Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende de Vervoersautoriteit.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Verheyden heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, er is een Europese verordening die bepaalt dat er een overkoepelende mobiliteitsregie nodig is en dat die bij een aparte entiteit moet worden ondergebracht. Vandaar de oprichting van deze vervoersentiteit.
Tot nu toe zit die regie deels bij De Lijn, maar wij herhalen onze vaststelling dat het toch wel opvallend is dat men nu pas die Vervoersautoriteit wil opstarten. Minister, als u de modal shift wilt doen slagen en basisbereikbaarheid op een deftige manier wilt uitrollen, dan is het duidelijk dat dit ontwerp van decreet een wezenlijk onderdeel is om die basisbereikbaarheid te kunnen uitrollen.
Minister, intussen vraagt onze fractie zich net als een aantal collega’s af of men die basisbereikbaarheid nog wel deze zittingsperiode kan of wil uitrollen. Dat is een discussie waar we ongetwijfeld in de commissie nog op zullen terugkomen.
De Vervoersautoriteit moet ervoor zorgen dat de budget- en contractopvolging op een efficiënte manier kan verlopen. De manier waarop nu wordt gewerkt rond basisbereikbaarheid kan inderdaad allesbehalve efficiënt worden genoemd. Vele strategische beleidskeuzes zoals de regietaken, de werking, het beheer en het toezicht op de Vervoersautoriteit moeten nog worden uitgewerkt in een uitvoeringsbesluit.
Uit de nota met verduidelijkende antwoorden van het Departement MOW en het kabinet blijkt dat het de bedoeling is om het uitvoeringsbesluit snel goed te keuren na de finale goedkeuring van het ontwerp van decreet door het Vlaams Parlement.
Dat brengt me bij de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA). Door het feit dat het uitvoeringsbesluit snel moet worden goedgekeurd na die finale goedkeuring van het ontwerp van decreet, heeft de MORA dus geen opmerkingen geformuleerd op dit ontwerp van decreet. De MORA geeft wel advies en een aantal suggesties bij de verdere vormgeving van die Vervoersautoriteit en het uitvoeringsbesluit. Daarin zullen immers een groot aantal strategische beleidskeuzes worden uitgewerkt.
De MORA vraagt bijzondere aandacht voor de tweedelijnsklachtenafhandeling. Onze fractie vindt die vraag ook terecht. Het registreren en beantwoorden van klachten over dienstverlening rond het openbaar vervoer is in eerste instantie een taak voor de operator die deze klachten rechtstreeks ontvangt, of de mobiliteitscentrale. Volgens de memorie van toelichting kan de Vlaamse Regering de Vervoersautoriteit aanwijzen als instantie die instaat voor de klachtenafhandeling in tweede lijn voor openbaarvervoergebruikers, maar dat zou een wijziging van het wettelijk kader vragen, omdat de Vlaamse Ombudsdienst momenteel is aangewezen als beroepsinstantie. De MORA wil die tweedelijnsklachtenbehandeling dan ook bij voorkeur bij de Vlaamse Ombudsdienst behouden omdat anders het risico bestaat dat verwarring zal worden gecreëerd bij de reiziger die ook al zijn weg zou moeten vinden in de vele veranderingen die basisbereikbaarheid met zich mee zal brengen.
Zoals de administratie het ziet, is een van de taken van de Vervoersautoriteit de tweedelijnsklachtenbehandeling voor het vervoer op maat.
U hebt echter verklaard dat, wat u betreft, de Vlaamse ombudsman hiervoor verantwoordelijk mag blijven, maar er moet wel een grondige afweging worden gemaakt en er moet in overleg worden gegaan met de ombudsman om na te gaan wat het meest aangewezen systeem is. Ik zou er bij u, minister, willen op aandringen om niet te lang te wachten met dat overleg. We denken immers dat het in het belang is van de reiziger dat daar snel duidelijkheid over ontstaat.
Onze fractie zal zich bij dit ontwerp van decreet onthouden.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Onze fractie zal ook aan dit decreet haar goedkeuring geven omdat het ten volle de mogelijkheden van basisbereikbaarheid in de praktijk zal brengen. Dit kan alleen als we de gelaagdheid echt erkennen en het vervoer op maat ten volle laten ontwikkelen. Waar sommigen dit zien als een unieke taak van De Lijn, zien wij dit ook als een taak voor zowel publieke als private spelers.
Voor ons is het duidelijk dat ook taxi’s, deelsystemen en andere initiatieven mee opgenomen moeten worden in de werking van de mobiliteitscentrale. Dit decreet zorgt, conform de Europese verordening, voor een duidelijk onderscheid tussen de bevoegde instantie en de exploitant van de openbare diensten. Met de oprichting van een dergelijke Vervoersautoriteit zijn we er ook van overtuigd dat er voldoende aandacht zal zijn voor het bestaand personeel dat terechtkomt in de nieuwe entiteit en voor alle soorten types en reizigers.
Tot slot, minister, blijft in dit alles ook wel de timing van basisbereikbaarheid heel belangrijk. We beseffen dat de uitwerking van dit ontwerp van decreet betreffende de basisbereikbaarheid misschien in 2019 te simpel werd voorgesteld en dat er veel meer werk aan is dan oorspronkelijk gepland. Maar u hebt, minister, vorige week in de plenaire vergadering de timing van 1 juli 2023 voorgesteld voor de invoering van de basisbereikbaarheid. We hopen vanuit onze fractie echt dat dit haalbaar is. We gaan ervan uit dat dit haalbaar is. Met dit voorstel van decreet is er zeker en vast al een belangrijke stap gezet in de goede richting. We gaan het dan ook steunen.
De heer Keulen heeft het woord.
Ik denk dat, goede collega’s en minister, overheden zich altijd moeten hoeden voor ‘rechter en partij’-situaties waarbij men eigenlijk zichzelf als het ware punten geeft voor een overheidsopdracht waar men belastinggeld voor ter beschikking krijgt gesteld. Je geeft punten aan jezelf in de mate dat je eigenlijk al je opdrachten hebt uitgevoerd. Dat hebben we met De Lijn tot dusver altijd meegemaakt: rechter en partij. Maar iedereen die een beetje notie heeft van corporate governance weet dat er een duidelijke scheiding moet zijn, voorzitter en collega’s, tussen aan de ene kant de opdrachtgever en aan de andere kant de exploitant. Dus wat dat betreft denk ik dat we ons hier nu in regel stellen met die belangrijke bestuurlijke bepalingen. Het is de evidentie zelf en het is jammer dat het zo lang heeft moeten duren.
De regierol moet in handen komen van het beleid door middel van het departement. Wat de uitvoering betreft – dat kan De Lijn of om het even wie zijn – beantwoordt die aan kwalitatieve standaarden en ook aan andere bestekken zoals vergoedingen.
De Lijn zelf moet nu niet moord en brand gaan schreeuwen. Ze hebben de volgende tien jaar het intern operatorschap toegewezen gekregen. Eigenlijk vind ik dit als liberaal een heel belangrijke symbolische stap die we vandaag zetten, vooral in het kader van goed bestuur maar ook om te zorgen dat de overheid datgene doet wat ze moet doen: toezien dat de essentiële taken worden vervuld op een veilige en op een goede manier. Wie het dan ook doet. Als men aan die standaarden beantwoordt, dan moeten die actoren daarvoor alle kansen krijgen. Wij staan heel enthousiast achter dit ontwerp van decreet, minister, als dat zo meteen ter stemming wordt voorgelegd.
De heer Annouri heeft het woord.
Sta me toe om de spanning meteen weg te nemen en te zeggen dat we ons gaan onthouden bij dit ontwerp van decreet. En dat doen we door twee redenen: de timing en de onduidelijke agenda.
Wat de timing betreft wil ik het volgende zeggen: als de basisbereikbaarheid in juni 2023 ingaat, zoals u vorige week hebt aangezegd, minister, dan komt dit ontwerp van decreet toch wel erg laat en is het vooral ook erg onduidelijk waarom de Vlaamse Regering de mogelijkheid krijgt om het pas in 2024 in werking te laten treden.
Als het over de onduidelijkheid van de agenda gaat, is het onduidelijk welke taken de Vlaamse Regering bij de Vervoersautoriteit wil leggen. Is het de bedoeling dat De Lijn nog een stevige rol heeft als interne operator? Wat is de visie van de Vlaamse Regering daarop? Dit is onduidelijk en het ontwerp van decreet laat de mogelijkheid om de rol van De Lijn uit te hollen. Daarvoor is niemand op het terrein – noch de reizigers, noch De Lijn, noch private onderaannemers – vragende partij.
Om heel eerlijk te zijn, minister, met alle sympathie voor u en uw collega's, we vertrouwen er niet op dat de Vlaamse Regering hier ook zeer oordeelkundig mee zullen omgaan en daarom gaan we ons onthouden.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, zoals we ook al in de bespreking van dit decreet in de commissie aangaven, vinden we het moeilijk om een oordeel te vellen over de oprichting van een nieuw orgaan, zonder dat het duidelijk is welke taak dat orgaan op zich zal nemen. Er moeten nog een groot aantal strategische keuzes gemaakt worden bij de verdere oprichting, maar ook bij de uitvoer van de basisbereikbaarheid in het algemeen. We willen wel nog eens onze belangrijkste bezorgdheden bij het beleidskader dat de regering hier wil uitwerken, meegeven.
Ten eerste zijn we zeer bezorgd dat er nog steeds gewerkt wordt aan het wetgevend kader voor basisbereikbaarheid, terwijl het eigenlijk al een jaar uitgevoerd had moeten zijn.
Ten tweede, we zijn ook bezorgd over de bevoegdheidsversnippering die de Vlaamse Regering hier organiseert. Er is een mobiliteitscentrale, er zijn de uitvoerders van vervoer op maat, er is De Lijn en er is het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, en nu komt er een vervoersautoriteit. Wat is de verhouding tussen al deze actoren? Wie doet wat? Waar kan de reiziger terecht, bij wie en waarvoor? Dat zijn allemaal vragen waar nu nog te veel onduidelijkheid over heerst.
Ten derde, momenteel wordt ook de kwaliteit van het openbaar vervoer decretaal vastgelegd. Nu worden deze bepalingen geschrapt en worden ze opgenomen in een openbaredienstencontract, beheerd door de vervoersautoriteit. Daarmee verliest de overheid eigenlijk de macht om het openbaar vervoer te sturen en dat is voor ons onaanvaardbaar.
We zitten dus nog met heel veel bezorgdheden en dit decreet schept niet voldoende duidelijkheid over hoe we deze bezorgdheden beantwoord krijgen. Daarom gaan wij ons ook onthouden.
De heer D’Haese heeft het woord.
Als de liberalen belangrijke symbolische stappen toejuichen, zou ik zeggen: “Boer let op uw ganzen.” Dit is een decreet dat inderdaad kadert binnen een Europese regelgeving die gaat over het openstellen van de markt voor openbaar vervoer in Vlaanderen en het zal u niet verbazen dat wij, die een sterk openbaar vervoer verdedigen, daar niet mee gediend zijn. Concreet dient het natuurlijk voor het uitrollen van het decreet Basisbereikbaarheid, nog zoiets waar wij niet mee gediend zijn, aangezien dat een achteruitgang van ons openbaar vervoer zou betekenen, in plaats van een vooruitgang. Het zal u dus ook niet verbazen dat wij dit decreet niet zullen goedkeuren.
De heer Maertens heeft het woord.
Er is al veel gezegd, net zoals in de commissie. Ik stel vast dat velen hier bijna alles herhalen van toen; ik zal dat niet doen. We weten wel dat dit een belangrijke stap is, een nieuwe stap in een verhaal waar we toch stilaan inrollen, dat verhaal van basisbereikbaarheid. Een nieuw vervoersmodel, binnen Vlaanderen, waarbij we niet alleen kijken naar het openbaar vervoer van vandaag – sommige collega’s zouden dat liever anders zien, maar dat is dus niet zo –, het gaat over een gelaagd model met heel veel, of met verschillende, aanbieders en dan is het inderdaad nodig dat er niet alleen actoren zijn, maar ook regisseurs. Die vervoersautoriteit maakt deel uit van dat laatste, dus het is een goede zaak dat dit op die manier wordt georganiseerd.
We weten ook, we moeten daar eerlijk in zijn, dat dit decreet vooral een aantal uitgangsprincipes bevat. Een aantal zaken moeten nog gefinetuned worden, vastgelegd worden in een besluit, of meerdere besluiten van de Vlaamse Regering. We kijken ook daarnaar uit. En we hopen dat dit een nieuw stapje is, een nieuwe stap in het verhaal in de realisatie van basisbereikbaarheid, waar de minister vorige week toch een belangrijke aankondiging over heeft gedaan, zijnde dat we in principe op 1 juli 2023 van start gaan met dat nieuwe model. Dit is een volgende stap, een van de reeks die nog moet komen.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de bijkomende opmerkingen en/of bedenkingen.
De timing, die is heel belangrijk, dat is al meermaals gezegd. Ik heb vorige week hier in het parlement inderdaad duidelijk de aankondiging gedaan dat wij als nieuwe richtdatum de datum van 1 juli 2023 naar voren schuiven, uiteraard onder de expliciete voorwaarde dat alle essentiële onderdelen ook in de praktijk zijn uitgerold. Dit is een expliciete voorwaarde omdat de reiziger in dit hele verhaal centraal moet staan en voor de reiziger moet het een duidelijk kader zijn. Hij moet heel duidelijk weten waar hij met al zijn vragen en bekommernissen terechtkan en hoe hij zich op de meest adequate, ordentelijke manier kan verplaatsen van punt a naar punt b.
Ik wil jullie toch nog in herinnering brengen dat bij de goedkeuring van het decreet in april 2019 de datum van januari 2021 vooropstond. Bij aanvang van deze legislatuur hebben we meteen moeten concluderen, mede op vraag van de vervoerregioraden, dat die datum niet haalbaar was. We hebben dan onmiddellijk een jaar extra genomen en de datum van januari 2022 naar voren geschoven. Toen wisten we niet wat we nu weten. Er was misschien een gebrek aan een regelgevende agenda. Alleszins weten we nu veel meer. We weten dat er heel wat meer workload op tafel lag dan initieel voorzien.
Men kan er tal van redenen achter zoeken dat de datum van januari 2022 niet haalbaar is, maar de meest belangrijke oorzaak was natuurlijk het feit dat wij meerdere procedures bij de Raad van State hebben gehad in het kader van de aanbestedingsprocedure voor de mobiliteitscentrale. Dat heeft gezorgd voor ruim een jaar vertraging. In dat jaar hebben we niet stilgezeten. We hebben nog meer dan twintig besluiten van de Vlaamse Regering genomen. Finaal is aan bod gekomen dat we die Vervoersautoriteit niet konden regelen via een uitvoeringsbesluit op basis van een decreet. Vanuit de Inspectie van Financiën eiste men dat daar expliciet opnieuw een decretale basis voor zou worden genomen. Die ligt vandaag voor, namelijk een decretale basis voor een Vervoersautoriteit, zoals ook de Europese richtlijn dit voorziet. Waarom? Om de eenvoudige reden dat we meerdere uitvoerders hebben inzake het openbaar vervoer dat straks wordt aangeboden, het gelaagd model, waarbij voor het kernnet en een aanvullend net na de benchmark sowieso De Lijn is aangeduid als interne operator.
Ik wil u geruststellen dat de Vlaamse Regering het openbaredienstencontract zal sluiten met De Lijn. Het is niet aan de Vervoersautoriteit om dat contract te sluiten. We geven dus zeker die verantwoordelijkheid niet door. De Vervoersautoriteit zal sowieso moeten controleren en onderzoeken hoe voor de laagste laag, met name het vervoer op maat, de uitvoerder te werk gaat, met alle facetten daarbij, en hoe daar controle op kan worden uitgeoefend. Daarvoor richten we dus de Vervoersautoriteit op. Dat heeft niets te maken met een uitholling van de bevoegdheden van De Lijn, zoals sommigen dat menen te moeten beoordelen. Neen, het is voorzien in de Europese richtlijn. We zien ook in heel veel omliggende landen dat dat eerder de regel is dan de uitzondering.
In die zin willen we met dat decreet inzake de Vervoersautoriteit zo snel mogelijk aan de slag gaan. Een aantal collega’s vragen: wat met de aanbevelingen van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA), wat met de specifieke taken rond de Vervoersautoriteit en vooral, wat vooral met de uitvoeringsbesluiten? Ik kan u alleszins verzekeren dat ik onze administratie, het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) opdracht heb gegeven om onmiddellijk werk te maken van een uitvoeringsbesluit, de adviezen van de MORA ter harte te nemen, ook wat betreft de taken, de tweedelijnsklachtenbehandeling en dergelijke meer. Ook daarmee gaan we zo snel mogelijk in dat uitvoeringsbesluit aan de slag. Onze administratie wil dat heel duidelijk liever vandaag dan morgen. Dat geldt niet alleen voor de uitvoeringsbesluiten van de Vervoersautoriteit maar ook voor alle andere facetten. U weet het: de uitrol van de Hoppinpunten, het operationeel maken van de mobiliteitscentrale, de uitrol van de proefprojecten voor het proefdraaien van die mobiliteitscentrale, de Diensten Aangepast Vervoer (DAV) en Mobiliteitscentrale Aangepast Vervoer (MAV) en de indicatiestelling voor de gebruikers dienaangaande. Kortom, er moet nog heel veel gebeuren.
Ik hoop dat de richtlijn van juli 2023 haalbaar is. Ik ga niet over tot een gefaseerde uitrol. Het moet voor de reiziger klaar en duidelijk zijn. Als alle stappen finaal zijn doorlopen en als alles duidelijk is voor de reiziger, dan kunnen we het licht op groen zetten. Ik hoop alleszins dat dat in juli 2023 zal zijn en dat tegen dan al het werk dat nog op tafel ligt, effectief is uitgevoerd en uitgerold.
Maar alvast een woord van dank aan degenen die dit ontwerp van decreet, de volgende stap inzake de uitrol van het decreet Basisbereikbaarheid, mee goed willen keuren en die stap willen zetten.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 1057/1)
– Er zijn geen opmerkingen bij artikel 1 tot en met 6.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de artikelen en over het ontwerp van decreet houden.