Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, collega’s, het zijn budgettair zeer uitdagende tijden. Vlaanderen wordt heel fors uitgedaagd. We hebben COVID-19 gehad, er is de Oekraïnecrisis, er zijn een aantal zaken die ons ook veel geld gaan kosten in het stikstofakkoord, de bouwshift. En de centen moeten ergens vandaan komen. Tegelijk zien we nog altijd – en dat is al sinds vorige legislatuur – dat bedrijven, maar ook de publieke sector, schreeuwen om personeel. Dat is een verhaal dat hier wekelijks gebracht wordt, niet alleen door mij, maar door alle collega’s. In Vlaanderen zijn ongeveer 600.000 mensen inactief en zijn er 72.000 chronisch openstaande vacatures. Dat kost gigantisch veel geld aan uitkeringen en dat zijn ook heel veel gemiste kansen, omdat die vacatures niet ingevuld geraken. Dat fnuikt de groeikansen van bedrijven. Dat knaagt onze welvaart voor een stuk aan.
Op Vlaams niveau doen we veel, heel veel. We hebben onder meer de jobbonus, waar we toch miljoenen euro's in stoppen om het verschil tussen werken en niet werken groter te maken, om de laagste lonen een stukje te doen stijgen. We hebben het vorige week in de commissie nog gehad over hoe we ons controle- en sanctioneringsbeleid kunnen versterken, maar tegelijk hebben we toch allemaal de gedeelde overtuiging dat via een asymmetrisch beleid, op maat van Vlaanderen, ook de federale bevoegdheden een stukje anders moeten worden ingevuld.
U hebt daar in de regering een conceptnota over goedgekeurd. Het parlement heeft die ook ondersteund met een forse resolutie, waar toch heel wat in stond. U had ons vorige week aangekondigd dat u maandag samen zou zitten met de federale minister van Werk, minister Dermagne, om te bekijken welke zaken federaal heel specifiek op maat van Vlaanderen kunnen worden uitgevoerd, zodat we erin slagen om meer mensen aan de slag te krijgen. Mijn vraag is dan ook: hoe was uw maandag? (Gelach)
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega Ronse. Ik veronderstel dat u het hebt over hoe de interministeriële conferentie (IMC) op maandag was. Want ik zal u niet verblijden met een evaluatie van mijn volledige maandag.
Vorige week heb ik u een stand van zaken gegeven rond asymmetrie. En ik kan u al zeggen, collega Ronse en alle collega's in het parlement, dat er ondertussen nog een asymmetrisch dossier geregeld geraakt is, opnieuw met collega Frank Vandenbroucke, doordat het dossier – ik heb beloofd om collega Muyters opnieuw een streepje te geven vandaag – rond de RSZ-bijdragen voor sociale en beschutte werkplaatsen federaal eindelijk geharmoniseerd is. Dat is een vraag die al heel lang bij ons op tafel lag, al van in de vorige legislatuur. Dat heeft ervoor gezorgd dat er 14 miljoen euro vrijkomt, die we nu weer kunnen investeren in plaatsen voor mensen in de sociale economie.
Dat is asymmetrie, omdat wij in Vlaanderen beslist hebben, ook in de vorige legislatuur, om het onderscheid tussen sociale en beschutte werkplaatsen op te heffen en er maatwerkbedrijven van te maken. Men heeft dat nu voor Vlaanderen geharmoniseerd. Dat was niet de vraag van de anderen. Dat is het tweede, na het dossier van de langdurig zieken, dat asymmetrisch geregeld is.
Maandag lagen, zoals ik aangekondigd heb, twee dossiers op tafel. Voor de tijdelijke werkloosheid is er een akkoord en komt collega Dermagne tegen april met een wettelijk kader naar de regering. Die afspraak is dus gemaakt. Voor het vrijwilligerswerk in het kader van de beschikbaarheid op de arbeidsmarkt moet het platform ook volledig klaar zijn tegen april, zodat ook daarvoor een wetgevend initiatief kan worden genomen.
Daarnaast, had ik u gezegd, zijn er nog twee dossiers die niet op de agenda stonden maandag, maar die wel besproken zijn. En daarbij hebben bovendien – het zal u misschien vreugdevol stemmen – de andere regio's eindelijk ook wat voorstellen op tafel gelegd, het ene al interessanter dan het andere. Het voorstel rond het vrijwilligerswerk zal wellicht kunnen worden opgelost, niet door asymmetrie, maar doordat iedereen vragende partij is. Dan hoef je het natuurlijk niet meer asymmetrisch te regelen. Dan kun je het onmiddellijk regelen voor het hele land, wat voor mij ook goed is. Als het maar op maat is van onze wensen.
Van de voorstellen langs de andere kant van het land is er zeker eentje dat wat mij betreft niet nodig is in Vlaanderen, maar we gaan er ook grondig over bezinnen en kijken wat kan en wat niet kan voor ons. Maar het eigene van asymmetrie, collega's, is natuurlijk dat wat de ene regio vraagt, niet noodzakelijk datgene is wat de andere regio vraagt.
Tot slot is het voor mij wel positief dat er ook een tandje bij wordt gestoken in het aantal vergaderingen. Er is ook afgesproken dat het platform niet maandelijks bijeenkomt, maar dat we op veertiendaagse basis gaan werken, om zo dossier per dossier de goesting te laten stijgen.
Ik weet dat u wat ongeduldig bent. U hebt dat vorige week gezegd. Ik deel uw ongeduld, maar weet dat grote veranderingen vaak door allemaal kleine stappen gerealiseerd worden. Ik vind dat we wat dat betreft in deze legislatuur al heel wat aan het realiseren zijn.
De heer Ronse heeft het woord.
Dank u, minister. In onze resolutie, die we hier kamerbreed hebben goedgekeurd, staan nog twee andere voorstellen die mij zeer na aan het hart liggen. Dat is ten eerste het versterken van de degressiviteit van de werkloosheidsuitkering en ten tweede het uitdoven in Vlaanderen van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT), dus om dat zo weinig mogelijk toe te passen.
En als het gaat over langdurig zieken, heb ik bestudeerd wat overeengekomen was. Wat ook heel expliciet in onze resolutie staat, is dat na drie maanden arbeidsongeschiktheid een team kijkt of die persoon elders of in een andere context kan werken. Als dat zo is, zou er een inspanningsverbintenis komen in Vlaanderen, om daaraan mee te werken.
Ik denk dat dat de uitstroom van onze RIZIV-trajecten enorm zou helpen en dat dat ook een heel mooie hefboom zou kunnen zijn. Mijn vraag is: die drie zaken – ook die inspanningsverbintenis – zijn dat zaken waarvan u denkt dat die op korte termijn ook via dat asymmetrisch verhaal kunnen worden gerealiseerd?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, u hebt het hier zelf ook al gezegd. Een asymmetrisch beleid wil zeggen dat de ene regio een andere aanpak nodig heeft dan de andere. U weet ook dat de situatie in Vlaanderen anders is dan de situatie in Wallonië. En dat vergt natuurlijk een andere aanpak, bijvoorbeeld rond activering. Ik vind het van belang dat we verder blijven inzetten rond activering en sanctionering, want wij weten – we hebben het vorige week ook in de commissie besproken – dat het eigenlijk nog sneller en beter kan. Dus is mijn concrete vraag: weet u op welke manier de Waalse Regering die activering zal aanpakken?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Een federale lastenverlaging van 14 miljoen euro zorgt inderdaad voor 450 extra jobs in de sociale economie. Daar zijn we uiteraard zeer blij mee, en u ook, neem ik aan, mijnheer Ronse, met dank aan minister Vandenbroucke. Maar we zijn natuurlijk in Vlaanderen bevoegd om meer te kunnen doen, ook inzake jobs in de sociale economie. Vaak gaat het om mensen die willen werken maar een grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt en zij hebben echt dat bijkomend steuntje in de rug nodig om een job te kunnen hebben.
Mijn heel concrete vraag is de volgende. Ik weet dat u de ambitie deelt om meer mensen in de sociale economie te activeren, wanneer zult u daar ook Vlaamse extra middelen voor uittrekken?
De heer Ongena heeft het woord.
Dank, collega Ronse, voor de vraag en minister voor het antwoord. We hebben het er vorige week in de commissie al over gehad. We hebben toen al vastgesteld dat we van het vragenlijstje dat Vlaanderen had naar het federale niveau toe, al heel wat hebben kunnen afvinken. Ik heb begrepen dat we nog meer gaan kunnen afvinken en dat het er goed uitziet, zodat we in de toekomst nog zaken gaan kunnen afvinken. En dat is natuurlijk een goede zaak want daardoor kunnen we alleen maar onze Vlaamse arbeidsmarkt vooruit krijgen.
Ik heb wel een bekommernis en daarom stel ik ook deze vraag aan u, minister. In onze terechte vraag naar meer autonomie en vrijheid in Vlaanderen om eigen zaken asymmetrisch te kunnen doen, moeten we er natuurlijk wel over waken dat we anderen niet de kans geven om beleid te gaan voeren dat contraproductief zou werken. Ik vraag me af of erover gewaakt wordt dat we andere gewesten niet de mogelijkheid geven om vanwege eenzelfde asymmetrie wat soepeler te gaan zijn, want dat zou natuurlijk voor onze arbeidsmarkt in zijn globaliteit geen goede zaak zijn.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik denk dat we u kamerbreed kunnen feliciteren. U hebt aan de kar getrokken en geduwd en u boekt stap voor stap concrete resultaten: het activeren van langdurig zieken, extra plaatsen in de sociale economie, straks de inschrijving van tijdelijk werklozen en de opleiding ervan, de beschikbaarheid op de arbeidsmarkt. We kunnen lijstjes maken en ze ook stelselmatig afvinken. Ik doe er graag nog wat bij.
De aanpak van de knelpuntberoepen is een van de grootste uitdagingen in Vlaanderen. Opleiding en vorming zijn daarbij essentieel. Ook federaal zijn er intenties rond het organiseren van opleidingsdagen, en ook rond het behoud van uitkeringen als een werkzoekende een knelpuntberoep aanvaardt en instapt. De vraag is op welke manier daar afspraken over gemaakt worden. En kunnen we ook op dat punt nog een tandje bij steken?
Minister Crevits heeft het woord.
Kunt u mij die vraag nog eens herhalen?
Het gaat over de aanpak van de knelpuntberoepen en het eventueel behoud van uitkeringen zoals federaal is voorgesteld bij het aanvaarden van een knelpuntjob als werkzoekende.
Minister Crevits heeft het woord.
Ja, dank u wel, collega’s. Het zijn veel vragen. Ik was nog aan het opschrijven en ik kon niet helemaal mee, maar dat is bij deze gelukt.
Eerst en vooral, collega Ronse, uw twee punten – de versterking van de regressiviteit en het uitdoven van SWT – leggen wij natuurlijk op tafel. Maar we bespreken elk dossier technisch zeer grondig om te kijken of we de anderen mee kunnen krijgen.
We doen dat als gevolg van wat collega Ongena zegt. Wanneer bijvoorbeeld het versterken van de degressiviteit enkel bij ons zou worden toegepast, kan men een situatie creëren waarbij de andere regio beslist om dat op zijn gemak te doen. Wanneer daar geen compensatie voor is of geen responsabilisering achter zit, kan men bij ons een slecht effect krijgen. Om die reden bespreken we alle dossiers grondig. We zien dat er al een dossier is waarvan de andere regio’s zeggen dat zij die autonomie ook willen hebben. Ik voel heel erg dat het woord asymmetrie een beetje beladen is. De eerste keer dat we dat gebruikten, moest men daar niets van weten. Nu beginnen we te voelen dat zij daar wel in meegaan en van een aantal zaken denken dat er ook voor hen iets goeds inzit. Maar sowieso is het daarom ook van belang dat we de kans krijgen om mee te debatteren over de voorstellen die Brussel en Wallonië op tafel leggen. Wanneer men immers de teugels volledig loslaat, kan men effecten krijgen die niet goed zijn.
Collega Ronse, uw vraag over die drie maanden is heel belangrijk. Die termijn van drie maanden is technisch gezien onmogelijk. Het is vier maanden als gevolg van die aanmelding plus tien weken. We hebben dat ondervangen door de begeleiding al vanaf de eerste dag mogelijk te maken. Wanneer iemand een burn-out heeft en thuis zit maar echt niet meer terug wil gaan naar de vorige werkgever, dan kan die vanaf de eerste dag terecht bij VDAB om zich naar een andere job te laten begeleiden. Dat was vroeger helemaal anders. Er is nu geen attest meer nodig van de adviserend geneesheer, de persoon in kwestie kan het onmiddellijk doen. Zo hebben we dat euvel proberen te ondervangen.
Collega Malfroot, wat activering en sanctionering betreft, hebben we vorige week in de commissie op jullie vraag een klein debat gehouden. Daarbij heb ik de plannen uit de doeken gedaan voor VDAB. Die plannen worden samen met de werkgevers- en werknemersorganisaties ontrold. U weet dat het sanctioneren van mensen voor mij nooit een doel op zich is. U hebt trouwens bevestigd dat dit ook voor u niet het geval is. Maar goede afspraken maken goede vrienden, wat betekent dat, wanneer mensen manifest hun afspraken niet nakomen, er consequent moet worden gesanctioneerd. Anders straft men degenen die de afspraken wel nakomen. Wat dat betreft, zijn er Vlaamse plannen en moet men daarvoor niet op het federale niveau wachten.
De andere regeringen hebben hun eigen accenten. Ik weet dat bijvoorbeeld Wallonië heel fors inzet op opleiding. We hebben het daar ook al heel uitvoerig over gehad. Voor een aantal zaken van ons zijn zij geen vragende partij maar bijvoorbeeld voor het zelf invullen van wat vrijwilligerswerk is, wanneer men al dan niet beschikbaar is, zijn zij wel vragende partij of zijn de gedachten in evolutie. We zien dus dat er iets loskomt op die arbeidsmarkt.
Collega Gennez, het is natuurlijk moeilijk om te luisteren wanneer er met u wordt gepraat, dat begrijp ik, maar vrouwen kunnen multitasken.
We hebben effectief met minister Vandenbroucke een tweede akkoord gesloten dat asymmetrisch is. We hadden natuurlijk die middelen ook in de globale pot kunnen laten vallen maar we hebben dat niet gedaan. Onze regering heeft beslist daarmee te investeren in nieuwe arbeidsplaatsen. Er is straks ook het individueel maatwerk waarmee mensen, ook met een rugzakje, in gewone bedrijven terechtkunnen. Het gaat over begeleiding die vroeger nog niet bestond. De bedoeling is dat de doorstroom vanuit de collectieve sociale economie verbetert en dat daardoor meer mensen kunnen instromen in die collectieve sociale economie.
Collega’s, we hebben trouwens 1000 klimaatjobs die we willen realiseren. De eerste 450 zijn er nu dankzij dit akkoord. Er komt ook nog een volgende fase in het akkoord over de harmonisering van de RSZ. Ik vermoed dat we daar nog een pak jobs zullen kunnen realiseren.
Collega Ongena, ik denk dat ik uw vraag heb beantwoord, namelijk dat we zeer beducht moeten zijn. Maar bijvoorbeeld voor het akkoord langdurig zieken zit er ook een responsabiliseringsmechanisme achter. Dat betekent dat wie het minder goed doet, ook minder zal worden gehonoreerd. Dat is eigenlijk een goede zaak want het is de federale overheid die onze inspanning betaalt, maar zij plukt er natuurlijk ook de vruchten van. Immers, voor iedereen die wij aan het werk kunnen helpen, moet geen uitkering meer betaald worden.
Collega Bothuyne, wat knelpuntberoepen betreft, wordt momenteel onderhandeld over een voorstel tussen de Vlaamse sociale partners. Hierover kan ik eigenlijk nog niet zoveel zeggen omdat de overlegprocedures bezig zijn. Straks moet ook overleg volgen met de Vlaamse Regering. Ik sta daar niet afkerig tegenover maar we moeten er natuurlijk wel voor zorgen dat we niet opnieuw iets uitvinden. Als we weten dat zoveel beroepen tegenwoordig een knelpuntberoep zijn, dan zou het bijna onheus zijn opnieuw een premie uit te reiken.
Ik ben er dus zelf nog niet helemaal uit, ik heb wat gemengde pro- en contragevoelens omtrent het voorstel. Het belangrijkste voor mij is dat we mensen zo goed mogelijk naar een job kunnen toeleiden, en we zien dat die cijfers goed zijn. Het aantal werkzoekenden daalt, het aantal vacatures stijgt en je ziet ook dat de inspanningen van VDAB, maar ook van de uitzendkantoren, er toch wel voor zorgen dat ook die groep mensen die moeilijk aan een job geraken, stelstelmatig wel in een traject aan het geraken zijn, al is dat misschien trager dan we zouden willen.
Collega’s, en in het bijzonder collega Ronse, er ligt dus nog veel werk op de plank, maar die kleine stappen voorwaarts sterken mij echt in de overtuiging dat we op deze weg moeten verdergaan en dat we zo ook mogelijkheden scheppen om de bevoegdheden die we vandaag hebben in Vlaanderen, op een nog assertievere wijze uit te oefenen.
De heer Ronse heeft het woord.
Ik sta hier een beetje met een dubbel gevoel. Enerzijds heb ik ongelooflijk veel sympathie, minister, voor uw enthousiasme en uw ijver om week na week een aantal zaken uit de kast te proberen halen. Ik moet ook toegeven dat u een aantal zaken uit de kast hebt gehaald, maar tegelijk is het toch schrijnend. Er zijn zaken waarover we het in dit Vlaams Parlement unaniem eens zijn: de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen versterken, mensen die langdurig ziek zijn na vijf maanden een bindend inspanningstraject geven en ervoor zorgen dat we onze vacatures echt kunnen invullen.
Wij moeten bijna week na week, binnenkort om de veertien dagen, gaan bedelen bij het federale niveau, gaan opletten dat ze geen grote cowboystreken uithalen in Wallonië en Brussel die ons nog massa’s geld zullen kosten, en ons eigenlijk compleet gaan plooien voor een democratie die haaks staat op de onze, die zeer communistisch over de arbeidsmarkt denkt en alle tegenovergestelde recepten uit haar hoed tovert. Dat gaat niet meer. Er is dus maar een mogelijkheid en dat is een confederaal model, waarbij Vlaanderen, wijzelf kunnen beslissen wat goed is voor ons. Ik ben er zeker van dat onze welvaart dan een stuk meer zou toenemen dan vandaag. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.