Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, vorige week stond ik hier ook met een vraag over de verplichte inburgering in Brussel, of liever: over het zoveelste uitstel ervan. Uw reactie was klaar en duidelijk: ‘Het hangt mijn voeten uit.’ Deze reactie werd op applaus onthaald, maar helaas viel deze reactie in dovemansoren bij Ecolo-minister Maron. Want in plaats van de koe bij de hoorns te vatten, in plaats van die verplichte inburgering tot een prioriteit te maken, kondigde minister Maron een verandering van de plannen aan. Het hele script werd omgegooid. Zo zal hij de Franse onthaalbureaus van de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) overhevelen naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) en zal hij op die manier eigen, zogenaamd tweetalige, trajecten aanbieden.
Gekker moet het niet worden. Vandaag zijn we dus aanbeland bij de zoveelste episode van de hele saga over die verplichte inburgering in Brussel. We hebben nu een nieuwe en andere speler en het engagement van de COCOF stopt.
Minister, het samenwerkingsakkoord is nochtans duidelijk. Daarin staat dat de GGC enkel en alleen eigen trajecten kan aanbieden na overleg met en notificatie aan de gemeenschappen. Nergens valt er iets te lezen over de mogelijkheid van een inkanteling ervan. Dat was trouwens ook helemaal niet de bedoeling van het samenwerkingsakkoord.
Minister, bent u in kennis gesteld van deze inkanteling? Is er overleg gepleegd? Wat is uw reactie op de plannen van minister Maron?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Tavernier, het wordt inderdaad een saga. Ik kan op uw eerste vraag heel kort antwoorden. Neen, ik ben op geen enkele manier op de hoogte gebracht van de persconferentie. Hoe heb ik daarop gereageerd? Ik heb gisteren onmiddellijk een brief gestuurd om mijn ergernis te uiten over het feit dat er al vijf keer engagementen zijn uitgesteld en dat ik nu via de pers die heel nieuwe piste moet vernemen.
Ik heb dan ook een aantal vragen gesteld, meer bepaald wat dat betekent voor de verplichte inburgering, wat dat betekent voor de afspraken die we hebben gemaakt, en hoe hij dit denkt te organiseren. Ik heb hem er ook op gewezen dat elke wijziging op basis van het samenwerkingsakkoord het overleg veronderstelt met de Vlaamse overheid.
Mijn kabinet heeft vanmorgen telefoon gekregen van het kabinet van minister Maron, die heel duidelijk zegt dat hij dit heeft aangekondigd maar dat hun engagementen overeind blijven. Op 1 juni zal, wanneer mensen zich komen aanbieden in een van de negentien gemeenten van Brussel, duidelijk worden gemaakt dat er een verplicht inburgeringstraject is. Er ligt een tweetalige brochure die de mensen doorverwijst naar Bapa BXL of naar AgII-bon, ons inburgeringsagentschap.
Hij zegt dat de aankondiging die hij heeft gedaan, eigenlijk betrekking heeft op een volgende fase. Mijn kabinet heeft daar akte van genomen. Ik heb begrepen dat op 1 juni volgens minister Maron de afspraken eindelijk zullen worden gevaloriseerd. Ik ben er zelf sceptisch over. Ik zal daar niet flauw over doen. Ik heb al vijf keer uitstel meegemaakt. Ik wacht dan ook af wat er op 1 juni ter plekke zal gebeuren.
Ik denk dat elk verder debat, elke verdere ambitie van de Brusselse regering met betrekking tot inburgering op basis van het samenwerkingsakkoord minstens overleg vereist met Vlaanderen.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De afspraken uit het samenwerkingsakkoord zijn glashelder en worden nu door minister Maron bij het grofvuil gezet. Hij had zelfs niet het fatsoen om u daarover tijdig in te lichten. Dat gaat er bij mij niet in. Blijkbaar staat het woord ‘samenwerking’ – of in het Frans: ‘coopération’ – niet in het woordenboek van minister Maron. Nochtans is het samenwerkingsakkoord geen vodje papier.
Bovendien gaat het mijn verstand te boven dat minister Maron blijkbaar wel de tijd heeft om tweetalige trajecten uit te rollen terwijl de invoering van de verplichting al drie jaar op zich laat wachten.
Maar ik ben blij te horen, minister, dat u meteen actie ondernomen hebt, dat u een brief geschreven hebt, dat u te kennen gegeven hebt dat wij als Vlaanderen een volwaardige en belangrijke partner zijn in dit hele dossier. Bovendien bieden de Brusselse trajecten absoluut geen antwoord op de problematiek van de inburgering. Tweetaligheid à la de GGC kennen we allemaal. Vraag dat aan de mensen in de bicommunautaire ziekenhuizen en in de bicommunautaire rusthuizen. Die zorginstellingen hebben een broertje dood aan het Nederlands.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, we zien al enige tijd sabotage vanuit het francofone Brusselse establishment inzake het inburgeringsbeleid. Nu wil de Brusselse Hoofdstedelijke Regering blijkbaar ook nog, in strijd met alle gemaakte afspraken, het Franstalige inburgeringsbeleid overhevelen naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Zo wil de Brusselse Hoofdstedelijke Regering eigenlijk de inburgeringstrajecten ‘verbrusselen’ en Vlaanderen gewoon buitenspel zetten. Er zouden dan zogenaamd tweetalige trajecten komen, maar in de praktijk weten we wat in de Brusselse context tweetaligheid betekent. Dat is gewoon eentalige Franstaligheid, maar op Vlaamse kosten. Terwijl we zien dat in veel Brusselse wijken de vervreemding zo hard toeslaat dat men zich veeleer in Afrika of het Midden-Oosten waant – collega Rousseau zou het kunnen beamen, mocht hij hier een keer aanwezig geweest zijn –, houdt de Brusselse Hoofdstedelijke Regering zich bezig met het pesten van Vlaanderen en met het verder laten islamiseren van Brussel, in plaats van met inburgering.
Dus is mijn oproep aan u, minister, dat Vlaanderen nu eindelijk eens zijn macht gebruikt om dat francofone Brusselse establishment, maar ook de lokale handlangers van Groen, Vooruit en Open Vld, eindelijk eens duidelijk te maken dat we dat niet meer pikken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Collega Janssens, het is niet aan mij om collega Rousseau te verdedigen, maar hij was hier wel bij aanvang. Hij is hier nog steeds, want ik zie zijn gerief staan.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Dank u wel voor de rechtzetting, voorzitter. (Opmerkingen)
Collega’s, ik denk dat minister Maron beter eerst zijn huiswerk zou maken, in plaats van opnieuw ballonnetjes op te laten. Ik heb het hier vorige week ook al gezegd: voor ons is het cruciaal dat er nu echt dringend werk wordt gemaakt van die verplichte inburgeringstrajecten, zoals wij trouwens al jaren vragen, met een aanbod vanuit de Franse Gemeenschap en vanuit Vlaanderen. Want eerlijk is eerlijk, minister, we hebben het er in de commissie al vaak over gehad: Vlaanderen staat klaar, die vierduizend plaatsen zijn voorzien. Ik denk dat dat inderdaad de beste garantie is dat er ook een Nederlandstalig aanbod zal worden voorzien.
Ik reken trouwens op minister Van den Brandt, die eigenlijk ook bevoegd is vanuit het Nederlandstalige college, om daar mee over te waken. Maar ik denk dat daar nu eerst werk van moet worden gemaakt, voordat we kunnen nadenken over volgende stappen rond harmonisatie of inkanteling. Minister Maron, get your priorities right.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Tavernier, ik treed u volledig bij. Ik herhaal nog eens dat het voor mij ook erg onbegrijpelijk is dat, wanneer twee ministers van een verschillende regering intens samenwerken rond een traject, waarbij we inburgering verplicht willen maken in Brussel, waarbij er heel intensief overleg is, waarbij ikzelf als minister steeds heb aangeboden om de expertise die we in Vlaanderen al hebben opgebouwd, ten dienste te stellen van Brussel, omdat dat in het belang is van de nieuwkomers en van onze samenleving in het algemeen, wij al vijf keer een uitstel hebben gezien. Er is ons beloofd dat wij op 1 juni eindelijk de inwerkingtreding zouden zien van de afspraken die gemaakt zijn. En dan doet men zonder enig overleg, nog voordat we de datum van 1 juni hebben bereikt, dus nog voordat die verplichte inburgering in werking is gesteld, opnieuw een communicatie over een totaal nieuwe aanpak en een nieuwe approach, zonder op voorhand de hoffelijkheid te hebben om contact met ons op te nemen. Ik vraag niet dat men toestemming vraagt, maar dat men toch minstens zou informeren. Want in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en in de Brusselse Hoofdstedelijke Regering weet men natuurlijk ook dat daar vorige week in dit parlement een debat over gevoerd is. Het is minstens ook een heel chaotische communicatie. Het ene is nog niet ingevoerd en men communiceert al over een nieuw traject of een nieuwe aanpak.
Ik heb mijn ergernis daarover geuit, in de meest duidelijke taal. Maar ik heb vandaag dan ook wel de reactie gekregen. En dat is voor mij uiteindelijk het belangrijkste. Welke denkpistes men ook ontwikkelt, het belangrijkste is dat we zo snel mogelijk die verplichte inburgering in Brussel op het terrein gerealiseerd weten. En daar is het engagement herbevestigd.
We gaan binnen drie weken, op 1 juni, kijken wat er gebeurt in Brussel. Normaal gezien ben ik iemand die positief staat ten aanzien van en wil geloven in zulke engagementen, maar als ze al vijf keer uitgesteld zijn, dan word ik ook wel sceptisch, voorzichtig gesteld. We zullen kijken wat er gebeurt.
Alleszins – dat wil ik ook nog heel duidelijk zeggen –, welke nieuwe piste er in de toekomst ook komt, er is overleg nodig met Vlaanderen. Natuurlijk is het mijn verantwoordelijkheid en die van de Vlaamse Regering om over de belangen van Vlaanderen en die van de Vlamingen in Brussel te waken. Ik ga dat ook nauwgezet doen. Als er een onderzoek gebeurt naar nieuwe pistes of als er nieuwe pistes komen, wil ik kijken of die stroken met de belangen van de Vlaamse Gemeenschap. En het allereerste belang van de Vlaamse Gemeenschap is dat er in Brussel inburgeringstrajecten zijn voor nieuwkomers, dat die trajecten effectief zijn, dat ze zo snel mogelijk toelaten mensen in te schakelen in onze gemeenschap, en dat er ook een volwaardig Nederlandstalig aanbod is ten aanzien van nieuwkomers in Brussel.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, ik wil nog even terugkomen op de rol van Vlaanderen in Brussel. Wij met de N-VA geloven steevast in het belang van de aanwezigheid van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel, ook en zeker met betrekking tot de inburgering. Het is cruciaal voor het Nederlandstalige, Vlaamse karakter van onze hoofdstad. Brussel is ook ónze hoofdstad. Bovendien is de aanwezigheid van de Vlaamse Gemeenschap essentieel en onmiskenbaar. We investeren er jaarlijks meer dan 1 miljard euro en onze partij is daar ook trots op.
Dus ja, minister, ik reken erop dat u niet van de zijlijn zult toekijken en dat u uw Vlaamse bevoegdheid inzake inburgering ten volle zult beschermen en benutten. Wij zullen dit zeker en vast blijven opvolgen. Afspraak op 1 juni.
De actuele vraag is afgehandeld.