Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het protocolakkoord met de federale minister van Sociale Zaken omtrent de re-intregatie van langdurig zieken
Actuele vraag over het protocol voor de re-integratie van langdurig zieken
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, collega’s, de arbeidsmarkt staat in brand. Er zijn nog steeds bijzonder veel vacatures. De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) communiceerde gisteren nog er nieuwe recordcijfers werden genoteerd. Tegelijk zien we ook dat het aantal werklozen dat aangemeld is bij VDAB voortdurend daalt. Dat is allemaal goed nieuws, ware het niet dat er daarnaast nog een klein leger mensen van een RIZIV-uitkering (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) moet leven. 243.000 Vlamingen zijn langdurig ziek. Ter vergelijking: 180.000 mensen zijn op dit moment bij VDAB aangemeld als werkzoekende. We hebben dus meer langdurig zieken dan werkzoekenden.
U had deze week goed nieuws, er is een doorbraak bereikt. Ik zag u poseren naast uw federale collega, minister Vandenbroucke, met een nieuw protocolakkoord, om meteen naar 12.000 trajecten te gaan, om langdurig zieken te herintegreren op onze arbeidsmarkt. Dat is belangrijk nieuws, dat is ook een belangrijke ambitie. Ter vergelijking: we komen van 4601 dergelijke trajecten in 2019, en in 2021 waren er nog geen 5000 van die trajecten. U wilt dat dus meer dan verdubbelen.
Minister, de vraag is heel eenvoudig: op welke manier zult u ervoor zorgen dat die langdurig zieken op een goede manier toegeleid worden naar de arbeidsmarkt? Welke rol heeft VDAB daarin? Hoe kunt u ervoor zorgen dat de trajecten ook een hogere uitstroom naar werk opleveren dan vandaag?
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, u hebt maandag uw mooiste pen bovengehaald en een protocolakkoord ondertekend met uw federale collega Frank Vandenbroucke over de re-integratie van mensen met een langdurige ziekte. Als Vlaanderen kunnen we alleen maar toejuichen dat er zo’n protocol gekomen is. Want als we de ambitie van 80 procent werkzaamheidsgraad willen behalen, dan weten we dat dat een grote groep mensen is waar we naar moeten kijken: 243.000 in Vlaanderen. We moeten alles uit de kast halen om ook die mensen, op hun tempo en met hun mogelijkheden, opnieuw aan het werk te krijgen. Dat is cruciaal als we die ambitie van de 80 procent willen halen. Maar het is ook cruciaal voor de mensen zelf, die vaak niet liever willen dan onder hun mogelijkheden aan het werk te gaan.
Ik ben blij dat het protocolakkoord er nu is want we weten dat daar een pijnpunt zat. Onder andere VDAB moest vroeger ingeschakeld worden. Ik ben ook blij dat er nu ‘terug naar werk’-coördinatoren gaan komen die ook een cruciale rol gaan vervullen. Kortom, het klinkt allemaal veelbelovend, maar ik vraag me af of het ook veelbelovend is. Gaat dit protocol er inderdaad voor zorgen dat we meer langdurig zieken in Vlaanderen aan het werk kunnen krijgen en dat we op die manier de 80 procent beter kunnen bereiken?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Om de werkgelegenheidsgraad op te krikken tot 80 procent is het belangrijk dat er geen enkel talent verloren gaat. Zo focussen wij ook op die langdurig zieken in Vlaanderen. Dat zijn er meer dan de niet-werkende werkzoekenden. Die re-integratie naar de arbeidsmarkt van de langdurig zieken is niet evident. Hoe langer men daarmee wacht, hoe moeilijker het wordt. Gelukkig laat Vlaanderen de langdurig zieken niet aan hun lot over. Minister, ik weet dat u al aan een actieplan werkt. Daar zit heel wat potentieel. We moeten daar ook op verschillende sporen werken.
Nu, het samenwerkingsakkoord tussen het RIZIV en VDAB is evident. Dat is ook waardevol. Toch zijn er een aantal kritische succesfactoren. Ik denk aan de instroom, aan het moment dat men een re-integratietraject opstart, maar ook aan die financiële drempels als men beslist om opnieuw aan het werk te gaan. Vandaag stellen we ook vast dat de doelstelling van 5000 trajecten net niet gehaald wordt. Gemiddeld stroomt een op de drie uit naar werk. Ik was dan ook blij om maandag te lezen – ook mijn collega Ronse volgt dit op – dat er een protocol ondertekend werd met federaal minister Vandenbroucke. Daar is toch de doelstelling om in 2024 die 12.000 trajecten te realiseren. Vier maanden na de arbeidsongeschiktheid wordt er gekeken of een re-integratie mogelijk is. Er is ook een belangrijke rol voor de ‘terug naar werk’-coördinatoren bij de ziekenfondsen. Minister, hoe speelt het protocol in op de vraag om snel in te grijpen en meer re-integratietrajecten te realiseren? Wat is uw plan van aanpak? En op welke manier wordt VDAB sneller betrokken in dit verhaal?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor de vragen. Ik had ook collega Ronse hier verwacht met een bak Omer. Hij heeft al een paar keren gezegd: ‘Als je erin slaag om een akkoord te bereiken, dan sta ik hier.’ Jammer genoeg is hij er vandaag niet. Voilà, collega Claes zal ervoor zorgen dat de Omer of iets anders hier aankomt na de pralientjes de vorige keer.
Collega’s, ik ben eigenlijk bijzonder verheugd om dit protocolakkoord deze week te hebben kunnen afsluiten. Het was ook een protocolakkoord zonder mondmaskers. Ik heb dus trouwens collega Vandenbroucke live, zonder mondmasker, van dichtbij gezien. We waren beiden zeer verheugd. Er was een verschil, want je ziet de gelaatsuitdrukking van mensen. Anders zie je alleen de ogen. Nu zag je ook het gezicht.
Hij heeft al vaker gezegd dat onze ambitie eigenlijk dezelfde is. Er zijn te veel mensen die eigenlijk wel willen werken ondanks dat ze langdurig ziek zijn of in zo’n situatie zitten, maar die er door allerlei drempels die er vandaag bestaan gewoon niet toe komen.
Daarom is er een protocol met een kwantitatief aspect. Datgene wat we als Vlaanderen gevraagd hebben, krijgen we. We hebben een akkoord gesloten binnen de Vlaamse Regering, ook met sociale partners, dat we willen evolueren van 5000 naar 7500 naar 12.000 trajecten. Over de hele lijn hebben we onze cijfers. Kwantitatief hebben we wat we gevraagd hebben.
Er is ook in de procedure een zeer aangename verandering. Zo wordt het namelijk voor mensen in een ziekte veel vroeger mogelijk om aan te kloppen bij VDAB. Zo kan bijvoorbeeld iemand die een burn-out heeft en die niet terug kan gaan naar de huidige werkgever omdat hij of zij zich daar om een of andere reden niet goed voelt, onmiddellijk terecht bij VDAB voor coaching en voor begeleiding, ofwel terug naar de werkgever, ofwel naar ander werk. Dat zijn zaken die voorheen veel moeilijker waren.
Er is ook geen attest van de arts meer nodig om die zaken te doen. De begeleiding kan dus vroeger en op een vrijwillig moment gebeuren. Mensen die dat niet vrijwillig doen, zullen, zoals dat heet, worden opgepikt na vier maanden. Dat is ook veel vroeger dan na een jaar, anderhalf jaar of twee jaar, wat voordien het geval was.
Wanneer u me dus vraagt of het protocolakkoord heel veel potentieel heeft, dan is mijn antwoord absoluut ja. Ik wil absoluut dat dit ertoe leidt dat veel meer mensen dan vandaag aan een volwaardige job geraken ondanks langdurige ziekte of na herstel van een langdurige ziekte. Dat is de reden waarom we het doen. Maar natuurlijk zal alles afhangen van wie in het traject stapt en hoe de begeleiding verloopt.
Ik vind het ook echt belangrijk dat mensen die vandaag nog een arbeidscontract hebben maar niet meer naar de eigen werkgever kunnen of willen terugkeren, heel vlot en op een heel vroeg tijdstip terechtkunnen bij VDAB en vooral niet moeten wachten.
U weet dat VDAB niet alleen staat. Ik heb al een aantal keer de schitterende dienstverlening van de Gespecialiseerde Teams Bemiddeling (GTB’s) meegemaakt. Ook zij zeggen dat wanneer mensen daar pas na een jaar of nog later terechtkomen, dat zoveel meer moeite en tijd kost. Een van de collega’s noemde de succesratio van een op drie. Dat is een van de redenen waarom maar een op de drie van die vijfduizend trajecten leidt tot succes.
Dus het aantal stijgt en dat is goed. De financiering volgt ook en ook dat is goed, maar door het feit dat we mensen vroeger kunnen oppikken, zouden we ook een grotere succesratio dan 30 procent moeten hebben.
Zijn we er wat dat betreft helemaal? Neen, er is nog een werf die voor mij absoluut moet worden geregeld, namelijk de betere combinatiemogelijkheden van ziekte-uitkering met een loon. Er is vandaag al een en ander mogelijk maar er zijn ook heel veel hindernissen. Collega Vandenbroucke heeft me echter zijn engagement gegeven maar dat vraagt ook engagementen van andere leden van de Federale Regering. Daar zou ik nog een aantal doorbraken willen realiseren omdat die graduele opbouw ertoe kan leiden dat meer mensen dan vandaag opnieuw aan de slag gaan op de arbeidsmarkt, zelfs wanneer ze nog voor een deel in een ziektesituatie zitten. Dit is dus een zeer hoopgevend begin van de week.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dit is inderdaad een heel hoopgevend begin van de week. Het is eigenlijk een historisch akkoord. Want het wil zeggen dat we mensen die ziek worden, niet meer automatisch afschrijven voor de arbeidsmarkt, zoals we dat tot op vandaag helaas veel te snel en veel te veel hebben gedaan. Dit is ook om andere redenen een historisch moment. Met collega Claes hebben we iemand die de samenwerking tussen de federale overheid en de Vlaamse overheid toejuicht vanuit de N-VA-fractie. Collega Claes, ik ben blij dat u hier bent vandaag, u maakt echt een verschil.
Collega’s, ik zie dat we een aantal belangrijke zaken hebben. We hebben de financiering, we hebben de ambitie van 12.000 en we hebben de snelheid – en dat is wel een heel belangrijk inhoudelijk element – waarmee VDAB kan worden ingeschakeld, samen met zijn partners, GTB en andere, om mensen te begeleiden. Dat is allemaal zeer goed nieuws.
Minister, ik kijk ook uit naar het resultaat van uw vierde werf maar we moeten ook preventief gaan werken. Mensen worden langdurig ziek, vaak als gevolg van mentale kwesties. In meer dan een van de drie gevallen is dat het geval, en dan is werkbaar werk een belangrijk preventief beleid. Wat zult u preventief doen om ervoor te zorgen dat mensen minder snel en minder hard uitvallen uit onze arbeidsmarkt?
De heer Ongena heeft het woord.
Het klinkt niet alleen veelbelovend, het is ook veelbelovend, en dat kunnen we alleen maar toejuichen. Laat ons eerlijk zijn, we hebben hoorzittingen gehad in het parlement over de manier waarop het vandaag loopt en de conclusie van iedereen was dat het veel te complex en te rigide is. Vandaag zit men in een soort van binair systeem: 0 of 1. Men kan werken of men kan niet werken en daartussen is blijkbaar niets mogelijk. Ik denk dat met dit protocolakkoord toch de eerste stappen worden gezet om van die rigiditeit af te geraken en te zoeken naar een aantal zaken tussen 0 en 1. Ik denk dat dat heel belangrijk is, vooral voor die mensen zelf, die vaak niet liever hebben dan binnen hun mogelijkheden de kans te krijgen om opnieuw aan de slag te gaan.
Ik denk dus dat het een heel goede zaak is, vooral ook het feit dat VDAB sneller wordt betrokken. Maar een pijnpunt blijft die 30 procent. U hebt het zelf ook al aangekaart. Vandaag gaat maar 30 procent na zo’n integratietraject effectief weer aan de slag. Is op dat vlak monitoring voorzien? Is er een evaluatiemoment voorzien in het protocolakkoord? Zijn er toch ergens streefcijfers voorzien om ervoor te zorgen dat we die 30 procent ook effectief naar omhoog krijgen? Want daar gaat het uiteindelijk om, om die mensen weer aan de slag te krijgen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Dank u wel voor het antwoord, minister. Het ondertekenen van het protocol is alvast een stap in de goede richting. Nu komt het erop aan om dat plan uit te voeren en ook die doelstellingen te halen. Hoe kunnen we die aanpak verbeteren? Hoe kunnen we die intensiever maken, zodat veel mensen sneller geholpen worden? Ik stel me ook de vraag hoe we die logica kunnen omdraaien. Vaak gaat men ervan uit dat mensen bepaalde zaken niet kunnen. Ik denk dat we eerst moeten nagaan wat mensen juist wel kunnen. En dat kan bijvoorbeeld door geschiktheidsattesten, in plaats van ziekteattesten.
Een van de grootste valkuilen in dit verhaal, minister, is dat als mensen ervoor kiezen om terug naar de arbeidsmarkt te gaan, er financiële drempels en financiële gevolgen zijn. Men riskeert eigenlijk om financieel afgestraft te worden. Eerlijk gezegd, collega’s, is dat de wereld op zijn kop. Werk moet lonen. Welke mogelijkheden zult u voorzien, minister, om dat juist aan te pakken?
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik vind het een heel ambitieus protocol. In theorie lijkt dat misschien mooi, maar ik denk dat de praktijk moeilijker zal zijn. Maar ik wens u alleszins veel succes.
Ik zit wel met een bezorgdheid. Ik denk dat heel veel langdurig zieken op dit moment toch ook wel vragen hebben bij dit protocol. Hoe gaat dat in de praktijk allemaal gebeuren? Stel nu dat zij weigeren om in te gaan op die jobaanbieding of op die samenwerking met VDAB. Worden zij dan gestraft of niet? Ik kan me voorstellen dat mensen in die situatie heel veel vragen hebben. Mijn vraag is dus hoe er gecommuniceerd wordt naar de langdurig zieken. Hoe zal dat in zijn werk gaan? Via welke kanalen zal dat gebeuren?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, om dit hier te agenderen. Dit is inderdaad een zeer belangrijk protocol met veel potentieel, minister, waar we mee aan de slag kunnen en dat een grote uitdaging op de arbeidsmarkt kan beantwoorden, maar ook een uitdaging voor mensen zelf. Het is ook wel belangrijk om dit op mensenmaat te doen en voldoende rekening te houden met de vrijwillige keuze van mensen om een aantal dingen te gaan invullen.
Het allerbelangrijkste zal nu bij de uitvoering zitten. En dan is de sterkte van VDAB wel een heel belangrijk vraagstuk op dat gebied, en ook die van de tenderpartners die mee ingeschakeld zullen worden in het traject. Op welke manier verhouden de inzet vanuit VDAB en de tenderpartners zich ten opzichte van elkaar in dit soort opvolging van trajecten? En maakt u zich sterk dat VDAB klaar is om dit soort opvolging er ook bij te nemen? Moet daar versterking komen? Hoe kijkt u naar die vragen?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, u weet dat wij er vanuit Vooruit uitgesproken voorstander van zijn om mensen die ziek zijn en toch nog kunnen en willen werken, te ondersteunen. We zijn ook heel blij dat het samenwerkingsakkoord er is en dat de Vlaamse Regering ook blijk geeft van de wil om samen te werken met de Federale Regering. Dat steunen we ten volle, en ook dat alle stakeholders, zoals artsen en mutualiteiten, een belangrijke rol spelen in het protocol.
Zoals u zelf hebt aangegeven, mislukken vandaag nog te veel re-integratietrajecten, vaak omdat de jobs niet aangepast zijn, niet werkbaar zijn, niet aangepast zijn aan de mogelijkheden van de langdurig zieke. En dat is natuurlijk ook de verantwoordelijkheid van de werkgevers. Zij zijn natuurlijk ook een belangrijke partner in het succes van re-integratietrajecten. Naast goede wil zijn er vandaag al werkbaarheidscheques, maar de vraag is nu welke extra ondersteuning de Vlaamse Regering en uzelf voorzien om werkbaar werk ook echt in de praktijk op maat van langdurig zieken mogelijk te maken.
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, ook wij ondersteunen het initiatief om langdurig zieken aan het werk te helpen, gedeeltelijk aan het werk te helpen waar het gaat, en ze dus niet per se af te schrijven. Dat is goed, zolang het op maat is van de zieke en het niet tot sancties leidt. Het is al vermeld, wij zijn er wel zeer ongerust over als dat zou gebeuren. De olifant in de kamer in heel dit debat is natuurlijk – u hebt het zelf gezegd, u wilt 12.000 mensen re-integreren via dit systeem en we hebben 240.000 langdurig zoeken – hoe we ervoor gaan zorgen dat er minder mensen uitvallen, minder zieken uitvallen, die opnieuw het werk hervatten.
Mijn vraag daarrond is: wat wilt u daarrond extra doen? Mevrouw Gennez verwees er ook al naar. Want ik vind dat het plan werkbaar werk, dat u nu hebt uitgewerkt, niet toereikend is. De vrijwillige bedrijfskans, de verhoging van de kmo-portefeuille, daarmee zullen we er niet geraken. We moeten een oproep doen naar de werkgevers om ook die zijde te responsabiliseren. Mijn vraag is wat u daar specifiek nog rond wilt doen?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt, collega’s, voor alle aanvullende vragen. Eerst en vooral, aan het actieplan werkbaar werk, collega Bothuyne, maar ook anderen, wordt op dit ogenblik de laatste hand gelegd. Wij zitten ook in volle onderhandeling met de sociale partners, rond een groot akkoord dat we zouden willen maken rond hoe we die 80 procent werkzaamheidsgraad gaan maken en rond het activeren van mensen, waar we ook de aanpak van mensen die langdurig ziek zijn en co willen meenemen. Het gaat ook om mensen die langdurig werkzoekend zijn. U weet dat ik nogal fan ben van het sociaal overleg, dus ook wat dat betreft is het voor mij van belang om die sociale partners mee te hebben. Want sommigen maken hier opmerkingen over de werkgever die een verantwoordelijkheid heeft, anderen zeggen dat je toch ook de mensen moet meekrijgen, dus dan hebben we ze allebei. Dus ik hoop daar ook binnen afzienbare tijd goed nieuws over te kunnen brengen, maar we zitten nog in volle onderhandeling.
Over de vraag van collega Claes: dat zit federaal op dit ogenblik vast. We hebben gevraagd dat de onderhandelingen opgepikt zouden worden. Werken moet inderdaad lonen, dat is wat ik zelf ook belangrijk vind. Dat is ook het beste argument om mensen te lokken die nog niet actief zijn op de arbeidsmarkt, dat ze een goed loon hebben. Dat is ook de reden waarom we de jobbonus in het leven willen roepen.
De collega’s Malfroot en De Witte wil ik toch wel meegeven dat dit altijd trajecten zijn die gebaseerd zijn op vrijwilligheid. Wij gaan dus geen mensen verplichten om in trajecten te stappen, dat wil ik niet. We hebben echter een jaar geleden een enquête gedaan, waaruit bleek dat een op de drie mensen die langdurig ziek zijn graag zouden werken, die dat belangrijk vinden voor hun welbevinden, maar allerhande obstakels zien. Dat is de reden waarom we nu extra inspanningen willen doen, om mensen bij de hand te nemen. Wie dat dan doet, VDAB of de tender partners, voor mij is dat gelijk. Ik laat dat, collega Vaneeckhout, aan VDAB en de partners om daarover te beslissen.
Er zijn ook mensen die geen begeleiding nodig hebben. Er zijn mensen die zelfs, als ze straks zullen weten dat ze terechtkunnen bij VDAB, blij zullen zijn dat ze een telefoontje kunnen doen en misschien zelfs digitaal geholpen kunnen worden. Er zijn nu zoveel nieuwe manieren, maar vaak krijgen mensen het devies, zie ook het gestegen aantal burn-outs, dat ze lang moeten thuisblijven en er geen uitzicht is, terwijl ze misschien door van job te veranderen of iets anders te doen, wel een perspectief kunnen krijgen. Die paden willen wij nu ook volop gaan verkennen.
Het is dus absoluut niet de bedoeling, noch de wens, noch de wil om daar iets sanctionerends rond te bouwen. Dit is een verhaal van kansen. Kansen voor mensen om te werken en niet gehinderd te worden door hun ziekte. Iemand gaf daarnet het voorbeeld dat we moeten leren kijken naar wat mensen nog kunnen, in plaats van te kijken naar wat mensen niet meer kunnen. Dat is het pad dat we nu willen bewandelen.
Op de succesratio van dertig procent, collega’s, had iemand ook commentaar: ‘hoe krijg je dat omhoog?’ Een van de redenen, dat hebt u in de hoorzitting ook kunnen horen, waarom die succesratio dertig procent is, is net omdat mensen vaak maar na een jaar, of meer dan een jaar nadat ze zijn uitgevallen, worden bejegend. Dat is enorm. Als mensen dan pas opnieuw in een traject worden geplaatst naar werk of kansen krijgen om terug aan de slag te gaan, dan is die angst op dat moment al zo groot, om allerhande redenen, dat het veel moeilijker wordt en dat de succesfactoren dus kleiner worden.
Dus door vroeger mensen te kunnen begeleiden, hopen we doorbraken te realiseren. Maar ik ga er niet flauw over doen, dit vraagt ook van de werkgevers een andere manier van kijken naar werknemers. Dat betekent dat je als werkgever bereid bent om iemand van wie je weet dat hij uit een langdurige ziekte komt maar bepaalde talenten heeft, aan te werven en op een goede wijze in te zetten. Het vraagt om met een nieuwe bril te kijken naar wat mensen wel nog kunnen als ze uit een langdurige ziekte komen.
Om een lang verhaal kort te maken, er is nog werk aan de winkel. Dat besef ik absoluut. Dit protocolakkoord is voor mij baanbrekend. Ik ga er ook niet flauw over doen. Collega Gennez zei terecht dat hier vaak kritiek wordt geleverd op dit spreekgestoelte, maar dit hebben we nu wel samen gedaan. De ‘Terug naar Werk’-coaches hebben het engagement opgenomen om volop werk te maken van de kansen die er in Vlaanderen zijn.
Dit is ook een asymmetrisch akkoord. Het is een akkoord tussen de Federale Regering en Vlaanderen. Er moet nog een akkoord worden gesloten over Brussel, met Wallonië en misschien ook met de Duitstalige Gemeenschap. We lopen dus voorop en asymmetrie kan ook ontstaan zonder dat je daar grote ruzies voor hoeft te maken.
Het is ook iets wat de federale kas zeer ten goede komt. Elke persoon die via begeleiding opnieuw aan de slag gaat, gaat van de payroll van de sociale zekerheid. Dat is dus ook zeer goed voor onze overheidsfinanciën.
Het is dus een akkoord met veel potentieel waar ik heel veel van mijn energie voor zal gebruiken om meer mensen kansen te geven om aan de slag te gaan.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw enthousiasme en voor het feit dat u hierover een akkoord hebt kunnen sluiten. Het gaat eigenlijk goed op onze arbeidsmarkt. We hebben heel veel vacatures, de werkloosheid daalt, maar de schandvlek is toch wel die 243.000 mensen die langdurig ziek zijn, langdurig aan de kant van onze arbeidsmarkt zijn gezet. Met het akkoord dat u hebt gesloten, niet alleen met de federale overheid maar ook met alle actoren die op het terrein actief zijn, de ziekenfondsen, VDAB, het Gespecialiseerd Team Bemiddeling (GTB) en andere gespecialiseerde diensten, geeft u hen kansen om terug te komen, om hun talenten opnieuw te bewijzen.
Minister, als u erin slaagt om straks ook nog een stevig luik preventief beleid uit te werken met het plan rond werkbaar werk en het combineren van uitkering en werk te vergemakkelijken, dan hebt u meer dan een steen verlegd op onze arbeidsmarkt. Dat is een belangrijk signaal want elk talent en elke mens telt, en hiermee brengt u dat in de praktijk.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega's, één op de drie Vlamingen die langdurig ziek is, zou het liefst opnieuw aan het werk gaan. Ik ken ook zulke mensen en eigenlijk vragen ze maar een ding: laat me werken. Laat me werken zodat ik weer sociale contacten heb, want ik word hier zot alleen in mijn huis. Laat me werken zodat ik weer een degelijk inkomen heb, zodat ik mijn lening kan afbetalen, zodat ik de studies van mijn studerende jongere kan betalen. Minister, met dit baanbrekende akkoord zetten we een belangrijke stap om die mensen te helpen.
Wat we daarmee ook doen, collega's aan de linkerzijde, is iets doen aan de werkbaarheid van het werk. Elke leegstaande vacature die zo iemand opvult, is minder werkdruk voor andere mensen die vandaag aan het werk zijn en kreunen onder de werkdruk omdat die leegstaande vacatures niet ingevuld geraken. Dit plan op zich kan al een belangrijke bijdrage leveren aan meer werkbaar werk voor mensen die vandaag aan de slag zijn. Dus, good job.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Die 243.000 langdurig zieken zijn een heterogene groep met specifieke problemen en specifieke noden. Het is ook belangrijk om op maat te werken met deze groep. Ik weet dat eerdere onderzoeken aangeven dat velen onder hen bereid zijn om de stap naar de arbeidsmarkt te zetten, maar dat er toch wel praktische en financiële drempels zijn.
Minister, ik vind het alvast goed dat er een multidisciplinair team tot vier maanden na de arbeidsongeschiktheid nagaat of er een re-integratie mogelijk is, waarbij de verschillende stappen worden overlopen. Dit protocol geeft ook de mogelijkheden om het aantal re-integratietrajecten beduidend te verhogen. Ik stel voor: laten we alles op alles zetten om te zorgen dat meer langdurig zieken de weg vinden naar de arbeidsmarkt, en laten we vooral voortwerken om die drempels weg te werken. De mensen die de sprong wagen, moeten we maximaal belonen. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
De actuele vragen zijn afgehandeld.