Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet over het Vlaamse internationale beurzenprogramma voor topstudenten.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Tommelein heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, het voorzien van een juridisch kader voor een nieuw beurzenprogramma is een zeer goed initiatief, omdat het een monetaire barrière wegneemt die momenteel toch bestaat voor studenten die aan topinstellingen willen gaan studeren. Het is goed dat men op die manier de kans geeft aan een brede waaier van studenten, ook de goede Vlaamse studenten die monetair misschien niet kunnen kandideren voor topinstellingen. Zij moeten de kans krijgen om te worden toegelaten. Het wegnemen van die financiële barrière is dan ook bijzonder belangrijk. Ik ben samen met mijn fractie tevreden dat ervoor wordt gekozen om het beursbedrag voldoende hoog te maken en ook voor het ontwikkelen van een internationaal netwerk van talentvolle studenten en alumni. Dat is een belangrijke uitdaging die Vlaanderen enkel maar ten goede kan komen.
Als advies van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) lezen we: “waardevolle investeringen in uitgaande studentenmobiliteit maar nood aan verdere reflectie”. De Vlor stelt onder andere voorop dat het beurzenprogramma toegankelijk moet zijn voor de hele diversiteit aan talentvolle studenten die momenteel participeren in het hoger onderwijs en niet enkel voor studenten met een hoge sociaal-economische status. Mijn fractie is dan ook zeer tevreden dat de minister-president in de commissie heeft benadrukt dat dit programma er is om diversiteit in de brede zin van het woord, zowel financieel als sociaal en cultureel, aan te moedigen.
Tijdens de bespreking in de commissie hebben we ook gesproken over de wijze waarop kwalitatief hoogstaande opleidingen aan een buitenlandse onderwijsinstelling zullen worden bepaald. Daarbij zou de World University Rankings als leidraad dienen. Ik heb mij toen de vraag gesteld in welke mate het mogelijk is om hier met exhaustieve lijsten van kwaliteitsvolle opleidingen te werken. De minister-president heeft toen terecht aangehaald dat er maximaal moet worden gewerkt met instellingen waarvan de excellentie op een onderbouwde manier internationaal wordt erkend. De World University Rankings is daar uiteraard één en het meest bekende voorbeeld van, maar er zijn er ook andere, zoals de Times Higher Education, de ShanghaiRanking of The World's Most Innovative Universities van Reuters. Minister-president, het is goed dat dit op geregelde tijdstippen wordt geëvalueerd. U gaf ook al aan dat een actualisatie bij elke nieuwe call aan de orde is en dat het dynamische karakter van de lijsten wordt gegarandeerd.
Zoals reeds gezegd, is het ontwikkelen van een internationaal netwerk van talentvolle studenten en alumni een belangrijke uitdaging waarmee we de slagkracht van Vlaanderen op het internationale toneel kunnen versterken. Sommigen van deze studenten zullen actief zijn in Vlaanderen, anderen daarbuiten. Dat is logisch, maar we moeten toch vermijden dat we een braindrain organiseren. Tijdens het debat en in de commissie waren we het er allemaal over eens, collega’s: je zult het nooit helemaal kunnen vermijden, maar het is belangrijk dat er blijvend contact is met de studenten die we uitsturen, om zo een netwerk uit te bouwen. Participanten zullen zich daar ook toe engageren.
Ik ben er bijna, maar ik wil toch ook graag de opmerking van de Vlor bijtreden dat er nood is aan een sterke communicatie en bekendmaking van het beurzenprogramma bij potentiële kandidaten en aan sensibilisering over het belang van een goede voorbereiding. De eerste studenten zullen al volgend academiejaar worden uitgestuurd. Dat is dus zeer kort dag. Ik reken er dan ook op dat de lessen die worden getrokken uit deze opstartfase, zullen worden meegenomen en dat er een bijsturing komt indien dit nodig blijkt.
Tot slot moeten we misschien eens nadenken over een goede naam voor dit project. Waarom zouden we dit programma niet vernoemen naar een Vlaamse onderzoeker? Van mij mag dat gerust een vrouw zijn. Ik denk hierbij aan Irène Van der Bracht, de allereerste vrouwelijke hoogleraar aan een Belgische universiteit. Volgens mij verdient zij deze eer heel zeker.
De heer Danen heeft het woord.
Ik zal ook proberen kort te zijn, want in de commissie hebben we hier uitgebreid over gedebatteerd. Ik geef een paar elementen mee die van belang zijn en die we als fractie graag willen inbrengen.
Internationalisering en studentenuitwisseling zijn natuurlijk heel belangrijk. Ze verruimen de blik en ze vormen een verrijking voor de studenten, en niet alleen wat betreft de taalontwikkeling – want daar wordt altijd naar gekeken. Maar ook op persoonlijk en intercultureel vlak valt niet te ontkennen dat dat een bijzonder verrijkende ervaring is. Vraag het maar aan degenen die tijdens hun studietijd buitenlandse avonturen hebben ondernomen.
Momenteel is het wel zo dat er heel wat initiatieven bestaan. De vraag is natuurlijk of Vlaanderen en onze Vlaamse studenten zitten te wachten op wat hier voorligt. Wij denken eigenlijk van niet, om verschillende redenen. We zouden graag ook een aantal onduidelijkheden en een aantal zaken waar we nog vragen rond hebben, naar voren willen schuiven.
Eerst en vooral stellen we ons vragen, net zoals de Vlor dat deed, rond het democratische karakter van het beurzenprogramma. Hoe gaan we vermijden dat het niet de happy few zijn die daarop zullen ingaan? Ik weet dat het expliciet niet de bedoeling is, maar dat kan wel het gevolg zijn. Waarom vrezen wij daarvoor? Het is zo dat studenten momenteel al de ingangsproeven moeten doen bij de topuniversiteiten en dat ze dan mogelijk in aanmerking komen voor zo'n beurs. Dat lijkt natuurlijk logisch, maar het geval zal allicht zijn dat alleen de echte topstudenten, die allicht ook een goede financiële, culturele en sociale back-up hebben, daarop zullen ingaan om het te wagen om de ingangsproeven te doen aan die topuniversiteiten.
Een tweede vraag die wij ons stellen – en ik denk dat rector Luc Sels zich ook die vraag stelde – gaat over het feit dat er eigenlijk al een aantal soortgelijke initiatieven bestaan, zoals de Belgian American Educational Foundation en het Fulbright-programma, waar studenten al kunnen instappen en waar ze ook voor een stuk ontzorgd worden, vooral ook op financieel vlak, om aan topuniversiteiten te studeren. Hij stelde bijvoorbeeld voor om zich te beperken tot Britse universiteiten, omdat er voor de Amerikaanse al heel wat bestaat.
We stellen ook vast dat de betrokkenheid van het hogeronderwijsveld toch wel wat te wensen overlaat. Ik weet wel dat het een initiatief van u is, minister-president Jambon, maar het zijn toch vooral studenten die het zullen moeten waarmaken. Het lijkt me toch wel van belang dat het hogeronderwijsveld ook betrokken was. Waarom maken we ons daar zorgen over? Omdat de Vlaamse Regering toch wel een heel sterke greep gaat houden op het programma. De jury wordt samengesteld door jullie. De universiteiten worden bepaald door jullie. Ik vrees voor een stuk dat er toch wel een ideologische kleuring dreigt. Hoe proberen we dat toch te vermijden? Het zou toch zo moeten zijn dat die jury heel breed samengesteld is en dat de keuze van universiteiten niet alleen door de Vlaamse Regering wordt gemaakt.
Een laatste opmerking gaat over de doelstelling of de taakstelling van het ambassadeurschap. U zegt wel dat de alumniwerking moet floreren en dat het Vlamingen zijn die Vlaanderen op de kaart moeten zetten in het buitenland, maar wij als fractie vinden dat nogal vaag omschreven. Wat betekent dat eigenlijk? Op welke manier zien jullie dat ambassadeurschap? Ik denk dat er nog heel wat werk is om te expliciteren wat daar precies onder bedoeld wordt.
Met andere woorden: ja tegen internationalisering, ja tegen studentenuitwisseling, maar neen tegen wat hier voorligt. En dus zullen we ons onthouden bij de stemming over dit ontwerp van decreet.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Het is natuurlijk een goede zaak dat Vlaanderen zijn zonen en dochters uitzendt om te gaan studeren in het buitenland. Dat is voor jonge mensen inderdaad een ongelooflijke kans om hun horizon te verruimen en hun talenten verder te ontwikkelen. Ik denk dat ook Vlaanderen en de Vlaamse economie daar wel bij kunnen varen. Maar natuurlijk willen we inderdaad dat zo'n beursprogramma financiële drempels wegneemt voor toptalent. Dat betekent dat het toegankelijk moet zijn voor iedereen en dat het niet juist de studenten zijn die het zich anders ook zouden kunnen permitteren, die daarvoor in aanmerking komen. Wij denken dat het net belangrijk is om in te zetten op studenten die anders nooit de kans zouden krijgen om aan zo'n buitenlandse topuniversiteit te gaan studeren.
Dat veronderstelt natuurlijk – het is hier al gezegd – dat er goed over wordt gecommuniceerd. Dat is iets dat wij met de nodige aandacht gaan opvolgen.
Verder vragen we ons af waarom er op voorhand niet beter is overlegd met de hogeronderwijsinstellingen zelf over de manier van organisatie. Een aantal rectoren heeft aangekaart dat er al een aantal initiatieven bestaan om in het buitenland te gaan studeren aan een topuniversiteit.
Tot slot vinden we het jammer dat de Vlaamse Regering blijkbaar wel geld heeft om jongeren te laten studeren aan buitenlandse – laat ons eerlijk zijn – elite-universiteiten, maar bespaart op onderwijs voor onze eigen kinderen hier in Vlaanderen en Brussel. Dat is meteen de reden waarom we ons gaan onthouden bij dit ontwerp van decreet.
De heer D’Haese heeft het woord.
Minister-president, met dit ontwerp van decreet wordt een nieuw beursinstrument opgericht voor studenten om in het buitenland te gaan studeren. Zoals hier al werd gezegd, zijn wij er ook voor dat studenten die ervaring, kennis en contacten kunnen opdoen, maar zelfontplooiing van studenten is uiteraard niet de insteek van dit ontwerp van decreet. Het ontwerp van decreet gaat over het promoten van Vlaanderen in de wereld, het uitdragen van de Vlaamse identiteit, we kennen dat.
Er wordt op een aparte manier te werk gegaan. De studenten worden gekozen door een jury die rechtstreeks door de minister wordt aangesteld en het hogeronderwijsveld is volgens de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) niet eens betrokken bij het opstellen hiervan.
Terwijl het onderwijsveld vorig jaar nog te horen kreeg dat het onderwijs 100 miljoen euro moest besparen en we het ene na het andere rapport krijgen over de onderfinanciering van ons hoger onderwijs, vindt deze regering wel 2 miljoen euro per jaar voor een prestigeproject om studenten in te zetten als diplomatiek middel in de rest van de wereld.
We zullen dan ook tegen dit ontwerp van decreet stemmen. Zoals de heer Danen het zei: ja aan internationale ervaring voor studenten, maar echt waar, nee aan dit soort krampachtige initiatieven om toch maar te bewijzen dat Vlaanderen een natie zou zijn.
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Collega’s, een jaar studeren in het buitenland kost al snel 100.000 euro aan een internationaal gereputeerde universiteit. Wat we met dit ontwerp van decreet doen, is zeker nuttig. Inderdaad, mijnheer D’Haese, op verschillende vlakken, niet alleen voor de zelfontplooiing maar ook voor het netwerk en de uitstraling van Vlaanderen in het buitenland.
In de toekomst gaan we niet alleen nood hebben aan steun van de zwakkere studenten maar ook aan kenniseconomie en toekomstige vaccinbouwers bijvoorbeeld, of mensen die ons moeten helpen met klimaattechnologie. In de commissie was een belangrijke kritiek van de oppositie dat het ontwerp van decreet bijzonder vaag bleef over de uitvoeringsmodaliteiten. Ondertussen is het uitvoeringsbesluit goedgekeurd door de Vlaamse Regering en staat volgens mij de oppositie niets meer in de weg om ons te steunen in onze ambitie richting die absolute top.
Het is dan ook een sterk ontwerp van decreet dat wij met onze fractie enthousiast zullen goedkeuren.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega's, de Vlaams Belangfractie is op zich niet gekant tegen een beurzenprogramma voor topstudenten want een dergelijk programma kan zeker nuttig zijn voor het ambassadeurschap van Vlaanderen als academische en innovatieve regio. Vanuit internationaal oogpunt kan het helpen om Vlaanderen nog meer op de kaart te zetten.
Waar we ons zorgen over maken is dat de braindrain vanuit Vlaanderen nog zou kunnen vergroten. Momenteel wordt Vlaanderen al geconfronteerd met een emigratiegolf van hogeronderwijsprofielen. Deze studenten zullen in heel wat gevallen misschien niet meer naar Vlaanderen terugkeren. Jaarlijks wordt voor dit beurzenprogramma zo’n 2 miljoen euro voorzien. Met andere woorden: wij vrezen dat Vlaanderen amper een return on investment zal kennen.
Minister-president, momenteel zitten we in ons eigen onderwijs in een algemene besparingscontext ondanks het feit dat de noden er vrij groot zijn. Denk maar aan de coronaleerachterstand, het grote lerarentekort, de algemene lokaliteitsdaling, het vervoer voor de kinderen in het buitengewoon onderwijs die uren in de bus zitten, het tekort aan CLB-medewerkers (centrum voor leerlingenbegeleiding) enzovoort. De vraag is dus of die 2 miljoen euro per jaar niet beter daarvoor kan worden uitgetrokken.
In de huidige omstandigheden is mijn fractie een koele minnaar om zoveel geld te spenderen aan het naar het buitenland zenden van studenten. Die blijven wellicht daar en zo dragen ze niets bij aan onze maatschappij. Het voelt ook wat tegenstrijdig aan dat er Vlaams geld wordt uitgegeven via het Odysseusprogramma om de omgekeerde beweging te maken en Vlaamse topprofielen die aan buitenlandse universiteiten doceren en onderzoek verrichten opnieuw naar hier te halen.
Minister-president, een Vlaams beurzenprogramma voor topstudenten heeft op het vlak van netwerking en ambassadeurschap zeker en vast zijn waarde. Dat erken ik ook, maar we vinden dat er dan ook een garantie moet komen dat de betrokken studenten zich effectief inzetten voor de netwerking en imagoverbetering voor Vlaanderen. Daarom vindt mijn fractie dat in dit ontwerp van decreet een duidelijke regeling moet worden opgenomen voor de mogelijke terugvordering van het beursbedrag als bepaalde studenten niet meer voldoen aan die betrachting.
Vanuit de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) waren er ook wat bezorgdheden over de positionering van het programma. Er bestaan vandaag al heel wat soortgelijke programma’s zowel binnen de Vlaamse overheid als bij de universiteiten. Dit programma moet dus zeker zijn unieke waarde in de verf zetten en een duidelijke verhouding tonen ten opzichte van andere soortgelijke beurzenprogramma’s. Potentiële studenten moeten door de bomen het bos kunnen zien en transparante communicatie is dus zeker aangewezen. Daarnaast moet er zeker worden gezocht naar een unieke en wervende naam voor dit project.
Minister-president, we vinden ook dat erover moet worden gewaakt dat het beurzenprogramma voldoende breed gaat over de verschillende vakgebieden en domeinen. Het moet dus bijvoorbeeld niet gaan over loutere economische richtingen, maar ook over domeinen zoals sociale wetenschappen, letteren en kunsten. Ook die topstudenten kunnen zeker en vast een geschikte ambassadeur zijn voor de Vlaamse natie, taal en cultuur.
Algemeen beschouwd is dit ontwerp van decreet zeker niet slecht, maar volgens ons ontbreken er nog een aantal garanties die zouden moeten worden ingebouwd waardoor we meer zekerheid krijgen dat het geld op de juiste manier wordt gebruikt.
Daarom heeft mijn fractie twee amendementen ingediend. In het eerste amendement vragen we om de duurtijd en de uitbetaling van de beurs in schijven decretaal vast te leggen. De duurtijd zou minimaal tien maanden en maximaal de totaaltijd van het modeltraject van de te volgen opleiding mogen bedragen. De uitbetaling van de beurs geschiedt het best in schijven per academiejaar en er moet ook in een duidelijke opvolgrapportage worden voorzien die waakt over de studievoortgangscontinuïteit. Bij een negatieve evaluatie moet de toekenning van een verdere uitbetalingsschijf kunnen worden geschorst.
Waarom vragen we dat? In het huidige artikel in het ontwerp van decreet wordt de minimale en maximale duurtijd niet decretaal vastgelegd, maar wordt het volledig overgelaten aan de Vlaamse Regering om dat te bepalen via uitvoeringsbesluiten. Over de duurtijd maakte de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) de terechte opmerking dat hij het nodig acht om duidelijk te scheppen in de duurtijd en af te lijnen welke duurtijden van opleidingen al dan niet in aanmerking komen. Op de ministerraad van 17 december 2021 werd beslist dat de beurs een vergoeding omvat van de kosten voor onderwijs, voor huisvesting, voor levensonderhoud en voor verplaatsing voor de duur van de opleiding, met een maximum van 24 maanden. Het Vlaams Belang is van mening dat de duurtijd van de beurs het best decretaal wordt vastgelegd. De omschrijving van de minimale duurtijd zoals voorgesteld in ons amendement zorgt ervoor dat alleen programma’s van minimum 1 academiejaar in aanmerking zouden komen en dus geen korte trajecten waarbij de tijd te beperkt zou zijn om buiten de opleidingsgerelateerde opdrachten ook nog duurzaam aan netwerking te doen en de rol van ambassadeur van Vlaanderen als academische innovatieve regio op te nemen.
De omschrijving van de maximale duurtijd zoals voorgesteld in dit amendement sluit ook beter aan bij de reële studieduur van het modeltraject van bepaalde gespecialiseerde langere opleidingen in een advies van de Vlor. Ook wat betreft de opmerkingen van de Raad van State over de uitbetalingsschijven is het dus aangewezen om die decretaal vast te leggen.
Voor wat het tweede amendement betreft, vragen we vanuit onze fractie dat de beurs retroactief kan worden teruggevorderd wanneer bepaalde studenten verzaken aan hun taken. Dit lijkt ons aangewezen in het kader van de responsabilisering van studenten maar ook ten aanzien van het draagvlak bij de Vlaamse belastingbetaler.
Minister-president, op de ministerraad van 17 december 2021 werd beslist dat de beurs wordt teruggevorderd als de opleiding vroegtijdig wordt stopgezet en er geen betalingsbewijzen kunnen worden voorgelegd. Dit besluit handelt dus voornamelijk enkel over het geval waarin een student zijn of haar opleiding zou stopzetten en dus het opleidingsaspect niet meer zou behartigen, maar het zegt niets over de mogelijkheid tot terugvordering indien de student zou verzaken aan het ambassadeurschap en de netwerking voor Vlaanderen als academische innovatieve regio. Dit zijn net de taken waarvoor deze beurs dient. Daarom lijkt het ons aangewezen dat het ontwerp van decreet in die zin wordt aangepast.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik zal het ook kort houden want zoals bij de meeste besprekingen in onze commissie kunnen wij gebruik maken van een excellent verslag waarin alle tussenkomsten worden opgesomd.
Ik heb in de commissie aangehaald dat de CD&V-fractie zich ten volle kan vinden in het voorliggende ontwerp van decreet, waarmee we overigens ook uitvoering geven aan een van de voornemens van het Vlaamse regeerakkoord. Ik vond het ook wel belangrijk – en ik merk het in dit debat opnieuw – om toch aan te geven dat dit meer is dan zomaar aan twintig of dertig studenten een bedrag toekennen om vrijblijvend de wereld in te trekken. Het gaat hier echt wel over mensen die naast hun academische excellentie ook moeten aantonen dat ze beschikken over een aantal kwaliteiten die voor de return on investment moeten zorgen. Het gaat over leiderschapspotentieel, het gaat over maatschappelijke verantwoordelijkheid, het gaat echt wel over doelstellingen die we binnen het programma willen behalen.
Andere collega’s hebben al aangegeven wat ook in het debat in de commissie voldoende naar voren kwam: het is belangrijk dat voldoende diversificatie wordt ingebouwd bij de jury. Het mogen inderdaad niet alleen de ingenieurs of de innovatieve opleidingen zijn, we moeten ook uitkijken naar sociale wetenschappers, literatuur en kunst.
Nog een element in het debat dat wij belangrijk vinden, is dat we het zien als een investering, een belangrijk exportproduct waarvan wij later de vruchten zullen plukken, niet alleen wij als Vlaanderen, als regio, maar ook onze onderwijsinstellingen. Wij hebben in de commissie het ontwerp van decreet goedgekeurd en wij zullen dat straks ook doen. Wij zijn er zeker van dat de studenten die van dit programma zullen kunnen genieten er ook toe zullen bijdragen om Vlaanderen op een heel positieve manier op de kaart te zetten.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, dank u voor jullie inbreng. De meeste opmerkingen die hier werden gemaakt zijn in de commissie uitvoerig besproken. Ik zal het dus niet te lang trekken. Toch zijn er een aantal aandachtspunten.
Wat het democratisch karakter betreft, hebben wij heel expliciet gezegd en ook als dusdanig in het ontwerp van decreet geschreven dat dit moet mogelijk maken dat mensen van alle rangen en standen en van alle kleuren van dit programma gebruik moeten kunnen maken, en dat de drempels – financiële of andere – die er zouden kunnen bestaan moeten worden opgeheven. Het decreet zal op regelmatige basis worden geëvalueerd, om na te gaan of die doelstelling wordt gehaald. Eventueel moet dat door middel van uitvoeringsbesluiten worden bijgestuurd, zodanig dat dat kan worden gegarandeerd.
Een aantal collega’s zeiden dat er al soortgelijke initiatieven bestaan. Ik denk het eerlijk gezegd niet. Er bestaan beurzen. Er bestaan internationale beurzen. Er bestaan beurzen die studenten stimuleren om naar internationale gereputeerde universiteiten of kennisinstellingen te gaan. Maar tegelijk het engagement nemen om zich in te schrijven in een netwerk? Er zit inderdaad een gevaar in dat een aantal studenten in die buitenlandse kennisinstellingen zullen blijven hangen, maar ik weet niet of dat een gevaar is. Als we bij de evaluatie zien dat ze er allemaal blijven hangen, dan moeten we dat bijsturen. Maar het is de bedoeling om een netwerk te maken met alumni van die universiteiten die hier zijn en andere die nog actief zijn in die buitenlandse kennisinstellingen, om zo wat in die kennisinstellingen gebeurt naar Vlaanderen te kunnen trekken.
In die zin onderscheidt het netwerkaspect dat hier wordt geïnstitutionaliseerd, dit initiatief van de andere. Het past niet louter in onderwijs, het past natuurlijk ook een stuk in de buitenlandpolitiek en dat is dan dat netwerk. Daarom kijken we voor de selectie van studenten niet alleen naar academische excellentie. Natuurlijk moet de academische excellentie aanwezig zijn, maar daarnaast zijn leiderschapskwaliteiten en maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen belangrijke elementen in de selectie.
Sommige collega's hebben gezegd dat er geen overleg is geweest met het onderwijsveld. Dat moet ik formeel ontkennen. Er is wel degelijk overleg geweest met het onderwijsveld. Niet over alles waren we het eens, maar er is wel degelijk overleg geweest.
Sommige andere collega's hebben gewezen op het belang van de communicatie. Ik onderschrijf dat. Die communicatie zal van start gaan als het ontwerp van decreet wordt goedgekeurd. Het uitvoeringsbesluit is al goedgekeurd. We gaan breder dan economische richtingen, dat staat met zoveel woorden in het ontwerp van decreet. Ook sociale of kunstopleidingen kunnen tot de doelgroep behoren.
De amendementen die door het Vlaams Belang worden voorgesteld, zijn grotendeels opgevangen in het uitvoeringsbesluit. Wat de naam van het programma betreft, voeg ik het voorstel van de heer Tommelein aan de voorstellen toe. Het is inderdaad de bedoeling om aan dit programma een zinvolle naam te geven.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 1030/1)
– Er zijn geen opmerkingen bij artikel 1 tot en met 3.
Er is een amendement op artikel 4. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 1030/4)
Er is een amendement tot invoeging van een artikel 4/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2021-22, nr. 1030/4)
– Er zijn geen opmerkingen bij artikel 5 en 6.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de amendementen, de artikelen en het ontwerp van decreet houden.