breder kader. De problematiek van de arbeidsmarkt is voor lokale besturen veel breder dan alleen sociale werkers. U moet eens met lokale besturen gaan praten en vragen wie er nog mobiliteitsdeskundigen vindt, of ruimtelijke planners, of mensen in de bouwdienst, of in de naschoolse kinderopvang. Dat zijn de signalen die we krijgen. We zitten met een heel fundamentele krapte op onze arbeidsmarkt die steeds meer begint door te werken, waardoor er steeds meer gaten dreigen te vallen in het systeem.
Wat we dus absoluut nodig hebben, is een soort van mobilisering van hen die vandaag nog inactief zijn, om te participeren aan de arbeidsmarkt. Dat is een fundamentele oplossing. Als we daar niet in slagen, gaan we met problemen blijven zitten. Dat is een eerste bedenking.
Ten tweede denk ik dat het verbreden van het aantal mensen dat kan instappen in de job van maatschappelijk werker, een absoluut belangrijke zaak is. Alleen moeten we opletten dat we de deur niet zomaar wild openzetten. Mensen werken immers toch met vertrouwelijke dossiers en hebben een belangrijke taak. Ik denk dus dat verbreden absoluut moet kunnen, een stuk breder dan vandaag, maar gewoon zeggen dat iedereen die job aankan, ongeacht of hij een diploma heeft of niet en ongeacht wat hij in het verleden heeft gepresteerd? Ik denk dat er een zekere nuance moet blijven. Maar vandaag is de rigiditeit veel te groot. Daarom is er een gesprek met mevrouw Lalieux, samen met collega Ben Weyts.
De VVSG is op dit moment bezig met een promotiecampagne. Ze gaat alle sociale hogescholen van Vlaanderen bezoeken en gaat daar aan de leerlingen die in het laatste jaar zitten, vertellen wat het sociaal werk bij een lokaal bestuur concreet inhoudt. Ik denk dat dat een zeer goed initiatief is. Eind juni, na de examens, biedt ze een speeddateweek aan aan alle afgestudeerde studenten, die dan in een of meerdere OCMW's kunnen gaan werken en er gedurende een bepaalde periode kunnen meedraaien. Ze kunnen daar ook een sollicitatiegesprek voeren. En indien ze willen, ligt het contact eigenlijk klaar. Als er een match is, ligt het contract klaar. Ik vind dat een zeer goed initiatief. Op korte termijn hebben al 35 lokale besturen zich daarvoor ingeschreven. Dus ik maak toch wel een eresaluut voor het voluntarisme en de daadkracht van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten.
We hebben deze legislatuur niet zo bespaard op lokale besturen. We hadden in de vorige legislatuur 15 miljard euro over voor de lokale besturen. Dat is deze legislatuur 20 miljard euro geworden. Het is de begrotingspost van Vlaanderen die het sterkst gestegen is, als je naar de grote begrotingsposten kijkt. Ik weet dat ook de lokale besturen het vandaag heel moeilijk hebben en de tering naar de nering moeten zetten, zoals elk bestuur, maar het is niet zo dat er hier op het vlak van de lokale besturen een heel grote besparingsdrift is geweest. Ik denk zelfs integendeel. We hebben de financiële positie van onze lokale besturen alleszins in moeilijke tijden proberen te versterken.
Wat betreft de problematiek van het werkklimaat, de mogelijkheden om te werken, de workload en de werkomstandigheden, heb ik ook een aantal collega’s uit de oppositie gehoord. Ik ben ook blij met hun bezorgdheid. Ik hoop dat ze ons enorm gaan steunen om de vraag van de lokale besturen in realiteit om te zetten. Dat is een vraag die al lang bestaat, waarbij ze zeggen dat hun rechtspositieregeling vandaag te rigide is, niet alleen om mensen te kunnen aantrekken, niet alleen om competitief te kunnen zijn met de private sector, maar ook om werkomstandigheden te creëren op maat van de cliënt, maar ook op maat van de sociaal werker zelf.
Als lokaal bestuur heb je meer mogelijkheden nodig om daar maatwerk te doen. Vandaag worden de stad Antwerpen en een kleine gemeente met tienduizend inwoners binnen datzelfde personeelsstatuut gedwongen. En dat is niet meer van deze tijd. Er is een sterke vraag om daar meer ruimte te creëren. Dat is geen wonderoplossing, maar het kan een deel van de oplossing zijn.
Niemand kan ontkennen dat er vandaag een algemeen klimaat heerst waarbij ambtenaren, mensen uit de frontoffice, mensen die vanuit een overheidsfunctie in contact komen met mensen, regelmatig of toch te veel met agressie in contact komen. Daar moet ook werk van worden gemaakt. Maar er is ook een verantwoordelijkheid bij lokale besturen om een klimaat te creëren, een bedrijfsklimaat waarbij men dat niet aanvaardt. Daar zijn voorbeelden van, best practices waarbij men daar heel consequent in is en zegt: ‘Als u dat doet, dan treden wij onmiddellijk op.’ Je moet naar onze ambtenaren toe altijd een zerotolerancebeleid voeren ten aanzien van die agressie. Gemeentebesturen of stadsbesturen die dat op een consequente manier doen, laten zeer snel het signaal doorsijpelen in de samenleving dat zo’n gedrag niet wordt aanvaard.
Kortom, de drie sporen die we bewandelen met het voluntarisme van de VVSG vormen een aanpak die er staat. Maar dat moet natuurlijk altijd in het geheel worden bekeken van een arbeidsmarkt die vandaag ontregeld is en waarbij het er op de eerste plaats op aankomt de te lage tewerkstellingsgraad omhoog te krijgen.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw extra toelichting. U kunt in ons een partner vinden voor het plan dat u hier voorstelt, waarbij we met alle partners op het veld moeten kijken naar die rechtspositieregeling, maar ook naar het heel stringente diplomakader.
Ik wil mijn resterende spreektijd dan ook gebruiken om wat promotie te maken voor die mooie job van sociaal werker, van maatschappelijk assistent. Wat we hebben hen inderdaad nodig, overal op het veld. Ik heb jarenlang het voorrecht gehad om voorzitter te zijn van het bijzonder comité in mijn eigen stad Beringen. Ik ben er, samen met jullie, dag in, dag uit getuige van geweest met hoeveel engagement en passie die mensen hun werk uitvoeren. Met sociaal werk op het lokale niveau, bij het OCMW, heb je een impact op je lokale samenleving. Je hebt te maken met individuele dossiers, maar je kunt mensen ook effectief helpen bij grote maatschappelijke uitdagingen. Werken voor een OCMW is niet louter administratief, dat merken we elke dag. Het is een heel gevarieerde en boeiende job, waarbij je de mensen van dichtbij kunt helpen. Als je het mij vraagt, is dat de kern van het maatschappelijk werk. We moeten er met z'n allen wat meer promotie rond maken en een positieve campagne voeren voor het prachtige werk dat die mensen dag in, dag uit leveren. (Applaus bij CD&V en Open Vld)
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, ik sluit mij zeker aan wanneer u zegt dat de lokale besturen het signaal moeten geven dat agressie niet kan. Ik ben schepen van Welzijn. Er moet op een fatsoenlijke manier worden omgegaan met onze ambtenaren, met onze maatschappelijk werkers. Dat is helemaal waar. Maar dat neemt niet weg dat het voor de maatschappelijk werkers dubbel zo zwaar is. Zij hebben de afgelopen weken en maanden, de voorbije twee jaar niet alleen heel veel werk verricht, maar werden daarbovenop geconfronteerd met agressie. Dat is niet gemakkelijk.
Er is iets dat ik nog wil zeggen aan de collega's. Maatschappelijk werkers zetten zich dag in, dag uit in voor mensen die hulp nodig hebben. We kunnen niet tolereren dat diegenen die hulp krijgen, hun agressie of frustraties afreageren en uitwerken op die maatschappelijk werkers. We kunnen dat nooit tolereren. Daarmee wil ik graag eindigen. (Applaus bij de meerderheid)
De actuele vragen zijn afgehandeld.
Collega’s, ik stel voor dat we de vergadering schorsen in afwachting van de ontvangst van de Europees commissaris. Normaal gezien wordt de betrokkene verwacht … (Opmerkingen)
De parlementsvoorzitter heeft mij gevraagd om nu reeds te schorsen, maar indien de vergadering erop aandringt, wil ik gerust de volgende actuele vraag nog laten stellen. Ja? (Instemming)
Bij dezen. Het parlement is baas van zijn eigen werkzaamheden, dus gaan we deze vraag laten stellen.