Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de veiligheid in de kinderopvang.
Het debat is geopend.
Minister Beke heeft het woord.
Beste collega’s, parlementsleden, in september was ik te gast bij de opening van Het Balanske. Dat is een kinderdagverblijf voor kinderen met een beperking. In oktober was ik te gast in Het Honingbeertje, een kinderopvang in Averbode. In januari was ik te gast bij Lara in Brasschaat, een volwassen jongedame die zelf een beperking heeft, maar verschillende dagen per week als vrijwilliger werkt in het kinderopvanginitiatief Het Tierlantijntje. Ze vertelde me hoe ze zich daar ontfermt over de kinderen. Ze heeft zelf een beperking, maar door daar te kunnen werken en actief te zijn heeft ze een ongelooflijk gevoel voor eigenwaarde gekregen, het gevoel dat ze meetelt in de maatschappij. Een paar weken geleden was ik te gast in Hasselt bij De Hummeltjes, waar wij het project ‘De Doorgaande Lijn’ bezochten. Dat is de samenwerking tussen kinderopvanginitiatieven en onderwijs.
Collega’s, bij al die bezoeken zijn er natuurlijk zaken die u onmiddellijk opvallen: de infrastructuur, de mooie tekeningen aan de muur en dat alles netjes opgeruimd is. Dan denk je dat dat is omdat de minister op bezoek komt, zoals dat misschien ook is als de inspectie op bezoek komt. Wat me nog meer was opgevallen bij al die bezoeken, is het ongelooflijke engagement, het hart en de bezieling van al die mensen die er werken, hart en bezieling van 20.000 mensen in de kinderopvang die elke dag opnieuw voor 95.000 kinderen in Vlaanderen zorg dragen.
95.000 kinderen in Vlaanderen die allemaal een vader en een moeder hebben, een vader en een moeder die hun kinderen elke ochtend afzetten in die kinderopvang, die hun kinderen toevertrouwen aan die kinderopvang in de volle overtuiging dat het dierbaarste dat ze hebben, hun dierbaarste goed, hun eigen kind, in vertrouwen kan worden achtergelaten.
En wanneer we donderdag en vrijdag het nieuws vernamen over wat is gebeurd in Mariakerke, hadden velen het gevoel dat dit vertrouwen plots werd beschaamd en dat dat gevoel van vertrouwen dat je aan een kinderopvang geeft, plots in vraag werd gesteld. Dat is het gevoel dat sindsdien bij velen leeft.
Collega's, wat in Mariakerke is gebeurd, heeft ons allemaal diep gegriefd, diep geraakt, want het is het ergste dat je als ouder kan overkomen. Een kind moeten afgeven, is het ergste dat je kan overkomen. Een kind in zo'n omstandigheden moeten afgeven, dat is het allerergste dat iemand kan overkomen.
Voor de mishandeling van een kind valt onder geen enkele omstandigheid iets goed te praten. Daar past maar één woord voor: nultolerantie.
Collega's, in de eerste plaats past het om terughoudend te zijn om de ouders ons medeleven te betuigen.
Ik kan niet heel veel zeggen over de precieze feiten en over de schuldvraag. Daar loopt een gerechtelijk onderzoek over. Dat wil ik afwachten, daarvoor moeten we respect tonen. We moeten bekijken wat de conclusies daarvan zijn. Maar over het beleid van de kinderopvang hebt u vandaag een actualiteitsdebat gevraagd en het is ook gepast om dat actualiteitsdebat te houden.
Met de Vlaamse Regering investeren we 120 miljoen euro in de kinderopvang. Dat is een stijging van het budget tijdens deze legislatuur van 23 procent. 23 procent! Nog nooit heeft een Vlaamse Regering zoveel geïnvesteerd in kinderopvang als vandaag.
Maar het is duidelijk dat dat niet volstaat. Dat ouders bij de keuze van een kinderopvang goed en tijdig worden geïnformeerd over de kinderopvang is van ontzettend groot belang, maar ook wanneer er klachten zijn, wanneer er iets fout dreigt te lopen. De klachtenprocedure en de klachtendienst moet worden herbekeken. Opgroeien moet zowel op het vlak van het klachtenonderzoek als op het vlak van het crisismanagement lokaal meer zichtbaar aanwezig zijn. En Opgroeien moet minder afhankelijk zijn van Zorginspectie bij ernstige gebeurtenissen, minder de juridische kaart trekken en meer kunnen overgaan tot preventieve schorsing.
Collega's, eind 2020 werden via de media een aantal zaken naar voren gebracht waar velen op hebben gereageerd, ook professor Adriaenssens en andere. Er was één belangrijke rode draad, namelijk dat we een risico-inschatting moeten durven te maken die is gebaseerd op verschillende perspectieven. Daarmee zijn we toen ook aan de slag gegaan. We hebben vorig jaar een multidisciplinair expertteam opgericht, met artsen, pedagogen en medewerkers gelinkt aan de kinderopvang, om dossiers van vermoede verontrusting vanuit het meerogenprincipe te bekijken. Het Vlaams Expertisecentrum voor Kindermishandeling werd betrokken bij bepaalde dossiers. Als het gaat over kindermishandeling, heb je een bijzondere aanpak nodig, weg van die juridische bewijsvoering. Het belang van het kind moet vooropstaan.
De evaluatie van het eerste jaar samenwerking moet uitmonden in een structureel kader, waarbij onder andere het Vlaams Expertisecentrum voor Kindermishandeling sterker wordt betrokken. Begin dit jaar, in januari, een maand geleden, hebben we met Opgroeien in het verlengde van die aanpak ook een handhavingsteam opgericht, met als bedoeling een team mensen op het terrein sterker te bekwamen in het thema.
Collega's, samen met u stel ik vast dat wat er in Mariakerke is gebeurd, niet voldoende is geweest. We moeten extra snel handelen om dergelijke situaties te vermijden.
Ik kan ook niet vatten wat daar precies is gebeurd. Dat is ook de reden waarom ik aan Audit Vlaanderen heb gevraagd om de processen inzake inspectie en handhaving in de kinderopvang te auditeren. Dat moet ons helpen om verder een veel sterkere governancestructuur op te zetten met betere garanties voor de kinderen en de ouders.
Daarnaast nemen we een aantal extra maatregelen die de transparantie moeten verhogen, die de inspectie en de handhaving moeten versterken en maatregelen om ook op termijn te kijken naar de toekomst van de kinderopvang. Wanneer het gaat over het verhogen van de transparantie, dan willen we de ouders de inspectieverslagen van de kinderopvang die ze overwegen, zonder omwegen en eenvoudig ter beschikking stellen. We willen in de toekomst de inspectieverslagen ook openbaar maken zoals we dat nu, vanaf 1 maart, ook zullen doen voor de woonzorgcentra.
We zullen ook lokale bestuurders en ouders informeren over kinderopvanginitiatieven waar een handhavingstraject loopt als gevolg van verontrusting.
Verder zullen ouders moeten weten waar ze klacht kunnen indienen. Ze moeten zich daar veilig bij kunnen voelen en erop kunnen vertrouwen dat op een gepaste manier met de klacht wordt omgegaan.
Tot slot willen we op het vlak van transparantie ook de bevraging van gebruikers kunnen delen. We zouden het een soort Tripadvisor voor zorg en welzijn kunnen noemen. Tot zover de transparantie.
Wat inspectie en handhaving betreft, hebben we ook een aantal bijkomende maatregelen genomen. Zo heb ik maandag beslist om opdracht te geven om alle dossiers waarvoor handhaving is opgestart, opnieuw te screenen en de strikt juridische benadering om te schorsen los te laten. Bij ernstige vermoedens van verontrusting moeten we in een gepaste interventie kunnen voorzien.
Daarnaast heb ik gevraagd om minder in een remediëringsmodus te blijven. We moeten de handhavingstermijnen inkorten, de doorlooptijd moet korter.
Verder wil ik ook de expertenteams die we vorig jaar hebben opgezet, evalueren en nagaan waar we die nog kunnen versterken. Ook de samenwerking met de vertrouwenscentra moet nog verder worden versterkt.
We zullen ook een ethisch comité oprichten van externe experten om op die manier regelmatig te worden geïnformeerd over de beslissingen die Opgroeien neemt in het kader van die verontrusting. Het is de bedoeling een kader uit te werken en bij te sturen waar dat nodig is.
Tot slot wil ik ook een evaluatie maken van MeMoQ. MeMoQ is opgesteld door een aantal professoren en wordt gebruikt in de kinderopvang als een evaluatie-instrument. Tot mijn verbazing scoorde het kinderopvanginitiatief in Mariakerke in de recente twee metingen goed en zelfs uitstekend. Wanneer blijkt dat je instrumenten hebt die door professoren worden ontwikkeld en die op het terrein worden toegepast maar die vervolgens geen aanleiding geven tot een rood licht, dan moeten we ons daar in alle eerlijkheid vragen over stellen. Dat zijn de twee zaken die we op korte termijn willen doen op het vlak van transparantie en handhaving en inspectie.
Tot slot willen we op termijn, en daar hebben we in het parlement al een aantal keer over gesproken, verder nadenken over een toekomstvisie. We hebben hier al vaker gesproken over ‘Vroeg en nabij’. Op welke manier zien we niet alleen de kinderopvang maar ook de opvang van kinderen? En dat is veel breder dan alleen de kinderopvang. Dat gaat eigenlijk over het gehele beleid van gezin en geïntegreerd jeugdbeleid. En daar past ook het toekomstplan voor de kinderopvang in.
Daarnaast ben ik vorig jaar gestart met de opmaak van een nieuw kwaliteitsdecreet waarin ook de rol van de ouders, de gebruikers en hun evaluatie en de manier waarop zij kijken naar zorg en welzijn, een belangrijke rol moeten krijgen.
We moeten ook durven kijken naar de minimale kwaliteitseisen voor nieuwe initiatieven en ze sterker screenen op hun pedagogisch en beleidsvoerend vermogen.
Ten slotte moet ook elk kinderopvanginitiatief in een lokaal netwerk ingebed kunnen worden en moeten we, wanneer er crisissituaties zijn, niet alleen kijken of er een sluiting moet zijn, maar moeten er ook crisisinterventies mogelijk zijn, zodat het bestuur van een kinderopvanginitiatief tijdelijk kan worden overgenomen als dat noodzakelijk is.
Collega’s, deze maatregelen zullen we nemen omdat we het vertrouwen van ouders in de kinderopvang opnieuw moeten herstellen. We willen dat ouders hun kinderen in vertrouwen naar de kinderopvang kunnen sturen. De twijfels die er zijn, moeten we wegnemen. Dat zijn we verplicht aan de 95.000 kinderen die elke dag opnieuw naar de kinderopvang gaan. Dat zijn we ook verplicht aan die 20.000 mensen die elke dag in de kinderopvang werken en die dat doen met een enorme bezieling, met een enorm groot hart, met een enorm sterk engagement, en die zich vandaag, naar aanleiding van wat gebeurd is in Mariakerke, alleen en verweesd gelaten voelen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, er is een kindje overleden. En het eerste dat we hier vandaag moeten doen is medeleven betuigen aan de familie en aan de dierbaren van dat kind. Dat is het eerste. En dan moeten we kijken wat er aan de hand was. En dat is heel erg veel.
In ’t Sloeberhuisje gingen alle alarmbellen af. Er waren talloze klachten over fysieke mishandeling, over kindjes die vastgebonden werden, die ruw behandeld werden, die werden verwaarloosd. Er zijn twaalf inspecties geweest tussen 2013 en 2019. En de enige sluiting die er was, was omdat ze de elektriciteitsfactuur niet hadden betaald. Er is een moeder met een dossier van honderden pagina’s naar het parket gestapt en uiteindelijk heeft zij een boete gekregen omdat ze nog een uitstaande factuur had. De uitbaatster zei dat het allemaal aan de ouders lag.
Nochtans, minister, was u gewaarschuwd. In 2020 al, bij het begin van de legislatuur, hebben wij u een parlementaire vraag gesteld omdat er bezorgde ouders waren die aan de alarmbel trokken. En toen zei u: “Ik ga een kwaliteitskader vastleggen.” We stelden vragen over het aantal inspecties en inbreuken en opvolgbezoeken en termijnen voor opvolging en maatregelen. En u beloofde antwoorden. Maar dat antwoord is er nooit gekomen.
Een jaar later komen er weer schandalen en dan belooft u een extern team. Ik ben heel benieuwd wie daarin zit, want openheid is daar nooit over geweest. Een maand later brengen we bij Groen aan het licht dat er 31 man op Zorginspectie zit voor niet alleen de kinderdagverblijven, maar ook voor de Vertrouwenscentra Kindermishandeling (VK’s), ook voor alle Huizen van het Kind, pleegdiensten, adoptie enzovoort. Dat moeten al die mensen bolwerken. En er zijn 6600 opvanglocaties in heel Vlaanderen. Natuurlijk – dat ontdekken we dan ook – halen die de termijnen nergens. In Brussel moet je zelfs 6 jaar wachten tot een controle. En u belooft versterking. Wat horen we deze week? Dat er 1 man versterking is. Klopt dat, minister, 1 man?
En u stelt ons gerust, zowel in 2020 als in 2021 herhaalt u: “Ik ben geen minister die een gedoogbeleid toestaat bij deze kwetsbare kinderen.” En dan lezen we deze week dat er 238 dagen verstrijken tot er controle komt wanneer er een heel ernstig dossier over fysieke mishandeling wordt ingediend. 44 ernstige dossiers in de krant, minister. En dan wordt er deze woensdag een baby'tje binnengebracht in het Universitair Ziekenhuis. En dan kan opeens alles: het voorzorgsprincipe en het externe team, en er zal ingegrepen worden, en u gaat alles evalueren nu.
Ik heb na twee jaar aandringen in het parlement, minister, waarbij u ons stemmingmakerij hebt verweten en de sector opzette, nog één vraag over, één grote vraag in de eerste plaats: gaat u uw politieke verantwoordelijkheid nemen, na zo veel schandalen? U was gewaarschuwd.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Laat me beginnen met mijn medeleven te betuigen aan de ouders en de familie van het kleine meisje. Wat er vorige week gebeurd is in Mariakerke is gewoon niet te vatten. Het doet bij ons ook heel veel vragen rijzen. Hoe is dit kunnen gebeuren? Hoe hadden we dit kunnen voorkomen? Dat er iets aan de hand was in ’t Sloeberhuisje, was natuurlijk al langer zichtbaar: verschillende klachten sinds 2015 en verschillende inspecties. De audit waartoe u hebt beslist, minister, is dan ook absoluut noodzakelijk. Het is goed dat u dat doet, maar het is niet genoeg.
Het nieuws van vorige week wekt echt een gevoel van ongeloof op, ongeloof bij ons, maar ook bij die vele duizenden ouders die hun kind, hun kostbaarste bezit, achterlaten bij de kinderopvang. Die ouders moeten erop mogen vertrouwen dat hun kind daar in goede handen is, dat het daar goede zorg krijgt. Via een aantal duidelijke maatregelen moeten we ervoor zorgen dat ze daar ook effectief op kunnen rekenen.
Hoewel er sedert vorig jaar heel wat is gebeurd, is er nog veel werk aan de winkel. De inspecties die Zorginspectie uitvoert, zijn heel ruim en gaan van de vraag of de papierwinkel in orde is, of er voldoende ruimte is, of het proper is, tot het welbevinden van een kind. Er is echter een hemelsbreed verschil, collega’s, tussen een tekort wat betreft de infrastructuur en een tekort op het vlak van de fysieke integriteit van een kind. Dat er een verbeterplannen worden opgemaakt voor een aantal materiële tekorten, ja oké, maar als de lichamelijke integriteit in gevaar is, dan kan er geen sprake zijn van zwarte lijsten of grijze zones. Dan is er gewoon geen plek voor die kinderopvang! Natuurlijk is vaststellen dat er een vloertegel losligt en een kindje dan misschien gemakkelijker kan vallen, gemakkelijker dan vaststellen dat een kind hardhandig wordt aangepakt, maar het kan toch niet dat dat zogenaamde gebrek aan bewijs het agentschap ervan weerhoudt om op te treden? Dan moet het voorzichtigheidsprincipe gelden en niet het zoeken naar harde bewijzen. Voor ons zijn er geen compromissen als die fysieke integriteit in gevaar is.
Daarom, collega’s, moeten we veel alerter zijn voor signalen. Noem het knipperlichten. Het is vaak door het samenleggen van een aantal puzzelstukken, dat het geheel ook maar wordt gezien. Hierbij wil ik daarvoor ook al drie concrete voorstellen doen, drie concrete punten naar voren schuiven: ten eerste, organiseer een kinderopvanglijn naar analogie met de woonzorglijn. De huidige Kind en Gezinlijn moet zich daarom sterker profileren als een laagdrempelig kanaal voor ouders met vragen en bezorgdheden. Punt twee: betrek ouders bij die inspecties. We weten dat grensoverschrijdend gedrag zo moeilijk is vast te stellen. Door ouders te betrekken bij die inspecties, kan men zich sneller een goed beeld vormen van hoe het er echt elke dag in die kinderopvang aan toe gaat. Ten derde, maak werk van een gedifferentieerde aanpak voor inspectie en handhaving. Het opvolgen van een klacht of een vermoeden van fysiek of emotioneel geweld ten aanzien van kinderen is iets anders dan het opvolgen van bijvoorbeeld uurroosters. In het eerste geval moeten we altijd het voorzichtigheidsprincipe hanteren en prioritair opvolgen. De standaardprocedure voor inspectie en handhaving voldoet niet wanneer het gaat over grensoverschrijding.
Collega’s, in onze kinderopvang werken heel veel kinderverzorgers en begeleiders, elke dag weer, en ze doen dat met hart en ziel. Laat ons dat koesteren en laat ons daar verder in investeren. Maar voor initiatieven die raken aan de fysieke integriteit van kinderen is er echt geen plaats. (Applaus bij CD&V)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, ik had als ouder, als parlementslid, hier vandaag bij dit actualiteitsdebat liever niet gestaan. Want we moeten inderdaad in het parlement beginnen met het medeleven te betuigen aan ouders die hun kostbaarste geschenk verloren zijn in een kinderopvang, een kinderopvang waar aan de deur een bordje hangt ‘Erkend door Kind en Gezin’. Dat bordje zou eigenlijk moeten zeggen: ’Ouder, wees gerust, uw kind is in goede handen’. ‘Uw baby’ moet ik zeggen, want het zijn baby's, hulpeloos, die niet kunnen zeggen of het goed of niet goed gaat. Als ouder ben je afhankelijk van externe ogen die zeggen: ‘In deze kinderopvang is het veilig, is het goed.’
Collega's, het vertrouwen bij de ouders heeft een knauw gekregen, in die mate dat ouders vandaag, ook al zijn ze tevreden over de opvang, toch op zoek gaan naar inspectieverslagen. Ook alle andere opvanginitiatieven zijn vandaag een beetje verdacht geworden. Waarom? Omdat er niet in geslaagd is om diegenen die het mis doen, eruit te halen. Daar ben ik echt kwaad over. Want dag op dag twee jaar voordat het meisje overleden is, collega's, op 18 februari 2020, heb ik in de commissie gevraagd om te zorgen dat de inspectieverslagen openbaar werden, dat bij klachten Zorginspectie direct zou optreden en dat, zoals in Aalst – want dat was het debat dat we voerden –, een kinderopvang die in het verleden gesloten was wegens mishandeling niet de volgende dag opnieuw zou kunnen openen. Nog zes keer nadien is dat aan bod gekomen in de commissie. Op 9 december 2020 en een jaar later op 2 februari 2021 heb ik opnieuw diezelfde voorstellen gedaan. Minister, u ging dat overmaken aan Kind en Gezin en u ging bij Kind en Gezin erop aandringen dat ze dat zouden doen. Vandaag hoor ik u opnieuw diezelfde oproep doen aan Kind en Gezin om er vanaf vandaag dringend werk van te maken. Ik denk, collega's, dat het niet vijf voor twaalf is, niet vijf over twaalf maar kwart over twaalf, vaststellend dat niet Kind en Gezin de opvang in Mariakerke heeft gesloten maar dat het parket dat heeft gedaan.
Minister, er dringt zich dus een andere aanpak van de inspectiediensten op. Ik denk dat Kind en Gezin zijn personeelsequipe moet herschikken om als er vandaag een klacht is, ze er direct – direct wil zeggen vandaag of ten laatste morgen – naartoe gaan om in te grijpen. Minister, u moet dus de inzet van het personeel aankaarten bij Kind en Gezin. Ten tweede gaat het niet over de papieren kwaliteit maar de echte kwaliteit. Wat gebeurt daar? En ten derde moeten we ouders die zich zorgen maken, direct au sérieux nemen. Dat zijn drie bijkomende opdrachten die we vanuit de N-VA-fractie willen meegeven aan Kind en Gezin, naast de interne audit die u laat uitvoeren. Hoe komt het dat sinds februari 2020 er niet is ingegaan op de maatregelen die we hebben voorgesteld? (Applaus bij de N-VA, Peter Van Rompuy en Marino Keulen)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega's, wie net als ik elke dag haar kind gaat afzetten in de crèche, weet hoe belangrijk het is dat je dat met een gerust hart doet, dat je erop vertrouwt dat het daar goed verzorgd wordt, dat het daar veilig is en dat je erop vertrouwt dat de overheid haar werk doet en controleert of het daar veilig is. Maar hoe onnoemelijk erg moet het zijn als blijkt dat dat niet zo is, als je plots een telefoontje krijgt dat uw kindje in het ziekenhuis ligt na een incident in de crèche en het dat uiteindelijk niet overleeft, als je het vol vertrouwen hebt afgezet en je het daarna nooit meer terugziet.
Ik wil ook namens de Vooruitfractie echt ons allerdiepste medeleven betuigen aan de ouders van het baby’tje dat gestorven is in de crèche in Mariakerke.
Als je de inspectieverslagen dan leest, vraag je je af: hoe is dat in godsnaam mogelijk? Er stond letterlijk in de verslagen dat er fysiek geweld werd gebruikt tegen de kinderen, dat die mensen niet in staat waren om voor kinderen te zorgen, en nog een hele resem klachten over bloeduitstortingen en onverklaarbare striemen bij baby’tjes. Hoe kan zoiets jarenlang doorgaan? Wat moet er nog gebeuren voordat een crèche gesloten wordt? Dat is nooit gebeurd, of ja, toch, één keer. Omdat de elektriciteitsattesten niet in orde waren.
Weet u wat ik nog het ergste vind? Dat is dat dit eigenlijk een drama was ‘waiting to happen’. De meeste crèches en onthaalouders leveren fantastisch werk, dat wil ik hier vandaag nog eens onderstrepen, maar er zijn een aantal rotte appels die eigenlijk gewoon al jaren hun ding kunnen doen. Die er na een negatieve inspectie van afkomen met een zogenoemd plan van aanpak, waar dan heel weinig gevolg aan wordt gegeven, of in het geval van ’t Sloeberhuisje een goed gesprek met Kind en Gezin, met de man die nu een baby heeft doodgeschud.
U weet allang, minister, dat er een probleem is met de controle en handhaving van de veiligheid in onze crèches. U hebt de voorbije twee jaar drie keer vragen gekregen in het parlement over incidenten waar de veiligheid en integriteit van kinderen in het gedrang waren. Dat was in februari 2020, in december 2020 en in februari 2021. Vier keer heeft de kinderrechtencommissaris aan de alarmbel getrokken. De waarheid is dat u ondanks al die waarschuwingen de voorbije jaren niets hebt gedaan om de veiligheid van onze kinderen beter te beschermen.
En wat is uw eerste reactie deze week? De procedures zijn gevolgd. Ik weet het niet, maar is dat niet wat gemakkelijk voor iemand die uiteindelijk de procedures kan aanpassen? En dan komt u hier vandaag weer met een uitleg over het beleid terwijl het over veiligheid gaat. En dan zegt u: ja, we hadden misschien wat sneller moeten gaan. Neen, ‘u’ had misschien wat sneller moeten gaan. Wat me vandaag onmiddellijk interesseert, is wat u de voorbije dagen hebt gedaan.
Ik hoor nu verhalen over crèches in de grijze zone. Er circuleert een getal van veertig crèches met een probleem, waar dus de gezondheid en veiligheid van kinderen in gevaar is. Wij willen weten of u al die dossiers hebt opgevraagd en onderzocht. Kunt u ons vandaag garanderen dat al die crèches waar de veiligheid van onze kinderen niet gegarandeerd is, ondertussen gesloten zijn? Die grijze zone inzake de veiligheid van onze kinderen bestaat niet. Het is heel simpel: ofwel zijn de crèches veilig en zijn ze open, ofwel zijn ze niet veilig en dan zijn ze dicht. Weg met de laksheid, het amateurisme en de onverschilligheid van uw beleid! (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, onze kinderen zijn ons dierbaarste bezit. Als ouder wil je je kind met een gerust hart kunnen toevertrouwen aan een kinderdagverblijf. Dat wil zeggen dat je de absolute zekerheid hebt dat het daar ook veilig is! Het verhaal van ’t Sloeberhuisje toont dat de overheid daarin gefaald heeft. Het is niet zo dat Kind en Gezin geen signalen heeft gekregen. Zorginspectie is op zes jaar tijd twaalf keer langs geweest. Twaalf keer! Die verslagen waren vernietigend. Vernietigend! Elf keer ging het over geweld: slaan, schudden, in het bed gooien van kinderen. Minister, het is vrij simpel voor mij: wanneer een kind niet veilig is, moet er onmiddellijk worden opgetreden. Punt. De rotte appels moeten eruit, en snel.
U zei vorig jaar dat u bij gevaarlijke situaties altijd prioritair en snel de nodige opvolging gaf, maar het tegendeel is waar, want het duurt gemiddeld twee à drie maand – na een klacht – voor er ook een inspectie volgt. Soms duurt het zelfs meer dan een half jaar! Zorginspectie beschikt over onvoldoende inspecteurs om op regelmatige basis inspecties te doen in onze kinderdagverblijven.
En Kind en Gezin, dat verantwoordelijk is voor de opvolging van die inspectieverslagen en ook voor de handhaving, heeft het nagelaten om snel en kordaat op te treden. Zelfs bij die herhaalde inbreuken is het niet overgegaan tot een schorsing of een sluiting. En dat vind ik een maatschappij onwaardig.
Het overgrote deel van de kinderopvang levert schitterend werk. Maar wanneer een kind in gevaar is, is tijd van cruciaal belang. Daarom heb ik een aantal voorstellen. Ten eerste het inzetten van snelle reactieteams, snelle teams die onmiddellijk ingezet kunnen worden en die ook onaangekondigd controleren na een verontrustende klacht. Ten tweede een kordater sanctiebeleid. Wanneer de integriteit van een kind wordt geschonden, moet men veel sneller kunnen overgaan tot schorsing en sluiting. Ook een beroepsverbod mag geen taboe zijn. Ten derde weten we dat Kind en Gezin zich graag verliest in regeltjes en bureaucratie, soms eigenlijk tot in het absurde, van de hoogte van een stoel tot de grootte van een raam. En het heeft daarbij eigenlijk zijn belangrijkste taak uit het oog verloren, namelijk de veiligheid garanderen van onze baby’s en peuters. Een grondige evaluatie van Kind en Gezin dringt zich dus op. Ten vierde, een klachtendashboard. Dat hebt u zelf ook gezegd: klachten en inspectieverslagen moeten eenvoudig en transparant zijn voor ouders.
Minister, de kans op een goede start in het leven heb je maar één keer. Investeren in de veiligheid en in de ontwikkeling van baby’s en peuters moet dus een absolute prioriteit zijn. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Collega’s, eerst en vooral wil ik mijn medeleven betuigen aan de familie van het baby’tje, want dit gebeuren treft onze samenleving zeer diep. Ik betreur het ook dat kinderopvanginitiatieven die perfect werken, waar elke begeleider zich met hart en ziel inzet, op deze manier in een negatief daglicht komen te staan.
Minister, het drama dat zich vorige week heeft afgespeeld in een crèche, een baby’tje van amper zes maanden dat het leven liet nadat het hardhandig werd aangepakt door een kinderbegeleider, is gruwelijk. En dit had niet mogen gebeuren. Want het liep uit de hand in die bewuste crèche, zo blijkt ook uit de opgevraagde inspectieverslagen. Tussen 2013 en 2019 vonden in totaal twaalf inspecties plaats. U wist dus dat daar problemen waren, na herhaaldelijke klachten over ruw en hard gedrag, straffen, roepen, met de platte hand op de kindjes slaan. Had deze crèche nu gesloten moeten worden wegens het buikgevoel van een ouder? Neen, en al zeker niet gezien de moeilijk te pakken te krijgen kinderopvangplaatsen, want elke vrouw die nog maar het vermoeden heeft dat ze zwanger is, moet heel snel op zoek gaan naar een kinderopvangplaats omdat er plaatsen te weinig zijn. Maar een kinderopvang moet wel door de bevoegde overheid gesloten worden wanneer er alarmbellen blijven afgaan, wanneer uit herhaaldelijke klachten blijkt dat een kindje er niet veilig is, dat die opvang niet de warme thuis is waar je in alle vertrouwen je kindje naartoe brengt.
U hebt in dit parlement al meermaals verklaard dat de problemen snel gingen worden opgelost, dat Kind en Gezin de rotte appels niet zou loslaten en zou voorzien in extra middelen, dat er extra inspecteurs aangeworven zouden worden, dat er een expertencomité aangesteld zou worden, enzovoort. Maar wat blijkt? Het tegendeel wordt hier opnieuw bewezen. Want analyse van dat klachtenonderzoek wijst op een tergend trage behandeling van klachten wegens een nijpend tekort aan inspecteurs. In het slechtste geval komt een inspecteur langs na 238 dagen. De gemiddelde duurtijd tot een inspecteur een klacht komt onderzoeken, is nog 71 dagen. Dit is te lang. Dit moet sneller.
Minister, uw zorgbeleid is er één van woorden, helaas niet van daden. Personeelstekort in de zorg is al jaren een probleem. De werkdruk is al jaren een probleem, en is kenmerkend voor de zorgsector. Specifiek voor de kinderdagverblijven is ook de kind-begeleiderratio van één op negen te hoog. Het capaciteitstekort in de zorg wordt niet aangepakt. De reeds bestaande knelpunten blijven bestaan. Minister, nu heeft de coronacrisis bewezen dat het niet tijdig aanpakken van dergelijke problemen, en de jarenlange onderfinanciering van de zorg geleid heeft tot deze escalatie. Ik hoop dat u niet zit te wachten tot er andere slachtoffers vallen. Het wordt tijd dat u zich opnieuw gaat focussen op uw doel in alle zorgvoorzieningen, en dat is: het garanderen van de kwaliteit van de zorg, waarbij de gebruiker, of het nu een kind is of een oudere, opnieuw centraal komt te staan. Dat vereist dat u investeert in personeel, en de nodige hervormingen moet doorvoeren, in plaats van te besparen op de kap van de jongeren.
Mijn vraag is heel simpel, minister: houdt u de eer aan uzelf en gaat u zelf ontslag nemen als minister, of neemt u uw verantwoordelijkheid? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik wil mijn allerdiepste medeleven betuigen aan de ouders en de familie van het overleden meisje. Ik kan me niet half voorstellen door welke hel zij deze week moeten gaan. Ik hoop ook dat zij de kans krijgen om sereen afscheid te nemen. Het gerecht zal nu het onderzoek moeten voeren naar de daders, maar wij moeten hier een antwoord zoeken op de vraag: hoe is dit kunnen gebeuren?
Minister, ik wil u vertellen over Mattias. Mattias is een jongetje van drie jaar, en de ouders gingen Mattias ophalen van de crèche, met een gebroken been. Ze hebben klacht ingediend bij Kind en Gezin en bij de politie, maar hun klacht werd geseponeerd, ook al waren er verschillende klachten van mishandeling rond diezelfde crèche van andere ouders. Maar de klachten werden apart behandeld. Ze werden niet aan elkaar gekoppeld, ze konden niet bewezen worden, het was woord tegen woord, en dus is er niets gebeurd.
Minister, het verhaal van Mattias, dat ik u vertel, dat stond niet in de krant van vorige week. Dat is een getuigenis uit het jaarverslag van het Kinderrechtencommissariaat van een jaar geleden. Een jaar geleden heeft de kinderrechtencommissaris met u samengezeten over die feiten, over de herhaaldelijke problemen bij de kinderopvang.
U zegt nu: “Wat we tot nu toe gedaan hebben, het afgelopen jaar, is niet voldoende geweest, en we moeten nu extra snel handelen.” Maar, minister, voor het verhaal dat nu naar boven komt, zijn er al verschillende alarmsignalen geweest, jaar na jaar, verhaal na verhaal, het ene al schrijnender dan het andere. Hoe komt het dat u nu pas beseft dat u extra moet gaan handelen? Hoe komt het dat u dat extra handelen in het verleden al niet gedaan hebt?
Minister, de kinderverzorgsters hebben er echt mooi genoeg van. Al jaren trekken zij aan de alarmbel zonder gehoord te worden. Ze hebben er genoeg van dat ze een minister hebben die maar half begrijpt wat zich op de vloer afspeelt, ze hebben er genoeg van dat er boven hun hoofden over hen gesproken wordt.
Volgens mij moeten er nu drie zaken gebeuren, minister.
Ten eerste moet er ingezet worden op het voorkomen van risicosituaties, en niet op juridisch handelen, of op juridische afwegingen. U zegt dat u al een jaar geleden gezegd hebt dat ze daarvan moeten loskomen, van dat juridisch handelen, maar dat is tot op vandaag nog altijd niet gebeurd.
Ten tweede, Zorginspectie moet versterkt worden. U zegt nu wel dat de expertenteams versterkt moeten worden, maar gaat u effectief extra koppen aan de zorginspectie geven? Vandaag moeten 30 mensen – of maar 20, zoals blijkt – 6600 crèches controleren. Iedereen kan zich inbeelden dat dit gewoon niet gaat. U zegt dat er kortere doorlooptijden en betere delegeringsmogelijkheden moeten zijn. Wel, daar is ook personeel voor nodig.
Ten allerlaatste, en ik vind het heel jammer dat u er daarnet niet over gesproken hebt, minister: er moet dringend werk gemaakt worden van een echte investering in de kinderopvang. Daar zijn alle experten het over eens. Er moeten meer handen zijn in de kinderopvang, er moeten meer ogen zijn in de kinderopvang. Dat is de beste garantie voor de veiligheid van de kinderen in de kinderdagverblijven. Om dat mogelijk te maken zijn er veel betere loon- en arbeidsvoorwaarden nodig. Daar moet u vandaag ook meer werk van beginnen te maken. Ik ben benieuwd hoe u daarop reageert.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s en collega Vandecasteele, u zegt dat ik vorig jaar de kinderrechtencommissaris heb gezien en dat ik niets heb gedaan met de voorstellen die zij mij heeft gedaan. Niets is minder waar.
De kinderrechtencommissaris heeft gevraagd dat wij zouden investeren in de kwaliteit van de opvang. Dat hebben wij gedaan met 264 pedagogische coaches op het terrein. Ik herinner mij parlementaire vragen, of ik wel kwaliteitscoaches nodig had. ‘Zet hen gewoon in als bijkomende capaciteit voor meer kinderen.’ We hebben dat niet gedaan. We hebben geïnvesteerd in kwaliteit. De kleinschalige kinderopvang kan een beroep doen op Mentes. Er zijn 174 mensen om die te begeleiden. Zorginspectie zit op het einde van het verhaal. Investeren in kwaliteit zit in het begin van het verhaal. We hebben dat gedaan. Ik ben vorig jaar gestart met de opmaak van een intersectoraal kwaliteitsdecreet richting ouderenzorg, richting kinderopvang en richting de andere sectoren. Ik zal daar te gepasten tijde mee naar het parlement komen.
Het tweede luik van de kinderrechtencommissaris was: straffer toezicht. Er moest straffer toezicht komen. Men heeft daarin gelijk. Er was het voorstel om te investeren in een expertenteam. We zijn in 2021 met dat expertenteam aan de slag gegaan. Er was gevraagd om de brug te leggen met de Vertrouwenscentra Kindermishandeling. We zijn daarmee aan de slag gegaan. Er was gevraagd om een team handhaving op te richten. Daar zijn wij vorige maand mee aan de slag gegaan.
Voorzitter, ik hoor hier zeggen: ‘U zegt dat hier al een jaar ,maar op het terrein is er niets gebeurd.’ Tot wat heeft dat nu geleid? Wel, ik zal de cijfers geven. In 2020 is er in 6 gevallen opgetreden: 4 schorsingen en 2 opheffingen. In 2021 is er in 79 gevallen opgetreden: 12 schorsingen, 7 opheffingen. 3 ervan hadden te maken met de vraag, niet de strikt juridische vraag, of men eigenlijk wel het vermogen heeft om de kinderopvang op een goede manier te runnen. Gebeuren daar dingen die niet mogen gebeuren? In 3 gevallen heeft men daar de vergunning opgeheven. In 4 gevallen heeft men de vergunning stopgezet. En in 56 gevallen is men overgegaan tot het verminderen van subsidies.
Er is in 2021 in 79 gevallen opgetreden. En het is een terechte vraag waarom dat in dit geval niet is gebeurd. Collega’s, die vraag heb ik mij vrijdag ook gesteld. Hoe komt het nu dat men hier niet is overgegaan tot een sanctie terwijl dat in andere gevallen wel is gebeurd? Daarom heb ik gezegd dat daar de audit voor moet dienen. We moeten weten – met betrekking tot Zorginspectie en tot handhaving – waarom dat in dit geval niet is gebeurd. Welke inschattingen zijn daarover gemaakt? Maar ook, meer algemeen en na al die zaken die we nu op het spoor hebben gezet: hoe kunnen we een aantal zaken verbeteren? Welke lessen kunnen we daaruit trekken?
We hebben evaluatie-instrumenten. MeMoQ is er zo een. Het werd op poten gezet door professor Vandenbroeck, toch niet de eerste de beste. Ik heb de resultaten opgevraagd en wat blijkt bij het gebruik van dat instrument? Dat dit kinderopvanginitiatief daar goed in scoorde! Als professoren zeggen dat we moeten evalueren, en we gebruiken die instrumenten, en dan blijkt dat dat eigenlijk niet oplevert wat het moet opleveren, namelijk de vaststelling dat er een probleem is, dan moeten we ook die evaluaties kunnen bekijken.
Voorzitter, zeggen dat er het voorbije jaar niets is gebeurd, is absoluut niet het geval. De cijfers bewijzen het omgekeerde. In totaal gaat het om 79 kinderopvanginitiatieven en 877 plaatsen voor kinderen.
Een aantal zaken had wat mij betreft inderdaad sneller geïmplementeerd mogen worden, maar sommigen vergeten hier dat er in 2021 nog een derde, een vierde en een vijfde coronagolf is geweest, waarbij wij aan de inspectie, aan het agentschap Opgroeien ook hebben gevraagd om eerst mee te helpen branden te blussen. Als er urgente zaken waren, moesten ze die wel oppakken. Die moesten ze prioritair blijven oppakken.
Mevrouw Groothedde, hoeveel keren hebt u niet gezegd: ‘Weet u hoeveel kinderopvanginitiatieven er in brand staan? Hoeveel er gesloten moeten worden? U laat ze alleen. U laat ze in de steek. Ze moeten ondersteund worden. Er moeten Outbreak Support Teams zijn. Ze moeten geholpen worden.’ Daar zijn die mensen inderdaad allemaal mee bezig geweest. Daar zijn ze mee bezig geweest. (Opmerking van Celia Groothedde)
Neen, dat is niet ‘leg het maar uit’, dat is de realiteit. Dat is de realiteit. Dat is de realiteit.
De doorlooptijd van zo'n inspectie moet inderdaad sneller. Dat moet sneller. Er zijn hier data naar voren gebracht over de doorlooptermijnen. Ik geef u hier de cijfers, voorzitter. In 2018 was de gemiddelde doorlooptijd 50 dagen voor inspecties met ernstige gebeurtenissen. In 2019 en 2020 bedroeg die gemiddeld 25,8 dagen en in 2021 bedroeg die gemiddeld 34,4 dagen. Dat zijn de gemiddelde doorlooptijden van de inspecties.
Collega's, er zijn hier nog een aantal andere zaken gezegd waar ik straks graag op tussenkom, maar deze cijfers wilde ik toch even meegeven want ze geven toch wel een ander beeld van datgene wat het voorbije jaar gebeurd is. Is dat voldoende geweest? Neen. Moeten we daar verder op gaan? Absoluut. Waarom heeft het in dit geval dan niet geleid tot het resultaat waartoe het had moeten leiden? Wel, die vraag heb ik mij ook gesteld. Die heb ik mij ook gesteld. Ik heb mij vorige week niet verscholen achter de procedures. Ik heb me daar niet achter verscholen. Ik heb in eerste instantie gezegd dat ik niet begrijp waarom het in dit geval, in dit geval, niet heeft geleid tot een schorsing of een sluiting. Dat ware beter geweest, maar de audit zal ons daar hopelijk duidelijke informatie over weten te verschaffen.
Mevrouw Groothedde heeft opnieuw het woord en ditmaal mag ze wel onderbroken worden.
Minister, ik onthoud dat u alles zult doorlichten, behalve uzelf. Al uw eerdere beloftes zijn nog altijd even vaag. En wat u herhaalt, zijn de cijfers – het hele parlement heeft ze hopelijk deze week doorgenomen – die in de afgelopen jaren al ettelijke keren zijn gegeven. Het handhavingsbeleid? We kunnen ook lezen hoeveel inspecties er zijn geweest, hoor. Wat ik ook kan overlopen, zijn de vele onbeantwoorde vragen die de afgelopen jaren zijn gesteld. Ik heb ze hier. Ik kan ze u allemaal oplijsten. Als we echt een ondervraging konden doen, dan zou ik ze één voor één afgaan.
Het is zeer exemplarisch dat u dan zegt: ‘Ach ja, Zorginspectie doet haar best’, alsof hier een steen is gegooid. Iedereen vraagt om versterking en het is zeer exemplarisch dat u een onderbouwd instrument als MeMoQ aanvalt, terwijl iedereen de afgelopen weken in het veld heeft gevraagd om een éénmeting, inbegrepen de kinderrechtencommissaris.
Als eerste vraag heb ik een zeer simpele vraag: klopt het – zoals mij deze week ter ore kwam – dat er ouders over ’t Sloeberhuisje naar Kind en Gezin hebben gebeld omdat ze klachten hadden en om te overleggen of ze een klacht moesten indienen, en dat Kind en Gezin hen dat heeft afgeraden omdat het de relatie met het kinderdagverblijf zou kunnen verslechteren? Dat vind ik heel erg, minister.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik zou graag de vraag van mevrouw Groothedde bijtreden en daar nog een extra vraag bij stellen. Ik hoor u hier nu zeggen dat u zich de vraag ook hebt gesteld waarom er niet is opgetreden in het geval van ’t Sloeberhuisje. U zegt dat er een audit moet gebeuren van Kind en Gezin. U schuift het eigenlijk in hun schoenen, maar stelt zich duidelijk geen vragen bij uw eigen verantwoordelijkheid.
Want de vraag die ik mij vooral al gesteld heb, is waarom er niet is opgetreden in het geval van ’t Sloeberhuisje. U zegt dat er een audit van Kind en Gezin moet gebeuren en u schuift het in hun schoenen. U stelt u duidelijk geen vragen bij uw eigen verantwoordelijkheid. De vraag die ik me vooral heb gesteld, gaat over de 40 dossiers waarop u tijdens de plenaire vergadering in december 2020 ook al hebt gealludeerd. U hebt toen gezegd dat er 40 problematische dossiers op een totaal van 6600 zijn.
Als ik minister van Welzijn was en er komt me ter ore dat er dossiers zijn waarbij de veiligheid van kinderen in gevaar is, waarbij er klachten over geweld en over grensoverschrijdend gedrag zijn… Ik vraag me af waarom u op dat moment niet de reflex hebt gehad om te zeggen dat er daar een probleem is, dat u de dossiers moet zien en op uw bureau moet hebben, dat u de dossiers moet opvolgen en dat u zekerheid moet hebben dat er wordt ingegrepen of dat die crèches worden gesloten als er een probleem is met de veiligheid. Wat ik me ook afvraag, minister, is of dat die crèche in Mariakerke toen al tussen die veertig dossiers zat. Kunt u me dat vertellen? Want als die toen al tussen die veertig dossiers zat en u hebt toen niet uw verantwoordelijkheid genomen om te zeggen dat u moet weten wat er daar aan het gebeuren is, wat zegt het dan over wat er is gebeurd? Volgens mij zegt dat dat wat er gebeurd is in Mariakerke, vermeden had kunnen worden
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Ik heb een aantal vragen. Ik wil kort aansluiten bij wat collega Groothedde en de minister hebben gezegd. Minister, u hebt in de pers en daarnet een aantal verklaringen gedaan over inspecties die zijn gebeurd en de gevolgen die daaraan zijn gegeven. U hebt een aantal cijfers opgesomd: in 2020 zes gevallen en in 2021 twaalf schorsingen en zeven opheffingen. U verwijst er daarnet naar. Ik heb ook eens gekeken op de website van Kind en Gezin en daar vind ik nagenoeg niets terug. Ik vind voor 2021 maar zes schorsingen terug, dus geen negentien zoals u hebt beweerd. Als ik die niet terugvind op de website, vraag ik me af wie die wel terugvindt. Waarom worden die niet gepubliceerd en wordt er daarover niet gecommuniceerd?
Ik stel me ook de vraag bij de rol van Zorginspectie. Ik geloof heel hard in inspectie en ik ben er ook van overtuigd dat die mensen doen wat ze moeten en kunnen doen binnen hun bevoegdheid. Ze zijn natuurlijk geen politiemensen. Ze hebben niet de kracht van het woord en ook niet de bevoegdheid om dossiers op te vragen of om effectief te controleren wat er werkelijk mis is.
Mijn vraag is heel eenvoudig, minister: als er feiten of tekenen van mishandeling zijn, waarom gaat u niet vooraf in overleg met een lokaal bestuur en met de politie? Waarom stuurt u de inspecteurs niet samen op pad met bijvoorbeeld een politieagent zodat ze sterker in hun schoenen staan en op zijn minst bewijzen kunnen zoeken? Hier steekt u zich altijd weg achter het feit dat we geen bewijzen hebben en dat we dus niet sluiten. Het is simpel: er is geen bewijs, dus we laten hen maar doorgaan. Die instelling heeft er natuurlijk toe geleid dat er een kindje dood is. U moet daarvan af. Wanneer zult u er werk van maken om de inspecteurs op pad te sturen begeleid door een team waarin ze zich bijgestaan voelen, zich op een sterke manier kunnen verdedigen en zelf een onderzoek kunnen voeren zodat ze een sluitend advies kunnen geven aan Kind en Gezin zodat dat kan handhaven? Het is natuurlijk zo dat Zorginspectie adviseert en dat Kind en Gezin uitvoert. Dat moet daarvoor ook de tools en de kracht hebben.
Dan wil ik ook nog verwijzen naar een ander drama dat ...
Heel kort alstublieft.
Minister, dat was niet onder uw bewind, maar in het verleden is er nog een drama geweest in Dendermonde. Ik verwijs in dat verband naar Kim De Gelder. Indertijd heeft de minister ook heel wat initiatieven genomen op het vlak van de beveiliging van kinderdagverblijven als antwoord op de moord die Kim De Gelder toen heeft gepleegd. Welke acties plant u nu nog specifiek op dat vlak? Denkt u dat camera’s een oplossing kunnen zijn om te bekijken op momenten van twijfel? Kunnen we de beelden dan opvragen? Heel wat kinderdagverblijven werken met camera’s en zijn daar heel tevreden over. Dan is er natuurlijk geen discussie want het staat op beeld. Mijn vraag is heel kort en eenvoudig: welke initiatieven plant u nog?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, ik wil graag collega Groothedde bijtreden en u vragen om heel kritisch naar uw eigen beleid en uw eigen handelen te kijken. Het is niet de eerste keer dat u wordt verweten dat u te traag of niet adequaat reageert op alarmsignalen, en dat lijkt hier nu opnieuw het geval te zijn. U gaf een jaar geleden zelf toe dat u nu misschien extra snel moet handelen, maar dan is het nu echt wel de vraag waarom u een jaar geleden al niet extra snel hebt gehandeld. Dat is echt wel de vraag, minister, want u hebt duidelijk niet snel genoeg gehandeld om zulke zaken te kunnen voorkomen.
U zegt dat u aan de slag bent gegaan met de adviezen van de kinderrechtencommissaris. De kinderrechtencommissaris zelf zegt: “Wat er vandaag gebeurt, is exact hetgeen waar we vorig jaar zo scherp op gereageerd hebben.” Ze heeft samen met experts verschillende alarmsignalen gestuurd, en ze vraagt zich vandaag af wat daarmee gebeurd is.
Ze zegt: “De conclusie was dat probleemcrèches te lang ongestoord open konden blijven.” Dat heeft ze een jaar geleden aan u gesignaleerd. Ze heeft toen na de reeks in de pers zo gereageerd in de hoop beleidsmakers wakker te schudden. Blijkbaar bent u niet wakker genoeg geschud, want u kunt nu wel spreken over het aantal crèches dat u hebt begeleid, maar het structurele – de manier waarop er wordt gecontroleerd, het aantal inspecteurs dat wordt ingeschakeld, de investeringen in de crèches om te zorgen dat er meer volk op de vloer is –, daarmee bent u niet aan de slag gegaan.
We zitten nog altijd met het hoogste aantal kinderen per kindbegeleider. Daar blijkt u nog altijd niet mee aan de slag te gaan. Ik roep u dus echt wel op om kritisch te kijken naar hoe het komt dat u een jaar geleden al niet extra snel hebt gehandeld.
Minister Beke heeft het woord.
Mevrouw Vandecasteele, ik heb de kinderrechtencommissaris op de radio gehoord en ze heeft gezegd: “Minister Beke is aan de slag gegaan met de voorstellen van de kinderrechtencommissaris, maar er is nog veel werk.” Beide zaken kan ik alleen maar beamen.
U wilt het blijkbaar niet horen, maar ik geef u toch nog even de cijfers. In 2020 in 6 dossiers: schorsing of opheffing. In 2021: 12 schorsingen, 7 opheffingen, 4 stopzettingen en in 56 voorzieningen financiële sancties. Bij die 7 opheffingen had het in 3 gevallen te maken met een bredere evaluatie, dat men niet in staat was om zo'n voorziening open te houden. Zeggen dat er het voorbije jaar niets is gebeurd, is gewoon klinkklare nonsens. Dat klopt niet, dat is een leugen. Het is een leugen. De cijfers bevestigen dit, de cijfers die bevestigen het.
We zijn in januari gestart met een handhavingsteam om aan de slag te gaan met dossiers die een bredere aanpak vereisen. Daarvoor hebben we niet gewacht op dit jammerlijke incident, we hebben niet gewacht op dit jammerlijke incident.
Als ik zeg dat een aantal zaken door corona wat vertraagd zijn, dan gaat het over reguliere inspecties. Dan gaat het niet over die urgente dossiers, het gaat over de reguliere inspecties. Ik weet niet waar u de voorbije twee jaar hebt gezeten, maar door corona mocht de inspectie in de eerste maanden van 2020 zelfs niet afstappen, tenzij in urgente gevallen. Ze mochten zelfs niet afstappen, ze moesten het digitaal doen. Ze mochten er zelfs niet komen. Nadien hebben we dat bijgestuurd, want dat was natuurlijk niet duurzaam. Maar het is wel de realiteit geweest.
In 2021 is er in 79 gevallen tussengekomen, in 2020 is er in 6 gevallen gesanctioneerd. Mevrouw Goeman, Mariakerke zat bij mijn weten niet tussen die dossiers. Waarom denkt u dat ik heb gevraagd dat we toch eens moeten kijken naar de aanpak als experts zeggen dat dit de manier is waarop we dat moeten doen als we afspreken om dat te doen? Ik communiceer dat hier in dit parlement: zo gaan we dat doen. We gaan een expertenteam oprichten en we gaan met een handhavingsteam aan de slag.
We gaan een hoop dingen doen, en dan blijkt dat dit geval daar niet tussen zit. Dan moeten we de vraag stellen: waarom niet? Is dat een bepaalde appreciatie, een manier van werken die we moeten durven te herbekijken? Ik sta daar allemaal voor open. Mocht ik daar niet voor openstaan, dan zou ik niet gevraagd hebben dat we daar een audit voor moeten doen.
Hetzelfde geldt voor MeMoQ. Ik val dat helemaal niet aan. Ik heb hier in het parlement al tig keren MeMoQ mee verdedigd. Ik stel alleen maar vast dat men bij de meest recente inspectie dat instrument gebruikt heeft. Ik heb die opgevraagd. Ik heb op mijn kabinet geen Schaduwcel Zorginspectie, daar dient een administratie voor. Gaan we Zorginspectie nu politiseren? Gaan we dat doen? Gisteren kreeg ik van collega Parys in de commissie de vraag hoe ik ervoor ga zorgen dat er voldoende scheidingen zijn en dat was een terechte vraag. We gaan dat toch niet politiseren? Het is aan een administratie om daar uitvoering aan te geven: één, de inspectie en, twee, de handhaving. Wij moeten die instrumenten geven met soms delicate elementen, want ik hoor hier zeggen dat we beroepsverbod moeten durven instellen.
Collega’s op zich zijn dat zware woorden. We kunnen daarover discussiëren, maar dat vraagt ook een maatschappelijk debat waar ik het parlement voor uitnodig. Hoe ver gaan we daarin? Welke instrumenten geven we? Als mensen in een kinderopvang willen werken, moeten ze een bewijs van goed gedrag en zeden hebben. Deze regering heeft gezegd dat we dat niet alleen voor de kinderopvang moeten doen, maar ook voor anderen. Er zijn hier grote discussies geweest over de vraag of dat eigenlijk wel moet gebeuren, maar in de kinderopvang bestaat dat. Ik kan niet zomaar aan Kind en Gezin vragen om een beroepsverbod op te leggen. Het is een strafrechter of een deontologische commissie die op een gegeven moment moet zeggen dat deze job niet uitgeoefend kan worden. Voor alle duidelijkheid, ik sta daarvoor open, maar met het huidige instrumentarium kan dat niet. Ik denk dat er ook nog zoiets is als rechten van de verdediging.
En ja, het voorzorgsprincipe vind ik ontzettend belangrijk. Wat mij betreft kunnen we dat verankeren in regelgeving en decreten en ik zal met voorstellen komen, maar we moeten ook oppassen dat we niet in het uiterste vervallen. Persoonlijk heb ik situaties gekend waarbij er een kinderopvanginitiatief in dezelfde straat als een ander kinderopvanginitiatief begon. Men begon dat nieuw initiatief in een kwaad daglicht te stellen rond een aantal zaken, gewoon omdat er animo en concurrentiegegevens waren. Dat willen we toch ook niet. Een goed regelgevend kader is dus nodig, maar als er problemen zijn: hoe kunnen we dan optreden en hoe kunnen we dan sneller optreden?
Zeggen dat er niks gebeurd is, is absoluut onwaar. Zorginspectie komt aan het einde van de rit. Aan het begin van de rit is de vraag hoe we zo kwalitatief mogelijk kinderopvang kunnen organiseren. We hebben 174 mensen op het terrein met Mentes en Opgroeien die die coachings doen om dat te kunnen doen. En ja, er zijn begeleidingstrajecten. En maar goed ook. Als we elk kinderopvanginitiatief waar er een klacht is onmiddellijk zouden moeten sluiten, dan zouden er tienduizenden mensen zijn die van vandaag op morgen geen opvang hebben. En ja, er zijn remediëringen en we moeten kijken of we met de remediëringen de kinderopvanginitiatieven opnieuw op het juiste spoor kunnen zetten als er problemen zijn. Als dat niet kan – dat heb ik daarstraks ook gezegd – dan moet er gesloten kunnen worden. Dat duurt van 2013 tot nu: ik ben het ermee eens dat de remediëringscyclus veel korter moet zijn. Die moet korter gemaakt worden. Daar ben ik het ook mee eens. Maar we gaan toch niet bij elke klacht onmiddellijk zeggen dat er gesloten moet worden, wel als er verontrusting is.
Dan kom ik aan het antwoord op de vraag die daarstraks gesteld is. Ik heb gevraagd dat alle dossiers die op dit ogenblik in de handhaving zitten, bekeken worden en dat de dossiers waar het gaat over verontrusting eruit gehaald worden. Mevrouw Goeman, het totaal aantal handhavingsdossiers gaat over 260 of 265, maar nog eens: dat gaat niet over 265 dossiers waar de integriteit van de kinderen in het geding is. Maar ik heb gevraagd dat ze al die dossiers opnieuw zouden screenen en zouden kijken – dat is het eerste wat ik gevraagd heb – of ertussen zitten die nu prioritair bekeken moeten worden.
Mevrouw Groothedde, wat MeMoQ betreft – u bent daarover begonnen –: ik val dat niet aan. Ik stel alleen vast. En ja, ik ben bereid om naar een nieuwe meting te gaan. Dat instrumentarium is in 2015-2016 door professoren naar voren gebracht. We hebben dat geïmplementeerd. Er is toen gezegd dat we dat het best om de vijf jaar zouden evalueren. Dat hadden we eigenlijk in 2021 moeten doen, maar als je dat wilt doen, moet je op het terrein gaan.
En wat hebben wij nu zoveel mogelijk vermeden in 2021, vanwege de coronacrisis? We hebben vermeden nodeloos op het terrein te gaan.
Ik wil bekijken of we een nieuwe meting kunnen doen, ik wil dat zeker bekijken. Maar ik wil ook bekijken waarom. Dat wil ik eigenlijk wel weten: hoe komt het dat we die instrumenten inzetten, dat dat leidt tot een goed resultaat van die voorziening en dat dan even later dit gebeurt? Dat is toch een oprechte vraag? Ik zeg dat onbevooroordeeld. Ik ben hier niet aan het beschuldigen, aan het aanvallen of wat dan ook.
Maar aan de ene kant zegt u: ‘Wanneer zult u uw verantwoordelijkheid eens opnemen, wanneer zult u bekijken wat er fout loopt en daar iets aan doen?’ En als ik dan zeg wat er fout loopt en dat we daar iets aan moeten doen, dan zegt u: ‘Oh, u bent hier al meteen de instrumenten aan het aanvallen. En dit of dat.’ Nee, we moeten alles bij daglicht durven te bekijken, alles. Dat hebben wij in 2021 gedaan en dat zullen we in 2022 opnieuw doen.
Voorzitter, waar ik eind 2021 ook mee ben gestart, in tempore non suspecto, is het opstarten van een nieuwe bevragingsmeting van de kinderopvang en van Kind en Gezin, om te weten welke lessen we daaruit kunnen leren.
Ik geef eerst het woord aan collega Groothedde. Ik heb verder een hele rits namen opgeschreven, dus maakt u zich geen zorgen: u komt aan de beurt.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik heb u een heel concrete vraag gesteld en daar hebt u niet naar gepiept. U bent ingegaan op allerlei woorden die ik heb gezegd. Maar ik heb een heel concrete vraag gesteld en u hebt daar niet eens naar verwezen, laat staan op geantwoord.
Ik moet zeggen: ik word het heel erg gewoon, dat wel.
Ik wil daarop antwoorden.
Moment, ik zal nu ook wel even mijn repliek geven. U had daarnet al kunnen antwoorden. U hebt zeer uitgebreid georeerd, maar geantwoord hebt u niet.
Minister, een administratie is úw politieke verantwoordelijkheid. En als die administratie haar signaalfunctie niet opneemt en niet ingrijpt, dan is dat úw politieke verantwoordelijkheid. De cijfers waarmee u uitpakt, die doen er niet toe. We zijn hier niet bezig met een boekhouding of met koppen te tellen. We zijn bezig met kostbare, kwetsbare, tere mensenlevens in een periode dat ze aan uw politieke verantwoordelijkheid zijn toevertrouwd. En de vraag over uw administratie is daar deel van. Dat is punt één.
Ik wil daar ook even aan toevoegen dat het ook úw politieke verantwoordelijkheid is dat op dit moment al die kindbegeleiders inderdaad voor acht à negen kinderen per persoon, en vaak meer, moeten zorgen. Het is onder uw politieke verantwoordelijkheid dat het personeelstekort dermate is aangegroeid dat initiatiefnemers van de kinderopvang zeggen dat ze iedereen moeten aannemen, terwijl het deze week overduidelijk is geworden dat niet iedereen in de kinderopvang thuishoort – dat is punt één – en dat er kennis, opleiding en zeer veel empathie nodig is om daar te mogen staan. Dus alstublieft, al die normverlaging, al die proefballonnetjes die u oplaat, laat ze maar af.
Ik heb nog een concrete vraag, een tweede concrete vraag na de eerste concrete vraag van daarnet. In dit geval, maar ook in zeer veel andere gevallen, geven kindbegeleiders en mensen in de kinderopvang zelf aan dat zij problemen in de kinderopvang waar zij werken, willen signaleren. Maar ten eerste durven ze dat niet uit schrik voor retaliatie van hun overste, en ten tweede, wanneer zij toch bij Kind en Gezin durven aan te kloppen – wat een grote stap is, minister – wordt er gezegd dat zij geen klacht kunnen indienen, omdat het moet gaan via de ouders. Minister, gaat u iets doen aan die twee punten, zodat kindbegeleiders en mensen in de kinderopvang het kúnnen doen en dat er dus een statuut wordt vrijgemaakt, en ten tweede, zodat ze het durven te doen?
Maar ik blijf erbij: alles wat hier is misgegaan, valt onder úw politieke verantwoordelijkheid. En die ontloopt u voortdurend door op allerlei deelaspecten in te gaan, maar het niet te hebben over de essentie.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, u kreeg het daarnet niet zelf over de lippen. Want u hebt het telkens over datgene wat er is gebeurd in Mariakerke, maar er is een kínd gestorven. Er is een baby van zes maanden om het leven gekomen in een crèche waar al verschillende keren heel ernstige klachten over waren.
Dan is de enige en centrale vraag hier in het debat of u als minister van Welzijn genoeg hebt gedaan om dat te voorkomen, om te voorkomen dat zoiets kan gebeuren op die plek waarvan u wist dat er klachten waren, maar eigenlijk in heel Vlaanderen. Dan kunnen we alleen maar vaststellen dat dat niet zo is, dat u meermaals bent gewaarschuwd in dit parlement, jaren aan een stuk – collega Daniëls heeft het daarnet ook al gezegd – door de meerderheid en oppositie, maar ook door mensen buiten het parlement, onder andere de kinderrechtencommissaris. Maar u hebt niet gehandeld, u hebt het niet voorkomen terwijl het had kunnen worden voorkomen, en dat is niet de eerste keer. Afgelopen woensdag nog, daar op het spreekgestoelte, bij het vorige incident, namelijk over de woonzorgcentra, heb ik nog gezegd dat dit geen incidenten meer zijn maar een patroon. U komt elke keer te laat, u reageert niet proactief, u neemt uw verantwoordelijkheid niet waar u die moet nemen.
Dan gebeuren er drama’s, nu opnieuw. Hier gebeurt opnieuw een drama en nu is het opeens wel mogelijk om al die handhavingsdossiers op te vragen en die allemaal te laten bekijken. Dan vraag ik me af waarom dat niet is gebeurd in februari 2020, in december 2020. Waarom zijn die 44 dossiers die in het groot in de krant stonden, en waar u nog zelf naar hebt verwezen, niet opgevraagd? Minister, uw verantwoordelijkheid is gigantisch, maar echt gigantisch. Ik wil echt vragen hoe het komt dat er telkens opnieuw drama's moeten gebeuren voor u eindelijk in actie schiet.
Mevrouw Malfroot het woord.
Minister, ik heb ook opnieuw geen antwoord gekregen op mijn vragen, maar ik word dat natuurlijk gewoon. U kunt niet antwoorden op mijn vragen omdat uw buikspreker u geen antwoord heeft voorbereid. Ik zal mijn vragen dus nogmaals stellen. We zitten hier nu toch in de plenaire vergadering, het verslag wordt genotuleerd en ik ben er dus van overtuigd dat mijn vragen zullen worden opgenomen. Misschien kunt u mijn vragen ook meenemen in een audit. U hebt hier immers net verwezen naar een audit die u zult doorvoeren bij Zorginspectie, maar het is misschien ook van belang dat u een audit uitvoert bij Kind en Gezin en zelf gaat kijken welk traject een klacht die binnenkomt via de klachtenlijn doorloopt tot op het moment dat we het dossier loslaten, hetzij omdat de opvang is gesloten, hetzij omdat er een terechte remediëring is gevolgd. U moet niet alleen Zorginspectie onder de loep nemen maar vooral ook Kind en Gezin. Misschien moet er zelfs een parlementaire onderzoekscommissie worden opgesteld om uw werking eens te evalueren.
Wanneer we in dit dossier de commentaren lezen op sociale media, dan verwijt men u nogal wat. Men verwijt u schuldig verzuim en eerlijk gezegd, als we het hele traject hier doorlopen, dan begrijp ik die reactie wel. Ik heb u ook om uw ontslag gevraagd maar u hebt er eigenlijk niet op gereageerd.
Concreet heb ik nog een aantal vragen over de thema’s. U hebt hier gesproken over alle inspecties die zijn uitgevoerd maar het cruciale is dat we geen communicatie krijgen over die inspecties. Minister, hebt u een idee welke inspecties er zijn gebeurd? Lag de nadruk bij die inspecties in 2020 of 2021 op de naleving van de coronamaatregelen? Zijn er bijvoorbeeld voldoende pompjes en ontsmetting in de opvang? Ging het daarover? Of lag de nadruk op de inspecties van de infrastructuur? Ging het over de hoogte van de ramen, de breedte van de deuren, de hoogte van de chauffage, het feit de kast met producten gesloten is enzovoort? Of werd er een financiële inspectie uitgevoerd, en zo ja, wat was dan de toon van die inspectie? Waarover ging dat? Ging dat echt over kwaliteitsinspecties of hebt u daar bijvoorbeeld flitsinspecties uitgevoerd om een ander thema na te kijken? Ik zou graag ergens terugvinden welke inspecties er zijn gebeurd en meer bepaald over welke thema’s het daarbij ging. Vind ik dat in een jaarverslag, op de website?
Kunt u me nu al meedelen welke inspecties er zijn gebeurd en over welke thema’s? Ging dat over kwaliteit? Want ik praat natuurlijk ook met veel mensen uit de opvang en die zeggen allemaal dat de inspectie bij hen alweer ging over de administratie. Uiteindelijk is een inspectie op dit moment het afvinken van een checklist geworden. Men heeft een lijst en men gaat natuurlijk na of alles oké is, maar de vraag is of werd nagegaan of de zorgkwaliteit wel terecht is, want daar gaat het hier over. (Opmerkingen van de voorzitter)
Of het nu over kinderopvang gaat of over een rusthuis, men is bezorgd over de kwaliteit van de zorg, en dat is hier het centrale thema.
Collega Malfroot, of u nu begint te roepen of niet, ik ben niet onder de indruk.
Het gaat hier vandaag over de kwaliteit van zorg. Wanneer dit allemaal gecontroleerd was geweest, dan had men daar de nodige stappen ondernomen en was dat kindje niet gestorven. En ik zou dus graag een antwoord krijgen op mijn vragen.
Collega Malfroot, wat ik gewoon wil zeggen, is dat hier een collega van u vooraan staat die als eerste aan bod komt. Sommige mensen onderbreken gericht iets wat collega Groothedde of de minister heeft gezegd. U begint hier een heel ander betoog, terecht, dat is uw volste recht maar dat moet u doen binnen de drie minuten die u zijn toegewezen. Dat is het systeem. En graag uw mondmasker op, alstublieft.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord. En voor u hetzelfde alstublieft.
Absoluut.
Altijd braaf en stilzitten, mijnheer D’Haese.
Minister, het waren uw woorden daarnet. U hebt zelf gezegd dat er niet voldoende is gebeurd en dat we vandaag extra snel moeten handelen. Dan is mijn oprechte vraag aan u: hoe komt het dat u een jaar geleden al niet extra snel gehandeld hebt? Waarom moeten vandaag weer zulke gruwelijke feiten voorkomen vooraleer u beslist of bedenkt dat u extra snel moet handelen? Het zijn uw woorden.
U reageert dan met cijfers over voorzieningen die opgevolgd zijn, over voorzieningen die sancties gekregen hebben. U geeft cijfers, maar ik wil u feiten geven. Het feit is wel dat er vandaag een meisje overleden is in een crèche die al opgevolgd werd. Het feit is dat het meer dan een maand duurt eer de inspectie na een klacht op de vloer komt. Het feit is dat de kinderbegeleidsters hier in België het hoogste aantal kinderen moeten begeleiden in Europa. Dat zijn hier de feiten.
U kunt met cijfers blijven zwaaien maar ik denk dat u onderschat wat de woede vandaag op het terrein is. De woede bij de ouders die zich afvragen wie ze nu kunnen vertrouwen, maar vooral ook de woede bij al die kinderbegeleidsters die al jarenlang alarmsignalen de wereld insturen dat het niet houdbaar is, dat er meer begeleidsters moeten komen, dat er betere arbeidsvoorwaarden moeten komen, betere loonvoorwaarden.
Vandaag staan de kindercrèches weer allemaal in een slecht daglicht en dat is onterecht. In het overgrote deel van de crèches wordt er keigoed werk geleverd, kwaliteitsvol werk geleverd. Maar het is doordat er zulke dingen kunnen gebeuren dat ze weer in een slecht daglicht komen. Dan is het uw verantwoordelijkheid, minister, om eindelijk de woorden die u daarnet hebt uitgesproken in daden uit te drukken. Hoe gaat u Zorginspectie versterken? U zegt dat u een toekomstplan gaat maken. Gaat u effectief eindelijk die kindnorm verbeteren?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Dus, tussen die 40 dossiers waar u in december 2020 naar verwees zat het dossier van Mariakerke niet? Er werden kinderen geslagen, er werden kinderen uren huilend in een donkere kamer opgesloten. Sorry, hoe kan dat? Nu maak ik mij, zo mogelijk, nog meer zorgen als dat op dat moment zelfs niet op de radar stond? Wat zegt dat over alle andere dossiers die niet op de radar stonden?
U spreekt nu over 265 dossiers die in handhaving zitten. Hoeveel zitten er daar dan bij waar de integriteit van de kinderen in het gedrang is? Het lijkt mij inderdaad meer dan nodig dat u een screening van alle dossiers in de kinderopvang doet. En daar zult u inderdaad meer inspecteurs voor nodig hebben. Daar hebben verschillende mensen hier al naar gevraagd, en dat is nodig.
Wat ik eigenlijk het schrijnendste vind als het over de inspectie gaat is dat, zelfs als u dat nu in het verleden had vertienvoudigd, zelfs als er inspecteurs waren geweest, dan had het in dit dossier nog steeds het verschil niet gemaakt. Niet in dit dossier, ook niet in al die andere dossiers. Want het probleem is dat er met die verslagen niets gebeurde. Het stond in de verslagen van Zorginspectie, zwart-op-wit, dat er een gevaar was voor kinderen als het ging over het dossier Mariakerke. Maar die verslagen zijn blijven liggen. Daar is niets mee gebeurd. Verslagen hebben nog nooit een crèche gesloten, minister. Dat is uw verantwoordelijkheid. U sluit crèches, u, samen met uw administratie. U wist alles en u hebt niets gedaan.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil er nog even op verdergaan, minister. Ik maak me daar wel zorgen over. Zorginspectie is in ’t Sloeberhuisje 12 keer langs geweest tussen 2013 en 2019. In die 12 keer was er inderdaad een probleem rond mishandeling, integriteit en veiligheid. U hebt die cijfers – die 40, die 44 – opgevraagd bij Zorginspectie, bij Kind en Gezin. Mijn vraag is dezelfde als die van collega Goeman: als dat er niet bij zat, welk criterium – en dat is voor mij echt belangrijk – gebruiken Kind en Gezin en Zorginspectie dan om te zeggen dat het wel of niet om een ernstig dossier gaat? Want 12 keer langsgaan is al immens. Het gaat over kindermishandeling, over integriteit, en dat zit dan niet bij die 40 of die 44? Dan is mijn vraag als parlementslid en wellicht ook uw vraag: heb ik ze dan allemaal op mijn radar of gaan er binnenkort nog 5, 10, 20 ’t Sloeberhuisjes naar boven komen? Ik wil echt wel weten welk criterium Kind en Gezin en Zorginspectie gebruiken om te zeggen wat de zwarte, grijze – whatever – dossiers zijn waarover ze zich zorgen maken.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik wou eigenlijk even tussenkomen, omdat ik vandaag lang getelefoneerd heb met de kinderbegeleidster van de opvang waar mijn zoontje ooit geweest is. Ik vroeg haar bijvoorbeeld om mij die MeMoQ – omdat u daarover begon – eens uit te leggen, hoe je dat juist doet. Zij zei dat ze elk kind gedurende een korte periode moet evalueren. Gedurende een uurtje moet ze bekijken hoe het kind zich voelt, wat het juist doet. “Ik moet dat dan na een week herhalen.” Ik zeg: “Maar jij doet dat dus zelf? Er wordt niet gecontroleerd of het effectief klopt wat jij doet? Jij kan voor hetzelfde geld invullen dat alles goed gaat met het kind, dat het perfect eet en blij speelt.” Dan schrik ik er persoonlijk niet van dat u hier net zegt dat de MeMoQ eigenlijk altijd positief scoort. Dan begin ik me wel zorgen te maken dat bepaalde organisatoren niet objectief, maar bewust alles goed vertellen in die MeMoQ. Ik ben dus heel blij dat u zegt dat u dat zult evalueren. Als dat immers effectief zo is, denk ik dat dat echt wel nodig is.
U zegt bijvoorbeeld ook dat u dat ethisch comité zult instellen, maar daarbij heb ik wel de vraag of dat zal komen aan het einde van de rit? Want het probleem is nu: er wordt een klacht ingediend en er gaat een hele tijd over vooraleer er een inspectie plaatsvindt. Die inspectie vindt plaats, nog een inspectieverslag, en dan gaat het pas naar Kind en Gezin om er verder mee aan de slag te gaan. Als dat ethisch comité dan pas komt, dan hebben we weer enorm veel tijd verloren. Vandaar vind ik het zo belangrijk dat we aan de slag gaan met snellereactieteams. Wanneer je een klacht binnenkrijgt van wantoestanden, mag je die keten volgens mij niet doorlopen. Dan moet je onmiddellijk ingrijpen, snel. We willen die rotte appels er namelijk zo rap mogelijk uit.
Mijn vraag is hoe u daartegenover staat, omdat ik het heel belangrijk vind dat die direct, onmiddellijk ter plaatse kunnen gaan, en ook onaangekondigd. Want als je weet dat je een inspectie gaat krijgen – u hebt het zelf gezegd –, dan zie je dat alles proper is, dan zie je dat alles perfect ligt. Dat is ook logisch, als je dat weet. Vandaar dat het dus zo belangrijk is om dat ook onaangekondigd te doen.
De heer De Roo heeft het woord.
Collega’s, ik woon niet ver van ’t Sloeberhuisje en ik heb een aantal ouderparen bij mij op bezoek gehad die hun kinderen wel naar die opvang brengen. Die hebben zeer sterk het gevoel dat ze door het oog van de naald zijn gekropen en stellen zich terecht de vragen die hier ook worden gesteld: hoe komt het nu in godsnaam dat ’t Sloeberhuisje niet op de radar verscheen? Hoe komt het dat wij als ouders niet op de hoogte waren van het feit dat in het verleden klachten zijn neergelegd?
Ik wil hier in heel het debat rond de klachten ook de positie van de ouders inbrengen. Het is immers zo dat als je in een kleine opvang zit en je een klacht wil indienen, je daarvoor niet anoniem kunt getuigen en je heel wat procedures moet doorlopen vooraleer die klacht formeel is. Als je dan als ouder eens gaat nadenken en denkt: “Er zitten drie kindjes op de grond te wenen en ik heb als ouder een klacht ingediend, welk kind zou als laatste getroost worden?” Dat is hetgeen wat die mensen vooral bijblijft.
Er is ook een systeem van meldingen mogelijk, een melding die je kunt doen. Ik zou dus ook willen vragen, minister: hoe komt het dat, naast de verschillende klachten die zeer formeel zijn ingediend, er na de vele meldingen die ook over deze opvang zijn toegekomen, er geen punt kwam waarop de hoeveelheid aan meldingen en klachten, en alles gecombineerd, ervoor zorgde dat er snel actie kon worden ondernomen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wilde de klachtenprocedure daarstraks ook aanbrengen. Wat moet in de klacht staan om ontvankelijk te zijn? Uw naam en contactgegevens. Dat moet erin staan. Ik hoor ook buren van kinderopvanginitiatieven. Men zegt wel eens: muren hebben oren. Ik hoor dat buren van kinderopvanginitiatieven zich soms zorgen maken over wat ze horen bij de buren maar dat ze dat blijkbaar niet anoniem kunnen laten weten want men moet een naam en contactgegevens doorgeven, anders kan men dat niet registreren. De Vertrouwenscentra Kindermishandeling, waar wel anoniem gemeld kan worden, moeten we meenemen, al was het maar om wat collega De Roo aanhaalt en wat ik hierbij ook aanhaal: als buren zich zorgen maken over wat ze horen, dan moet dat ook effectief mee in het kader kunnen worden gebracht, zodat dat niet verdwijnt.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, collega's, de vraag die hier al heel veel is gesteld, is vanaf welk moment er eigenlijk wordt opgetreden. Waarom wordt er bij een aantal signalen niet opgetreden? Dat is natuurlijk de essentie. Ik heb het daarstraks al gezegd: wanneer Zorginspectie vaststelt dat er een tegel los ligt, dan is dat een gemakkelijke vaststelling. Dan is het ook heel gemakkelijk om te zeggen hoe er geremedieerd moet worden en zelfs om dat nadien te gaan controleren. Maar als er een klacht is over een hardhandig optreden tegen een kind en Zorginspectie gaat ter plaatse en toetst dat, dan is het vaak woord tegen woord.
Ik denk dat we veel alerter moeten zijn voor signalen. Want als het woord tegen woord is, komt nadien veel te weinig de conclusie dat er handhaving nodig is, dat er moet worden opgetreden, dat er een schorsing of een intrekking of een andere sanctie nodig is. Waar we van moeten loskomen, minister, is die juridische toetsing – is er wel voldoende bewijs? –, waarbij, wanneer we gaan sluiten, het effect niet mag zijn dat een aantal gezinnen geen kinderopvang meer hebben. Maar er is ook het feit dat we dan een procedure krijgen waarbij het agentschap misschien in het ongelijk wordt gesteld omdat er geen harde bewijzen zijn om een kinderopvanginitiatief te kunnen sluiten. Maar dat zijn risico's, minister, die voor mijn part moeten worden genomen als het nodig is. We kunnen toch beter die risico's nemen dan het risico nemen dat de fysieke integriteit van een kind wordt aangetast in de kinderopvang.
Daarom stel ik opnieuw mijn vraag zoals ik ze daarstraks heb gesteld: wees alert voor knipperlichten, knipperlichten zoals meldingen, klachten, zaken die ouders vaststellen, die mogelijk mensen uit de buurt vaststellen, die een lokale gemeenschap of een Huis van het Kind ter ore komen. Wees alert voor die signalen en leg die signalen bij elkaar. Al die puzzelstukken samen kunnen vaak een veel beter zicht geven op het geheel.
Minister, vandaar mijn oproep om ouders te betrekken bij inspecties. Wanneer zorginspecties ter plekke gaan, wat doen ze dan? Ze spreken met de uitbater van het kinderopvanginitiatief en mogelijk met enkele mensen die er werken, maar niet of niet altijd met de ouders. Als er klachten zijn over aantasting van de fysieke integriteit, dan zou dat er sowieso altijd bij moeten zijn.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Er waren veel tussenkomsten. Ik ben het eens met de collega dat er op zich onaangekondigde bezoeken moeten zijn. Absoluut. Zeer veel mensen in de kinderopvang geven aan dat elke controle aangekondigd is. Op die dag zullen er dan genoeg begeleiders glimlachend klaarstaan. Dat lijkt mij een absolute evidentie.
Het lijkt mij ook een absolute evidentie dat er op zorg en pedagogie moet worden gewerkt bij die inspectie. Dat zei ik al in mijn eerste tussenkomst. De sluiting die er is geweest ging over een onbetaalde elektriciteitsfactuur! Als we dat vandaag bekijken, met wat we nu weten, is dat toch letterlijk om te wenen! Dit even terzijde.
De collega heeft het gehad over MeMoQ. Er zijn drie instrumenten: het inspectie-instrument, het zelfevaluatie-instrument en er is ook het MeMoQ-instrument. Ik geloof dat er hier wel wat verwarring aan het optreden is. Ik moet eerlijk zeggen dat een aantal van de vragen niet voor nu zijn. Dat zijn vragen van letterlijk twee jaar geleden. Ik heb begin februari 2020 de vraag gesteld over het aantal inspecties dat er was, het aantal inbreuken, het aantal opvolgbezoeken, de termijn voor opvolging en hoeveel maatregelen er werden genomen. Weet u wanneer ik van een aantal vragen te weten ben gekomen hoe het zat? Deze week, na het drama.
Ik wil daar nog altijd wel het antwoord op dat u twee jaar geleden hebt beloofd. Dat zijn niet de vragen die we nu moeten stellen. Dat zijn op dit moment niet meer de vragen die we moeten stellen. Op dit moment wil ik op zich ook weten wie er in die fameuze expertencommissie zit die al zo vaak is aangehaald. De kinderrechtencommissaris zit er niet in, die heeft er deze week nog vragen over gesteld. Dringender vragen zijn: hoeveel negatieve adviezen worden er eigenlijk uitgereikt door Zorginspectie? Worden die altijd gevolgd door de administratie? Was er in dit geval een negatief of positief advies? Dat soort vragen moeten we nu stellen.
Maar het is een paar keer gezegd: veel crèches leveren schitterend werk. Maar ik ga die woorden amenderen. Op dit moment hebt u een context gecreëerd waarin het grootste deel van de kinderopvanginitiatieven elke dag schitterend werk probeert te leveren in een situatie waarin ze verzuipen. Ze moeten iedereen aannemen die zich aanbiedt, omdat ze geen keuze hebben inzake werknemers. Het antwoord was: laten we dan aan normverlaging doen, laten we aan zijinstroom doen, laten we de overlaste mensen ‘on the job’ dan ook nog maar de instromers eens trainen, terwijl ze daar met te weinig mensen voor te veel kinderen staan. In zo’n situatie gaat het niet meer puur om ‘is er een kind geslagen?’ maar om ‘kunt u de kwaliteit en veiligheid überhaupt nog garanderen?’ en ‘bent u geen context aan het creëren waarin handhaving inderdaad meer dan ooit belangrijk is?!’ Maar ook die context is gecreëerd!
Het grootste deel van deze vragen zijn op dit punt helaas vijgen na Pasen. Ik wil het antwoord nog altijd wel weten, maar dat is niet het debat dat we vandaag moeten voeren.
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw Groothedde, als ouders u gezegd hebben dat ze naar Kind en Gezin hebben gebeld en daar de raad kregen om geen klacht neer te leggen, zou ik graag willen dat u me de gegevens van die ouders bezorgt en dan zorg ik voor opvolging daarvan. Ik kan dat niet verifiëren, maar bezorg me de gegevens en ik zal dat op een gepaste manier opvolgen. Mocht dat kloppen, dan kan dat uiteraard niet. (Opmerkingen)
Ik weet niet wie u gebeld heeft, dus ik weet dat niet, maar bezorg het mij en ik zal het opvolgen. Collega De Martelaer heeft me eind vorig jaar een dossier bezorgd over een woonzorgcentrum en ik heb dat ook onmiddellijk opgepakt en opgevolgd. Dat is één.
Twee, mevrouw Groothedde, u sprak over politieke verantwoordelijkheden. Ja, ik ben verantwoordelijk voor de kinderopvang. Ja, wat vrijdag gebeurd is, heeft me nachtenlang uit mijn slaap gehouden, omdat ik het niet begrijp. Omdat ik het niet begrijp. Na verschillende beslissingen die we hebben genomen, na de sporen die we hebben uitgezet, expertencomités die we hebben geïnstalleerd, nadat ik de inspectieverslagen had gelezen, dat er in dit geval ... (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Mag ik antwoorden, mevrouw Groothedde?
Collega Groothedde, ik zou graag willen dat u eventjes zwijgt. De minister heeft dat ook gedaan toen u aan het woord was. (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Het is misschien heel moeilijk om u te bedwingen, maar u kunt het, ik geloof erin.
Minister Beke heeft het woord.
... dat er in dit geval niet is opgetreden. Daarom heb ik gevraagd dat er een audit zou komen. (Opmerkingen)
Nee, alleen over het geval waar we nu over spreken, over het geheel van Zorginspectie en de handhaving. Ik wil weten of het een inschatting is geweest in dit ene geval, dan wel of er nog gevallen zijn. Ik weet dat niet, maar ik zou het wel willen weten. Dat is de politieke verantwoordelijkheid die ik moet nemen.
Zoals ik ook de politieke verantwoordelijkheid neem voor de investeringen die we doen. Deze Vlaamse Regering investeert 120 miljoen euro, een stijging van het budget met 23 procent. Mevrouw Groothedde, uw partij zit in de Federale Regering, wij zitten in de Vlaamse Regering, en we hebben alle twee de ambitie om naar 80 procent werkgelegenheidsgraad te gaan om de pensioenen te betalen, om de gezondheidszorg te betalen, om te investeren in zorg, welzijn en een hoop andere dingen. Daarvoor hebben we 80 procent werkgelegenheidsgraad nodig.
En als we die 80 procent werkgelegenheidsgraad willen bereiken – en dat is een van de dillema’s waarover we hopelijk in het toekomstplan voor de kinderopvang durven spreken en echt doorspreken – dan rekenen veel van die mensen op de kinderopvang. Daarom hebben we zevenduizend bijkomende plaatsen gecreëerd. Ik ben de eerste minister – en dat is mijn politieke verantwoordelijkheid – die in het uitbreidingsbeleid massaal investeert in trap 2A, de duurste trap, de meest kwalitatieve trap. Het gemakkelijkste was geweest om het andere te doen en om te investeren in de goedkoopste plaatsen. Dat hebben we niet gedaan. Dus we investeren in kwaliteit. Maar we zitten met een dilemma, en ik hoop dat we daarover, over meerderheid en oppositie heen, eens echt van gedachten kunnen wisselen. Het dilemma is dat we aan de ene kant zeggen dat we bijkomende plaatsen moeten hebben en dat aan de andere kant gezegd wordt dat we vooral bijkomende kwaliteit moeten hebben. Als we dan naar die arbeidsmarkt kijken, zien we dat die in brand staat en dat er vacatures zijn die we niet ingevuld krijgen en die we in de toekomst ook niet ingevuld zullen krijgen. En dan is het mijn verantwoordelijkheid, mijn politieke verantwoordelijkheid – en die heb ik genomen, mevrouw Groothedde – om te zeggen dat we daar duurzaam in moeten investeren. En dan gaan we samenzitten met koepels en werkgeversorganisaties, met het Vlaams Welzijnsverbond, met SOM, met de vakbonden. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Mevrouw Goeman, ik antwoord op de vragen die gesteld zijn. Ik antwoord op de vragen die gesteld zijn, ook aan deze kant.
Dan zitten we samen en dan bereiken we een sociaal akkoord. (Opmerkingen van Hannes Anaf)
Mijnheer Anaf, de vraag is gesteld aan die kant. Ik heb vanmorgen uw opiniestuk met een hoop leugens gelezen. Ja, met een hoop leugens. U hebt het gehad over Beauprez, over het feit dat we die residentie hebben gesloten en dat we daar dan nadien niets gedaan hebben. Niets is minder waar. (Opmerkingen van Hannes Anaf)
Niets is minder waar. U mag niet liegen, mijnheer Anaf. 51 mensen van Beauprez zijn na de sluiting – want er wordt hier gezegd dat we die residentie moeten sluiten en we hebben die gesloten – begeleid naar een andere plaats. Een aantal van hen hebben gezegd dat niet te willen en zelf te willen kiezen waar ze naartoe gaan en dat we ons daar niet mee te moeien hebben. Precies 2 jaar geleden was er een parlementaire vraag over Villa de Proost en toen hebt nota bene u gezegd: als mensen willen samenhuizen en ondersteunende thuiszorg willen inhuren, moet dat toch kunnen. Nu komt u vandaag met een hoop leugens in een opiniestuk mij de les spellen. (Opmerkingen van Jeremie Vaneeckhout)
Ja, er is een kind gestorven. En ik heb geprobeerd om het sereen te houden. Maar ik zal ook antwoorden op de vragen. Ik zal antwoorden op de parlementaire vragen die hier gesteld zijn.
De heer Annouri heeft het woord, maar kort over deze zaak, niet uw hele pleidooi dat u straks nog mag houden.
Ik zal straks geen pleidooi houden, voorzitter.
Neen, maar uw vertegenwoordigster staat hier al een tijdje te wachten.
Ik wil toch even tussenkomen omdat ik al anderhalf uur heb geluisterd naar alles wat werd gezegd. Ik geloof de minister als hij zegt dat hij dagen niet heeft geslapen nadat dat kindje is overleden. Ik geloof hem. Ik heb trouwens hetzelfde gehad. Ik moet volgende week mijn dochter voor de eerste keer naar de crèche brengen en ik kan u zeggen dat iedereen die dat doet, dat sowieso doet met een klein hartje. Maar ik doe dat wel met alle vertrouwen in de mensen die daar zullen zitten. Maar tegelijkertijd stel ik mij wel de vraag, samen met heel wat andere mensen vandaag: als je je kind toevertrouwt aan zo’n kinderdagverblijf, kun je er dan op vertrouwen dat de overheid op alle momenten het juiste doet om ervoor te zorgen dat de kwaliteit wordt gewaarborgd? Minister, ik geloof u als u zegt dat u dagen niet hebt geslapen. Maar het verschil tussen u en mij is dat u er wel iets aan kunt doen in tegenstelling tot mij. Ik kan vertrouwen, vertrouwen op de mensen die daar werken, en dat doe ik. Ik kan vertrouwen op de overheid die een controlerende functie heeft. En ik moet vertrouwen op de minister, dat hij zijn werk doet.
We moeten ons vandaag een vraag stellen – en ik weet dat dat geen leuke vragen zijn, collega’s, dat dat moeilijke vragen zijn. Dit is een emotioneel debat. Het gaat over een kind van zes maanden dat is overleden. Ik begrijp dat de emoties hoog oplopen. Maar we moeten rationeel de juiste vragen durven stellen. En een van de vragen die we moeten stellen in dit parlement, is toch: had dit vermeden kunnen worden? Dat is een heel simpele en duidelijke vraag, waarop ik van u een antwoord wil hebben.
Er wordt vanuit de sector al jarenlang aan de alarmbel getrokken, minister, er is hier in het parlement door meerderheid en oppositie aan de alarmbel getrokken, en er is door experten aan de alarmbel getrokken. Als je dan ziet dat we nu, twee jaar later, nog altijd verhalen horen dat er twaalf verslagen waren over Mariakerke, en dat het toch nog is kunnen gebeuren, dan is een van de vragen die wij aan u, als minister die politiek verantwoordelijk is, moeten stellen: had dit vermeden kunnen worden? Dat is geen leuke vraag, dat begrijp ik. Daarop wil ik van u een antwoord. Had dit drama vermeden kunnen worden? Enkel als we naar het verleden kijken, en daar doodeerlijk over zijn, collega’s, dan kunnen we allerlei debatten gaan voeren over hoe we het in de toekomst beter kunnen doen.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, van een minister verwachten wij dat hij steeds adequaat en snel reageert op problemen. Dat is hier duidelijk niet het geval. Zoals ik daarjuist al zei: u zegt zelf dat er onvoldoende gebeurd is, en dat u nu extra snel gaat handelen. En dan moet ik vaststellen, minister, dat dit niet gebeurd is. De alarmsignalen zijn al keer op keer naar boven gekomen. U komt nu stoefen over het feit dat u een uitbreidingsbeleid hebt gevoerd, dat u 7000 extra plaatsen georganiseerd hebt. Maar vandaag gaat het wel over de veiligheid van de kinderen, over het welzijn van onze kinderen in die kinderdagverblijven, voor de 1000’en ouders die elke dag hun kinderen afzetten aan die kinderdagverblijven.
Ten eerste is een goede inspectie belangrijk. Daarbij wil ik van u nog wel eens horen wat u nu precies van plan bent. U zegt wel dat u de inspectie gaat versterken, maar wat u precies gaat doen is vandaag heel onduidelijk.
Ten tweede, gaat u nu eindelijk werk maken van een hogere kindnorm en betere loon- en arbeidsvoorwaarden? U komt hier nu een beetje stoefen dat u met VIA 6 voor 1,7 procent loonsverhoging gezorgd hebt. Maar, minister, er is afgelopen najaar nog een brulbrief geweest van kinderbegeleidsters, die zeiden: “Wij steken met deze brulbrief onze nek uit omdat het probleem zeer urgent is.” De werkdruk in de sector is zeer hoog, en de lonen zijn zeer laag.
Collega Vandecasteele, excuseer, maar dat hebt u nu al vijf of zes keer gezegd.
Ja, maar de minister mag daar ook op reageren. De minister reageert niet.
De minister was nog aan het antwoorden.
De minister heeft geantwoord dat hij voor extra plaatsen gezorgd heeft en voor 1,7 procent loonsverhoging. Is dat volgens de minister voldoende? Of gaat er iets gebeuren aan die kindnorm?
Laat minister Beke gewoon verder antwoorden.
Voorzitter, ik wou er daarnet op antwoorden, en toen zei collega Anaf: “Er is een kind gestorven. Daar gaat het niet over.” Ik zal daar inderdaad op antwoorden, mevrouw Vandecasteele.
In de zomer van 2020 werd hier, in dit Vlaams Parlement, aan mij gevraagd om een sociaal akkoord te maken voor de ouderenzorg, die toen in brand stond. Dat was één van de aanbevelingen die toen hier in het parlement gestemd zijn. Ik heb toen binnen de Vlaamse Regering – en de Vlaamse Regering samen met mij – gezegd: we gaan dat niet alleen voor de ouderenzorg doen, we gaan ook een sociaal akkoord maken voor de kinderopvang. Dat was niet gemakkelijk, want de ouderenzorg stond in het vizier, en de andere sectoren niet. De gehandicaptensector stond niet in brand, de kinderopvangsector stond niet in het vizier, en toch hebben we gezegd: ‘We gaan die erbij nemen, we gaan die mee in de onderhandelingen betrekken.” Dat hebben we gedaan, en we zijn tot een akkoord gekomen, met vakbonden en met koepels, met het Vlaams Welzijnsverbond en met SOM. En ook met jullie! Jullie hebben allemaal gezegd: “Een historisch sociaal akkoord!” Dat waren de woorden van de socialistische vakbond. Die citeer ik niet dikwijls, maar het is wel zo.
Daar zaten ook investeringen in de kinderopvang in, in loon en in kwaliteit. Dat is een sociaal akkoord voor deze legislatuur. En toen heeft iedereen gezegd: “Applaus. Applaus voor de werkgevers en voor de werknemers.” Dat is wat u en uw fractie hebben gezegd, want u wilde geen applaus geven aan de Vlaamse Regering – en dat begrijp ik op zich nog wel. Maar dat is wel wat we gedaan hebben.
Collega’s, er zijn hier een aantal concrete vragen gesteld waarop ik heel kort wil ingaan.
De vraag werd gesteld of het personeel ook een klacht kan indienen. Uiteraard kan ook het personeel een klacht indienen.
Mevrouw Saeys, u hebt gesproken over MeMoQ. Daar moet ik mevrouw Groothedde gelijk geven. MeMoQ is een zelfevaluatietool, maar het gaat ook over een evaluatietool die door Zorginspectie wordt gehanteerd.
Dus het is niet alleen: ‘Ik vul maar even in wat dat ding denkt dat de ideale wereld zou moeten zijn of wat men vindt dat de perceptie zou moeten zijn over die ideale wereld.’ Als Zorginspectie afstapt, besteden zij twee, drie uren aan de evaluatie en aan MeMoQ. Ik zeg dat op een onbevooroordeelde manier. Ik ben dat niet aan het afbranden. Ik neem ook geen voorafname op de conclusies. Maar ik zeg wel dat we in dit geval toch eens moeten bekijken of dat het juiste instrument is. Moeten we dat niet remediëren? Moeten we dat niet aanpassen? Ik zeg dat op een open manier, zonder daarmee een bliksemafleider te hebben. Maar ik vind het wel frappant dat dit gebeurt.
Een van de eerste dingen die ik dan vraag, is of er een evaluatie is gebeurd en wat zegt die evaluatie dan? Men zegt: ‘Die was dik in orde.’ Dan moet ik toch zeggen: ‘Dat klopt hier toch niet?’ Dus ja, ik stel mij de vraag. En ja, mijnheer Annouri, u vraagt of dit had kunnen worden vermeden. Ik vind dat dit vermeden had moeten worden. Daarom heb ik gezegd dat ik wil dat daar geaudit wordt. We zijn nu sinds vorig jaar met een aantal dingen bezig. We hebben die dingen op de sporen gezet. Als dat dan in dit geval toch niet leidt tot het resultaat dat je verwacht als je die evaluatie- en inspectieverslagen leest, dan moet je daar toch de vraag bij stellen of dit wel de juiste richting is? En dan vraag ik aan Audit Vlaanderen om daar een audit over te doen want ik wil dit wel weten. Als we moeten bijsturen, als dat anders moet zijn, ja, dan zal dat uit die audit blijken en dan moeten we daar de nodige conclusies uit trekken. Dat is toch logisch?
Vorig jaar hebben we samengezeten met de Vlaamse kinderrechtencommissaris en met een aantal experten. Die zeggen wat we allemaal in gang moeten steken, en we doen dat. Hoe komt het dan precies? Wat is er precies loos? Waar is het hier fout gelopen? Is het alleen in dit geval? Ik heb geen audit gevraagd over ’t Sloeberhuisje in Mariakerke. Ik heb een audit gevraagd over de hele keten, over Zorginspectie en de handhaving. Ik begrijp ook niet dat het niet eerder op de radar is gekomen. Het is mijn politieke verantwoordelijkheid om kaders te creëren. Agentschappen en diensten moeten daarmee aan de slag gaan. (Opmerkingen)
Jawel! Zo werkt het misschien niet in uw wereld, maar toch wel in mijn wereld.
Mevrouw Saeys, uw vraagt naar de crisisinterventies en doet daarover een suggestie. Dat is een goede suggestie, waarover ik het daarnet al even had. We moeten bekijken hoe we met crisisinterventies moeten werken, niet alleen onaangekondigd in de inspectie. We moeten ook weten hoe we daarmee aan de slag kunnen gaan, hoe we daarmee moeten kunnen zeggen dat we tijdelijk een stuk verantwoordelijkheid van een kinderopvanginitiatief overnemen.
We hebben 264 pedagogisch geschoolde mensen, die nu op het terrein zijn. Soms worden ze met verschillende kinderopvanginitiatieven samen gepoold. Wij moeten hen daarvoor kunnen inzetten. Dat is een van de voorstellen die ik heb gedaan om daarmee verder aan de slag te kunnen gaan.
Voorzitter, over de kindratio kunnen we veel dingen zeggen. Maar op dit ogenblik is het verhogen van de kindratio geen oplossing voor onze problemen. Ik sta open voor dat debat, maar als je vandaag ziet dat we een tekort aan mensen hebben in de kinderopvang… En er zijn er vorig jaar vierhonderd bijgekomen. Het beeld dat het leegloopt en dat de mensen dit of dat, dat klopt niet. Neen, er komen er bij. Maar door de uitbreidingscapaciteit die we voorzien, is dat wel een gigantische uitdaging. Ik wil het niet helemaal over een andere boeg gooien, maar ik hoop dat we daar met onder meer arbeidsdeals ook nog bijkomende stappen kunnen zetten in de toekomst. Het is hier een probleem maar het is ook op veel andere vlakken een probleem.
Kindratio’s helpen ons niet in dit geval. Collega Anaf, in dit geval had het niets met kindratio te maken. In dit geval had het met een aantal andere zaken te maken.
Over kindratio’s gesproken, ik wil toch even de cijfers geven. Voorzitter, collega’s, als het gaat over groepsinitiatieven is de kindratio 7,65. Voor gezinsinitiatieven is dat 6,94. Voor de voorschoolse opvang 4,40. Voor de naschoolse opvang 6,78. Voor de woensdagnamiddagopvang is de ratio 5,70 in de praktijk.
Er zijn 95.000 kinderen, er zijn 20.000 mensen die daar werken en er zijn duizenden vacatures op dit ogenblik. De vraag is dus niet of we die norm nog verder willen verhogen. Ik sta daarvoor open, maar ik heb u wel gezegd dat we dan het fundamentele debat zullen moeten voeren over de toekomst. Hoe zien wij de opvang van kinderen en de kinderopvang daarbinnen? Dat is een fundamenteel debat.
Als u de vergelijking maakt met andere landen, mevrouw Groothedde, dan zult u ook vaststellen dat als het gaat over de ouderschapsverlofregeling bijvoorbeeld, die veel beperkter in tijd is. Dat is ook wat een aantal experten zeggen. Ik doe daar geen voorafnames op. Als u uw ouderschapsverlofregeling doet over een periode van twaalf jaar of als u zegt dat er op de eerste duizend dagen gefocust moet worden, dan zorgt dat natuurlijk wel voor een andere verhouding. We hebben in Vlaanderen een kinderopvangcapaciteit van één op de twee, van 50 procent, en daarmee behoren we tot de top in Europa inzake het aantal plaatsen. Kwantitatief staan wij aan de top. U trekt zo'n grote ogen, maar het is zo. Ik weet dat u dat niet graag hoort, maar het is wel zo.
Ik daag u opnieuw uit. Als we aan 80 procent werkzaamheidsgraad moeten komen, bijkomend moeten investeren in kinderopvang met een arbeidsmarkt die is wat ze vandaag is, dan vraag ik u hoe u dit zult oplossen. Ik hoor graag uw suggesties op dat vlak.
Collega's, het is bijna half vijf. Het maakt mij niet uit dat we hier tot half drie, vier uur of vijf uur zitten – dat maakt mij niet uit en daar gaat het niet over –, maar we zijn aan onze eerste spreker. Dus mijn voorstel is dat mevrouw Groothedde nog eventjes de tijd krijgt, maar het liefst zo kort mogelijk, om te repliceren op wat minister Beke heeft gezegd en dan haar 41 seconden opgebruikt om haar slotrepliek te maken om dan mevrouw Schryvers aan het spreekgestoelte te vragen. Oké? Ik heb de indruk dat iedereen ondertussen wel zijn eigen verhaal aan het vertellen is. Mag er nog tussengekomen worden? Ja. Ik ben het nu zelf aan het rekken. (Gelach)
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, u hebt de opinie van de heer Anaf gelezen. Hebt u mijn opinie gelezen over de kinderopvang? U doet alsof het ontzettend moeilijk is allemaal, maar de recepten worden u al jaren aangereikt. En dan begint u te schermen met de miljoenen: 60 miljoen euro voor de arbeidsomstandigheden. Weet u waar dat op neerkomt? Dat is vandaag gezegd door iemand in de kinderopvang: 14 euro voor een kinderbegeleider met tien jaar ervaring, 14 euro per maand. Daarmee gaan we mensen aantrekken!
En als het gaat over uitbreidingsbeleid…
Mevrouw Groothedde, uw partij…
Minister Beke, mevrouw Groothedde heeft het woord. U mag straks repliceren.
Dank u wel.
U hebt 60 miljoen euro geïnvesteerd in plaatsen. Ja, maar wie gaat het personeelstekort invullen? U verwijst naar de arbeidsmarkt, maar het personeelstekort was er al toen de arbeidsmarkt nog niet krap was. U hebt het laten aangroeien. (Opmerkingen van minister Beke)
Het is tijdens uw legislatuur geboomd.
Minister Beke heeft het woord.
Mag ik eventjes mijn punt afmaken?
Gaat het nog over hetzelfde punt? (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Minister Beke heeft het woord.
Ik hou het in debatten graag bij de feiten. Wat geboomd is, is het aantal medewerkers dat werkt in de kinderopvang, meer dan vierhonderd medewerkers sinds ik bevoegd ben voor kinderopvang. Wat ook geboomd is, is het aantal plaatsen in de kinderopvang, waar al die ouders naar hunkeren omdat ze geen keuze hebben van kinderopvang, in theorie wel maar in de feiten niet. Daarom investeren we inderdaad in bijkomende capaciteit.
Mevrouw Groothedde, u zegt ‘ocharme, die schamele 1,7 procent’. (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Jawel, u hebt het daarnet gezegd. Die 14 euro gaat daarover. (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Oké, u hebt over die 1,7 procent gesproken. U zit samen met ons in de Federale Regering. Daar is er een loonnorm voor mensen die werken afgesproken. (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Ja, maar u kunt niet met twee maten en twee gewichten meten. U kunt niet met gespleten tong spreken.
Daar is de loonnorm van 1,1 procent afgesproken met uw partij. Zullen we die ook eens in schamele euro’s uitdrukken voor diegenen die elke morgen het huisvuil moeten ophalen, voor de krantenbezorgers en voor anderen? Dit gaat in de sector – en dat is afgesproken met de sector – over 1,7 procent en voor sommigen gaat het over veel meer omdat het in IFIC zit. Voor diegenen die aan het begin van hun carrière staan, gaat het over een loonsverhoging van 5 procent. Daarom kom ik daarop terug. Als je vraagt hoe je nieuwe mensen zult aantrekken, zegt elke arbeidseconoom en elke arbeidsmarktspecialist om ervoor te zorgen dat het loon in het begin van de carrière aantrekkelijker is. Dat hebben we met IFIC gedaan: in het begin van de carrière is het aantrekkelijker gemaakt en geworden om nieuwe mensen aan te trekken en op die manier nieuwe mensen in de kinderopvang en in andere sectoren welkom te heten.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, het is een interessant feit om te horen dat ik blijkbaar in de Federale Regering zit en u in de federale oppositie. Dat is nieuws.
Ik had u blijkbaar niet aan het woord moeten laten want de vragen die ik verder had, naast die over de investeringen, gaan over de arbeidsomstandigheden. Die zijn heel belangrijk. Hoe zult u mensen in godsnaam aantrekken als die ratio een op acht of een op negen is? Daarover en over de professionalisering heeft de kinderopvang het constant. Dan komt u met een toekomstplan. Dat was eigenlijk mijn punt, minister. Wat u in deze repliek hebt gedaan, is wat u ook doet met dit zeer schrijnende geval. Eerst verstopt u zich en dan begint u over andere zaken. U begint zaken aan te kondigen en als er een drama komt, neemt u voorzorgsmaatregelen.
Twee jaar geleden, minister, hebt u in de plenaire vergadering aangekondigd dat elke klacht bij Kind en Gezin grondig wordt behandeld en dat er wordt ingegrepen waar het nodig is. Er kan geen sprake zijn van een gedoogbeleid. Dat zou totaal misplaatst zijn voor een agentschap dat het belang van het kind vooropstelt. Dat zou u als minister niet tolereren. Hebt u dat niet getolereerd?
Dan gaat u over op het aanstellen van een expertteam, maar in februari komt u daarop terug want door de coronacrisis kon Zorginspectie niet verder werken zoals gepland. Op 5 maart 2021 kondigt u nog maar eens aan dat er aan een Zorginspectie 3.0 vorm wordt gegeven. Kondigt u dat vandaag niet opnieuw aan? Op 23 maart is er een nieuw geval van mishandeling in de kinderopvang. Dan wordt er gezegd dat op korte termijn het multidisciplinair team over handhaving operationeel zal zijn. Begint u daarin een lijn te zien?
Op 6 juli is er Starting Strong. Ik heb vooral genoteerd: veel vaagheid. U zegt dat we werken aan een toekomstplan waarmee u gaat berekenen hoeveel het zou kosten om de ratio te verlagen. Wanneer komt dat toekomstplan er? Is dat in 2024? Dan is er de vraag over de inspecties en de frequenties op 30 juli 2021. Ik herhaal u daar. Ik vraag heel duidelijk wanneer het toekomstplan er is. Ik heb u die vraag al gesteld in vragen om uitleg. Ik heb nu aandachtig naar uw antwoord geluisterd. Ik heb er ofwel overheen geluisterd en dan vraag ik beleefd om het nog eens te herhalen, ofwel hebt u het opnieuw niet aangehaald. In december 2021 zegt u dat u nog geen timing over het nieuwe kwaliteitsdecreet kunt geven.
Minister, ik kom terug op mijn allereerste vraag over uw politieke verantwoordelijkheid in dit dossier en in deze kwestie, want al de rest is heel schrijnend en letterlijk na de feiten. (Applaus bij Groen en Vooruit)
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, er is al veel gezegd tijdens de voorbije uren. In december 2020 hadden we het hier naar aanleiding van een artikelenreeks over een aantal wantoestanden in de kinderopvang en over maatregelen die in dat kader moesten worden genomen. Ondertussen is er al heel wat gebeurd, op het vlak van zowel kwaliteit als van toezicht en handhaving.
Er is ook geïnvesteerd in coaching op het terrein en vanuit Opgroeien wordt er ook gewerkt aan een toekomstvisie, een toekomstplan waar ook de kindratio mee deel van zal uitmaken. We zijn het er natuurlijk allemaal over eens dat er nog veel werk aan de winkel is.
Minister, de audit waarnaar u daarstraks zelf hebt verwezen, is absoluut noodzakelijk om klaarheid te brengen in de manier waarop toezicht en handhaving gebeuren. Ik hoop dat we daar op korte termijn meer over zullen weten.
Daarstraks hebt u ook een actieplan voorgesteld met een heel aantal bijsturingen op het vlak van transparantie, inspectie, handhaving en kwaliteit. Het zijn allemaal terechte actiepunten en ik hoop dat hier op korte termijn werk van kan worden gemaakt.
Van mijn kant wil ik graag nog eens de nadruk leggen op het feit dat inspectie en handhaving beter moeten worden aangepast aan de heel complexe problematiek, die grensoverschrijdend gedrag is.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Ik wil mevrouw Schryvers eerst haar zin laten afmaken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Grensoverschrijdend gedrag naar kinderen is sowieso al heel moeilijk vast te stellen. Dat is des te meer zo wanneer het gaat over baby's en peuters, want zij kunnen het immers zelf niet komen vertellen. Daarom is een versterking van de inspectie nodig, maar ook een aangepaste inspectie en handhaving op dat vlak.
Natuurlijk, als de inspectie ter plaatse gaat, dan zullen ze geen vaststellingen doen van de aantasting van de fysieke integriteit, van geweld, van hard roepen enzovoort. Dat zal op dat moment niet gebeuren. We moeten dat detecteren via andere signalen en daarvoor zijn andere procedures nodig dan de huidige standaardprocedures die algemeen worden gebruikt wanneer Zorginspectie een kinderopvanginitiatief controleert.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Samengevat gaat het hier eigenlijk deels over de juridische onzekerheid, dat je niet altijd weet hoe je kunt optreden omdat er te weinig bewijzen zijn.
Mevrouw Schryvers, u hebt terecht gewezen op het feit dat een kindje in de opvang niet kan spreken. We moeten dus rekening houden met de signalen.
Minister, daarom is het van belang dat u toch werk maakt van een uitbreiding van het personeel van de kinderdagverblijven. Ik hoor u daarnet zeggen dat de kindratio er eigenlijk niet toe doet. U hebt gezegd dat die niet belangrijk is, want dat dat het probleem niet had opgelost. Dat hebt u daarstraks letterlijk gezegd. Ik heb daar een vraag over. U beweert dat de kindratio er niet toe doet. U zegt dat, want een op negen is blijkbaar nog niet genoeg, als ik het goed heb begrepen. Stel je voor dat je thuis met negen kindjes zit, let daar maar eens op. Begin daar eens aan als begeleider. Dat is wat ze in de kinderopvang dagelijks doen.
Ik heb dat inspectieverslag toevallig hier bij mij. Wat staat er in het inspectieverslag van ’t Sloeberhuisje van 23 september 2019? “Tijdens het inspectiebezoek werd een tekort vastgesteld.” Rekening houdende, minister, met het feit dat u net hebt beweerd dat de kindratio er niet toe doet. We zullen dit voor ogen houden.
Er staat duidelijk: “De organisator zorgt er niet voor dat er niet meer dan het volgend aantal tegelijk aanwezige kinderen wordt opgevangen per aanwezige kinderbegeleider: acht kinderen, als een kinderbegeleider alleen in de opvanglocatie aanwezig is.
Inspectie stelt vast dat op de dag van het inspectiebezoek verantwoordelijke alleen instaat voor negen kinderen. Ook op andere vrijdagen staat verantwoordelijke alleen in voor meer dan acht kinderen. Aanvankelijk zegt verantwoordelijke dat haar vader niet werkt op vrijdag. Inspectie geeft aan dat drie kinderen die staan vermeld op de planningslijst op vrijdag, vandaag niet aanwezig zijn, doch dit mogelijks wel had gekund, wat de bezetting op twaalf kinderen zou hebben gebracht. Verantwoordelijke zegt nu dat haar vader wel op vrijdag zou komen, mocht dit nodig zijn in functie van de ratio. Inspectie verwijst naar het personeelstekort op meerdere vrijdagen. Verantwoordelijke verklaart te hebben verondersteld dat ze alleen mocht staan tot tien kinderen.”
Dus hier staat redelijk zwart op wit dat er in dat betrokken kinderdagverblijf een tekort was, een overtreding op het aantal kindjes dat aanwezig mocht zijn.
U beweert hier zwart op wit dat die ratio er niet toe doet. Meent u dat nu? Hebt u echt geen benul van wat er in de sector op de werkvloer gebeurt? Het is natuurlijk gemakkelijk om te zeggen dat het niet belangrijk is, maar in de feiten is er natuurlijk regelmatig – niet altijd en overal – een overtreding. Als er eens iemand uitvalt of er is iemand ziek, dan is een specifiek kinderdagverblijf natuurlijk in overtreding en zijn er te veel kindjes aanwezig.
Minister, meent u het echt dat de ratio er niet toe doet? En dat dat niets te maken heeft met de kwaliteit van de opvang? Wanneer gaan er nu eigenlijk iemand zijn stoppen doorslaan? Heeft dat te maken met stress? Met het feit dat er te veel kinderen zijn? Wat is eigenlijk voor u de oorzaak?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, ik wil absoluut het debat voeren over de kindratio en over de kwaliteit van de opvang. Dat moet absoluut gebeuren. Ik heb de minister horen zeggen dat hij de kindratio van een op acht wil herzien, maar ik wil dat eerst nog zien gebeuren.
Het debat gaat vandaag over de veiligheid in onze kinderdagverblijven. Dat is ook de titel van dit debat. De essentie voor ons is dit: de minister is verschillende keren gewaarschuwd. Hij wist dat er een groot probleem in de kinderdagverblijven is en hij heeft, wat ons betreft, niks gedaan, niet in februari, toen we hier de eerste keer een debat gevoerd hebben over een incident in een kinderdagverblijf, en niet in december 2020 na de hele reek in Het Laatste Nieuws, waarin er toen al ongelooflijk schrijnende verhalen naar buiten gekomen zijn.
Ik wil nog eens terugkomen op die lijst van veertig initiatieven waar u toen naar verwees in het debat tijdens de plenaire vergadering. U sprak over die veertig initiatieven en u zei daarnet dat u er zeker van bent dat ’t Sloeberhuisje daar niet op staat. Bent u daar zeker van? Ik vind het heel vreemd dat er in het verleden gesproken werd over veertig initiatieven en dat er vandaag in de pers opnieuw sprake is van veertig initiatieven waar er een groot probleem is.
Nog los daarvan wil ik ook weten wat er toen met die veertig dossiers gebeurd is. Hoeveel zijn er daarvan toen gesloten? Hoeveel staan er nu nog op de lijst waar Kind en Gezin nu mee bezig is? We moeten dat echt weten. Voor mij is dat cruciaal om te weten of u uw job gedaan hebt. Voor mij is het cruciaal om te weten of u toen als minister gezegd hebt: “Oké, hier gaan de alarmbellen af, er zijn crèches waar een probleem is, ik neem mijn verantwoordelijkheid en ik ga zorgen dat elke crèche waar er vandaag gevaar dreigt voor onze kinderen wordt opgevolgd.” Vandaag ben ik daar niet zeker van. Ik wil weten of ’t Sloeberhuisje daar niet op stond en dat u dus niet de verantwoordelijkheid gemist hebt om op te volgen wat daar toen misliep.
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, ik heb op die vraag daarstraks al op geantwoord. We zijn eind 2020, begin 2021 aan de slag gegaan met expertenteams. Van begin dit jaar hebben we een handhavingsteam. Mevrouw Goeman, u hebt zonet gezegd dat er in dat jaar niets gebeurd is, maar de cijfers spreken u tegen. In 2020 werd er in 6 gevallen opgetreden, er waren 4 schorsingen, 2 opheffingen. In 2021 waren er 12 schorsingen, 7 opheffingen, 4 stopzettingen en 56 verminderingen van subsidies. Een vermindering van subsidies heeft meestal te maken met klachten over financiën en subsidies. In de andere gevallen gaat het vaak over andere zaken. Er is dus wel degelijk opgetreden. Alleen stel ik met u vast dat dat niet in ’t Sloeberhuisje was.
Kunnen wij die lijst van toen zien?
De vraag waarom, is een vraag die ik me ook stel. Daarom vraag ik een audit.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, u zegt dat er wel opgetreden werd. U hebt de verschillende cijfers en de verschillende zaken opgesomd: stopzetting, opheffing en intrekking subsidies. Wat voor mij ook belangrijk is en wat ik op 18 december 2020 gevraagd heb, toen naar aanleiding van een situatie in Aalst waar een stopzetting was. Er was al een maatregel geweest in het verleden: bij wijze van spreken konden de dag nadien dezelfde mensen opnieuw een initiatief starten. U hebt daarnet gesproken over beroepsverbod. Dat is waar, maar dat is een procedure die u kunt opstarten. Start Kind en Gezin die juridische procedure dan op? Dat ligt dan bij hen. Zij kunnen dat opstarten als ze willen.
En ten tweede, kunnen we in de voorwaarden opnemen dat je geen nieuw initiatief kunt starten als er in de afgelopen drie jaar een stopzetting of ontheffing is geweest? Zo kunnen we die draaideurconstructie vermijden: vandaag vinden we u niet goed, we zetten u stop en morgen kunt u opnieuw beginnen. Want dat lijkt mij nu toch ook geen goede zaak te zijn, dat heb ik toen aangehaald. Kunt u daarover duidelijkheid verschaffen? Kan die draaideurconstructie – vandaag dicht en morgen weer open, met een andere naam, op een ander adres en met iemand anders – vandaag nog of kan die niet meer?
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, het onderzoek van Het Laatste Nieuws van eind 2020 ging net over die crèches waar er ernstige gevallen waren van verwaarlozing, blauwe plekken enzovoort. En in ’t Sloeberhuisje gingen de klachten in 2018 al daarover, net dáárover. Ik vind de vraag van collega Goeman dan ook heel pertinent. U zei daarnet dat u eind 2020 een lijst hebt gekregen en dat ’t Sloeberhuisje daar niet op stond. Ik vraag me af: hebt u die lijst hier bij?
Nee.
En kunnen wij die lijst zien? Want ik vind dat heel pertinent, als het gaat over wat er daar in ’t Sloeberhuisje is gebeurd. Ik vraag mij echt af of het daar dan op staat of niet? En ik wil er echt op aandringen, voorzitter, dat we die lijst hier in het parlement zouden krijgen. Dat is heel belangrijk.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Voorzitter, eigenlijk wilde ik daarnet al tussenkomen, dus ik zal heel kort daarop ingaan, en dan op wat collega Anaf zegt.
In oktober 2021 hebt u over de stress in de kinderopvang gezegd, over de ratio, eigenlijk een beetje zoals nu, dat werkdruk eigenlijk iets complex is. “Arbeidspsychologen geven aan dat als mensen dat gevoel gaan delen – ‘Ervaar jij ook zoveel werkdruk? Ja, ik heb het ook lastig.’ –, ze zich bevestigd voelen en al snel de indruk ontstaat dat iedereen hetzelfde voelt.” U zei ook dat “(...) ‘werkdruk in de kinderopvang’ wordt verengd tot een fenomeen dat voor elk individu dezelfde oorzaak zou hebben.”
Minister, hoe toondoof kunt u worden voor de sector waarvoor u verantwoordelijk bent? Dat is hier nu al de hele namiddag de absolute lijn. Bij elk antwoord geeft u een administratief en bureaucratisch antwoord. Ik heb het zo vaak herhaald: wat telt, is niet dat u een mondbelijdenis hebt gedaan, maar dat u doet wat werkt. En het werkt overduidelijk niet.
Daarom vind ik de vraag om controle van de probleemdossiers inderdaad een relevante. Want u hebt, en dat heb ik zonet ook aangetoond, de afgelopen twee jaar absoluut geen respect getoond voor de controlerende functie van het parlement, noch in de bredere crisis van de kinderopvang, noch als het gaat om handhaving.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik heb een vraag gesteld aan de minister. Ik zou echt willen vragen dat we nú die lijst kunnen zien. Ik vind dat heel pertinent voor het verdere debat. Ofwel hebt u die lijst gekregen en staat ’t Sloeberhuisje daarop, en dan hebben we een heel groot probleem. En als ’t Sloeberhuisje daar níét op staat, dan hebben we óók een heel groot probleem.
Ik heb die lijst niet. Wat ik heb gevraagd, is of ’t Sloeberhuisje op die lijst stond. Dat is wat ik heb gezegd. En dan heeft men gezegd dat die daar niet op stonden. Dat is wat ik daarstraks ook heb geantwoord aan collega Goeman.
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, ik vind echt dat we die lijst hier in het parlement moeten hebben. De minister weet van horen zeggen dat het er niet op staat.
Ik vind het overigens heel straf dat u vandaag hebt moeten vragen of het erop stond of niet. Maar goed, dat is nog een andere vraag.
Collega's, kunnen we dan verdergaan, met mevrouw Schryvers?
Voorzitter, ik vind die lijst echt heel pertinent voor dit debat.
Maar de minister zegt dat hij die niet heeft.
Voorzitter, ik heb aan het agentschap Opgroeien de opdracht gegeven om alle handhavingsdossiers – dat zijn er dus meer dan 40, het zijn er 265 – te controleren en te bekijken waar het gaat over de integriteit van kinderen. Niet waar het gaat over de elektriciteit die fout zit of een subsidie die verkeerd werd gegeven of ik weet niet wat, maar prioritair nu waar het gaat over de integriteit van kinderen. Ik heb gevraagd om die screening te doen en om daarin dan ook op te treden.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, weet u waarom wij daarop doorgaan? Die lijst van december 2020 is heel erg belangrijk en we willen absoluut weten of ’t Sloeberhuisje daarop stond of niet, want het gaat over uw verantwoordelijkheid als minister. Wij vragen ons de hele tijd af waarom u in december 2020, toen er heel veel schrijnende verhalen naar buiten zijn gekomen, eigenlijk niet echt hebt ingegrepen, eigenlijk niet echt in gang hebt gezet wat nu opeens wel allemaal kan. Want dat is natuurlijk de vraag: als ’t Sloeberhuisje toen op de lijst had gestaan, en u toen had gedaan wat wij vonden dat u moest doen, namelijk al die dossiers naar u toe trekken en dossier per dossier checken of er geen probleem was voor de veiligheid, dan was ’t Sloeberhuisje toen misschien gesloten, zoals eigenlijk al jaren had moeten gebeuren. Dan was het drama van vandaag vermeden. Dan was voorkomen dat het drama gebeurd was, en dat is voor ons cruciaal om te weten, want dat gaat over uw verantwoordelijkheid als minister.
Minister Beke heeft het woord.
Ik begrijp dat de oppositie doof is voor de feiten en hier het beeld wil ophangen dat er in dat jaar niets is gebeurd. Maar de feiten, mevrouw Goeman, en die heb ik tijdens dit debat nu al 37 keer herhaald, zijn dat er in 2020 slechts 6 keer is opgetreden en in 2021 79 keer, waarvan 56 optredens met financiële repercussies, 12 schorsingen, 7 opheffingen en 4 stopzettingen. En bij die 7 opheffingen ging het in 3 gevallen, zo is me gerapporteerd, over een gebrek aan beleidsvoerend vermogen om de opvang op een kwalitatieve manier open te houden. Beweren dat u dit al een jaar zegt en dat ik niets heb gedaan, klopt gewoon niet en is in tegenspraak met de feiten.
Maar dat ’t Sloeberhuisje niet tussen die zes crèches zit, is duidelijk.
Excuseer, ik geef nog altijd het woord aan de parlementsleden.
De heer Anaf heeft het woord.
Minister, als we bij de feiten willen blijven, hebt u aan het begin van het debat, naar aanleiding van die artikelenreeks in Het Laatste Nieuws van eind 2020, gezegd dat u een lijst hebt gevraagd met de crèches waarover het ging. We hebben u daarnet gevraagd of ’t Sloeberhuisje daarbij stond. U zei neen. En ik zeg dat ik dat heel straf vind en dat ik heel graag die lijst van eind 2020 zou zien. Ik ben ervan overtuigd dat het er wel op moet hebben gestaan.
Ik denk dat hier voldoende over gezegd is. Collega Anaf, kunt u alstublieft uw mondmasker opzetten?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, het debat gaat inderdaad over handhaving en inspectie maar ik wil toch ook even het bruggetje maken naar kwaliteit en kwaliteitsbewaking. Natuurlijk, eens we in een handhavingstraject zitten, zitten we in een situatie die had moeten worden vermeden. Om die kwaliteit te bewaken zijn er onder meer 264 coaches aangeworven. Minister, ik wil toch ook wel vragen of die coaches geen rol kunnen spelen met betrekking tot het doorgeven van signalen. Ik had het daarnet over signalen oppikken omdat baby’s en peuters niet zelf kunnen aangeven dat er sprake is van hardhandig gedrag. Maar die coaches komen echt op het terrein, in die kinderopvanginitiatieven. Mijn vraag is of zij ook meldingen kunnen doen wanneer zij bepaalde vaststellingen doen.
Globaal denk ik echt dat ouders een veel luidere stem moeten krijgen wanneer het gaat over het kinderopvanginitiatief waar ze elke dag hun kind onderbrengen. Ik verwijs nog eens naar mijn voorstel van daarnet over de kinderopvanglijn. Ouders moeten heel gemakkelijk een melding of een klacht kunnen doen die ook moet worden bijgehouden. Zo kan er, wanneer er een aantal signalen zijn over een bepaald initiatief, ook effectief worden ingegrepen en wacht men niet verder af maar beoordeelt men op basis daarvan de dringendheid.
Ik verwijs ook naar mijn voorstel om ouders meer te betrekken bij die inspectie. Ook transparantie over een klacht die over een bepaald opvanginitiatief is binnengekomen is een voorwaarde om ouders een meer actieve rol te laten spelen. Het is, denk ik, dringend tijd dat er hier stappen in worden gezet en u hebt dat ook zo gesteld.
Collega’s, tot slot wil ik nog eens herhalen dat er in heel de kinderopvangsector duizenden mensen tewerkgesteld zijn. En ook duizenden ouders brengen elke dag hun kind naar zo’n opvanginitiatief. Die ouders willen dat doen met een gerust hart en in volle vertrouwen dat hun kind er de beste zorgen krijgt. Met de voorgestelde maatregelen moet het voorzorgsprincipe echt vooropgesteld worden. Zo hoort het wanneer het gaat om de allerkleinsten.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik heb een bijkomende vraag aan de minister. Het gaat over in de 200 coaches voor – volgens de laatste telling, geloof ik – 660.000 kinderdaglocaties. Die mensen moeten nu de kwaliteit al verbeteren, ze moeten ervoor zorgen dat er genoeg volk op de werkvloer is en die moeten nu ook nog aan kwaliteitscontrole doen rond handhaving. Hoe ziet u dat realistisch haalbaar? Nogmaals, met een verwijzing naar ‘iets doen is niet genoeg’. Er moet gedaan worden wat nodig is. En dat ontbreekt al 2 jaar in de kinderopvang. Nogmaals.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik wil er nog eens op terugkomen. U komt in december 2020 in het parlement verklaren dat er een veertigtal crèches in de gevarenzone zitten en dat daar een probleem is voor de veiligheid. Vandaag komt u nu zeggen dat u die lijst nooit hebt gezien, dat het eigenlijk van horen zeggen is, van bij Kind en Gezin. Ik heb u net uitgelegd waarom het voor ons cruciaal is om die lijst te zien. We moeten weten of ’t Sloeberhuisje op die lijst van december 2020 stond, die u dan nooit hebt gezien – wat ik al heel vreemd vind omdat u daarover dan uitspraken komt doen in het parlement. Kind en Gezin moet die lijst in ieder geval toch hebben. We moeten weten of ’t Sloeberhuisje daarop staat. Ik vraag een schorsing en dat u die lijst opvraagt bij Kind en Gezin. Vertrouwen is goed, maar wij willen hier het debat kunnen voeren op basis van de feiten.
De heer Annouri heeft het woord.
Ik begrijp de vraag van de collega’s van Vooruit en ik wil die ook wel steunen. Simpelweg omdat, als er inderdaad wordt gesproken over een document met veertig crèches, kinderverblijven die daarop staan, het mij niet onlogisch lijkt. Ik wil de minister wel geloven, maar ik vind het zeker ook wel interessant om die lijst gewoon te hebben omdat het een wezenlijk deel uitmaakt van het debat. Zo moeilijk kan het toch niet zijn om in het midden van een debat dat heel belangrijk is, en waarin op die ‘veertig’ keer op keer wordt terugkomen, gewoon dat document vast te krijgen. Dat is geen onredelijke vraag van de collega’s en ik wil die steunen.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Ik heb het ook over de lijst van de probleemdossiers. Het is hier al een paar keer gesteld: stond ’t Sloeberhuisje daarop? U weet het niet, ik weet het ook niet. Ik zou het ook wel graag weten. In het geval dat ’t Sloeberhuisje daar niet op staat, wat is dan wel een criterium om daarop te staan? Want over ’t Sloeberhuisje bleek dat er herhaaldelijk klachten waren waar blijkbaar onvoldoende tegen opgetreden is. Als ’t Sloeberhuisje daar niet op stond, wie dan wel? En hoe slechter, hoe gevaarlijker en hoe onveiliger is het dan bij die veertig andere? Dat vraag ik mij af.
Collega’s, ik heb begrepen dat collega Goeman net de schorsing heeft gevraagd met als doel de lijst te bemachtigen.
We willen de lijst uit december 2020 zien, waar de minister in zijn antwoord naar verwijst, en die blijkbaar op dit moment in het bezit is van Kind en Gezin.
Minister Beke heeft het woord.
Ja, collega’s, het is wat mij betreft helemaal geen probleem. Ik heb die lijst opgevraagd om hier aan het parlement over te maken. Ik hoop dat dit kan onder de nodige vertrouwelijkheidsvoorwaarden.
Ik kan u alleen zeggen wat ik daarstraks ook gezegd heb. Het is niet de rol van een minister of een kabinet om individuele dossiers te gaan beoordelen. Het is de rol van een minister en een kabinet om beleidslijnen uit te tekenen, om instrumenten in handen te geven. Die instrumenten hebben we in handen gegeven en moeten we nog bijkomend in handen geven. Die hebben geleid tot 79 sancties in kinderdagverblijven. Er zijn er bij die gesanctioneerd zijn en niet op de lijst stonden, en omgekeerd.
En ik heb gevraagd: ‘Stond dat op die lijst?’ Daarop heeft men mij gezegd: ‘Dat stond daar niet op.’ Dat is wat ik u hier naar waarheid zeg. Maar ik heb de lijst opgevraagd.
Collega's, kunnen we het volgende afspreken, aangezien minister Beke hier zegt dat hij de lijst heeft opgevraagd. Ik geloof hem wel, in tegenstelling tot anderen, ik heb nogal veel vertrouwen in de mensheid, ik ben nogal optimistisch. Natuurlijk, als ik die lijst krijg moet die wel onder zekere vertrouwelijkheidsclausules worden behandeld. Kunnen we afspreken dat dat gebeurt?
Het is nu 16.50 uur. Ik weet niet of Kind en Gezin die onmiddellijk kan opleveren? Misschien moeten er ook nog dingen in zwart gemaakt worden en dergelijke toestanden. Dat moet nog ter inzage worden gelegd. De modaliteiten moeten nog worden bepaald. Het zal niet meer voor vandaag zijn dat u die lijst kunt bekijken, denk ik.
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, voor alle duidelijkheid, uiteraard moet dat op die manier gegarandeerd worden. De enige cruciale vraag nu is: stond dat erop of stond dat er niet op?
Ik hoor minister Beke al vijftig keer neen zeggen.
Voorzitter, ik kan de lijst aan u overmaken en u kunt als parlementsvoorzitter kijken of het erop stond of niet.
Dan moeten jullie mij geloven.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Ik denk dat de minister duidelijk gemaakt heeft dat hij die lijst zal overmaken. Mijn vraag is of we het debat verder kunnen voeren in afwachting daarvan. Ik denk dat het antwoord duidelijk is en dat een schorsing niet hoeft.
Ik vraag gewoon: kunnen we verder gaan met het debat? Ik denk dat de minister op een duidelijke manier op jullie vragen antwoordt.
Dat is een zeer goed idee. Ik ben ook die mening toegedaan, voor alle duidelijkheid.
Collega's, van de linkerzijde dan vooral, kunnen we gewoon afspreken dat minister Beke mij die lijst bezorgt en dat ik met een verklaring op eer zeg of het erop stond, ja of neen? Dan moeten we heel die procedure van inzage enzovoort niet doen.
Dat is voor mij goed, maar het gaat over timing. Wij hebben dat nú nodig. Dat is belangrijk voor de rest van het debat.
Ik heb zoveel nú nodig. Ik heb het ook niet, hoor.
Opnieuw, ik wil gerust schorsen. Voor mij maakt het niet uit. Ik vind alleen dat de minister is ingegaan op jullie vraag. Wij vragen: is de schorsing dan nog nodig?
De heer Annouri heeft het woord.
Voor mij is de schorsing niet nodig als we het document gewoon zo snel mogelijk krijgen, en het liefst nog in de marge van dit debat. Het is wel een deel van het debat dat we nu aan het voeren zijn. Zo moeilijk kan dat toch niet zijn, voorzitter – ik weet dat u uw best doet en dat de minister het heeft opgevraagd – om een document te zien, waar meermaals naar is verwezen tijdens een debat. Het is ook deels een grond van verschoning. Want dat is het. ‘Het stond er niet op, dus we hebben het niet gebruikt.’ Om dan te zeggen: ‘dat is mij geïnformeerd. Ik heb het nooit zwart-op-wit gezien.’ Dat is gewoon een deel van het onderwerp. Voor mij is dat niet een bewijs dat wat u zegt niet klopt. Ik wil het gewoon hebben nagekeken.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
De minister is op jullie vraag ingegaan. Gaan we nog enkele uren daarop wachten en schorsen, of gaan we het debat verder afwerken?
Collega Van Rompuy, we zijn nog wel even bezig, hopelijk niet zozeer met dit debat maar ook nog met andere dingen.
Ik heb gewoon een vraag aan minister Beke. Is uw administratie in staat om dat binnen dit en twee tot drie uur op te leveren?
Ik heb de lijst opgevraagd. Ik bezorg ze u asap. Binnen twee tot drie uur, zei u?
Als dat kan. We zitten hier nog wel eventjes.
Ik heb nog een andere parlementaire vraag. Ik ben dus nog een tijdje hier. Ik zal ervoor zorgen.
Kunnen we dan verder gaan met het debat, alstublieft?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, ik heb vandaag van de minister al vele initiatieven gehoord die zullen worden genomen. Over de timing en wanneer Kind en Gezin daartoe wordt aangezet, kunnen we inderdaad zeggen dat het misschien te laat is. Dat heeft de minister van een aantal zaken ook gezegd. We hebben hier zelf ook initiatieven naar voren gebracht, onder andere de duidelijkheid en de manier waarop klachten kunnen worden geuit.
Maar ik wil toch nog een aantal andere zaken naar voren brengen, minister. Eén, ik heb een aantal inspectieverslagen opgevraagd. Wat me daarin opvalt, is dat het pedagogisch beleid helemaal achteraan staat. Mij is altijd geleerd: wat belangrijk is, staat vooraan. Die verslagen beginnen allemaal met het aanwezigheidsregister, het huishoudelijk reglement, het aantal aanwezige kinderen, de schriftelijke overeenkomst, de risicoanalyse, het auditief toezicht, en dan pas komt de cluster ‘pedagogisch beleid’. Minister, de vraag van de N-VA was om die verslagen openbaar te maken en ik heb de heel uitdrukkelijke vraag om dat pedagogisch beleid in die inspecties als eerste punt te nemen. Dat is de echte kwaliteit op de vloer in de opvang, niet de papieren.
Twee, inzake de gevolgen die aan klachten worden gegeven, zijn er verschillende mogelijkheden. De eerste is een interne conciliërende behandeling, het tweede een inspectieopdracht, dan een eerstelijnsbehandeling, een opdracht aan de organisator, een gerichte doorverwijzing, een procedure ‘gevaarsituatie’, een externe conciliërende behandeling. Minister, dat zijn toch te veel opties als het echt gaat over een klacht over mishandeling en integriteit. Ik wil vanuit onze fractie oproepen, als het gaat over een klacht of een melding van ouders of buren over de fysieke integriteit en mishandeling van kinderen, dat conciliërende behandelingen, bemiddelingen, gesprekken, op dat moment niet aan de orde zijn. We vragen dat er direct wordt tussengekomen en ter plaatse wordt gegaan.
De toegankelijkheid en actieve openbaarheid van de inspectieverslagen, die we allang vragen, is eenvoudig. Als je nu moet klikken, dat is echt een processie van Echternach. Als ouders op zoek gaan naar opvang kan dat via een module bij Kind en Gezin. Dan verschijnen de inspectieverslagen en eventueel vastgestelde klachten direct ook. Ik verwijs hierbij naar de website van Onderwijs. Schooldoorlichtingen zijn op die manier opgenomen.
Een laatste punt zijn de extra coaches, ik heb u daar al over ondervraagd in VIA 6, voor de pedagogische kwaliteitsverbetering. Ik heb altijd gevraagd om alstublieft te zorgen dat ze maximaal impact hebben op de vloer. Ik wil die oproep bij deze nogmaals herhalen, dat deze impact hebben, naar aanleiding van klachten en meldingen rechtstreeks in de opvang, en dat het zeker geen al te ‘zweverige’ coaches zijn, maar dat ze effectief impact hebben op de vloer.
Dat zijn mijn suggesties.
– Kris Van Dijck, oudste lid in dienstjaren, treedt als voorzitter op.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, er zijn ondertussen heel veel vragen gesteld, onder andere over de kwaliteit van de kinderopvang. We moeten daar zeker over blijven debatteren.
Het antwoord op de cruciale vraag heb ik niet gekregen. We wachten op het rapport. De vraag is: staat ’t Sloeberhuisje op die lijst waar u in december 2020 naar verwees? Ik geloof dat u in beide gevallen een probleem hebt. Als het erop staat, hebt u een groot probleem, want dan is het ‘onuitlegbaar’ waarom ’t Sloeberhuisje tot vandaag open bleef. Dan had de dood van dat meisje vermeden kunnen worden en dan hebt u een verpletterende politieke verantwoordelijkheid. Als het er niet op stond, dan is er nog een probleem, want hoe kan dat in godsnaam? Als u weet wat er in de inspectieverslagen staat over geweld op kinderen, over het wangedrag van die eigenaar, dan had ’t Sloeberhuisje daar moeten op staan! Hoe is dat mogelijk?!
Wat zegt dat over al de andere dossiers die niet op de lijst staan? Welke criteria werden destijds gebruikt om een kinderdagverblijf op de lijst van problematische gevallen te zetten? Over die criteria hebt u dan nooit – ook niet op het moment dat het debat losbarstte en duidelijk was dat er een probleem was in de kinderopvang – als minister, die geacht wordt om zich verantwoordelijk te voelen voor de gezondheid en veiligheid van onze kinderen, gedacht dat we moesten stoppen met de juridische benadering? Misschien is dat niet genoeg om de veiligheid van kinderen te garanderen? Misschien moeten we inderdaad sowieso beginnen nadenken over het voorzorgsprincipe? Waarom komt dat nu ineens allemaal op de tafel? Waarom hebt u als minister, die de taak heeft om ons te beschermen, daar in het verleden nooit aan gedacht?
Ik heb dus geen antwoord gekregen op de vragen die ik cruciaal vind. Ik heb ook gewoon het gevoel, als ik naar u luister, dat u het eigenlijk nog altijd niet helemaal begrepen hebt. U blijft hier ook maar zwaaien met complimentjes naar de sector – meer dan terecht – en ook met grote beloften over wat er in de toekomst allemaal gaat veranderen. Maar ik hoop echt dat u beseft dat het vertrouwen op het terrein in u als minister van Welzijn weg is. Dat vertrouwen is vandaag eigenlijk al op. U lacht hier de kritiek van de oppositie wel gemakkelijk weg. Dat doet u elke keer. Maar u lijkt echt niet te beseffen dat, na uw desastreuze aanpak van de eerste coronagolf in onze woonzorgcentra, na uw geblunder met de fraude bij de contacttracing, na de gevallen van verwaarlozing van ouderen in onder andere dat woonzorgcentrum in Geraardsbergen, niemand nog gelooft dat u wakker ligt van of dat u capabel bent om de veiligheid en de gezondheid van onze kinderen en ouderen te beschermen. Dan stel ik me de volgende vraag, minister. Wat zit u hier eigenlijk nog te doen? (Applaus bij Vooruit)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Er is hier al heel wat gezegd. Ik denk dat de essentie vandaag is dat we enkele rotte appels hebben die het overgrote deel van de sector besmeuren, dat wel zijn zorgplichten nakomt. Dat is gewoon onaanvaardbaar. Willen we die cowboys eruit, dan moeten we gewoon veel sneller actie ondernemen.
Ik denk ten eerste dat de schakels in heel die controleketen gewoon veel te traag werken. Het duurt soms maanden vooraleer de inspectie ter plaatse komt wegens een gebrek aan personeel. Die extra capaciteit is dus broodnodig. Ten tweede moeten we in ernstige situaties heel snel kunnen schakelen. Daarom wil ik nogmaals het voorstel onderstrepen van die snelle reactieteams, omdat die onmiddellijk inzetbaar zijn en ook onaangekondigd zullen kunnen controleren in een opvang waarover een verontrustende klacht is binnengelopen. Ten derde moet er een kordater en sneller sanctiebeleid komen, zodat men sneller kan overgaan tot een schorsing en een sluiting.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Mevrouw Saeys, ik hoor u zeggen dat u inzage wilt in die klachtendossiers. Dat wil ik ook uiteraard. Die vraag stel ik ook aan de minister. Maar mijn vraag is heel pertinent. Als er klachten worden gekoppeld en als er daarin inzage is – want de heer Daniëls heeft daarnet ook verwezen naar inzage in klachtendossiers – staat de reactie van dat kinderdagverblijf daar dan ook bij? Dat vind ik wel een heel belangrijke bezorgdheid. Want als we louter kijken naar de klachten die worden geuit door ouders, dan zullen we heel veel verblijven moeten sluiten. Want sommige ouders hebben de gewoonte om nogal snel een klacht in te dienen.
Er zijn ook heel veel personeelsleden die de gewoonte kunnen hebben om een klacht in te dienen. Want een personeelslid dat niet tevreden is, probeert dan op een of andere manier om zijn baas te ‘pakken’, bijvoorbeeld door een klacht in te dienen. Ik ben dus zeker een voorstander van de openbaarheid van die klachten. Ik vind dat heel belangrijk. Maar ik vind het ook belangrijk om, zoals ik daarstraks gesuggereerd heb, daar een extern team bij te betrekken – hetzij politie, hetzij een psychiater, hetzij een dokter – om effectief na te gaan of die klacht gegrond is, of er goed opgetreden werd en of er ook rekening gehouden werd met de reactie van de uitbater. Want dat lijkt me soms wel heel moeilijk. Mijn vraag is dus duidelijk. Wordt bij dat klachtenonderzoek ook de reactie van de uitbater gepubliceerd om te zien of de klacht effectief gegrond is?
De heer De Roo heeft het woord.
Ik denk dat die transparantie in de klachten zeker een goede zaak zou kunnen zijn, maar eigenlijk mag dat niet nodig zijn. Eigenlijk moeten ouders vertrouwen kunnen hebben in het systeem en hoeven zij zich niet bezig te houden met het doorwroeten of analyseren van lijsten met klachten. Daar moeten we vooral naar streven.
Ik wil ook nog inpikken op wat de heer Daniëls heeft gezegd. Ouders moeten die transparantie kunnen krijgen, maar laten we ook zeker die ouders niet vergeten die een contract tekenen en eigenlijk pas negen of tien maanden later hun kind effectief voor de eerste keer afzetten aan de opvang.
Soms is het zelfs een jaar na ondertekening van het contract. Als er tussendoor meldingen of klachten opduiken, dan moeten zij daarvan ook op de hoogte kunnen worden gebracht.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik denk dat het duidelijk is, mevrouw Malfroot, dat niet elke klacht die binnenkomt op de website moet komen voor een ‘name and shame’. Ik denk dat niemand daar vragende partij voor is. Dat is ook niet het voorstel dat wij doen. Waar het wel over gaat, zijn klachten die geverifieerd en gefalsifieerd zijn – beide – en die bijgevolg ook leiden tot een opvolging of een maatregel. Uiteraard hoort een reactie van het betreffende kinderdagverblijf daarbij. Dat spreekt voor zich. Maar als een ouder schrijft ‘vandaag hebben ze wortelstoemp gegeten, en gisteren was het preistoemp, en mijn kind vindt dat niet lekker’, dan gaat het daar niet over, wat mij betreft. Het gaat over fundamentele zaken of problemen, waarop direct wordt geageerd door Zorginspectie, en waar ook een remediëring voor is. Ik vergelijk het met de doorlichtingsverslagen van scholen, dat heb ik daarnet ook gezegd. Ook daar staat in wat er moet gebeuren, er staat een reactie in van de school, en er staat ook een plan van aanpak in, met termijnen en acties. Daarover heb ik het.
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, bedankt om terug een beetje sereniteit in dit debat te brengen. Ik denk dat u inderdaad een zeer terecht punt hebt aangehaald, mevrouw Malfroot. Dan was er de tussenkomst van mevrouw Goeman, die het ineens had over de woonzorgcentra. Ik ga de sereniteit niet doorbreken, maar ik wil de vergelijking maken met andere regio’s in het land, de regio’s waar uw partij verantwoordelijkheid draagt, en waar we, wat het aantal besmettingen, overlijdens, ziekenhuisopnames in de woonzorgcentra betreft, uit een ander vaatje zullen tappen, denk ik.
Maar ik wil terugkomen op datgene waar het hier eigenlijk over gaat. Collega Malfroot, wat u zegt is inderdaad belangrijk, en ook wat collega Daniëls en andere collega’s naar voren hebben gebracht. In de manier waarop die klachten worden bekeken moet er tegensprekelijkheid zijn. Met een snelle openbaarheid, waar er geen tegensprekelijkheid is, kun je twee gevolgen hebben. Ten eerste kan het leiden tot drempelverhoging. Het is zoals collega De Roo zei: als je op zoek bent naar een kinderopvangplaats, ga je dan klacht indienen? Als ik denk dat dit misschien zou kunnen betekenen dat ik mijn plaats kwijt ben, en als men weet dat het van mij komt, dan ga ik dat niet doen. U hebt zelf ervaring in de kinderopvang, u weet dat er kleine en grote initiatieven zijn. Er zijn plaatsen waar je op sommige werkdagen met een klein aantal kinderen zit, en op andere werkdagen met een groter aantal. Dan is het soms niet zo moeilijk om te achterhalen wie die klachtenmelder zou kunnen zijn.
Dat is een verschil met woonzorgcentra. Daar zitten honderd mensen, daar is de anonimiteit van de klachtenmelder gegarandeerd. We moeten opletten dat we niet in een paradoxale situatie komen, waarin we zeggen dat we transparantie willen, maar waar we eigenlijk de drempels in de feiten verhogen, omdat de ouders het gevoel hebben dat als ze een klacht melden, ze dan misschien scheef zullen worden bekeken.
De tegensprekelijkheid is dus een belangrijk element. De transparantie is ook een belangrijk element, dat heb ik al aangegeven. maar we moeten zorgen dat het geen middel wordt. U hebt het zelf aangehaald: het kan gaan over medewerkers of gewezen medewerkers. Ik heb zelf het voorbeeld aangehaald van getuigenissen van ex-medewerkers, die een ander opvanginitiatief begonnen zijn in dezelfde straat of in dezelfde wijk, waarbij er plots een oorlog tussen die twee ontstaat. Dat heeft eigenlijk niets met de grond van de zaak te maken, dat gaat over iets anders. Ik heb vroeger getuigenissen gehad van een koppel, waarbij de man ’s morgens het kindje kwam brengen, de vrouw het ’s avonds kwam ophalen, en er verwijten werden gemaakt naar de kinderopvang over iets dat intussen was gebeurd. Achteraf bleek dat er bij een van de twee partners iets misgelopen was, maar de schuld werd naar de kinderopvang geschoven.
Die tegensprekelijkheid is dus belangrijk voor de ouders, voor de kinderen, maar ook voor de kinderopvanginitiatieven.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik wil even ingaan op die transparantie. De vraag van collega Daniëls is heel terecht: wat moet er transparant zijn? Welke klachten en feiten zullen er zichtbaar zijn? Het moet tegensprekelijk zijn, maar het gaat natuurlijk alleen maar over zaken die bewezen zijn. Dan kom je terug tot de essentie: een materiële tekortkoming is zoveel gemakkelijker te bewijzen dan wanneer het gaat over feiten van geweld of hardhandig gedrag. Dan gaat het vaak over woord tegen woord. Dat zou dan ook de reden zijn waarom er geen vermelding komt en waarom die feiten of aantijgingen mogelijk niet onder die transparantie vallen. Daarom roep ik op, nogmaals, om verder te gaan op een aantal signalen. Betrek daar de ouders bij, leg uw oor te luisteren bij de ouders en geef ouders een heel gemakkelijke toegang tot een kinderopvanglijn om vragen te stellen, om meldingen te doen en om klachten in te dienen.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
We zijn hier bezig over klachten. Dat is heel belangrijk en zeker in dit dossier. Uit ervaring kan ik zeggen – en ik denk dat u het ook allemaal in de pers hebt gelezen – dat als een klacht erg genoeg is, je het kindje weghaalt uit die opvang. Dat is simpel. Het probleem is natuurlijk dat er te weinig plaatsen zijn en dat er te weinig mogelijkheden zijn om de kindjes ergens anders te plaatsen. Ik zou dat ook meenemen bij die klachtenbehandeling of bij het inspectieteam, dat dan eventueel wordt begeleid door externen. We moeten daar ook die parameter aan koppelen. Hoeveel kindjes hebben de opvang verlaten? Dan weet je dat er iets aan de hand is. Als je merkt dat er veel weggaan, dan is dat een criterium om te bepalen of de klacht al dan niet gegrond is. Ik zou dat zeker in het achterhoofd houden bij de klachtenprocedure.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik zat aan mijn ten derde: het kordatere sanctiebeleid. Het is hier al verschillende keren aangehaald: we moeten eerder gaan naar het voorzorgsprincipe. Als we in de juridische procedures blijven hangen van woord tegen woord, staat dat een performant en beschermend kinderopvangbeleid in de weg.
Ten vierde, we weten dat in de kinderopvang heel wat ‘regulitis’ en administratieve rompslomp rondgaan. Daardoor worden de belangrijke taken, de veiligheid van onze baby’s en peuters, achteruit gesteld. De grondige evaluatie van Kind en Gezin is broodnodig. Dat moet gebeuren door een onafhankelijke instantie. Samen met de vooropgestelde audits kan die evaluatie de nodige informatie opleveren om tot een efficiëntere werking van Kind en Gezin te komen.
Ten vijfde is er de betere transparantie van de klachten of de negatieve inspectieverslagen. Als we het systeem ten gronde willen verbeteren, zal enkel de handhaving niet volstaan. We moeten echt in de diepte werken om de kwaliteit te verhogen. Dat betekent: de opleiding van kindbegeleiders; coaching aanbieden; hun werk zowel maatschappelijk als financieel valoriseren. We hebben nood aan een breed plan dat er echt voor zorgt dat de kwaliteit van de kinderopvang wordt vooropgesteld. Het is levensbelangrijk voor elke mama, elke papa, elk kind en voor ieder van ons. De beschaving van een samenleving meet je af aan de manier waarop ze omgaat met de meest kwetsbaren.
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega Saeys, ik ben geen expert in dit dossier, maar ik heb wel een politieke vraag voor u. Behoudt u nog voor 100 procent het vertrouwen in minister Beke als Vlaams minister van Welzijn? Ik zal u zeggen waarom ik dit vraag. U hebt deze namiddag een interview gegeven bij Villa Politica. Men heeft u daar gevraagd of u minister Beke nog een goede minister vindt. Weet u nog wat u hebt geantwoord? U hebt geantwoord dat u daar niet op zou ingaan. Dat doet bij mij al een belletje rinkelen.
U hebt bij Villa Politica ook gezegd dat er extra middelen voor de kinderopvang moeten komen. Hoe ziet u dat? Waar zult u die middelen halen? Wat zijn uw voorstellen?
Ik denk dat de eerste vraag de belangrijkste vraag is van de twee.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Eigenlijk hebt u het antwoord al op die vraag, als u het interview in Villa Politica zo goed hebt bekeken. Ik zal nu hetzelfde zeggen wat ik daar heb gezegd. Ik denk dat het niet aan mij is om hier met de vinger te wijzen. Ik denk dat minister Beke zelf wel in de spiegel kan kijken en zelf wel kan oordelen of hij zijn verantwoordelijkheden voldoende heeft genomen.
Wat die extra middelen betreft, ben ik daar absoluut een bondgenoot in. Als er extra middelen vrijgemaakt kunnen worden, moeten we dat doen om de kinderopvang te versterken.
Mijnheer Sintobin, ik denk dat dat een duidelijk antwoord was.
Voor het verslag wil ik laten noteren dat een lid van de meerderheid, een lid van een meerderheidspartij, zich niet wenst uit te spreken over het vertrouwen in de minister en dit openlaat. Dat is voor mij een duidelijk antwoord.
De heer Schiltz heeft het woord.
Ik had niet begrepen dat het onderwerp van het debat de motie van wantrouwen tegen minister Beke is. Het gaat over de situatie in de kinderopvang. Daarover wordt het debat gevoerd en daarover heeft mevrouw Saeys haar eigen standpunten en die van de fractie verwoord.
Ik heb toch het recht om een vraag te stellen?
Iedereen heeft het recht om een vraag te stellen. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin en Willem-Frederik Schiltz)
Ik geef iedereen daartoe ook de kans.
Dan geef ik nu het woord aan de Vlaams Belangfractie in de figuur van mevrouw Malfroot om uw standpunt te poneren.
Minister, de antwoorden die u vandaag hebt gegeven, verbazen mij niet. We hebben het er al een paar keren over gehad. Ze zijn voor mij ‘too little, too late’ en getuigen van een volledige wereldvreemdheid ten aanzien van de sector. U hebt totaal geen voeling met de sector. Ik heb soms echt het gevoel dat u zelfs niet weet waarover het gaat. Ik heb u al een paar keer gewezen op de onderfinanciering en vooral op het feit dat het financieel onleefbaar is voor bepaalde kinderdagverblijven. Ik heb u ook gewezen op de te hoge werkdruk. Ik heb u ook al gewezen op de kinderbegeleiderratio die te hoog is voor ons en waarvan ik en mijn fractie vinden dat u daarin dringend actie moet ondernemen. Daarstraks heb ik u de vraag gesteld of u het een probleem vond, maar u vond de kinderbegeleiderratio blijkbaar geen probleem, alhoewel het inspectieverslag van ’t Sloeberhuisje helaas heeft aangetoond dat daar wel degelijk een probleem is.
Wat is nu eigenlijk het belang van die kinderbegeleiderratio, minister? Dat is simpelweg dat het voor het Vlaams Belang van belang is dat we de plaats van het kind centraal stellen. Het kind kan niet praten. Het kind heeft enkel een gevoel. Wij moeten ervoor zorgen dat een kind in een veilige omgeving terechtkomt en dat het centraal komt te staan en dat de veiligheid gegarandeerd is. Hoe kan dat? Dat kan door meer in te zetten op personeel.
U stopt zichzelf weer weg achter het VIA 6-akkoord. We zijn dat riedeltje over VIA 6 al gewoon. Ik vraag aan u welke inspanningen u zult doen, welke initiatieven u zult nemen om dat personeelstekort in de sector op te vangen. Voor onze fractie is het duidelijk: als u een betere kinderbegeleiderratio wilt hebben en als u het kind centraal wilt zetten, dan moet u een opsplitsing maken tussen taken. Er zijn logistieke taken, zoals het verwarmen of bereiden van maaltijden, de opkuis, boodschappen doen, ramen kuisen. Dat zijn allerhande taken die een kinderbegeleidster nu zelf moet doen omdat er geen mensen voor zijn. Maar wat gebeurt er als ze hun taken moeten verschuiven naar zuiver logistieke taken? Dan hebben ze natuurlijk geen tijd voor de kindjes, en daar gaat het hier toch over, over de veiligheid van de kinderen. Dat is de clou van het verhaal.
Minister, zult u zorgen voor effectief meer middelen zodat er een verdeling komt tussen logistieke taken en opvoedkundige taken? Dat is de clou van het verhaal. We moet zorgen voor een goede omkadering zodat de veiligheid van het kind vooropstaat, want kindjes verzorgen is natuurlijk veel meer dan pampers verversen en flesjes geven. De heer Daniëls had er daarnet een verslag bijgenomen en daaruit blijkt dat het pedagogische helemaal achteraan staat, terwijl dit hier het onderwerp van het debat is. Dus meer personeel is één zaak.
Dan wil ik u ook de vraag stellen hoe u zult zorgen voor meer kwalitatieve inspecties waarbij er vooral oog is voor de kwaliteit en voor de begeleiding van de werknemers voor de behandeling van de kindjes en niet alleen voor de administratie. Ik hoor heel veel klachten van kinderdagverblijven die zeggen dat het enige wat ze moeten tonen, is de registratie van het personeel en van de uren als er iemand langskomt.
Daarnet heeft mevrouw Groothedde ook langer mogen spreken, dus ik zal dat ook doen.
Het is vooral van belang dat we gaan kijken naar de kwalitatieve inspecties en minder naar de administratieve inspecties want we verliezen ons volledig in die administratie en we laten de kwaliteit niet echt primeren.
Mevrouw Malfroot, ik wijs erop dat de klok wordt stilgezet wanneer u onderbroken wordt en wanneer er vragen worden gesteld. Mevrouw Groothedde heeft zich ook aan de timing gehouden. Ik zou zeggen: maak uw laatste statement en dan is het woord aan mevrouw Vandecasteele.
Mijn laatste statement gaat vooral over de openbaarheid van die verslagen. Die is heel belangrijk, maar vooral ook de transparantie en de leesbaarheid. Die verslagen moeten korter en duidelijker zodat de personen die op zoek gaan naar informatie, op een transparante en heel korte manier weten hoe het eraan toegaat in de opvang.
Dan heb ik nog een laatste vraag, minister, over de coaches. U hebt het over hen net ook al gehad. Zijn die aan het werk? Zo niet, wanneer worden ze aan het werk gezet?
Daarmee is de laatste vraag gesteld. Ik denk niet dat andere parlementsleden het woord willen nemen, mevrouw Malfroot.
Zult u nu antwoorden, minister?
Ik zal op het einde antwoorden
De minister krijgt op het einde het woord. Let er goed op dat u het antwoord krijgt.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, u vraagt zich af hoe het is kunnen gebeuren en of u genoeg hebt gedaan, of u genoeg in gang hebt gezet en de juiste keuzes hebt gemaakt. Nu hebt u gezegd dat u een audit zult bestellen bij Audit Vlaanderen. U zult kijken hoe de inspectie kan worden versterkt. U hebt het antwoord in uw beginstatement zelf al gegeven. U hebt gezegd dat er niet voldoende is gebeurd en dat we vandaag extra snel moeten handelen. Minister, dat wil toch zeggen dat u niet alles hebt gedaan wat had moeten gebeuren.
Mijn vraag is waarom u een jaar geleden al niet extra snel hebt gehandeld. Waarom hebt u een jaar geleden al niet alles gedaan wat nodig was? Waarom moet het elke keer opnieuw duren tot er een dode valt, vooraleer u ingrijpt? Waarom moet het keer op keer duren tot er een schandaal in de pers komt, voordat u in gang schiet? De vraag is niet of er iets is gebeurd. De vraag is of er genoeg is gebeurd. Het antwoord dat u zelf hebt gegeven, is neen. Dat is uw verantwoordelijkheid, minister.
Minister Beke heeft het woord.
Over de stelling van mevrouw Vandecasteele hebben we in de voorbij uren al gediscussieerd. Ik zal daar niet meer op terugkomen. Ik kan nog eens verwijzen naar de 6 schorsingen en opheffingen van 2020 en de 79 sancties in 2021, enzovoort, maar ik denk dat we dat debat hebben gehad.
Collega Malfroot, u zegt dat we het riedeltje over VIA 6 al kennen. Nochtans is dat een belangrijk akkoord: het gaat over koopkrachtverhoging, over capaciteitsuitbreiding en ook over manier waarop de vacatures worden ingevuld. Om dat te kunnen doen hebben we met de sociale partners het actieplan ‘(Zij-)instroom’ gemaakt en is er het Vlaamse actieplan ‘Alle hens aan dek’.
En u hebt daar een aantal voorbeelden aangehaald. Die zitten onder andere in het Actieplan (Zij-)Instroom dat nu op het terrein wordt uitgewerkt.
Collega Daniëls en collega Malfroot, wat de coaches betreft: die zijn intussen actief. Ik weet niet of ze intussen alle 264 zijn ingevuld. Die vacatures zijn alleszins opengesteld, ik denk in de zomer van vorig jaar al. Ze zijn inderdaad bezig op het terrein en het is uiteraard ook de bedoeling dat ze op het terrein bezig zijn.
Als collega Saeys zegt dat we moeten durven na te denken over crisisinterventies en over hoe we in een kinderopvanginitiatief kunnen ingrijpen, dan is dit een van de mogelijkheden om in de equipe van die 264 na te gaan of er in een crisissituatie, met de expertise die ze hebben, bijvoorbeeld tijdig kan worden tussengekomen of tijdelijk de leiding kan worden overgenomen.
Wat de inspecties betreft, je hebt inspecteurs die niet geaccrediteerd zijn om MeMoQ te doen. Die doen dus de andere inspecties. Je hebt ook inspecteurs die een accreditatie moeten verwerven om MeMoQ te kunnen afnemen. Dat is wat collega Groothedde daarstraks zei: het is niet alleen een zelfevaluatie, het is ook aan het werk gaan door de inspecteurs met MeMoQ.
– Liesbeth Homans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Collega's, ik heb ondertussen van minister Beke de bewuste lijsten gekregen. Ik heb ook contact opgenomen met de administrateur-generaal van Opgroeien. Ik heb wel enkel de lijsten van 2021 en van 2022. Waarom?
Ja maar, u moet niet zo'n gezicht trekken. Ik ken er niets van, maar mij is gezegd dat het multiteam Inspecties pas is opgericht in mei 2021. Het lijkt me dan wel logisch dat ze geen lijsten hebben van 2020, maar in ieder geval staat ’t Sloeberhuisje er niet op. (Opmerking van minister Wouter Beke)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, dan begrijp ik er helemaal niets meer van. In december 2020 spreekt u over een veertigtal crèches waar er problemen zouden zijn. Daarnet spreekt u over een lijst en u zegt dat ’t Sloeberhuisje niet op die lijst staat als ik vragen stel over de lijst van 2020. Nu lijkt die lijst ineens niet te bestaan. Is dat niet heel vreemd? Dat kan toch niet.
Tenzij de lijst van 2021 de gegevens van 2020 bevat. Dat kan ook. Ik ben geen expert in de commissie Welzijn. Ik heb gedaan wat jullie hebben gevraagd. ’t Sloeberhuisje staat er niet op.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Voorzitter, als ’t Sloeberhuisje daar niet op staat, dan herhaal ik mijn vraag natuurlijk: was het niet erg genoeg bij ’t Sloeberhuisje, waren de klachten niet erg genoeg? Wat moet er dan wel gebeuren om op die lijst te staan, minister? Dat is nu echt wel de vraag. Ik vind dat hier een blunder van formaat. Ik vind echt wel dat het nodig is dat u de verantwoordelijkheid neemt, dat u grote kuis houdt bij uw administratie, en als dat niet goed genoeg is, dan moet u zelf maar ontslag nemen, minister.
Voorzitter, dat is nu net de reden waarom we aan Audit Vlaanderen een audit vragen. Niet alleen over ’t Sloeberhuisje, maar over Zorginspectie en handhaving. Dat is net de reden waarom we dat vragen, om daar lessen uit te trekken, om te kijken wat er in de governance beter kan.
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, voor alle duidelijkheid, alle vertrouwen in wat u doorgeeft. Dat staat buiten kijf. Maar het gaat hier al de hele tijd over een 44-tal crèches. Daar ging het over. Het gaat over die lijst.
Ja maar, sorry. Als de gegevens die ik heb gekregen van de administrateur-generaal van het agentschap Opgroeien aan 40 plus 4 komen, en als ik nog goed kan tellen, dan zijn er dat 44. En daar staat ’t Sloeberhuisje niet tussen.
Ik ben hier niet aan het liegen. Ik heb hier ook niets bij te winnen. Ik kan de lijsten, zoals minister Beke al heeft gezegd, niet weergeven, want er staan bijvoorbeeld ook onthaalouders bij en in het kader van de privacy gaat dat gewoon niet. En trouwens, dat was ook de afspraak die ik daarnet had gemaakt. Iedereen heeft ermee ingestemd dat deze werkwijze goed was.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Het gebeurt echt niet vaak, maar hier ben ik het volledig eens met de collega’s van het Vlaams Belang, zelfs als dat niet op de lijst stond. U hebt alleen de lijsten van 2021 en 2022. Dan is het onbegrijpelijk als u de inspectieverslagen leest, waarom ’t Sloeberhuisje er niet op staat, als u weet wat er nu gebeurd is.
Minister, ik vind het heel straf dat u dat inderdaad – en ik herhaal wat u in het begin van het debat gezegd hebt – volledig in de schoenen schuift van Kind en Gezin. Er moet daar een audit moet gebeuren, maar u als minister van Welzijn weigert om er enige verantwoordelijkheid voor te nemen.
Voorzitter, ik weet niet of minister Weyts voor de schoolinspectie, of minister Dermagne voor de arbeidsinspectie, of minister Demir voor al haar inspectiediensten – ik hoop van niet – allemaal zeggen dat ze dat op hun kabinetten gaan bekijken en bespreken en zien wat daar gebeurt. Dat is toch niet de rol van een minister? De rol van een minister is een kader creëren en dat kader hebben we gecreëerd. Dat moeten we verder verfijnen.
Samen met u stelde ik vrijdag vast dat er een incident was waarbij een baby overleed. Ik vraag de inspectieverslagen op. En ik vraag of dat verblijf op de lijst van de handhavingsdossiers staat waar we vorig jaar mee gestart zijn, om te zeggen dat we die moeten bekijken. Men zegt me dat die daar niet opstaat. Ik stel me dan de vraag hoe zoiets in godsnaam mogelijk is. Dan zeg ik dat we daar een doorlichting, een audit over moeten vragen om te kijken wat daar juist gebeurd is, niet alleen over ’t Sloeberhuisje want ik weet niet of er daar nog andere zijn.
Het is toch niet de rol van een minister om dat soort zaken te importeren op het kabinet? Doet men dat zo in Brussel? Gebeurt dat zo federaal? Laat ons toch een beetje ernstig blijven. Als er daar problemen in zijn en je stelt vast dat dat eigenlijk niet logisch is, dan doe je wat ik gedaan heb: je vraagt aan Audit Vlaanderen om dat te bekijken, er een audit over te doen, niet alleen over dat dossier, niet alleen over de inspectie, maar ook over de volgende stap, de handhaving, want we moeten daar lessen uit leren. Dat is toch logisch. Dat zou u ook in mijn plaats gedaan hebben.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik stel twee simpele vragen die helemaal niet gaan over details. De eerste is dat ik vaststel dat de minister het begrip ‘politieke verantwoordelijkheid’ volledig van de kaart veegt. We vragen niet dat een kabinet elk inspectieverslag nakijkt. Wat ik u daarnet als allereerste vraag gesteld heb is of u uw politieke verantwoordelijkheid gaat nemen. Als u nu zegt dat u om een audit gaat vragen, terwijl er al twee jaar door ons wordt nagevraagd hoe het zit met schandalen en handhaving in de kinderopvang, dan zeg ik na twee jaren: dat is veel te laat. Iets doen is niet meer genoeg. Dus ik kom terug naar mijn vraag: gaat u uw politieke verantwoordelijkheid nemen? Dat is de enige vraag die hier vandaag eigenlijk hoort voor te liggen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– Het Vlaams Belang, Groen en Vooruit, en de N-VA, CD&V en Open Vld kondigen aan een motie te zullen indienen.
De moties moeten uiterlijk om 18.05 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.