Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2022
Ontwerp van programmadecreet bij de begroting 2022
Verslag
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2022, het ontwerp van decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2022 en het ontwerp van programmadecreet bij de begroting 2022.
Omgeving en Energie en Dierenwelzijn
Aan de orde is het onderdeel Omgeving en Energie en Dierenwelzijn.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, minister, een jaar geleden begon ik mijn tussenkomst – die toen aan minister Demir gericht was – met het volgende: “Het is wachten tot de stikstofbom ontploft zoals in Nederland. En u weet dat. Als dat gebeurt, dan zal dat een immense impact hebben op ieder van ons. Want dan kan er geen enkele vergunning meer verleend worden. Uitstellen is gewoon geen optie. Net als vorig jaar geeft u aan hiermee bezig te zijn. Ik herhaal het nog eens. Het is al vijf over twaalf. U speelt met vuur als u dit nog langer uitstelt.” Collega’s, dat zei ik dus vorig jaar. Ik zeg het nu opnieuw. Vlaamse Regering, u speelt met vuur als u dit nog langer uitstelt. De bom is ontploft. We hebben intussen twee stikstofarresten die de regeling aan flarden schieten. Vlaanderen zit in de feiten eigenlijk op slot. Landbouwers kunnen geen vergunning meer krijgen, zolang er geen definitieve stikstofregeling is. Bedrijven krijgen die alleen als de minister of haar partijgenoten daar voorstander van zijn. Het zal niet lang meer duren of er kunnen ook voor industriële projecten geen vergunningen meer verleend worden.
De rechtszekerheid voor de natuur is al een groot probleem, nu is ook die rechtszekerheid voor bedrijven weg. Los het op, beste Vlaamse Regering. En dat kan volgens ons alleen als er ernstige maatregelen, ernstige voorstellen komen om de veestapel af te bouwen, als er een relanceplan komt voor de landbouwsector, en als er voldoende natuurherstelmaatregelen komen. En zonder een voorstel dat die drie elementen bevat, zullen we er niet geraken.
Deze regering voorziet 100 miljoen euro provisie. In de Brede Heroverweging is er sprake van 2 miljard euro of 200 miljoen euro per jaar tot 2030. In Nederland, beste collega's, is er sprake van een stikstoffonds van 25 miljard euro. Het is dus duidelijk dat we extra middelen, en veel extra middelen zullen moeten voorzien om dit probleem op te lossen. Ik herhaal het nog eens: los het op, en zorg ervoor dat we volgend jaar niet met dezelfde discussies zitten als dit jaar. Want langer wachten vergroot de rechtsonzekerheid en vergroot het probleem.
Maar, beste collega's, dit is niet het enige dossier waar Vlaanderen in zijn blootje staat. Vandaag, net vandaag, 22 december 2021, zou Vlaanderen de stroomgebiedbeheerplannen moeten indienen in Europa, en uitleggen hoe we onze waterlopen tegen 2027 allemaal proper krijgen. Deze Vlaamse Regering legde een plan ter inzage om slechts 10 procent van die waterlopen proper te krijgen tegen 2027. En ook in dit dossier, beste Vlaamse Regering, zal het niet vanzelf gaan, integendeel. We gaan ook extra inspanningen moeten doen om ons water proper te maken. Dat betekent een mestactieplan (MAP), een zevende versie van het MAP, met heel duidelijke extra maatregelen, extra inspanningen om de rioleringen af te koppelen, en extra inspanningen voor een echt erosiebeleid. Beste Vlaamse Regering, los het op en zorg dat we ook in Vlaanderen proper water krijgen in onze rivieren.
Want het is niet alleen de kwaliteit van ons water dat een probleem is, we hadden deze zomer ook de waterbom in Wallonië, een waterbom waar Vlaanderen gelukkig nog van gespaard bleef. Maar het was een serieuze wake-upcall. En we weten allemaal wat de beste oplossing is om te voorkomen dat we wateroverlast hebben: ontharding, en het realiseren van een betonstop. Wel, twee jaar geleden kondigde u de oplossing aan voor de betonstop, twee jaar later is die er nog altijd niet. Beste Vlaamse Regering, ook dit dossier – de betonstop, de bouwshift – zal niet vanzelf komen. Recente cijfers tonen aan dat we nog elke dag tien voetbalvelden betonneren, elke dag. Beste Vlaamse Regering, maak van die bouwshift geen 'bouwshit'.
En dan hebben we nog het PFOS-dossier. Vanuit de Groenfractie hebben we dit dossier op tafel gelegd. Toen ik er vragen over stelde werden die nogal weggewuifd. Maar negentien onderzoekscommissies verder zijn er toch een aantal zaken heel duidelijk. Het milieubeleid zit vol gaten, elk jaar wordt er iets meer afgebouwd en overgelaten aan de industrie, zelfregulering is het motto. Het is heel belangrijk dat we als overheid opnieuw de lead nemen, en dat we stoppen met de besparingsdrang. We zijn halverwege deze legislatuur, beste Vlaamse Regering, het is tijd om de balans op te maken.
De minister van Leefmilieu heeft veel knaldrang, en dat siert haar. Ze zorgt voor veel vuurwerk in de pers en in het parlement. Maar ik stel wel vast dat al die milieudossiers niet echt knallen. De partners, de coalitiepartners zijn niet mee om echt stappen vooruit te zetten, integendeel. Al die grote dossiers zitten muurvast. Het komende jaar is het jaar van de waarheid: een degelijke stikstofregeling, een bouwshift, proper water. U krijgt van ons alle steun, als u maar tot daden komt, en stopt met alleen maar populistische aankondigingen. We vragen een duidelijk beleid. Laat het nu voor eens en voor altijd vooruitgaan.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Collega’s, enkele weken geleden nam ik deel aan de klimaatconferentie in Glasgow. Ik heb daar heel veel interessante zaken gezien en interessante gesprekken gehad, onder andere een shift van debat rond targets naar een debat rond concrete maatregelen, en ten tweede een heel sterke vertegenwoordiging van de regionale autoriteiten en de lokale autoriteiten. Als ik dan de vergelijking maakte met waar wij staan en waar wij naartoe willen gaan, ben ik helemaal niet beschaamd om te zeggen dat ik van Vlaanderen kom. We doen het helemaal niet zo slecht, als we ons vergelijken met die andere regio’s.
Net voor COP26 in Glasgow kwam de Vlaamse Regering dan ook met een bijkomend klimaatplan, boven op het reeds in 2019 afgeklopte Vlaams Energie- en Klimaatplan, waarin werd overeengekomen dat Vlaanderen tegen 2030 40 procent minder CO2 zal uitstoten ten opzichte van 2005. Ik heb moeten vaststellen dat heel wat andere regio’s spreken over cijfers die lager liggen dan 40 procent en de vergelijking maken met 1990.
Ik wil hier een drietal topics benadrukken.
Het eerste is renovatie. We hebben het daar in de commissie al veel over gehad en we gaan het er nog over hebben. We hebben heel wat maatregelen. We hebben de 0 procentenergielening, de uitbreiding van het Noodkoopfonds, de rentesubsidies, de geïntegreerde premies, sinds kort hier beslist in dit parlement, de verhoogde premies, de renovatieverplichting enzovoort. En die kunnen de mensen aanzetten tot meer renovatie, misschien zelfs ondersteund door de hoge energieprijzen. We zullen dat zeer goed moeten monitoren – om te zien of die maatregelen nu inderdaad voldoende zijn – en tijdig durven bij te sturen.
Een tweede aspect is zonnedelen. Deze regering heeft nu gezorgd voor een wettelijk kader voor zonnedelen. Vanaf 1 januari 2022 kunnen we dat effectief gaan toepassen, waardoor je als burger je overtollige elektriciteit kunt delen met een goede buur of verre vriend. Daarmee zorgen we ervoor dat mensen die zelf geen zonnepanelen kunnen plaatsen, omdat ze een dak hebben dat niet goed georiënteerd is, of omdat ze gewoonweg geen dak hebben, toch kunnen investeren in zonne-energie door mee te investeren op andermans dak.
Vlaanderen wordt met dat concept, als ik dan weer vergelijk met de andere regio’s, eigenlijk koploper in Europa. We zetten zo een enorme stap vooruit in de richting van de uitbouw van lokale energiegemeenschappen. En ook daarin zijn wij koploper in Europa. Zonnedelen is een project dat iedereen aanbelangt. Iedereen kan ervan meegenieten, klein tot groot. Iedereen kan mee bouwen en financieren. Iedereen kan verkopen aan elkaar, en dat zonder beperkingen. We moeten dit concept dan ook omarmen en promoten bij burgers, zodat ook zij zich bewust zijn van de vele voordelen.
Een derde thema zijn de lokale energie-en klimaatplannen. In het Vlaams Energie- en Klimaatplan staat iets heel duidelijks. Ik weet niet of jullie dat echt goed beseffen en gelezen hebben. Vroeger werd een burgemeestersconvenant afgesloten, met als target min 40 procent tegen 2030 over alles wat er gebeurt in je gemeente of stad. Maar op heel wat factoren heeft men geen impact. Dat is nu veranderd naar min 55 procent voor alles wat je eigen gebouwen en je eigen mobiliteit aangaat, datgene wat een lokale autoriteit effectief ook zelf kan doen. Het is natuurlijk ook de bedoeling dat we de lokale besturen mee krijgen in ons verhaal. Het is ontzettend belangrijk om dat draagvlak lokaal te creëren, want 70 procent van de oplossingen inzake klimaatverandering zit ook lokaal.
We verwelkomen daarom ook de lokale energie- en klimaatplannen, net omdat ze uitgaan van het voor ons zo belangrijke bottom-upprincipe, namelijk dat initiatieven moeten starten en groeien van onderuit, vanuit burgers en lokale besturen, ook omdat je daardoor het grootste draagvlak krijgt. Maar er zal ook nood komen aan evidencebased opvolging van de lokaal genomen maatregelen. Wat brengen ze mij op in CO2-uitstoot? En wat kosten ze mij? Steden en gemeenten zullen willen leren van elkaar. Ze willen niet alleen de kostprijs kennen, ze willen ook zien wat het hun bespaart en wat het hun oplevert. Daarvoor zullen we ook moeten werken naar een – zoals wij het noemen – vuurtorenmodel, waarbij iedere gemeente of iedere cluster van gemeenten zich bijvoorbeeld focust op één dossier en ze dan van elkaar leren.
En zo zie je heel wat concrete zaken die we het komende jaar verder moeten uitwerken. Wij hebben dan ook als fractie bij het Uitgebreid Bureau de oprichting gevraagd van een tijdelijke klimaatcommissie. Onze fractie kijkt er in elk geval naar uit om deze maar ook vele andere thema’s in die commissie verder uit te diepen en te verbreden. (Applaus bij de N-VA)
De heer Tobback heeft het woord.
Ik neem aan dat minister Diependaele wel de opmerkingen zal overbrengen.
De minister praat, in elk geval in haar verklaringen, een heel fors milieubeleid bij elkaar, moet ik zeggen. Chapeau daarvoor. Maar een begrotingsbespreking is natuurlijk het moment waarbij er boter bij de vis moet komen. Jammer genoeg moeten we dan vaststellen dat praatjes bijzonder weinig gaatjes vullen in het beleid van deze Vlaamse Regering.
De minister gaat fors tekeer tegen bedrijven die illegaal PFOS hebben gedumpt, maar bij de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM), die zowel voor het voorkomen als voor het opruimen van dergelijke vervuiling zou moeten instaan, wordt verder bespaard. Ze wil de watervervuiling aanpakken, maar bij de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) wordt gewoon verder gesneden. Ze streeft een bouwshift na, maar naar geld voor een instrumentendecreet is het in de begroting eindeloos zoeken. Naar een instrumentendecreet ondertussen ook nog altijd. Voldoende medewerkers om adviezen te leveren bij vergunningsaanvragen die op een lager bestuursniveau worden behandeld zijn er niet. En die adviezen worden er ook niet meer gemaakt, hoewel ze decretaal zijn voorgeschreven en moeten dienen om deftige vergunningen af te leveren. Quod non. De minister gaat nu, na alle schandalen, zegge en schrijve tien extra milieu-inspecteurs aanwerven. Bravo daarvoor. Maar ze zijn natuurlijk een pleister op een houten been in een administratie die de voorbije tien jaar met meer dan een kwart is afgebouwd. Het is opvallend dat de minister – die voor meer dan alleen maar Omgeving bevoegd is – bij de regeringsonderhandelingen er wel voor gezorgd heeft dat in haar departement Justitie niet in personeelsbesparingen is voorzien. Het is trouwens het enige waar er geen personeelsbesparingen zijn voorzien. Maar in het departement Omgeving heeft ze rustig verder laten snijden. In de discrete onderhandelingen zijn er blijkbaar andere prioriteiten dan in de grote verklaringen waarmee men zo populair kan worden.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat al die mooie doelstellingen en al die grote statements niet bereikt worden. Van de 4.000 hectare aan bijkomend bos die we deze legislatuur erbij zouden zien komen, zijn we halverwege de legislatuur aan welgeteld 282 hectare. Nul kans dus om die doelstellingen – en dat is dan nog een van de weinige becijferde – nog te halen in deze legislatuur. En zelfs die 4.000 hectare was nog maar een fractie van de 10.000 hectare bijkomend bos die al jaren voorzien zijn in Vlaanderen door deze en ook door de volgende regering. En zelfs waar er geld is, geraakt het niet uitgegeven. De energieleningen zouden moeten zorgen voor een renovatiegraad van 3 procent per jaar, dat wil zeggen meer dan 80.000 woningen per jaar. Er worden er met moeite 1.000 aangevraagd door de gezinnen die ze nodig hebben. Een bestuurder die bezorgd is om het halen van zijn doelstellingen, zou op zoek gaan naar betere tools. Maar alles wat we nu doen is gewoon meer van hetzelfde. Ik kan nu al voorspellen dat we meer van hetzelfde resultaat zullen krijgen.
Dus zal de passage van de minister met de grote woorden op het departement niet alleen weinig bomen opleveren, er zullen ook bijzonder weinig Vlaamse woningen warmer van geworden zijn. En dat is bitter voor ons klimaatbeleid, maar het is nog veel bitterder voor alle gezinnen die zeker dit jaar zullen geconfronteerd worden met energierekeningen die astronomisch de pan uit swingen.
En ondertussen zitten alle grote dossiers – de vrijwaring van wat ons nog rest aan open ruimte, het oplossen van het stikstofprobleem, de omschakeling naar een koolstofvrije economie, het mestprobleem – nog altijd vast in de Bermudadriehoek van belangen die door de verschillende regeringspartijen met hand en tand en tegen alle redelijkheid worden verdedigd. De enen de agro-industrie, de anderen de vastgoedlobby en de derden de chemielobby: het maakt allemaal niet uit. Het is misschien al een vooruitgang vast te stellen – ik wil dat aan de minister toch meegeven – dat ze niet allemaal, zoals vroeger, gewoon hun goesting kregen en ze de shit gewoon bij de belastingbetaler mogen dumpen, in die drie lobbysectoren, maar daaruit afleiden dat de belangen van de burgers deze keer prioritair zijn, is toch wat optimistisch als ik naar de realiteit kijk.
Burgers in Vlaanderen vragen nochtans niet het onmogelijke. Ik denk dat mensen er zich vrij goed van bewust zijn dat ze wonen op een dichtbevolkt economisch kruispunt en dat ze ook weten dat ze daar de vruchten van plukken. Dus verwacht niemand in Vlaanderen een horizon te zien met eindeloze wouden of prachtige steppes met rivieren waaruit je kunt drinken. Zo realistisch zijn we wel. Maar burgers vragen wel veiligheid en leefbaarheid, bescherming tegen cowboys die de euro's willen incasseren en die de rommel, de vervuiling en de overlast achterlaten voor de belastingbetaler, terwijl de overheid wegkijkt of er vergunningen voor verleent. En het kleine beetje ruimte waar er nog natuur is die je kunt zien in haar natuurlijke staat, ligt hun nauw aan het hart, als ik zie hoe de mensen er in het afgelopen jaar hebben samengetroept, massaal op de paar zakdoeken die er nog over zijn.
Collega's, die mensen verdienen een Vlaamse overheid die ook hun belang vooropstelt, niet alleen in woorden maar ook in daden en in centen, want dit is tenslotte een begrotingsbespreking. In die woorden is de minister sterk, en ik wil zelfs geloven dat ze het meent, maar in de daden zien we tot nu toe bijzonder weinig vooruitgang. We zullen dus met Vooruit in ieder geval, zolang de daden er niet zijn, ook de woorden niet steunen en deze begroting dus niet goedkeuren. (Applaus bij Vooruit en de PVDA)
De heer Claes heeft het woord.
Collega's, het was los van corona het thema van dit najaar: de torenhoge energieprijzen die helaas steeds meer Vlamingen de energiearmoede in duwen. De Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) publiceerde deze week nog een update van haar onderzoek naar de gemiddelde energiefactuur van een gemiddeld Vlaams gezin. Vorig jaar in november bedroeg die prijs nog 900 euro, de jaarprijs, en die is nu gestegen naar 1300 euro. En de gasfactuur is nog veel dramatischer. Daar zien we een stijging tot drie keer toe. Waar een gezin vorig jaar nog 900 euro betaalde voor gas is dat nu bijna 3000 euro. En ja, het is een open deur intrappen – minister Demir verklaarde het zelf al – dat het energiebeleid in dit land volledig scheefgegroeid is, of om het met haar woorden te zeggen: ‘Het energiebeleid in dit land is gewoon …’ En toen kwam er een woord, voorzitter, dat ik hier best niet herhaal, maar het was niet zo positief.
En ja, het klopt inderdaad: het federale beleidsniveau is hier voor een groot stuk mee verantwoordelijk voor. Maar ook de Vlaamse Regering draagt in dezen toch wel een verpletterende verantwoordelijkheid, want de elektriciteitsfactuur van onze gezinnen behoort tot de hoogste van Europa. Het is gewoon een extra belastingbrief geworden, want de eigenlijke kost van elektriciteit maakt maar een derde van de hele energiefactuur uit. Daarin is het Vlaamse aandeel ook voor een groot deel verantwoordelijk. En dat is best vreemd, want zowel in het regeerakkoord als in de beleidsnota als in de beleids- en begrotingstoelichting voor 2022 wordt gesproken over het waken over de betaalbaarheid van de energiefactuur en het ontlasten van de elektriciteitsfactuur. Maar als we naar de realiteit kijken, naar de facturen die de Vlaamse gezinnen in de bus krijgen, dan is daar in de praktijk helaas niets van te merken.
Daar is maar één echte oplossing voor, en dat is een grondige ontvetting van de energiefactuur. Er moet op korte termijn gestreefd worden naar een elektriciteitsfactuur waar enkel nog de eigenlijke kost voor energie en de noodzakelijke netkosten in vervat zitten. Dat zou de leidraad moeten zijn, maar dat is het helaas niet. Er is zeer weinig van te merken in deze begroting. Er wordt wel een beetje gemorreld in de marge, maar die minieme ontlasting van de factuur die we nu kennen, wordt eigenlijk volledig tenietgedaan door de sterk stijgende prijzen op de groothandelsmarkten. Dat is juist het fundamentele probleem met het energiebeleid in dit land. Onze ondernemingen hebben een structurele handicap, en de energiearmoede bij de gezinnen neemt alleen maar toe door dit beleid. Het beleid van de regering zou juist die extreme prijsstijgingen moeten temperen, en niet verergeren. Maar we zien het tegendeel.
Tot slot wil ik eigenlijk opmerken dat energiedistributie – volgens de bevoegdheidsverdeling in dit complexe land eigenlijk een uitsluitend Vlaamse bevoegdheid – toch om een of andere reden nog steeds opgesloten zit in een groot labyrint van intercommunales, genaamd Fluvius. Fluvius is ook wel bekend als de vetpot voor veel steden en gemeenten. Zolang dat systeem blijft bestaan, zolang Vlaanderen dat niet in handen durft nemen, zullen we in dit systeem van torenhoge energieprijzen blijven zitten. Ik hoop dat de regering deze adviezen ter harte neemt in het komende jaar, en er zo voor zal zorgen dat de energiefactuur eindelijk systematisch zal dalen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer D’Haese heeft het woord.
Bedankt, voorzitter. Ik hoop dat minister Demir het wel stelt, en dat ze via de livestream aan het volgen is.
Ik had hier vorige week een grafiek mee, met de energieprijzen die de gezinnen betalen, en hoe die de afgelopen weken en maanden omhoog zijn geschoten. Ik heb ze niet opnieuw afgedrukt, want ik denk dat het stilaan niet meer op mijn papier zou passen. De crisis is jammer genoeg nog niet ten einde. De nieuwe cijfers van de CREG: een gemiddeld gezin betaalt – houd u vast – 1800 euro meer dan vorig jaar. In totaal 2800 euro voor een gewoon gezin. Dat is ongeveer de helft van een parlementair loon, maar voor gewone mensen is het een aderlating, als je dat binnenkrijgt in de bus.
Onze vier ministers van Energie staan erbij en kijken ernaar. Ze hebben er eigenlijk heel weinig aan te zeggen. En hoe komt dat? Ik las een interessant interview met Johan Albrecht van Itinera. Dat is niet meteen een linkse denktank. Hij zei dat we vandaag veel meer afhankelijk zijn van de vrijemarktwerking dan voor de liberalisering van de energiesector. De prijzen waren al verdubbeld sinds jullie de energiesector geliberaliseerd hebben, en vandaag zijn ze helemaal door het dak geschoten.
Dat geeft absurde situaties. Neem nu elektriciteit: waarom stijgt de prijs van de elektriciteit? Dat is omdat enerzijds de gasprijs stijgt en elektriciteit van gascentrales dus duurder wordt, en anderzijds omdat de CO2-prijs stijgt. Dat is nog zo’n marktmechanisme, een keigoed idee, gasten. Daardoor wordt onze elektriciteitsprijs hoog, want de prijs op de markt is gelijk aan de duurste prijs van de elektriciteit die op dat moment wordt aangeboden. Maar jullie weten ook allemaal dat de elektriciteit in België niet in hoofdzaak door gascentrales wordt opgewekt. Die is voor de helft afkomstig uit onze kerncentrales, de kerncentrales van Engie-Electrabel. Daar hebben ze geen gas nodig, en daar stoten ze geen CO2 uit, maar ze verkopen elektriciteit wel aan exact dezelfde prijzen als die gascentrales. En dus maakt Engie-Electrabel dit jaar anderhalf miljard euro winst, op de kap, op de kosten van gezinnen en ook van bedrijven, van kmo’s en van zelfstandigen. Dat is hoe de vrije energiemarkt werkt. Ik zou zeggen: proficiat, beste collega’s, die dat indertijd hebben goedgekeurd. Het is werkelijk een fantastisch systeem.
Als je het mij vraagt, is er maar één duurzame oplossing om dit in de toekomst niet meer mee te maken en dat is zorgen dat we naar publieke energie gaan. Publieke hernieuwbare energie zoals dat vandaag al gebeurt in veel steden en gemeenten in Duitsland, Denemarken en de VS. Men slaagt er daar in om vanuit de publieke sector energie op te wekken en te verkopen, hernieuwbaar en betaalbaar. Dat is waar we naartoe moeten, maar dat zullen we deze week voor kerst niet opgelost krijgen.
Die vier ministers staan erbij en kijken ernaar. Ze hebben het systeem uitgedokterd dat op deze manier in elkaar zit. Potje breken is potje betalen. Dus moeten er maatregelen genomen worden die zorgen dat het effectief betaalbaar wordt en blijft voor gezinnen. Er zijn crisismaatregelen nodig en ik heb niet de indruk dat tot hier al is doorgedrongen hoe fel dat nodig is. Ik heb niet de indruk dat de urgentie van de huidige energiecrisis al is doorgesijpeld hier, en al helemaal niet bij de minister. De 43 euro, we hebben het er vorige week al over gehad, dat is nog niet eens een druppel op een hete plaat. De minister zei het zelf, je kan het nog niet eens zien op de grafiek met een stijging.
Er zijn crisismaatregelen nodig: een federale btw-verlaging voor energie van 21 naar 6 procent. Trouwens, bedankt aan CD&V, de N-VA en Open Vld, die in de vorige legislatuur de btw verhoogd hebben van 6 naar 21 procent! Dat betalen mensen vandaag cash, proficiat en bedankt.
Hier in Vlaanderen is er natuurlijk een hele duidelijke maatregel die kan worden genomen en die zit in de kosten voor groenestroomcertificaten die vandaag in de factuur zitten. Volgens mij zijn daar twee dingen nodig: één, haal ze eruit. Daar heb je geen euro mee gewonnen, maar haal ze eruit en dan betalen mensen niet meer op basis van verbruik maar op basis van hun inkomen. Dat is rechtvaardiger dan hoe het nu gaat, via een consumptietaks. Twee, doe een audit op die grote zonnepanelenplantages die de helft van de certificaten opsouperen en kijk welk deel van die woekerwinsten je kunt afromen, want er worden vandaag woekerwinsten op geboekt, dat is duidelijk. Haal het uit de factuur, room de woekerwinsten af en dan kun je heel wat besparen op de energiefactuur.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, minister, ik hoop dat de minister het goed stelt en hopelijk de livestream volgt, en anders dat onze boodschap wordt doorgegeven.
De omgeving bepaalt grotendeels hoe mensen zich voelen en gedragen. De wijze waarop het omgevingsbeleid wordt vormgegeven, zegt indirect hoe we met mensen omgaan, hoe we voor hen zorgen, mensen die er wonen, werken en leven.
Er liggen heel wat uitdagende dossiers op uw bureau, minister. Het zijn dossiers waar soms zelfs de discussie niet dadelijk is wat de doelstelling is, maar wel wat de wijze is waarop we de doelstelling kunnen bereiken. Dat maakt dossiers niet altijd simpel, maar omgekeerd geeft het wel de kans om samen met mensen te zoeken naar oplossingen en naar het creëren van een draagvlak voor beleidskeuzes. Ik wil van deze gelegenheid gebruikmaken om dit nogmaals te onderstrepen omdat het betrekken van maatschappelijke actoren met een gelijke stem voor CD&V en voor het draagvlak een belangrijk uitgangspunt is, zeker ook in uitdagende dossiers.
In de begroting zien we grote ambities. Die bouwen verder op enerzijds plannen van uw voorgangers, en anderzijds plannen van de huidige Vlaamse Regering. Extra budgetten, de sectorprotocollen en de samenwerking met lokale besturen om tot een asbestveilig Vlaanderen te komen in 2040, is daar zeker een mooi voorbeeld van. De problematiek rond de verspreiding van PFAS enerzijds in de regio van 3M en verder in ons dagelijks leven, in de circulaire economie bij de behandeling van organisch en biologisch afval, vragen extra aandacht op korte termijn. Anderzijds dwingen onze ervaring rond PFAS maar ook rond asbest en andere stoffen uit het verleden, tot een oefening om te zien hoe we in de toekomst bij innovatie of nieuwe product- en stoffenontwikkeling betere garanties kunnen inbouwen op het vlak van veiligheid en gezondheid, zonder te willen vooruitlopen op eventuele aanbevelingen van de onderzoekscommissie.
In het kader van de Blue Deal schrijft u heel wat budgetten in om onder andere ook de droogte tegen te gaan. We moeten er anderzijds ook rekening mee houden dat er meer en meer periodes zijn met intense regenval. Na een aantal zeer uitzonderlijk droge jaren kennen we bijvoorbeeld weer een heel nat jaar. De klimaatverandering zorgt immers ook voor meer extremen aan de beide kanten.
Vlaanderen moet dus meer waterrobuust worden gemaakt, waarbij we ook snel kunnen schakelen in periode van intense regenval. Het goed blijven onderhouden van de grachten, waterlopen en sturingssystemen is dan ook bijzonder belangrijk. Om Vlaanderen waterrobuuster te maken, wil ik u ook nog eens vragen om de omzetting van de signaalgebieden zeker mee te nemen en effectief te realiseren.
Om de doelstelling van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen te realiseren, weten we dat het Instrumentendecreet en de beleidskaders belangrijke sleutels zijn, waarvan we hebben vernomen dat de regering zich engageert om de komende weken knopen door te hakken. Het is ook zo voor het stikstofdossier.
De tijd tikt, maar een goede inhoudelijk onderbouwde besluitvorming is uiteraard minstens even belangrijk. Het mag glashelder zijn: indien we op het vlak van ruimte en leefmilieu dergelijke grote transities willen bewerkstelligen, zal het met de nodige budgetten gepaard moeten gaan.
Minister, leefmilieu heeft vele facetten, enorm veel. Ik heb maar 5 minuten en ik wil als laatste nog even een probleem uitlichten dat zich afspeelt in de nabije omgeving van vele, zij het bijna alle, Vlamingen. De Vlaming is het zwerfvuil beu. We mogen al blij zijn dat vele Mooimakers dikwijls op pad gaan maar dat lost uiteraard het probleem niet in de kern op. Het verpakkingsplan van de vorige regering gaf aan een evaluatie te doen in 2023. Indien de doelstelling niet werd gehaald, zou de sector worden gevraagd om een systeem van statiegeld of een alternatief in te voeren. Minister, u hebt het engagement aangegaan om versneld te evalueren en dan ook versneld maatregelen te treffen. Als u het werkelijk waar wil maken, zal de evaluatie in het komende jaar, zijnde 2022, best niet te lang worden uitgesteld zodat de sector de kans krijgt om het systeem vervroegd te laten implementeren in 2023.
Ook hier tikt het klokje. We hebben alleszins niet het gevoel dat het momenteel de goede kant opgaat, tenzij er andere cijfers of gegevens zijn. Ik meende dat u eveneens die mening was toegedaan. Met andere woorden, wij kijken alvast uit naar oplossingen waarmee we effectief het verschil kunnen maken in de zwerfvuilproblematiek, een problematiek die mensen effectief irriteert.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik heb van mijn fractie een drievoudig verbod gekregen. Een, in de afwezigheid van de minister mag ik haar niet nogmaals aanspreken met ‘Zuhal moeial’, hoezeer dat ook als aansporing en als blijk van waardering is bedoeld.
Twee, ik mag dieren niet bij hun Latijnse naam noemen. Geen Eriocheir sinensis, dat is overigens de specialiteit van Bruno Tobback. Geen Perdix perdix, daar heeft collega Schauvliege zich in vastgebeten. En al helemaal geen Canis lupus. U weet dat het Latijn in onze partij strikt is voorbehouden voor de algemene voorzitter.
Maar vooral, ik mag de minister niet opnieuw de meest groene minister van Natuur noemen die de Vlaamse Regering ooit heeft gekend. Dat zou niet goed zijn voor haar en onze reputatie.
Wel collega's, ik zal dat dus allemaal niet doen. Dit neemt evenwel niet weg dat ik jullie heel graag kort een paar frisgroene accenten wil toelichten waar wij de minister heel graag volmondig in steunen.
Bosuitbreiding, collega Tobback en andere collega's, is in Vlaanderen geen eenvoudige zaak. Discussies over de hoeveelheid bos, de manier waarop we dat moeten meten, de manier waarop we bos definiëren, leidt vaak tot oeverloze discussies, laat ons daar heel eerlijk over zijn.
Collega De Bruyn, mag u worden onderbroken?
Collega Schauvliege heeft het woord.
Collega De Bruyn, bosuitbreiding is inderdaad geen eenvoudige zaak. We hebben daarnet de cijfers gehoord. We zitten nog niet heel ver. Een van de belangrijke elementen in het bosuitbreidingsverhaal is het behoud van bos. Ik mis in deze legislatuur initiatieven om bosbehoud in gang te zetten, zeker oud bos, zeer belangrijk om koolstofopslag te bekomen. Welke initiatieven zal de regering nemen en zult u steunen voor het bosbehoud en het beschermen van oud bos in Vlaanderen, zeer essentieel voor het klimaatbeleid, voor de biodiversiteit en voor de bosuitbreiding?
De heer De Bruyn heeft het woord.
Ik vind dat u nu wel heel kort door de bocht gaat als u zegt dat de minister daar volledig aan voorbijgaat. U weet dat ook daar verschillende partners aangewezen zijn. Dat is een verantwoordelijkheid van de Vlaamse overheid. Dat is ook een bevoegdheid waarin zelfs provincies een rol spelen. Dat is een bevoegdheid waarin onze lokale besturen een rol spelen. Het is evident dat het maar met een inspanning van al die actoren zal zijn dat we ook daar resultaat boeken.
Zijn we op dit ogenblik waar we graag zouden zijn? Neen. Ik denk dat we het daarover eens zijn. Maar dan kom ik terug bij het punt dat ik daarnet wilde aanhalen. Over die 4000 hectare bos bijkomend realiseren moet ik heel eerlijk zijn, collega Tobback: daar zijn we nog niet. De minister heeft dat op verschillende ogenblikken in de commissie ook toegegeven. Ik denk wel dat we van mening verschillen over de kans dat we daar nog geraken. U bent pessimistisch, ik ben optimistisch. Er was ooit een partij die zei: “Optimism is a moral duty.” Misschien had men daarin wel gelijk.
De heer Tobback heeft het woord.
Dat laatste was niet van mijn partij, voor alle duidelijkheid, collega De Bruyn. Ik wil gerust optimistisch zijn, maar alleen maar met optimisme en een zwierig verhaal – waar u zeer goed in bent trouwens, chapeau daarvoor – komen we er niet. U bent misschien niet de meest groene maar wel de meest swingende vandaag. Dat is op zich al een prestatie.
Maar u moet mij toch eens iets duidelijk maken. U zegt dat bosuitbreiding moeilijk te meten is, maar de cijfers die ik geef, zijn de cijfers van de minister. De 4000 hectare staan in het regeerakkoord. Er is 220 hectare gerealiseerd op tweeënhalf jaar. Die cijfers komen van de minister. Ofwel zijn de cijfers van de minister niet juist, ofwel gaat het niet geweldig vooruit. Dat het moet versnellen, daar zijn we het inderdaad allemaal over eens. Maar de plicht van bestuurspartijen is zeggen hoe ze dat gaan doen. Want tussen 282 en 4000 ligt – ik ga hier geen Muyterske doen, ik ga voorzichtig zijn – een gigantische hoop bomen en een massa hectare die nog moet beplant worden. Ik denk dat de snelheid ongeveer maal vijf of maal tien zou moeten zijn om er te geraken. Als u de minister gelooft – en u hebt waarschijnlijk meer informatie dan ik om de minister te geloven –, zou ik dan toch graag weten waar die vandaan zullen komen. Laat ons soepel rekenen. Ik claim geen precisie, maar waar gaan die 1500 hectare per jaar van komen, indien men er niet in geslaagd is om op tweeënhalf jaar meer dan 282 hectare aan te planten? Ik zie ze niet. Ik zie de minister elke week met een paar laarzen mooi voor de camera staan, maar ondertussen zal zowat iedere boom die er tegen het einde van de legislatuur zal staan, waarschijnlijk door haarzelf geplant zijn. Alleen, het gaat bij lange na niet in de buurt komen van het aantal dat ze geclaimd heeft te gaan realiseren. Ze is de minister met de groenste woorden, maar het gaat niet om woorden als men minister is, het gaat om daden. Het is de uitvoerende macht, niet de babbelende macht.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer De Bruyn, u schuift de verantwoordelijkheid eigenlijk gewoon door als het gaat over bosuitbreiding.
Neen, het is een gedeelde verantwoordelijkheid. Ik schuif niets door.
U verwijst naar de provincies, naar de lokale besturen. Ik stel wel vast dat als we nagaan welke adviezen de Vlaamse overheid geeft op het moment dat er moet worden ontbost, in negen op de tien gevallen de Vlaamse overheid, het Agentschap voor Natuur en Bos toestemming geeft om te gaan ontbossen. Ik denk dat de Vlaamse overheid haar verantwoordelijkheid moet nemen en veel striktere adviezen moet geven, zodat die ontbossing niet zo vlot kan verlopen.
Dank u wel, collega's. Collega Tobback, we zullen daarover van mening blijven verschillen, over de kans dat die 4000 hectare wordt gerealiseerd tegen het einde van deze legislatuur. Maar ik wil vooral duidelijk maken dat ik geen bijkomende gegevens heb. Het zou ook niet fraai zijn mocht ik gegevens hebben waarover u niet zou beschikken. De minister wordt hierover ongeveer wekelijks bevraagd in de commissie en geeft dan altijd de meest recente en beschikbare informatie zoals zij die heeft en met ons deelt.
U weet ook dat 1000 hectare ondertussen is aangekocht en dat die nog niet helemaal bebost is, maar dat er daaromtrent de nodige plannen zijn gemaakt. Dan is het inderdaad kijken wat er gebeurt. U moet dat kritisch doen en u mag dat met een minder geloof en een minder groot vertrouwen in de realisaties doen dan ik dat doe. Dat is ook uw taak, dat houdt ook dit debat scherp, dat houdt ook de minister scherp en ik heb daar geen enkele moeite mee.
Ik wil ook een klein beetje uit mijn heel beperkte ervaring als lokaal bestuurder putten. In onze eigen mooie gemeente hebben wij ondertussen ook al bijkomend bos aangeplant, maar om de een of andere reden – en dat is iets wat wij intern in onze gemeente bekijken – is ook die oppervlakte nog niet geregistreerd in de bostelling. Ik ben ervan overtuigd dat vanaf het ogenblik dat de minister de verschillende actoren die bij het verhaal zijn betrokken en een engagement zijn aangegaan daarop aanspreekt, wij die 4000 hectare aan het einde van de legislatuur zullen hebben gerealiseerd. Tot dat ogenblik zullen wij daarover de discussie blijven voeren en daar heb ik geen enkel probleem mee.
Minister Diependaele heeft het woord.
Heel kort, mijnheer Tobback. Het is in mijn ogen de flauwste manier van oppositie voeren om ‘u zult dat niet bereiken, het zal niet lukken, het zal niet gaan’ te zeggen. Als dat doel dan later wel wordt bereikt, wordt daar natuurlijk over gezwegen, maar goed, het is uw goed recht om die weg te kiezen.
Ik heb ondertussen wat informatie opgevraagd, en het is 333 hectare, dat is al iets meer dan wat u zegt. 1051 hectare grond is bebost, maar het voornaamste is dat we daarmee op schema zitten. Dat kan ik dan ook wel vanuit de begroting aangeven: het groeipad dat voorzien is voor die bebossing moet nu komen. De Vlaamse overheid zelf zit met de eigen initiatieven op schema, maar, en dat is waarschijnlijk het belangrijkste, er zijn ondertussen ook afspraken gemaakt met heel wat natuurverenigingen die nu aan een versnelling toe zijn. U hebt gelijk, we zijn er nog niet en de grootste bulk moet nog komen – niemand steekt dat onder stoelen of banken –, maar de wagen heeft wat tijd nodig om op te trekken en daar zijn we wel degelijk mee bezig. Minister Demir is daar in elk geval mee bezig. Ik denk dat er daarin wel wat meer vertrouwen mag zijn en uiteindelijk zullen we op het einde van de rit de rekening maken.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik zal met veel plezier op het einde van de rit de rekening bevestigen of met veel spijt vaststellen dat ze niet klopt. Minister, u komt natuurlijk niet naar onze commissie en dat is begrijpelijk, maar ik heb er geen problemen mee – en ik zal die ook hier niet hebben – om de prestaties die onze minister kan tonen te bevestigen en om daar zelfs voor te applaudisseren.
Ik stel alleen maar vast dat in dit dossier over de bosaanplanting en de evolutie van de boscijfers in Vlaanderen deze coalitie, en dat is niet alleen in deze legislatuur trouwens, een systematisch probleem heeft met correct te meten en met dubbeltellingen te vermijden. Ze presenteert spookbossen en ze ziet vooral dat er niet veel vooruitgaat in Vlaanderen, maar dat we eerder jaar na jaar oppervlakte verliezen, waardevolle oppervlakte, maar ook gewoon oppervlakte tout court. Dat is niet iets van deze legislatuur, ik heb er daarstraks ook al naar verwezen.
Die 10.000 hectare werd ook al in het vorige regeerakkoord beloofd en we zijn, als ik de twee legislaturen samentel – en ik zal mijn berekening bijstellen – aan ongeveer 330 bijkomende hectare. Mijnheer De Bruyn, u schudt van neen, maar ik knik van ja wanneer we over bijkomende bossen praten. Het gaat niet alleen over nieuw bos dat wordt geplant, terwijl er aan de andere kant in uw gemeente een aantal bomen worden gekapt. U weet ook goed dat het over bijkomend bos gaat. Zelfs in de bruto aanplant van bossen zitten we op dit ogenblik, na tweeënhalf jaar, halverwege de legislatuur, aan 330 hectare. Dat is een fractie van de doelstelling.
Ik wil u gerust geloven dat men zal versnellen, maar dan kom ik opnieuw bij mijn andere punt. Op het departement en ook op het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) wordt stelselmatig bespaard, ook op mankracht. Met andere woorden: de middelen om het te doen zijn er al evenmin en ik zie er ook geen versnelling in. Hoe zullen dezelfde mensen die er in tweeënhalf jaar in slagen om 300 hectare bomen aan te planten er in de volgende jaren in slagen om nog 3000 hectare erbij aan te planten? Ik wil u wel geloven, collega, maar het is geen kwestie van mening, mijnheer De Bruyn, maar een kwestie van een vaststelling waar we vandaag zijn, een vaststelling van hoe moeilijk het is en opnieuw een vaststelling, net zoals bij de renovatie trouwens, dat u van ons vraagt om op basis van vertrouwen maar aan te nemen dat het nu wel zal gaan, terwijl er eigenlijk niets anders gebeurt dan wat u al een paar jaar aan het doen bent en dat dat heel duidelijk in de cijfers bewezen wordt. Dit is geen kwestie van vertrouwen, maar een kwestie van ‘show me the money’, of in dit geval ‘show me the trees’. Uw woorden zouden veel meer gewicht dragen als u er ook prestaties naast kon leggen, maar die zie ik niet. Die ziet niemand.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Tobback, dat is een beetje flauw. Er is ondertussen trouwens Bosteller.be, die zeer transparant aangeeft hoeveel er worden gezet. Echt waar, het staat u vrij om uw tijd nuttig te besteden en naar elk bos te fietsen om te gaan kijken of het er ook effectief staat. Er is nog nooit een meer transparant systeem geweest om aan te geven hoeveel er wordt bebost en hoeveel er klaarstaan. Het gaat blijkbaar om 1,4 miljoen geplante bomen, als ik het goed heb. U kunt dat allemaal gaan controleren, maar het is nog nooit zo gemakkelijk geweest om het op te volgen. U begon daarnet zelf over 222 of 212 hectare. Wel, hier staat nu 333 hectare. Dat is geen printscreen. Ik ben nu gaan kijken. U kunt zelf eens gaan kijken. Als u het daadwerkelijk van dichtbij wilt volgen, dan moet u op zijn minst de moeite doen om de website te bezoeken.
De heer Tobback heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, het siert u dat u hier probeert met een minimum aan informatie en een minimum aan kennis over het dossier zelf de grote jan uit te hangen, maar ik zou u dan toch willen vragen om dat een beetje beschaafder te doen, in plaats van iedere keer een persoonlijke aanval te doen. Ik heb nog niemand persoonlijk aangevallen op dit ogenblik in dit debat. U zei 334 hectare, of wat was het nu? Ik heb daarnet 282 hectare gezegd. U vindt dat misschien flauw. Ik ben zelfs bereid om te zeggen dat het nu 330 hectare is, of 334 hectare, als u dat liever hoort. Ik heb alleen maar vastgesteld dat het 334 van de 4000 hectare is, in de helft van de legislatuur, en 334 van de 10.000 hectare die al zeven jaar lang worden beloofd. U vindt nu dat ik flauw doe als ik zeg dat deze coalitie na zevenenhalf jaar proberen om 10.000 hectare beloofd bos bijkomend te realiseren in Vlaanderen, erin slaagt om met een mooie website aan te tonen dat ze aan 334 hectare zit, om niet op te merken dat dat een vrij schamele prestatie is, waarmee u in de verste verte niet in de buurt komt van wat u belooft en wat de minister met veel verve belooft.
Mijnheer Diependaele, het is de rol van dit parlement om te zien waar u iets doet en waar u alleen maar praat. U kunt nu heel lang praten over uw 333 hectare en uw mooie website, maar als u al zou weten dat die bosteller óók een geschiedenis heeft van jaar na jaar er niet in slagen om inderdaad te doen wat u nu van mij vraagt, namelijk op mijn eentje alle bomen in Vlaanderen te ... Zelfs de Vlaamse Regering, ook uw minister inbegrepen, slaagt er al twee legislaturen lang niet in om correct alle in Vlaanderen aanwezig zijnde bomen en bossen te tellen. Dat lukt u niet. U moet dus niet zo hoog van de toren blazen wanneer u daarop wordt gewezen. U moet dat probleem óplossen. U moet die beloften waarmaken, en er anders in alle stilte en bescheiden aan werken om dat te doen. Wij doen onze job door u erop te wijzen dat u met veel te korte beentjes, maar met een grote mond probeert te doen geloven dat u beleid voert en iets uitvoert. Het is onze job om u daarop te wijzen. Het is uw job om het te dóen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, collega Tobback windt zich nogal op, wat we van hem eigenlijk niet gewoon zijn. Collega Tobback, u hebt ook op andere plekken beleidsverantwoordelijkheid gehad. U weet ongetwijfeld dat dat soort dingen tijd vragen. U zegt dat de minister twee jaar bezig is. Sorry, maar dat vraagt tijd. In dit geval is het inderdaad de bedoeling dat dit in coalitie gebeurt, dat dit in samenwerking met een aantal partners gebeurt. Dat heeft collega De Bruyn ook al gezegd. Ik denk dan dat de minister goed bezig is als ze op het terrein met diverse partners afspraken maakt en samenwerkt. Ze heeft dat zelfs met de landbouwers gedaan. Dat hebt u onlangs ook kunnen zien.
Ik heb intussen het bedrag gelezen van 52 miljoen euro subsidies voor die partners om een aantal dingen te doen. Een bedrag van die orde is nog nooit gebruikt, denk ik, om partnerschappen te maken. Een voorbeeld van die partnerschappen zijn ook de fameuze landschapsparken en nationale parken, waarvan we weten dat er nu veel meer kandidaten voor zijn dan er eigenlijk ruimte is. Er zijn dus blijkbaar op het terrein toch ook veel wat partnerschappen tot stand gekomen, al is het maar voor die nationale parken en die landschapsparken, veel meer dan ik had vermoed. Het is immers niet een kwestie van snel kandidaat zijn. Neen, je moet eigenlijk al op voorhand hebben afgesproken met een aantal spelers, om dan samen naar voren te treden met een project.
Collega Tobback, we hebben het nu natuurlijk voortdurend over bos. En u hebt gelijk: dat is een belangrijk punt, dat spreekt nog altijd tot de verbeelding en heeft inderdaad die lange voorgeschiedenis met de bosteller en weet ik wat allemaal. U hebt daar gelijk in: dat is belangrijk.
Maar het gaat natuurlijk niet alleen over bos. Het gaat inderdaad over bos, maar het gaat ook over natuur, over natuurgebied, over natuurreservaten. Als we daarnaar kijken, moeten we bijvoorbeeld zeggen dat we nog net dit jaar, in 2021, de kaap ronden van 100.000 hectare natuur in effectief natuurbeheer, iets wat trouwens ook in het regeerakkoord staat. En oké, dat is dan niet altijd bos, maar het is wel een belangrijk resultaat. Er is 2500 hectare extra als natuurreservaat gelibelleerd, nu al, in deze legislatuur.
Dus om nu te zeggen dat er helemaal niets gebeurt, daarover ben ik het niet met u eens. Het mag ook wat mij betreft – dat weet u allemaal – iets sneller en iets grootser zijn. Maar er zijn toch een aantal resultaten. En, zoals de collega zei, als we op een bepaald moment al die spelers samenbrengen, al die puzzelstukjes bij elkaar leggen, dan hoop ik dat we toch wat verder komen dan die 333 hectare waarover u het nu hebt, en dat we inderdaad, zoals de minister nog altijd zegt, hopelijk bij die 4000 komen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Het verwondert mij dat u zegt dat die bosteller een hele geschiedenis heeft. Ik ken die geschiedenis. Ik weet wat er gebeurd is met het tellen van de bossen: de boskaart en dergelijke meer. Ik zat hier toen ook al. Maar deze bosteller is nog maar van deze legislatuur. En die heeft niet die hele geschiedenis meegemaakt. Het is een transparante manier om dat aan te geven.
We hebben trouwens al meer dan 1000 hectare grond die klaar is om te worden bebost. Maar u weet natuurlijk ook dat je de verenigingen mee moet hebben, dat je initiatieven moet hebben die dat gaan bebossen, en dat bovendien ook de plantseizoenen mee moeten. Dat vraagt inderdaad zijn tijd.
Maar het is geen probleem, hoor. We zullen elkaar over enkele jaren kunnen spreken. En dan zal er heel duidelijk af te lijnen zijn wie er al dan niet de inspanning heeft kunnen doen.
De heer Tobback heeft het woord.
Wel, we zullen inderdaad de rekening maken. Ik heb geen probleem om correcte cijfers te bevestigen wanneer ze correct zijn, en ervoor te applaudisseren wanneer ze goed zijn. Ik heb bijvoorbeeld ook op geen enkel moment betwist, collega Vandaele, dat er inderdaad een stap is vooruitgezet in het aantal beschermde natuurreservaten in beheer. Ik wil er wel op wijzen dat u zelfs met die cijfers, maar dat is niet de fout van deze minister en ook niet van u persoonlijk, in Vlaanderen nog altijd een bijzonder pover figuur slaat ten opzichte van bijvoorbeeld landen als Nederland en andere buurlanden wanneer het gaat over de totaal beschermde oppervlakte aan natuur en natuurreservaten.
Ik was bijzonder geïnteresseerd door uw verwijzing naar landschapsparken, want ik herinner mij een andere discussie in deze coalitie. Als ik u nu goed begrijp, moeten we op die landschapsparken rekenen om die 4000 of 10.000 hectare bijkomend bos te realiseren, terwijl ik van minstens een aantal van uw coalitiepartners toch goed heb begrepen dat het vooral níét de bedoeling is dat we in die landschapsparken iets gaan doen dat er nu al niet is en dat het vooral níét de bedoeling is dat we daar veel grond in beslag gaan nemen om daar bijvoorbeeld zoiets duivels op te doen als bomen planten, collega Vandaele. Heb ik u nu verkeerd begrepen of moeten we toch rekenen op die landschapsparken om daar bomen op te planten? Of probeert u de discussie te verbreden om niet te blijven plakken bij het pijnlijke punt dat het niet vooruitgaat met die bomen?
De heer Vandaele heeft het woord.
Collega Tobback, u mag de vis natuurlijk niet verdrinken. Ik heb het voorbeeld van de landschapsparken aangehaald om te zeggen dat we daar al het voorbeeld, het bewijs hebben van hoe je op het terrein partners kunt vinden. Dat heb ik als voorbeeld gebruikt. Ik heb gezegd dat je ook voor dat bosverhaal partners nodig hebt, wat collega De Bruyn zei. Een voorbeeld van hoe het werkt, zijn blijkbaar de 23 kandidaturen voor landschapsparken. Dat was mijn voorbeeld. U haalt nu alles door elkaar.
Eigenlijk is ons uiteindelijke doel, collega Tobback, ervoor te zorgen dat jij door de bomen het bos niet meer ziet. En dan hebben wij ons doel bereikt. (Applaus bij de N-VA. Opmerkingen van Bruno Tobback)
De heer De Bruyn heeft het woord.
Collega Tobback, ik heb net in mijn – ik geef toe – summier hoofdstukje over bosuitbreiding, in mijn eerste zinnen, gewezen op de moeilijke voorgeschiedenis van dit dossier. En ik denk in alle eerlijkheid – ik ben ervan overtuigd – dat het de verdienste van deze minister is om te komen met een instrument dat daarom die discussie uit het verleden niet beslecht, maar daarnaast in elk geval een objectief instrument plaatst waarmee geteld wordt. Daarover zijn de cijfers gegeven, en wij hebben het vertrouwen dat de minister zal kunnen realiseren wat vooropgesteld is. Zij heeft onze volle steun om alle partners die zich daartoe hebben geëngageerd, daar voortdurend aan te herinneren.
Een ander dossier dat de gemoederen al eens laat oplaaien in onze commissie en ook hier in de plenaire vergadering, is de terugkeer van de wolf. Dat het samenleven met deze toppredator niet vanzelfsprekend zou zijn, was voorspeld. Vlaanderen is immers niet alleen zeer druk bevolkt maar ook erg versnipperd. Om het draagvlak voor de wolf – vergeet niet: een Europees beschermde soort – te vergroten, investeerde de minister uitgebreid tijd, energie en middelen in het versterken en verder uitwerken van het wolvenplan en het bijhorend overleg. Deze begroting zet die inspanning voor 2022 ook voort.
De subsidiëring voor niet-professionele veehouders wordt opgetrokken tot 90 procent van het geïnvesteerde bedrag. Waar in de vorige regeling ten onrechte enkel geiten en schapen konden worden beschermd, is dat thans uitgebreid naar andere dieren, ander vee dat ook door niet-professionele veehouders regelmatig wordt gehouden.
Collega’s, Vlaanderen heeft tijdens de coronacrisis massaal de wandelschoenen aangetrokken en fietsknooppunten verkend. Dat brengt me bij het punt dat ook de collega al aanhaalde, namelijk de investeringen, het engagement van deze Vlaamse Regering om Vlaamse parken, zowel nationale parken als landschapsparken, te ontwikkelen. In samenwerking met minister Diependaele wordt verder gewerkt aan deze ambitie. In 2022 wordt in de begroting 1,65 miljoen euro extra beleidsbudget voorzien om deze doelstelling te helpen realiseren. Persoonlijk kijk ik enorm uit naar de shortlist die begin 2022 zal worden gepubliceerd, zodat we weten welke projecten in aanmerking komen voor verdere begeleiding en kunnen rekenen op de voorziene 100.000 euro subsidie daarvoor.
Ik wil meteen meegeven dat in dat begeleidingstraject nog heel wat overtuigingswerk nodig zal zijn, met name in de discussie over wat kan en niet kan, wat wenselijk is en wat niet wenselijk is, moeten alle actoren, ook de landbouwverenigingen en de individuele landbouwers worden overtuigd. Maar het lijkt me een evidentie dat daarin wordt geïnvesteerd.
Een laatste punt dat ook al door de collega’s is genoemd, is de PFOS-commissie. Die heeft intussen al heel wat mensen en verantwoordelijken gehoord. Zij zet de besprekingen verder in januari met beleidsverantwoordelijken, met politieke hoofdrolspelers.
Op conclusies vooruitlopen willen, kunnen en mogen wij hier niet, maar het stemt ons alvast tevreden dat de minister in de commissie heeft aangegeven om op basis van het rapport dat zal verschijnen, de volgende jaren de nodige budgetten vrij te maken om die aanbevelingen ook in haar beleid in te schrijven. Maar waar we zo mogelijk nog meer tevreden over zijn, is dat de minister op Europees vlak het voortouw neemt om te komen tot een strenger beleid rond PFAS. Dat ze daarbij ook kordaat durft te kijken naar bedrijven die spelen met de volksgezondheid, is iets dat we alleen maar kunnen toejuichen.
Collega’s, het beleid dat de minister voert, wekt af en toe weerstand, soms bij politieke tegenstanders, soms bij politieke vrienden. U weet dat, ik weet dat, de minister weet dat. Maar de discussies daarover, ook de discussie vandaag, ervaar ik doorgaans als verrijkend. En als onze fractie straks vol overtuiging deze begroting goedkeurt, dan is het ook omdat deze begroting de nodige middelen voorziet om het ambitieuze natuurbeleid van deze regering te realiseren. (Applaus bij de N-VA)
De heer Sintobin heeft het woord.
Mijnheer De Bruyn, ik vind ‘Zuhal de moeial’ nog een koosnaampje.
Wanneer u zegt dat zij de meest groene minister ooit is van de N-VA, dan hebt u perfect gelijk. U hebt ook de meest groene fractieleider in de figuur van Wilfried Vandaele. Dat is allemaal correct. Maar u somt hier een aantal probleemdossiers op waar, zoals daarnet is gebleken, debat over is, niet alleen hier in het parlement maar ook binnen de regering. Daarbij vergeet u echter een belangrijk dossier, het belangrijkste dossier van het moment, het dossier waarover minister Crevits gisteren nog zei dat het nu het belangrijkste dossier is, meer bepaald het stikstofdossier. Het feit dat uw minister de meest groene minister is, brengt haar in conflict met de landbouwsector, waar ze eigenlijk niet echt geliefd is door toch een heel aantal landbouwers.
U weet wellicht ook dat deze Vlaamse Regering beloofd heeft om eind dit jaar rechtszekerheid te bieden aan de landbouwers. Want u weet dat de landbouwers momenteel in rechtsonzekerheid leven, omdat er nog geen definitief stikstofkader is, wat nochtans beloofd was door de Vlaamse Regering. Ik heb gisteren in de commissie aan minister Crevits de vraag gesteld naar de stand van zaken en de knelpunten. Ik begrijp dat minister Crevits loyaal wil blijven. Ze draaide wat rond de pot maar liet wel verstaan dat er voor het einde van het jaar – ik zeg het nogmaals: zoals beloofd – rechtszekerheid zou komen. Die is er niet. Er is geen akkoord binnen de Vlaamse Regering. Ik begrijp dat. Je hebt de meest groene minister, of de N-VA en Open Vld, en dan heb je CD&V, die nog wanhopig probeert om zich te profileren als de verdediger van de landbouwsector, maar dat is ook al lang voorbij. Maar ze proberen tenminste nog.
Ik vraag me af of u daarop kunt antwoorden. Kan de minister daarop antwoorden? Wanneer komt er een definitief stikstofkader? Wanneer krijgen de landbouwers rechtszekerheid? Ik kom er straks ook nog op terug in mijn tussenkomst, maar wat ik vooral spijtig vind, is dat ik de afgelopen maanden heel wat jonge landbouwers heb leren kennen die met passie hun job uitvoeren en met passie een bedrijf hebben overgenomen, maar die niet weten wat er morgen te gebeuren staat. Ik vraag me dus af wanneer dat akkoord er komt. Weet u dat? Weet minister Diependaele dat? Wat zijn de knelpunten? Is het inderdaad een gevecht tussen uw meest groene minister en de CD&V-minister? Kunt u daar iets meer over zeggen? (Gelach)
Ik weet dat het een beetje moeilijk is. Ik had de vraag willen stellen aan de minister zelf, maar ze is hier niet. Sorry als ik u een beetje in de problemen breng. (Gelach)
Er is meer voor nodig om mij in de problemen te brengen, collega. U doet het nu voorkomen alsof enkel u en de collega’s van CD&V nog een beetje inzitten met de landbouwer en het beste voorhebben met de landbouwer in functie van de continuering van de bedrijfsvoering, rechtszekerheid en zo verder. Ik wil er toch op wijzen dat ook collega’s van mijn fractie vorige week een delegatie ontvangen hebben en het gesprek zijn aangegaan met de landbouwers die hier op een zeer duidelijke wijze hun ongenoegen en hun onzekerheid zijn komen etaleren. Die dialoog is voor ons cruciaal. Daarin wordt door de partij ruim geïnvesteerd.
Ik wil wel een opmerking maken. Als minister Demir naar dit dossier kijkt, kijkt ze uiteraard naar de landbouw, maar kijkt ze in functie van rechtszekerheid van bedrijfsvoering voor iedereen, van ondernemingszin voor iedereen in Vlaanderen. In dat opzicht is het zoeken van evenwichten in dit dossier een moeilijke opgave. Dat is een moeilijke taak waarvan we vandaag liever het resultaat hadden getoond waarrond we een consensus hadden bereikt en waarin iedereen de meerwaarde en de groeimogelijkheden ziet voor zijn bedrijf in de toekomst. Uiteraard hebben we dat vandaag niet. Heb ik een kristallen bol? Neen, die heb ik niet. Heb ik er vertrouwen in dat de Vlaamse Regering daaruit zal geraken? Inderdaad. Maar ik ben ervan overtuigd dat we, op het ogenblik dat de Vlaamse Regering met een akkoord naar buiten zal komen, er hier kennis van zullen kunnen nemen en daarover het debat zullen kunnen aangaan. (Applaus bij de N-VA)
De heer Tobback heeft het woord.
Ik heb een vraag voor collega De Bruyn.
Ik was zo blij dat ik al terug naar mijn plaats mocht gaan.
Ik zag u inderdaad gaan. Maar maak u geen zorgen, collega. Ik vroeg me het volgende af. U zegt dat deze begroting al het mogelijke en al het nodige voorziet om een schitterend milieubeleid te voeren in alle moeilijke dossiers waar we nog niet uit zijn, zoals het stikstofdossier. Ik heb er daarstraks ook al naar verwezen. Collega De Bruyn, in dat stikstofdossier zijn er maar twee mogelijkheden. Ofwel geeft men alleman zijn zin en gaat men weer voorbij aan het feit dat dat eigenlijk niet kan en dat de gebruiksruimte op is. Ofwel gaat men dat verdelen en een aantal compensaties voorzien. Maar u zegt dat alle middelen en alle noden voorzien zijn. Zijn er middelen voor bijvoorbeeld een warme sanering om de vermindering van stikstofuitstoot in de veeteeltsector – die trouwens broodnodig is – te realiseren? Ik zie die middelen niet in deze begroting. Gaat u daarmee beginnen in de volgende begroting? Of gaat u gewoon een compromis maken waarbij bijvoorbeeld INEOS – dat trouwens al een vergunning gekregen heeft – niet meer mag komen en waarbij de veeteelt zijn gang mag gaan? Maar ook om dat andere te compenseren, zie ik geen middelen in deze begroting, net zoals er voor een heel deel andere grote doelstellingen geen middelen in de begroting staan.
Ik hoor u zeggen: ‘ik ben daarvoor, want alles staat erin’. Maar hoe meer ik erdoor ga, hoe minder ik het zie.
Collega, laten we toch weer proberen om wat ernstig te blijven. U probeert nu op een andere manier wat collega Sintobin ook heeft geprobeerd: mij inhoudelijk uitspraken ontlokken over een dossier dat nog in volle ontwikkeling is. Dat ga ik niet doen. En uiteraard is de discussie die daarmee samenhangt, over de budgettaire impact en welke inspanningen waar geleverd moeten worden, een terechte bekommernis. Dat is een discussie die gevoerd zal worden.
De begroting vandaag, waar ik goedkeuring aan zal geven, samen met mijn fractie, heeft betrekking op het beleid, op de elementen die in de begroting zijn opgenomen. En daarvoor is er voldoende dekking. Daar geef ik graag mijn volle steun aan.
De heer Tobback heeft het woord.
U mag het nog één keer proberen, maar ik denk dat collega De Bruyn al wel duidelijk is geweest.
Collega De Bruyn is met veel zwier aan het proberen om er te blijven ronddraaien. Maar ik heb u zelfs niet gevraagd, collega De Bruyn, om te zeggen aan wie u meer en minder rechten zult geven. Dat zou inderdaad een discussie zijn die we beter in de commissie voeren. Ik heb u gevraagd waar het geld is om diegenen te compenseren die niet alles zullen krijgen wat ze graag zouden willen. Want dat is de onvermijdelijke vraag. En hoe u het verdeelt, dat moet u maar uitvechten in de regering. U bent er al heel lang over bezig, en het lukt niet geweldig, heb ik de indruk, net zoals alle andere dossiers waar er keuzes moeten worden gemaakt. Want ze zijn eigenlijk allemaal verschoven tot na Kerstmis.
Ik vraag u gewoon het volgende: de middelen om eender wie daarvoor te compenseren, zijn die er in de begroting? Want anders zou ik niet goed weten waarom u ze moet goedkeuren. En kunt u ze mij aanwijzen, want ik heb ze niet gevonden.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik denk dat er toch ergens een kapstok in de begroting zit, collega Tobback: 100 miljoen euro stikstofprovisie. Dat is waarschijnlijk niet genoeg om alles te doen wat er moet gebeuren, maar er is een kapstok in de begroting, dacht ik. Dat is die 100 miljoen euro stikstofprovisie. Ik ben geen minister van Begroting, maar die zit daar.
Maar als u echt niets gevonden hebt, dan hebt u niet goed gekeken.
Een kapstok van 100 miljoen euro die een probleem van miljarden moet gaan dragen? Ik neem aan dat u dat solide begrotingsbeleid noemt. Maar ik neem vooral aan dat u weer hoopt dat wij erin vertrouwen dat u het wel zult oplossen. Eerlijk gezegd, op die basis vertrouw ik het niet.
Collega’s…
Maar u zegt dat er niets in staat, dat u niets hebt gevonden. Ik zeg u dat er 100 miljoen euro in staat. Dus u hebt niet goed gezocht.
Gezien de omvang van de problemen en de financiële berekeningen ervan weet u net zo goed als ik dat uw 100 miljoen euro even goed is als niks, collega Vandaele.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Aanvullend op het stikstofdebat, collega De Bruyn, staat ook het MAP 7 (mestactieplan) dit jaar op de agenda. Dat is heel belangrijk, ook om een goede waterkwaliteit te verkrijgen. Ik had dus eigenlijk ook graag vernomen wat de initiatieven daarrond zijn, collega De Bruyn, want dat hangt natuurlijk heel hard samen met het stikstofdebat. Ook daar zien we dat er enerzijds veel te weinig middelen zijn ingeschreven, en anderzijds is de afbouw van de veestapel daar zeer essentieel om die betere waterkwaliteit te verkrijgen. Dus mijn vraag is heel concreet: wat zal er gebeuren rond MAP 7? Wordt dat mee onderhandeld op het moment dat dat stikstofverhaal en de stikstofdepositie op tafel ligt? En welke initiatieven worden daarvoor genomen?
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat de parlementsleden van de meerderheid toch wel helemaal idioot zouden moeten zijn om de onderhandelingen hier te voeren, mevrouw Schauvliege en mijnheer Tobback. Ik denk dat dat nooit gebeurd is in de geschiedenis van dit parlement, dat onderhandelingen over dat soort dossiers hier zijn gevoerd. Iedereen weet dat de regering daarmee bezig is, iedereen weet dat dat inderdaad een moeilijk punt is. We lezen ook de kranten, we horen wat er allemaal aan de hand is. Ik denk niet dat het aan ons is, hier vandaag, om te proberen om mekaar dingen uit de neus te peuteren. U weet ook dat dat niets oplost, integendeel. Laat de regering gewoon haar werk doen. Ik denk dat ze al een goed eind opgeschoten zijn, en dat ze daar nog wel wat tijd voor krijgen van ons om dat netjes af te ronden.
En we hebben er inderdaad – het zal u verbazen – alle vertrouwen in dat dit op een bevredigende manier zal landen. Maar om hier dat debat te willen voeren, dat is natuurlijk onzin, voorzitter.
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega Vandaele, ik stel voor dat we nu stoppen en naar huis gaan. Dat zal het beste zijn. (Opmerkingen)
Neen, die begroting moet gestemd worden.
Laten we dan nu stemmen, dan is het voorbij. En dan val ik ook niet langer collega De Bruyn lastig.
Maar over uw provisie van 100 miljoen euro gesproken: collega Tobback heeft gelijk. En ik vind dat altijd een beetje ambetant dat ik collega Tobback gelijk moet geven.
Dat gebeurt toch elke week wel.
Maar in ieder geval, er is die 100 miljoen euro provisie.
Misschien kan ik mij rechtstreeks richten tot de minister van Financiën. Die moet dat toch weten? Dat u daar niets over wilt zeggen, dat begrijp ik allemaal. Het is niet aan de parlementsleden om soms op vragen ... Maar wij zitten hier ook om de minister te ondervragen. De minister is er niet. En dus richten wij ons tot de vertegenwoordiger van de partij die mee onderhandelt.
100 miljoen euro is peanuts. In Nederland worden miljarden euro’s uitgetrokken om het stikstofdossier recht te trekken. Als u nu nog niet weet hoeveel er zal worden uitgetrokken om dit dossier op te lossen ... Enkele weken terug was er hier een actualiteitsdebat en zei minister Demir dat het allemaal in kannen en kruiken was. Ik zal het u letterlijk citeren: ‘Er moeten alleen nog wat knopen doorgehakt worden. Maar de documenten liggen klaar en moeten alleen nog maar ondertekend worden.’
Ondertussen heb ik gisteren begrepen, en ik begrijp dat ook uit de reactie van collega Vandaele en collega De Bruyn, die misschien niet in een lastig parket, maar toch defensief antwoorden, dat het nog niet voor januari is. Minister Crevits zei gisteren in de commissie dat ze eind januari schatte. Als ik jullie zo bezig hoor, heeft ze het inderdaad over eind januari, maar waarschijnlijk van 2022, 2023 of zelfs later. (Opmerkingen van Wilfried Vandaele)
Neen, maar ik hoor niets van jullie, vandaar dat ik de vraag stel. Ik stel een rechtstreekse vraag aan de minister. De minister van Financiën moet toch wel weten wat er volgend jaar zal worden uitgetrokken om hier een oplossing te bieden?
Minister Diependaele heeft het woord.
Alle begrip voor de oppositie die natuurlijk de stand van zaken van een onderhandeling wil weten, maar het is ook maar de logica zelve, zoals collega Vandaele zegt, dat je met een resultaat naar buiten komt en niet met een lopende onderhandeling. We zullen dat op tijd en stond wel doen.
Het gaat inderdaad over zeer veel, niet alleen zomaar natuur en landbouw. Want dat wordt dikwijls tegenover elkaar gezet, maar dat hoeft eigenlijk niet. Er zijn zeer veel aspecten die spelen. Een daarvan is ook het budgettaire. Bij de begrotingsopmaak 2022 zijn we begonnen met 100 miljoen euro provisie in te schrijven. Dat kan ik u bevestigen. Die staat erin. Die wordt nu al voorzien. Maar verder gaan we moeten kijken hoe die onderhandelingen en die gesprekken lopen. En qua timing en wat mevrouw Crevits gezegd heeft: volgens mij hangt daar geen timing aan vast op dit moment. We weten natuurlijk wel dat het iets is dat we graag snel geregeld krijgen, vooral vanwege de potentiële gevolgen, die heel verregaand kunnen zijn. Ik denk dat we daar allemaal de ernst van de situatie inzien en dat we die bezorgdheid delen.
Collega Tobback, kort alstublieft.
Ik doe mijn best. Ik ben daarnet ook binnen mijn tijd gebleven, voorzitter. Ik wil gewoon aan de minister, met de beste bedoelingen, vragen om ook even buiten de parlementaire bubbel te kijken. Het is niet de oppositie die per se ambetant wil zijn en wil weten vanwaar het geld gaat komen om dat op te lossen, of tenminste niet alleen de oppositie. Het zijn de betrokken ondernemers. Het zijn de betrokken burgers. Het is trouwens niet alleen in dit dossier, maar evengoed ook in bijvoorbeeld het dossier van het Instrumentendecreet, waar collega Vandaele ons al meer dan een jaar vertrouwen vraagt om erop te wachten. Dat hebben we nog altijd niet gezien. Ondertussen is het zelfs twee jaar dat het beloofd wordt.
Het zijn de lokale besturen die zich afvragen wie gaat opdraaien voor de kosten van de noodwendige beslissingen, waarvan iedereen weet dat ze genomen moeten worden, en waarvoor ook geen eurocent in uw begroting staat ingeschreven. Iedereen weet dus dat er een aantal beslissingen gaan moeten worden genomen. Iedereen beseft dat daar middelen tegenover gaan moeten staan, ik denk zelfs over meerderheid en oppositie heen. Maar nog eens, het is als uitvoerende macht uw job om die middelen daarvoor te voorzien en daar een antwoord op te bieden, aan de lokale besturen, aan de burgers, aan de eigenaars, aan de ondernemers, en noem maar op. Hoe gaat u ons probleem oplossen? En ‘show me the money’ om mij te helpen om dat probleem oplossen.
U schiet daarin op dit ogenblik schromelijk tekort. En al wat u hier kunt vragen, namens de heer Vandaele dan, is: ‘U moet mij alstublieft geloven, want dat gaat allemaal in orde komen.’ Vindt u dat nu zelf, eerlijk gezegd? En collega Sintobin – ik zal het plezier terugdoen, met evenveel pijn in het hart, trouwens, maak u geen illusies – heeft natuurlijk gelijk wanneer hij terecht verwijst naar Nederland, waar men een andere manier heeft om dat soort van dingen op te lossen, namelijk een ernstige manier. Daar zegt men: dit is het probleem, dit is wat het gaat kosten, dit zijn de maatregelen, dit zijn degenen die getroffen zijn, dat gaat er tegenover staan en hier hebben we de middelen. U hebt daarstraks nog de Vlaamse begroting vergeleken met de Nederlandse: ‘Ze is minstens even goed. Ze is minstens even sterk, want we zijn even slim aan het besturen.’ Ik heb daar ook mijn gedacht over, maar soit.
Maar wat belet u dan om op een gelijkaardige manier ernstig te besturen? De oppositie zal wel haar job doen. Wat belet u om de burgers, de ondernemers en de betrokkenen duidelijkheid te geven en gerust te stellen? Want het zijn hun vragen die we hier stellen, niet alleen maar die van mij, als dat uw illusie zou zijn.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Tobback, zeg eens exact wat ik gezegd heb. Het gaat om de potentiële gevolgen voor alles en iedereen, en dat er daar inderdaad een oplossing voor moet komen. Ik wil u wel zeggen over de vergelijking met Nederland: zij hebben daar een andere begroting. We kunnen het daar gerust eens over hebben. Zij hebben ook geen factuur uit het verleden. Wij zijn nog altijd 9 miljard euro voor de zonnepanelen aan het wegwerken. Vergeet dat niet! Het ging daarjuist over de energiefactuur. Dat zit er ook nog in.
Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn. Dit is een dossier dat moet geregeld worden. Daar wordt aan gewerkt. Dat zal de komende weken zijn beslag moeten krijgen, op alle elementen die erin zitten. Daarover zijn we het allemaal eens. Het heeft weinig nut om daar nog verder naar te vissen. Het zou trouwens niet verstandig zijn om over de inhoud van die onderhandelingen te communiceren.
De heer Aerts heeft het woord.
Beste collega’s, het stond in september in de kranten, het stond in oktober in de kranten, het stond in november in de kranten, het staat vandaag opnieuw in de krant en we hebben het hier al verschillende keren, daarnet nog, over gehad: de elektriciteitsfacturen blijven de lucht in schieten. Dat hakt in op de budgetten van veel Vlaamse gezinnen. Dat hebben we al vaak gezegd. We hebben ook al vaak gezegd dat een belangrijk deel van die facturen bestaat uit Vlaamse belastingen. We legden in dit parlement een ambitieus voorstel neer. Maar u koos voor een eigen, beperkte aanpak. Een beperkte aanpak, dat zeg ik niet alleen en dat zeggen wij als oppositiepartijen niet alleen. Dat zeggen ook de 85 armoedeorganisaties en energieorganisaties die heel recent een brede oproep deden om werk te maken van het ontvetten van de elektriciteitsfactuur.
Wij willen het absoluut nog eens benadrukken dat wij hopen dat de blijvende stijging van die facturen plus de breed gedragen oproep absoluut een argument blijven om structureel in te zetten op het ontvetten van de elektriciteitsfactuur, en niet op de kleinere ad-hocmaatregelen.
Betaalbare elektriciteit is cruciaal voor de elektrificatie maar evengoed voor de strijd tegen armoede.
Collega Aerts, mag collega Gryffroy u onderbreken?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Het proportionele deel waarvoor Vlaanderen bevoegd is, is hard aan het dalen. In absolute cijfers is het ook aan het dalen. De Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) heeft vandaag een persbericht verstuurd dat zegt dat er voor een gemiddeld gezin sprake is van minstens 105 euro minder. Proportioneel is het ook minder. Maar wat het steeds doet stijgen, is de gigantisch dure gasprijs. Als het van jullie afhangt, sluiten we de kerncentrales en zullen we gascentrales bouwen. De CO2-prijs zal stijgen en de elektriciteitsprijs zal ook stijgen. U vraagt ons om ons best te doen. Maar wij doen ons best. Maar u moet logisch zijn. Het is vooral de gasprijs die explodeert. Daardoor ook de elektriciteitsprijs. Ons gedeelte, onze Vlaamse distributiekost, is dalende. Voor volgend jaar is het 105 euro per gemiddeld gezin minder. Het daalt al voor het tweede jaar op rij. Dat is het deel waarmee wij hier in het Vlaams Parlement iets kunnen doen.
De heer Aerts heeft het woord.
Collega Gryffroy, u moet zich niet opwinden.
Dat is een beetje zoals mijnheer Tobback.
De elektriciteitsprijzen zijn in een nucleair land, in Frankrijk, ook hoger dan hier. Dat argument laten we dus daar. Ik daag u uit: er zijn in de commissie drie voorstellen van resolutie inzake energie ingediend en die waren alle drie verregaander dan hetgeen hier vandaag voorligt.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Het is niet omdat uw voorstel van resolutie niet is goedgekeurd dat u moet zeggen dat volgens uw voorstel de prijs zou dalen. Mijn excuses. In het energiearmoedeplan staan heel veel concrete maatregelen. Neem de cijfers omtrent de geïntegreerde premie: tot 50 procent van de bevolking kan waarschijnlijk genieten van 25 procent premie als ze aan renovatie doen. De energiekost, de factuur is niet enkel een eenheidsprijs – de gasprijs explodeert, de CO2-prijs explodeert en daardoor explodeert ook de elektriciteitsprijs, maar men gaat gascentrales bouwen – maar gaat ook over hoeveelheden. Wel, wij zetten ook in op hoeveelheden. Dat doen wij. Onze distributiekost daalt – ik herhaal het nog een keer – met 105 euro volgend jaar. Dat is geen mededeling die komt van ons, maar een mededeling die komt van de regulator.
De heer Aerts heeft het woord.
Het was ook de regulator die verantwoordelijk was voor een groot deel van de daling van de factuur. Die heeft daar een stevige bijdrage aan geleverd.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dat is het Vlaamse besluit dat de regulator moet volgen. (Opmerkingen van Björn Rzoska)
De heer Aerts heeft het woord. (Opmerkingen)
Het is wel degelijk de regulator die een groot deel van die factuur mee heeft doen verlagen, door strenger te zijn, en dat wordt vergoed ten aanzien van de gemeentebesturen.
Maar energiearmoede blijft inderdaad een belangrijk aspect, want dat is een gevolg van de stijgende energieprijzen. Wat zien we deze weken hoe langer hoe meer opduiken? Dat is winterstress. Geen winterstress om zeker te zijn welk cadeautje er onder de kerstboom gelegd moet worden. Neen, neen, veel ernstiger. Er is winterstress bij heel veel Vlaamse gezinnen omdat ze hun factuur niet meer zullen kunnen betalen. Dan verwijst u naar de subsidies en de leningen. Maar het is hier al eerder gezegd dat dat hetzelfde is als wat u hier vandaag aan het doen bent. De energieleningen zijn nu al jaar na jaar aan het dalen, ook de nul procentenergieleningen blijven dalen tot een duizendtal premies per jaar. Die kwetsbare gezinnen kunnen geen extra leningen meer aan. Dat hebben wij hier in het parlement gezegd. Dat heeft de SERV ook gezegd. Dat heeft Itinera ook nog eens bevestigd. Ze hebben niet de ruimte om er een lening bij te nemen. Daarom blijven wij hameren op een royale prefinanciering via een rollend fonds voor die kwetsbare gezinnen zodat de renovatie daadwerkelijk kan worden opgestart, net zoals in Gent aan het gebeuren is.
Dan kom ik tot hernieuwbare energie, ook een belangrijk aspect natuurlijk. Investeren in hernieuwbare energie, waarom zouden we dat doen? Zon en wind zijn gratis als bron en de investeringskosten dalen pijlsnel. Wat hebben we daarvoor nodig? Uiteraard ambitie, enthousiasme en investeringszekerheid. Die investeringszekerheid wordt toch danig op de proef gesteld. Heel wat organisaties uit de windsector zitten met de handen in het haar omdat zij niet meer kunnen vertrouwen op positieve adviezen van de administratie omdat ze heel vaak naast zich neer worden gelegd, unaniem positieve adviezen. Jammer, want dat is minder hernieuwbare energie, maar het is ook heel moeilijk om er hun verdere plannen op af te stemmen.
Tot slot kom ik nog tot het klimaatbeleid. Het Vlaamse klimaatbeleid schoot tekort in het verleden. De uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 werd met amper 5 procent verlaagd. Het doel was het drievoudige. Dat is niet helemaal onlogisch, want als we naar het klimaatactieplan kijken, dan zien we dat heel wat maatregelen nog niet of te laat werden opgestart. En ondertussen schaart de Vlaamse Regering zich ook niet achter de Europese beslissingen om de klimaatambities op te trekken, een jammerlijke keuze. Volgens ons is er echt nood aan een meer serieuze aanpak van het klimaatbeleid. Want wat gaan we anders zeggen tegen de slachtoffers van de waterbom in Wallonië, Duitsland en Vlaanderen? Wat zullen we zeggen tegen de mensen die vandaag op plaatsen wonen die bij een klimaatopwarming onder water komen te staan?
Wat gaan we zeggen tegen de vele heel ongeruste jongeren – we hebben ze hier ontvangen – die terecht bezorgd zijn dat alle lasten en nadelen naar hun toekomst worden doorgeschoven. Er is nood aan ambitie om klimaatopwarming en haar gevolgen, doortastend aan te pakken. Weet u, collega’s, het is de factuur van te weinig klimaatambitie die onhaalbaar en onbetaalbaar zal zijn.
De heer Claes heeft het woord. (Opmerkingen van Andries Gryffroy)
Collega Aerts, alle begrip voor uw oproep om de energiefactuur te doen dalen, maar u bent natuurlijk federaal met uw partij, en met de ruggensteun van twee Vlaamse meerderheidspartijen, volop voor de kernuitstap aan het gaan. Kernuitstap in 2025: u hebt dus nog drie jaar, acht dagen en ongeveer 40 minuten om 6 gigawatt te vervangen door hernieuwbare energie. Kunt u zeggen waar u al die windmolens in Vlaanderen gaat neerpoten, en waar al die zonnepanelen moeten komen? Het lijkt me bijna onmogelijk om dat te doen op drie jaar tijd.
We hebben zeer recent nog studies gezien in de commissie, waaruit blijkt dat er heel wat potentieel is, zowel voor wind- als voor zonne-energie. Er was onder andere een studie van EnergyVille. Dat is één.
Twee, u weet ook dat het de bedoeling is om in te zetten op het uitwisselen van energie, door kabels te leggen naar andere windparken. Ik denk dat daar op zich geen problemen mee zijn.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Collega Rzoska, ik weet waarom u zurig reageert. Dat is omdat ik een waarheid als een koe zeg. Als u kijkt naar de gasprijs, en u kijkt naar de totale gasprijs, dan moet u gewoon kijken naar de V-test. U moet niet nee schudden. En u neemt één afrekeningsfactuur van een jaar geleden. Dan gaat u zien dat de commodity vermenigvuldigd is met minstens de factor 3. Als u nu de V-test doet, en u vergelijkt met de eindafrekeningsfactuur van een jaar geleden, dan ziet u dat uw distributiekost lichtjes gedaald is. De transportkost is identiek gebleven. In zijn geheel is de gasprijs, voor het aandeel waarover wij iets te zeggen hebben, procentueel gedaald.
Dan doe ik hetzelfde voor elektriciteit. Dan ziet u dat de commodity cost, afhankelijk van leverancier, minstens verdubbeld is. De distributiekost daalt met 105 euro. De transportkost, een federale bevoegdheid, is ook gestegen.
Met andere woorden, wat wij kunnen doen in Vlaanderen, wat wij beslist hebben, niet enkel de regulator, maar ook door maatregelen die de minister heeft uitgevaardigd via ministeriële besluiten en besluiten van de regering, doet inderdaad de distributiekost dalen. Er worden inderdaad een deel schulden van de groenestroomcertificaten opgenomen, er worden ook andere openbaredienstverplichtingen (ODV’s) weggenomen, enzovoort. Er worden effectief zaken gedaan.
Maar aan de commodity, daar kun je maar twee dingen aan doen. Er is de geopolitiek. En weet je, we zijn een kleine regio. Ik wil niet gaan knokken met Poetin, dus moet je zorgen dat je minder afhankelijk bent van dergelijke landen.
Daarom moet je veel meer gaan werken op het tweede punt dat ik wil noemen: zijnde de hoeveelheden. Dat is dan renovatie. En dan vind ik het zeer onlogisch dat we straks het nucleaire gaan sluiten, om gascentrales open te houden die zorgen voor een hogere CO2-kost, die doorgerekend wordt in de elektriciteit, en die er voor een stuk ook voor zorgt dat de duurdere gasprijs doorgerekend wordt in de elektriciteit. Dat vind ik dan zeer onlogisch. U vindt dat waarschijnlijk geen leuke boodschap, en waarschijnlijk is het daarom dat u zuur reageert, want dit is een waarheid als een koe. (Applaus bij de N-VA)
De heer Tobback heeft het woord.
Collega Gryffroy, ik ga voor 90 procent met u akkoord. U hebt natuurlijk gelijk, en ik heb dat trouwens in de commissie al meermaals erkend, zowel tegen u als tegen de minister. Ik ben inderdaad blij dat er inspanningen worden gedaan om kosten uit de energiefactuur te halen, waar mogelijk. Ik denk dat er nog meer mogelijk is, maar het klopt dat er stappen gezet zijn. En dat je die kunt zien, klopt ook. Voor een groot stuk hangt dat natuurlijk ook samen met het feit dat de regulator een rem heeft gezet op de winstmarges bij de distributienetbeheerders. Collega Aerts heeft daar al naar verwezen. Dat is op zich een goede zaak. We hebben dat ook toegejuicht, ondanks het feit dat niet alle gemeentelijke bestuurders daar gelukkig mee zijn. Maar dat is inderdaad zo.
De voornaamste inspanning die de Vlaamse Regering zou kunnen doen – en dat was natuurlijk waar u op het einde heel snel overging –, is zorgen dat mensen die energie, dat gas niet nodig hebben.
En dan ben ik van u nog altijd aan het wachten op een manier – daar ben ik ook mee begonnen –, om ervoor te zorgen dat dit veel sneller gaat dan vandaag. Ook daar – ik wil het niet altijd over bomen hebben – inzake gerenoveerde woningen zijn de prestaties schamel in vergelijking met de ambities en verklaringen. Ook daar vraag ik me af hoe u erin gaat slagen om concreet – het mogen gewoon voorstellen zijn – maatregelen te nemen om vanaf volgend jaar met de middelen in uw begroting aan 3 procent renovatie te geraken. 3 procent renovatiegraad, collega Gryffroy, dat zijn geen duizend mensen die minder gas nodig hebben, dat zijn tachtigduizend gezinnen die minder gas nodig hebben. Het verschil is bijzonder groot en ik zie weinig ‘sense of urgency’ om dat gevoelig te versnellen.
U kunt ons wel afleiden door te gaan discussiëren over gas- en kerncentrales en noem maar op. De vraag is eigenlijk: wat doet u wat u zelf kunt doen zo goed mogelijk? Ligt de lat daar hoog genoeg? Bent u van plan om erover te springen of bent u er alleen maar over aan het praten? Als ik kijk naar de duizend opgenomen energieleningen versus de tachtigduizend te renoveren woningen per jaar – en dat is dan nog maar een fractie van wat er zou moeten gebeuren op lange termijn –, dan bent u niet geweldig hard aan het springen en denk ik dat u afleidingsmanoeuvres probeert te maken door over kernenergie te gaan discussiëren in plaats van over huisgezinnen die liever zouden willen dat u hen helpt hun woning te renoveren dan dat ze dat gas niet nodig hebben, en misschien elektriciteit ook.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Neen, collega Tobback, ik wil het debat gerust aangaan. Ik neem mijn tekst die ik daarnet ook gebruikt heb. Ik heb heel wat maatregelen opgesomd. Als u eerlijk bent, dan weet u ook dat deze maatregelen dit najaar in de commissie en plenaire vergadering zijn goedgekeurd. De verzameldecreten 2 en 3 zijn nog maar recent goedgekeurd. De verzamelbesluiten 5 en 6 ook, al denk ik dat 6 nog op de ministerraad moet komen. Die bevatten juist al die maatregelen.
Inderdaad, het is niet omdat we een rentemaatregel hebben aangekondigd dat iedereen morgen een rentesubsidie heeft. Dat is net zoals bij het bos en de bomen. Dat gaat allemaal in volgend jaar op 1 juni, dat moet zijn elan nog krijgen. We zitten er totaal nog niet aan. Maar ik reken erop dat het wel gaat lukken. Het zal voor een stuk ondersteund worden door de op heden te dure elektriciteits- en gasprijzen. Daardoor gaan mensen twee keer nadenken of ze toch niet bepaalde investeringen zouden doen. Ik zie inderdaad nog altijd in mijn omgeving, zelfs in mijn straat, woningen waar wordt bijgebouwd maar het dak niet wordt geïsoleerd. Ik denk dan, neen, isoleer eerst uw dak.
Dat zeg ik al jaren, eerst de dringende zaken doen. Dat gebeurt wel. Het staat nog maar in het staatsblad of het moet worden uitgerold enzovoort. U kunt niet verwachten dat omdat het hier goedgekeurd is, we morgen plots aan 3 procent zitten. We hebben die aanlooptijd nodig.
Nog even kort, mijnheer Tobback, ik zou graag overgaan naar de laatste spreker van dit onderdeel.
De heer Tobback heeft het woord.
Collega Gryffroy, u illustreert nog eens het probleem waarop u met deze coalitie niet wilt of kunt antwoorden. Het zou kunnen dat u het niet kunt omdat u het niet wilt.
Ook uw rentesubsidie hangt af van het feit of mensen in staat of bereid zijn om opnieuw leningen aan te gaan. Verschillende fracties, partijen, instellingen en wetenschappers hebben u erop gewezen dat er in Vlaanderen een heel groot deel eigenaars van woningen die slecht geïsoleerd zijn, niet bereid of in staat zijn om een lening aan te gaan of te nemen boven op de schulden die ze nu al moeten afbetalen. Of u die lening nu renteloos maakt of niet, gaat niet helpen. Hoe vaak moet men er u nog op wijzen dat daar een probleem zit, vooraleer u de moeite wilt doen om daar een antwoord op te bedenken in plaats van altijd te zeggen dat u dat al doet, wetende en ziende dat het niet gaat.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, als laatste spreker binnen dit onderdeel wil ik toch ook nog een aantal thema’s aanhalen binnen het domein Omgeving. De beste dingen komen altijd op het einde, zegt men, en dat is in mijn tussenkomst ook zo.
Ik had ook een inleiding voorbereid voor de minister, maar ik weet niet of ze zo swingend zal zijn als die van collega De Bruyn. De minister is er nu niet, maar ik denk dat we wel kunnen stellen dat zij de afgelopen jaren nogal een imago heeft opgebouwd. Er zijn hier al wat bijnamen genoemd en er zijn er nog een aantal. Ik heb haar ook al ‘Iron lady’ horen noemen of pitbull. Anderen spreken over te voortvarend of inderdaad ‘Zuhal moeial’. Nog anderen vonden het nodig om bewoordingen te gebruiken die ik hier vandaag niet meer ga herhalen.
Collega's, ik denk dat al die bijnamen duidelijk maken dat we hier een minister hebben die de zaken aanpakt, een minister met daadkracht en met handen aan het lijf, en ik denk dat het ook nodig is op deze departementen. De dossiers die tot bij minister Demir komen, zijn moeilijk en wachten vaak al heel lang op een oplossing. Desondanks heeft ze toch een aantal dossiers tot een goed einde kunnen brengen door actief te zoeken naar oplossingen, door zaken te realiseren op het terrein en door verantwoordelijkheid te nemen.
Ik wil er graag enkele aanhalen. Er is de Blue Deal in het kader van de strijd tegen waterschaarste en droogte. Er is niet minder dan een pakket van zeventig maatregelen goedgekeurd om Vlaanderen voor te bereiden op de droogte in de toekomst. Ik denk daarbij aan moerassen, natte graslanden, maar ook aan de strijd tegen lekverliezen, ontharding van onze steden, meer grootschalige infiltratie en bufferbekkens, circulair watergebruik, ook in landbouw en industrie, noem maar op. Ik denk dat hiermee een duidelijke keuze wordt gemaakt om Vlaanderen natter te maken en om maximaal in te zetten op circulair watergebruik.
Collega De Coninck, mag collega Schauvliege u onderbreken?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega De Coninck, de Blue Deal ligt op tafel met zeventig maatregelen. U spreekt over ontharding. Ik stel vast dat in de Blue Deal pilots en projectoproepen staan, maar kunt u mij een structurele maatregel opsommen die echt tot ontharding leidt in heel Vlaanderen en niet enkel gericht is op één pilot of op één budget voor een specifiek project? Ik denk dat we vooral tot structurele maatregelen moeten komen die er echt voor zorgen dat er een betonstop wordt gerealiseerd en dat we echt ontharden, niet plekje per plekje.
Collega Schauvliege, u loopt eigenlijk vooruit op mijn tussenkomst, want het deel over de betonstop of de bouwshift komt op het einde aan bod. Ik denk dat in de Blue Deal heel fijne concrete zaken staan om te ontharden. Ik denk bijvoorbeeld dat er bij rioleringsprojecten nu meer aandacht is om ‘sponzen’ te creëren, waar dat vroeger niet het geval was. Ik denk dat het toch wel een verdienste is van die mindshift die we dankzij de Blue Deal zien op het terrein.
Ik denk dat dit dossier en ook andere dossiers van onze minister een stijlbreuk zijn met het verleden. De begroting voor het komende jaar gaat verder op de ingeslagen weg met heel wat belangrijke elementen voor het domein Omgeving. Er zullen zo onder andere geen subsidies meer zijn voor gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) die tot bijkomend ruimtebeslag en verharding leiden. Collega Schauvliege, ik denk dat dat ook een heel logische maatregel is, maar het is nu toch beslist beleid.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw De Coninck, kunt u mij vertellen hoeveel vierkante meter dat zal zijn want het gaat over een minibudgetje. (Rumoer)
Het zijn details en druppels op een hete plaat! Wat we nodig hebben, zijn structurele maatregelen. Die wet betekent niets!
Collega Schauvliege, u mag daarover zeggen wat u wil, maar aan een parlementslid vragen om uit de losse pols te zeggen over hoeveel vierkante meter het gaat ... Dat kan een minister wel bezorgen, maar dat kan een parlementslid ...
Het gaat over een budget van 50.000 euro in het totaal.
Maar u hebt gevraagd over hoeveel vierkante meter het gaat. Sorry, maar dat doe je niet in zo'n debat. Die vraag stel je niet aan een parlementslid. Uw opmerking mag u geven, maar jammer genoeg – en daar hebt u ook begrip voor, dat hebt u ook gezegd – is de minister door omstandigheden hier nu niet aanwezig.
Tenzij u het van buiten weet, mevrouw De Coninck, want dan ben ik u aan het verdedigen voor niets.
Ik denk dat dat inspiratie is voor een schriftelijke vraag aan de minister. (Applaus bij de N-VA)
Een vraag om uitleg kan ook.
Het zijn cijfers die we opvragen.
Dan duurt het langer.
Naast het schrappen van de subsidies die leiden tot verharding, pakt de minister ook leegstand van bedrijfsruimtes aan. Ook daar hebben we een wijziging gezien en is in de begroting een budget van 7,5 miljoen euro voorzien.
Ook versnippering is een van de belangrijkste oorzaken voor de achteruitgang van onze natuurwaarden. Het kwam hier eerder ook al aan bod. Ik denk dat daar ook stappen worden gezet. Om Vlaanderen te ontsnipperen voorziet de minister een budget van maar liefst 23 miljoen euro. Ook daar zijn al verschillende projecten aangeduid, 22 om exact te zijn. Dat kunnen we alleen maar toejuichen.
Ook voor de verdere uitbouw van de groenblauwe infrastructuur in de open ruimte in het kader van het relanceplan van Vlaamse Veerkracht worden de nodige middelen vrijgemaakt. De oproep van de minister aan haar administratie om in beroep te gaan tegen vergunningen in overstromingsgevoelig gebied is een positieve daad en toont de daadkracht die wij zo toejuichen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw De Coninck, u noemt het een positieve daad dat de minister op het einde van een vergunningsproces in beroep gaat. Maar alles ligt op tafel om te voorkomen dat er gebouwd wordt in een watergevoelig gebied. Zou het niet veel efficiënter zijn om dat te regelen in plaats van eerst heel het vergunningsproces te laten verlopen, mensen kansen te geven en mensen op kosten te jagen en dan te zeggen: ‘Het kan niet’? Lijkt het u niet beter om de plannen die in de vorige legislatuur op tafel lagen en afgewerkt zijn, gewoon uit te rollen en te zorgen dat er niet meer kan worden gebouwd aan het begin van de keten in plaats van op het einde van de keten?
De heer Vandaele heeft het woord.
Collega Schauvliege, dat is net een voorbeeld op dat gebied dat de collega net gaf. Er zijn nu bijvoorbeeld een aantal subsidies geschrapt die er nog altijd waren voor verharding, subsidies die nog bestonden om bepaalde ontwikkelingen te doen die inderdaad in de feiten verharding met zich mee brachten. Die oefening is gebeurd. Men heeft dat bekeken en die subsidielijnen zijn in de begroting die nu voorligt, geschrapt. Als u zegt: wat is er dan concreet? Dat zijn hele concrete dingen. Dat zijn zaken die men gewoon verhindert, die men niet op het einde van de rit schrapt, maar die men verhindert. Men geeft geen subsidie meer om dingen te doen die we eigenlijk niet willen. Die subsidielijnen bestonden nog en bestaan nu niet meer. Dat is belangrijk. Dat is heel concreet.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Vandaele, ik mag u niet vragen over welk bedrag dat gaat, maar ik zal het u zeggen. Dat gaat over 50.000 euro. Dat is twee keer niets. Dat is natuurlijk een symbolisch verhaal. Ik begrijp dat en dat is goed. Maar daarmee ga je de bouwshift niet realiseren. Daarmee ga je de open ruimte niet beschermen. Je moet beginnen met het begin, namelijk zorgen dat er verhinderd wordt dat er gebouwd kan worden in die openruimtegebieden en dat doet u nog altijd niet, terwijl alles klaar ligt. Alles ligt klaar. We hebben onlangs een voorstel van resolutie op tafel gelegd om dat nog eens voor te stellen en u hebt er zelfs tegen gestemd. De structurele maatregelen die nodig zijn om die open ruimte te behouden, neemt u op dit moment nog altijd niet. We zijn halverwege de legislatuur. Ik hoop dat die er nog wel komen want het is meer dan nodig. De waterbom zal niet wachten tot wanneer jullie eens bereid zijn om een compromis te sluiten.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Ik wou net een oproep aan onze minister en aan de regering doen om op die ingeslagen weg voort te gaan en de dossiers die nog open liggen tot een goed einde te brengen. Ik denk daarbij in de eerste plaats aan de bouwshift. Collega's, het draagvlak voor de bouwshift is nog nooit zo groot geweest, daar ben ik echt van overtuigd. We hebben het debat gevoerd in het parlement bij de behandeling van het Instrumentendecreet. Toen was niemand het eens met de tekst die voorlag, ook u niet, collega Schauvliege. Begin dit jaar zagen we een ongeziene coalitie die bestond uit de Boerenbond, Natuurpunt, Bond Beter Leefmilieu, Netwerk Architecten Vlaanderen, de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning, die een gezamenlijke open brief daarover schreven. De minister heeft van die opportuniteit gebruikgemaakt om een taskforce op te richten met die organisaties daarin. Tijdens de bespreking van het Instrumentendecreet hebben we knelpunten ervaren waar we niet uit geraakten. Die taskforce heeft net de opdracht gekregen om, vertrekkende vanuit correcte en geactualiseerde cijfergegevens, een haalbare en betaalbare strategie, een roadmap en een actieplan uit te werken om dat eindelijk eens in de praktijk te realiseren. Want nogmaals, het draagvlak is er. Ik denk dat iedereen ervan overtuigd is dat we dit moeten doen. Die taskforce was samengesteld uit een sterk gespecialiseerde groep, onder andere juristen maar ook stedenbouwkundigen, financiële en andere experten.
Eind vorige maand hebben zij een lijvig rapport afgeleverd, ik denk ongeveer 200 bladzijden, waarin bevindingen en voorstellen zijn opgenomen. Ik roep iedereen op om dit rapport ernstig te nemen en het het respect te geven dat het verdient. We moeten werk maken van een goed uitgedachte en uitgewerkte bouwshift die haalbaar en betaalbaar is. Het verdient al zeker een parlementair debat. Het is in het belang van onze open ruimte voor vandaag en morgen. Ik heb het rapport nog niet volledig gelezen. Ik denk dat we daar met z’n allen tijdens het kerstreces tijd voor kunnen vrijmaken en dan de acties die er in staan kunnen bespreken. Ik ben er al eens doorgegaan en er zitten heel interessante ideeën in waarover we het debat kunnen aangaan.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik ben heel geduldig aan het wachten tot ik aan het woord mag komen, zoals we al heel lang geduldig aan het wachten zijn, zeker in dit dossier is het geduld van het parlement en de oppositie eigenlijk onmetelijk. De weg naar het eerste zware, serieuze, ernstige ontwerp van Instrumentendecreet is al twee jaar geleden ingeslagen. We hebben het besproken, we hebben het in de commissie tijdens een hoorzitting aan een hele hoop experten voorgelegd, van wie er nu een hele hoop in die taskforce zitten. Zij hebben het unisono met de grond gelijkgemaakt en sindsdien hebben we eigenlijk niets meer gehoord, behalve verklaringen van deze en gene in de pers, maar in elk geval was er geen parlementaire behandeling meer van dat decreet. Ik ben blij dat u nu zegt dat we dat decreet dringend parlementair moeten behandelen. We moeten dat al een paar jaar parlementair behandelen, want ondertussen gaat het natuurlijk wel verder.
Ik heb ook in de commissie al gezegd dat ik het schrappen van de subsidies voor de RUP een goede zaak vind. Het is een zeer goede zaak dat dat gebeurt, maar het is natuurlijk laaghangend fruit dat ook heel kleine vruchtjes zijn. Ik zal dan aan u de vraag stellen, want u bent daar blijkbaar nogal van op de hoogte, maar de schattingen van de financieringen van het Instrumentendecreet zoals het voor lag, liepen ongeveer uiteen van 15 miljard euro in een voorzichtige schatting tot 30 miljard euro in een wat optimistischere of pessimistischere schatting, al naargelang de positie. Kunt u mij nu zeggen waar de budgettaire kapstok, want zo heet dat tegenwoordig heb ik begrepen, in deze begroting staat in de veronderstelling dat u deze keer wel, na twee jaar onderhandelen en met elkaar vechten en elkaar in de tang en in de houdgreep houden in de coalitie, met iets zult komen? Waar zit die budgettaire kapstok die, laat ons in dezelfde grootteorde van het andere debat van daarstraks blijven, 1 miljard euro zal zijn om met de uitvoering te beginnen?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw De Coninck, u verwijst naar het rapport van de taskforce. Dat is zeer interessant. Daarin zijn inderdaad een aantal budgettaire berekeningen gemaakt. Er liggen drie scenario’s op tafel. Ik heb dat rapport wel al gelezen en dat maakt ook brandhout van het voorstel van Instrumentendecreet dat de Vlaamse Regering heeft ingediend en dat maakt ook brandhout van de amendementen die u zelf hebt ingediend op dat Instrumentendecreet. Het stelt ook heel wat wijzingen voor aan het woonreservedecreet dat u hebt ingediend met de collega’s van de meerderheid. Bent u bereid om op basis van de discussie die we zullen voeren die twee decreten terug te trekken en opnieuw te beginnen met dit verhaal? We hebben inderdaad een interessante hoorzitting gehad met heel interessante inzichten. Dat rapport is heel waardevol en dat is een stap in de goede richting.
Dat is echter natuurlijk alleen maar een stap in de goede richting als u bereid bent om met dat rapport aan de slag te gaan en dus ook de ingediende stukken die op tafel liggen en eigenlijk zouden kunnen worden goedgekeurd, bij te stellen en aan te passen aan de voorstellen die in die taskforce op tafel liggen en worden gedaan.
De heer Vandaele heeft het woord.
Collega Tobback, u moet zichzelf niet zo op de borst kloppen omdat de oppositie al zo veel geduld heeft gehad. Ook sommige leden van de meerderheid hebben al heel veel geduld gehad. Dat is dus eigenlijk hetzelfde. (Gelach)
Collega’s, inzake de budgetten die hiervoor nodig zijn, we weten dat er altijd middelen zijn om planschade te betalen. Die middelen zijn recurrent aanwezig bij de middelen van de Vlaamse overheid. Collega’s Tobback en Schauvliege, wanneer we hier overgaan tot een herbestemming van bepaalde terreinen, want dat is de bedoeling, waardoor een bepaald terrein inderdaad een andere bestemming krijgt, die minder waard is dan de bestemming die het had, op dat moment is die planschade dan verschuldigd. Op het ogenblik dat wij hier decretaal en binnen de regering afspraken maken daarover, dat het allemaal op muziek wordt gezet, dan heb je die middelen natuurlijk nog niet meteen nodig. We weten ook allemaal dat een planningsinitiatief toch enige tijd vergt. Dan zullen we al in de begroting van volgend jaar zitten, denk ik, als alles zeer goed gaat.
Collega’s, dan sluiten we dit onderdeel af.
Justitie en Handhaving
Dames en heren, we gaan nu over naar de volgende bevoegdheid van minister Diependaele, toch als waarnemend minister, namelijk het onderdeel Justitie en Handhaving.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Beste collega’s, 2022 wordt het jaar van het nieuwe Agentschap Justitie en Handhaving, dat op 1 januari van start gaat. Het agentschap zal de versnippering van het justitie- en handhavingsbeleid tegengaan. Hiermee laat het Vlaamse justitie- en handhavingsbeleid de kinderschoenen definitief achter zich. Daarnaast zijn we ook met rasse schreden vooruitgegaan omtrent het jeugddelinquentiebeleid. Er werden een reeks wijzigingen doorgevoerd aan het decreet. De capaciteit in de gemeenschapsinstellingen werd aangepakt en zal het komende jaar nog worden uitgebreid. Slachtoffers zullen niet langer worden opgesloten bij daders en de Jongerenopvolgingskamer werd opgericht. Jongerendelinquentie staat niet op zich. Opsluiting ook niet. Er werd ook telkens ingezet op een grondige ketenaanpak met een veelheid aan coherente corrigerende én sanctionerende maatregelen. In Vlaanderen is er geen plaats voor straffeloosheid. Zo heeft de minister maar liefst 1900 extra plaatsen voor werkstraffen gezocht én gevonden. Met dit lik-op-stukbeleid gaan we recidive tegen, maar zorgen we ook voor een groter gevoel van rechtvaardigheid bij slachtoffers én voor veiligere buurten.
In het voorbije jaar hebben we ook belangrijke stappen gezet met het decreet aangaande de lokale integrale veiligheidscellen (LIVC’s) in de strijd tegen radicalisering. Het is daarbij enorm belangrijk dat alle partners goed weten wat hun taken zijn en dat het onderlinge vertrouwen kan groeien.
Jarenlang ging er veel aandacht naar de bestraffing van daders, maar nauwelijks naar de slachtoffers, terwijl zij toch onze aandacht, begeleiding en nazorg verdienen. Vlaanderen stelt het slachtoffer centraal in zijn beleid. Bij de diensten slachtofferonthaal wil deze meerderheid meer mankracht en een efficiëntere aanpak. Slachtoffers worden voor de eerste keer zelf bevraagd en gehoord over hun ervaringen, zodat we kunnen streven naar een nog beter beleid.
Het Vlaamse justitiebeleid maakt in veel domeinen het verschil. De minister heeft bijzondere aandacht voor bijstand aan slachtoffers van de terreuraanslagen van 2016. Ze voorziet in een team van ervaren justitieassistenten dat de slachtoffers zal begeleiden tijdens het proces. Vlaanderen laat slachtoffers niet in de kou in de moeilijkste periode van hun leven.
Dankzij de proefprojecten in Gent kunnen slachtoffers rekenen op juridische eerstelijnsbijstand en worden ze voorbereid op hun verhoor. En met het Vlaams actieplan ter bestrijding van seksueel geweld focussen we onder andere op het sensibiliseren van jongeren in verband met seksueel, gendergerelateerd en intrafamiliaal geweld.
Daarnaast hebben we specifieke aandacht voor de strijd tegen het walgelijke fenomeen van tienerpooierschap. Bestraffing van daders en begeleiding van slachtoffers volstaan niet. Deze regering zet vanuit haar bevoegdheden alles op alles om nieuwe slachtoffers te vermijden door in te zetten op recidivevermindering en opvolging. We rekenen daarvoor op nieuwe elektronische enkelbanden met hoogtechnologische toepassingen tegen 2023 en een digitaal platform voor justitiabelen.
Minister Demir zei deze week nog heel terecht dat het absoluut niet de bedoeling kan zijn om alle capaciteitsproblemen van de gevangenissen door te schuiven naar Vlaanderen zonder rekening te houden met de gevolgen. En ze is niet de eerste of de enige die dit zegt. Ook Hans Dominicus, afdelingshoofd Justitiehuizen, gaf diezelfde bekommernis mee tijdens de Werkgroep Institutionele Zaken. Ook haalde hij aan dat de Vlaamse Gemeenschap te laat of onvolwaardig betrokken wordt bij de totstandkoming van nieuwe federale regelgeving met een impact op de uitvoeringscapaciteit van de gemeenschappen. De minister heeft daar zeer terecht op tafel geslagen om nauwer te worden betrokken in dit hele proces.
Ik hoop dat Vlaanderen in de toekomst volwaardig wordt betrokken, in het belang van een coherent strafbeleid, en dat in de toekomst de volledige strafuitvoering naar Vlaanderen wordt overgeheveld.
Ik rond af. Vlaanderen maakt optimaal gebruik van zijn bevoegdheden inzake bestuurlijke handhaving. Met een Vlaams bestuurlijk sanctieregister en de Kruispuntbank Handhaving kunnen we onder andere maximaal de strijd voeren tegen georganiseerde criminaliteit. In het kader van de bestuurlijke aanpak van dat laatste wachten we nu al een tijdje op de Federale Regering en haar administratie. Collega's, we rekenen erop dat dat snel wordt geregeld.
Collega's, samen met collega Axel Ronse deed ik ondertussen meer dan zeventig bedrijfsbezoeken in Vlaanderen. De lange vergunnings- en beroepsprocedure komt telkens weer aan bod. Deze Vlaamse Regering heeft kordate acties genomen door de procedures te wijzigen, extra rechters aan te werven voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen en in te zetten op de digitalisering van de Vlaamse bestuursrechtcolleges. Hierdoor zullen miljoenen aan investeringen worden gedeblokkeerd die te lang hebben vastgezeten door te lange vergunnings- en beroepsprocedures, zó belangrijk in het kader van de relance.
Ik sluit af. Dankzij het beleid van de Vlaamse Regering en van minister Demir zal Vlaanderen een gestroomlijnd, efficiënt en slagkrachtig justitie- en handhavingsbeleid van de 21ste eeuw voeren. (Applaus bij de N-VA)
Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen
Collega's, we gaan over tot een onderdeel dat niet tot de bevoegdheden van minister Diependaele behoort, namelijk Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen. Zoals u weet, zijn dat bevoegdheden van minister Somers.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Voorzitter en goede collega Homans, ambtsgenoten, minister, ook al betalen de mensen in dit land torenhoge belastingen, toch heeft de overheid – of moet ik zeggen ‘roverheid’? – steevast te weinig geld. Zo ook deze Vlaamse Regering.
De Vlaamse Regering – we hebben dat vandaag in het debat gezien – heeft te weinig geld voor gehandicaptenzorg, ze heeft te weinig geld voor sociale woningen, ze heeft te weinig geld voor onderwijs. De Vlaamse Regering heeft te weinig geld voor ouderenzorg, voor kinderopvang, ze heeft te weinig geld voor gezondheidszorg, ze heeft te weinig geld voor mobiliteit en openbaar vervoer, ze heeft te weinig geld voor de betonstop of bouwshift, ze heeft te weinig geld om haar stikstofhysterie te betalen, ze heeft te weinig geld om de energiefacturen van de Vlamingen drastisch te verlagen enzovoort en zo verder. Kortom, de Vlaamse Regering heeft te weinig geld om álle Vlamingen de zorg of ondersteuning te geven waar ze recht op hebben of die ze verdienen.
Heel wat Vlamingen kunnen dan ook amper rondkomen of staan al jaren op een of andere wachtlijst. We herinneren ons allemaal – althans, dat hoop ik – de getuigenis van de heer Eddy Schelfhout van deze zomer, die samen met duizenden andere Vlamingen al zeventien jaar – ik herhaal: zéventien jaar – op een wachtlijst staat voor een zorgbudget.
Dat is te schandalig en te onrechtvaardig voor woorden; dat is een moderne, welvarende samenleving, wat Vlaanderen toch zou moeten zijn, onwaardig.
Toch spendeert deze Vlaamse Regering steeds meer belastinggeld aan de poging tot het inburgeren en integreren van steeds meer vreemdelingen of nieuwkomers, zoals de politiek correcte term luidt. Daar waar het de vorige legislatuur nog om ongeveer 70 miljoen euro per jaar ging, gaat het deze legislatuur over 85 miljoen euro per jaar. Daarbovenop spendeert deze Vlaamse Regering nog eens minstens 15 miljoen euro per jaar aan subsidies voor allerhande vzw’s en organisaties die behoren tot de multikul- en diversiteitsindustrie.
Tijdens het begrotingsdebat vorig jaar heb ik met afschuw een aantal van de subsidieslurpende vzw’s opgesomd. 350.000 euro per jaar voor de Unie van Turkse Verenigingen, 388.000 euro per jaar voor de Federatie van Marokkaanse Verenigingen, 410.000 euro per jaar voor vzw Actieve Interculturele Federatie, 262.000 euro per jaar voor Sankaa, een Afrikaanse vereniging, 265.000 euro voor Kifkif, de Vlamingenhaters, 234.000 euro voor Vluchtelingenwerk Vlaanderen, 322.000 euro per jaar voor de Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims enzovoort.
Vandaag zijn we exact een jaar later, en nog altijd geeft deze Vlaamse Regering zoveel belastinggeld aan al deze multikul- en diversiteits-vzw’s, minstens 100 miljoen euro per jaar. Dat is dus het bedrag – 85 miljoen plus 15 miljoen is 100 miljoen – dat deze Vlaamse Regering jaarlijks zou kunnen besparen door te stoppen met het financieren en subsidiëren van de diversiteits- en integratie-industrie.
Collega Van Rooy, mag de minister antwoorden?
Ik ben zo klaar. 100 miljoen euro is het bedrag aan belastinggeld dat deze Vlaamse Regering zou kunnen heroriënteren naar onze eigen mensen, naar de hardwerkende of zorgbehoevende Vlamingen die het financieel moeilijk hebben of dringend ondersteuning nodig hebben. Mijnheer Schelfhout, over wie ik het al had, die dus moet leven met een zware fysieke beperking en die dus al zeventien jaar lang wacht op een zorgbudget, zei in zijn getuigenis: “Wij worden enkel als een kost bekeken. Probeer je als politicus eens in onze situatie in te leven.” Wel, waar wacht de Vlaamse Regering op? Is de Federatie van Marokkaanse Verenigingen belangrijker dan de heer Schelfhout? Krijgt de Unie van Turkse Verenigingen prioriteit op de heer Schelfhout? Komt de diversiteits- en integratie-industrie voor deze Vlaamse Regering op de eerste plaats en de duizenden Eddy Schelfhouts in Vlaanderen pas op de tweede plaats?
En aan wie zou durven te beweren dat 100 miljoen euro een peulschil is, zeg ik het volgende: ten eerste is dit een principekwestie, namelijk de duidelijke keuze voor ‘eerst onze mensen’, en ten tweede telt werkelijk elke euro en elke Vlaming die hiermee zou kunnen worden geholpen.
Dus, Vlaamse Regering, mijn boodschap is duidelijk: laat elke inburgeraar zelf betalen voor alle inburgerings- en integratiekosten, stop met het financieren en subsidiëren van de diversiteits- en integratie-industrie en zet nu eens eindelijk de autochtone Vlamingen op de allereerste plaats. (Applaus van Stefaan Sintobin en Johan Deckmyn)
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van Rooy, ik heb slechts een drietal opmerkingen. Ten eerste vallen de verenigingen die u hebt opgesomd, tot mijn spijt niet binnen mijn bevoegdheid. Het zijn socioculturele verenigingen die worden gefinancierd via het beleid van de minister-president. Aan geen enkele vereniging die u hebt opgenoemd, geef ik als minister van Binnenlands Bestuur en Integratie en Inburgering geld. Laat dat duidelijk zijn, dat is niet mijn bevoegdheid.
Ten tweede hebben we in het Agentschap Integratie en Inburgering ingezet op een vernieuwing, op digitalisering, waardoor we – en u hebt dat ongetwijfeld ook gezien in de begroting – voor het eerst structureel vanaf 2024 de subsidies kunnen verminderen. Omdat wij efficiënter zullen omspringen met de middelen, zullen we de subsidies met 4,6 procent verminderen. Dat is een van de plekken in onze begroting waar we dankzij de digitalisering het sterkst kunnen inzetten op een afbouw van de middelen.
Ten derde steunde het Agentschap Integratie en Inburgering tot nog toe 380 verschillende projecten en maar liefst 413 verschillende vormingstrajecten. We hebben ervoor gekozen, omdat we geloven dat veel van die projecten zinvol zijn maar spijtig genoeg te klein om een daadwerkelijk verschil te maken en onmogelijk om op te volgen, om die te bundelen in 25 relevante sporen. Sporen waar we robuust op inzetten, sporen die een verschil kunnen maken in het leven van mensen en ook een verschil kunnen maken in het leven in onze samenleving. Bovendien hebben we er ook voor gekozen dat die sporen zich niet alleen richten op mensen met een andere etnisch-culturele achtergrond. Mensen met een beperking komen bijvoorbeeld heel regelmatig terug in die sporen. Autochtone mensen die in armoede leven, komen ook terug in die sporen. We hebben dus een inclusieve aanpak nagestreefd. We hebben trouwens nog meer gedaan. We hebben er ook voor gezorgd dat een aantal thema’s die bijvoorbeeld te maken hebben met de strijd tegen seksuele intimidatie op straat en het zorgen voor veilige buurten, mee het onderdeel zijn geworden van dat bredere samenlevingsbeleid. We hebben daar dus net gedaan wat u vraagt, namelijk vereenvoudigen, robuuster maken en transparanter maken.
Een laatste punt: heel ons inburgerings- en integratiebeleid is erop gericht om de mensen waarvan de federale overheid heeft gezegd dat ze toegang hebben tot het grondgebied en hier legaal zijn, een versterkt integratie- en inburgeringsbeleid te bieden dat ervoor zorgt dat die mensen sneller actief zijn op de arbeidsmarkt. We zorgen ervoor dat mensen niet meer, zoals in het verleden het geval was en spijtig genoeg vandaag nog tot op zekere hoogte, eerst een aantal maanden in een asielcentrum zitten te wachten op erkenning, dan in een procedure stappen, die vaak anderhalf tot twee jaar duurt, om Nederlands en maatschappelijke oriëntatie te leren, en pas in laatste instantie toegeleid worden tot de arbeidsmarkt. Dan zitten ze twee tot drie jaar in wachtmodus. Ik denk dat het veel minder gemakkelijk is om mensen te activeren die twee tot drie jaar in wachtmodus gedwongen worden en dan gevraagd worden om actief te worden op de arbeidsmarkt, dan wanneer we mensen onmiddellijk actief maken op de arbeidsmarkt. Daarom hebben minister Crevits en ikzelf, samen met de Vlaamse Regering, ervoor gekozen om in het nieuwe inburgeringsbeleid mensen binnen de twee maanden naar VDAB toe te leiden. We geloven namelijk dat, als mensen onmiddellijk actief zijn op de arbeidsmarkt, ze sneller Nederlands gaan leren en praktisch inzicht krijgen in hoe onze maatschappij functioneert. Dan gaan ze minder afhankelijk zijn van de overheid, gaan ze sneller kunnen bijverdienen, gaan ze sneller op eigen benen kunnen staan en gaan ze beter kunnen bijdragen aan onze samenleving. Zeker op een moment dat er in onze economie een enorme vraag is naar arbeidskrachten, moeten we ervoor zorgen dat mensen die hier legaal kunnen zijn, ook daadwerkelijk bijdragen aan onze samenleving. We moeten hun de tools geven om dat te doen. We mogen niet meer de fout maken om mensen twee of drie jaar in wachtmodus te zetten alvorens ze actief kunnen zijn op de arbeidsmarkt.
Dat zijn een aantal korte beschouwingen bij uw tussenkomst, mijnheer Van Rooy.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, de tussenkomst van collega Van Rooy triggert mij. Ik wil dus even tussenkomen. Ik ben het met één ding eens, collega Van Rooy: ik vind dat deze Vlaamse Regering heel wat mensen, heel wat Vlamingen in de kou laat staan en heel wat verkeerde beslissingen neemt, zeker op het vlak van sociale uitsluiting, armoede en enkele dingen die u hebt opgesomd. Maar uw redenering houdt geen steek. U zegt op een bepaald moment dat al die bedragen niet naar de Vlamingen gaan, niet naar het eigen volk. Dan somt u een aantal organisaties op die misschien niet onder de bevoegdheid vallen van minister Somers. Maar het gaat ook heel vaak over Vlamingen, natuurlijk. U mag vinden van Kif Kif wat u wilt, maar dat zijn mensen, Vlamingen, die gebruikmaken van het vrije woord, van het recht op vrije meningsuiting – dat u toch verdedigt, als ik het goed begrijp – en nu volop opkomen voor hun eigen organisatie, voor hun eigen mening.
Voor de Unie van Turkse Verenigingen geldt net hetzelfde. Dat zijn allemaal Vlamingen waarmee u het niet eens bent, die een andere mening hebben dan u, maar die wel rekenen op de overheid om hen te ondersteunen als zij een bepaalde organisatie willen oprichten, wat hun volste recht is. U geeft aan dat die 100 miljoen euro een principebedrag is. Welja, u wilt eigenlijk gewoon dat dat geld gaat naar mensen die u als Vlamingen beschouwt, naar de mensen waarmee u het eens bent en niet naar anderen. Daar ben ik het ideologisch volkomen oneens mee. Ik vind dat de middelen pluralistisch verdeeld moeten worden onder alle verschillende meningen die er zijn. Daar kan Vlaanderen alleen maar sterker van worden. Maar natuurlijk haalt u dat symbolisch bedrag van 100 miljoen euro aan. U hebt een reeks van domeinen aangehaald waarin deze Vlaamse Regering inderdaad tekortschiet. Maar alleen al voor die sociale woningen, één domein dat u hebt aangehaald, is 1,9 miljard euro nodig voor 100.000 sociale woningen. En daar blijft u keer op keer dat symbolisch bedrag tegenover zetten.
En dan heb ik nog een laatste punt: ik ben het oneens met hoe deze Vlaamse Regering omgaat met de integratie. Over het betalend maken van integratiecursussen hebben we al heel veel debatten gevoerd. Maar het klopt natuurlijk wel: op een moment of een periode waarin er arbeidskrapte is, waar we mensen in de zorg nodig hebben, waar je alle hens aan dek moet hebben, heb je er alle baat bij om mensen die het recht hebben verdiend om hier te zijn, te begeleiden, te helpen om de taal te leren kennen. Je hebt er alle baat bij om de poorten te openen en hen te helpen om de pen mee vast te houden om mee te schrijven aan het verhaal van wie we zijn.
De redenering die je moet opbouwen, wat ons betreft, gaat over hoe je zoveel mogelijk mensen meehelpt, en hoe je de mensen vasthoudt, en waarbij je niet gaat onderverdelen: je hebt de mensen die wij tof vinden, die zeggen wat wij vinden dat ze moeten zeggen; die horen er wel bij, en de rest niet. En dat is natuurlijk het fundamenteel debat dat u niet wilt aanraken.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Mijnheer Annouri, er is geen enkel debat dat ik niet wil aanraken of niet wil aangaan. 100 miljoen euro is, hoe u het ook draait of keert, enorm veel geld, waar heel wat mensen, die al jarenlang, tot zeventien jaar lang, op een wachtlijst staan, mee kunnen worden geholpen. Dat gebeurt niet. Waarom niet? Omdat deze Vlaamse Regering er blijft voor kiezen om die 100 miljoen euro te steken in de poging tot het inburgeren van steeds meer nieuwkomers, vreemdelingen. Mijnheer Annouri, ik zal blijven zeggen dat ik dat de foute keuze vind, en dat onze prioriteit bij onze autochtone Vlamingen ligt, die bijvoorbeeld op een wachtlijst staan.
En ik zal blijven zeggen dat ik het gruwelijk onrechtvaardig vind dat iemand die hier binnenkomt in dit land, legaal of illegaal … Zoals u weet is dit land een open uitnodiging van de hele wereld, wat ons trouwens veel meer kost: 2,2 procent van het bruto binnenlands product, dat is wat de massa-immigratie ons jaarlijks kost. En dat gaat niet over 100 miljoen euro, dat gaat over miljarden euro’s. Maar ik zal dus blijven zeggen dat ik het gruwelijk onrechtvaardig vind dat iemand die hier binnenkomt en een inburgeringstraject volgt, daar zelf niet de volle pot voor moet betalen. Zo’n inburgeringstraject kost 4000 à 4500 euro. Hoeveel moet hij of zij daarvoor betalen, die nieuwkomer? Nog geen 10 procent. Is dat rechtvaardig? Neen. Dat is onrechtvaardig. Het zijn de autochtone Vlamingen die voor meer dan 90 procent, bijna 4000 euro, van zo’n inburgeringstraject moeten opdraaien. En ik zal mij daar blijven tegen verzetten, want dat is Vlaams geld dat in Vlaamse handen moet blijven. En wie er zelf voor kiest om naar hier te komen, moet ook zelf alle kosten daarvoor dragen.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, laat mij beginnen met u te feliciteren, want je wordt niet elke dag Europees klimaatambassadeur. En het lokaal energie- en klimaatplan wordt een belangrijk speerpunt in het volgende jaar, waarbij we onze lokale besturen ook volwaardig erkennen als partners in een van de grootste uitdagingen van het moment.
Collega’s, het is het afgelopen jaar een belangrijk jaar geweest voor de lokale besturen, met heel wat regelgeving, die heel wat impact heeft gehad. Er is het decreet voor de versterking van de lokale democratie, de geloofsgemeenschappen, de uittekening van de regiovorming. En zoals vorig jaar hebben ze dit jaar weeral eens in de frontlinie gestaan van deze coronacrisis. Ze hebben flexibiliteit getoond, ze hebben creativiteit getoond, de daadkracht om vandaag, morgen, overmorgen de maatregelen van het Overlegcomité concreet te vertalen, om onze lokale handelaars te steunen, om het verenigingsleven in leven te houden, om beleid dicht op maat van de mensen te brengen.
En ze verdienen daarvoor al onze lof en waardering, ook financieel. Deze begroting toont dat ook volledig aan. De basisfinanciering wordt gegarandeerd, en er is opnieuw een groei van 3,5 procent op het Gemeentefonds en het Stedenfonds, de belangrijkste stroom voor onze gemeenten. Alles samen brengt dat 4 miljard euro in het laatje van onze lokale besturen, een historisch bedrag.
We doen ook nog meer dan wat we beloofd hebben. We gaan volgend jaar ook de minderontvangsten in de energiedividenden gedeeltelijk compenseren. We doen dat in 2022 met 37 miljoen euro. Maar belangrijker nog dan het bedrag zelf, is de manier waarop we dat doen. We doen dat niet met rapportering. We doen dat niet door er vragen over te stellen. Maar we doen dat in alle vertrouwen ten aanzien van die lokale besturen.
Dat is ook de weg waarop we in 2022 verder moeten gaan, de weg van het vertrouwen, ook als het gaat over bevoegdheden van lokale besturen. In 2022 moet de decentralisatieoefening een versnelling krijgen. We moeten op zoek gaan naar bijkomende bevoegdheden die we dicht bij de mensen kunnen brengen. Dat is geen eenvoudige oefening, maar wel een oefening die we noodzakelijk moeten doen.
We moeten ook meer vertrouwen hebben in onze bestuurders, en dan de gemeenteraadsleden in het bijzonder. Dat is natuurlijk iets wat onze fractie en mezelf heel nauw aan het hart ligt. De gemeenteraad moet versterkt worden, want we zien dat de afgelopen jaren steeds meer gemeenteraadsleden afhaken. En eigenlijk begrijp ik ze soms wel een beetje. Ze moeten meer betrokken worden bij het beleid. We moeten hen meer tijd geven, meer macht geven, en eenvoudigere procedures. Ik verwacht zelf ook heel veel van de oefening die we maken rond de leesbaarheid van de BBC. Raadsleden moeten op een heel eenvoudige manier digitaal het beleid kunnen monitoren, de wijzigingen zien, en op die manier ook vragen stellen in de gemeenteraad. Ik kijk ook uit naar de parlementaire bespreking, want ik denk echt dat we dat in de commissie over de partijgrenzen heen kunnen doen. We hebben daar eigenlijk al goede debatten over gevoerd.
Minister, als we het hebben over sterke lokale besturen, hebben we het natuurlijk over onze personeelsleden, die ook het beste van zichzelf hebben gegeven. Maar we zien bij de lokale besturen ook dat er steeds meer knelpuntfuncties zijn. Om die reden zal de modernisering van de rechtspositieregeling ook belangrijker worden dan ooit, een belangrijk politiek thema op de agenda.
Kortom, minister, het wordt een belangrijk jaar, na een ander belangrijk jaar. Maar het is de overtuiging van mijn fractie en van mezelf dat deze begroting voldoende elementen bevat om in alle vertrouwen onze lokale besturen de uitdagingen die dicht bij de mensen leven, ook te laten aangaan. (Applaus bij CD&V)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, normaal gezien zit ik de commissie Binnenlands Bestuur voor. Ik denk dat wij een unieke commissie zijn, met een minister en de beleidsdomeinen echt één op één. De minister moet in geen andere commissie zijn, wij moeten geen andere ministers ontvangen. Collega’s, ik ben hier vandaag nu toch woordvoerder namens mijn fractie. En ik was het daarstraks al eens aan het bekijken: dit is mijn 27e begrotingsbespreking. (Applaus)
Dank u, dank u. De les die ik daaruit trek, collega’s, is dat we over hetzelfde document spreken, en afhankelijk van de plaats waar je zit, is voor de ene het glas halfvol en voor de andere halfleeg.
Collega’s, eigenlijk hebben we vandaag, bij deze begrotingsbespreking, een uniek moment. Ik richt mij vooral ook tot onze lokale bestuurders hier aanwezig en overal in Vlaanderen. Wij overschrijden voor de eerste maal het budget van 4 miljard euro die we ten dienste stellen van onze lokale overheden, ons agentschap Binnenlands Bestuur, onze gemeenten. En zoals collega Warnez terecht opmerkte, zit daar heel veel in dat we naar die lokale besturen overdragen. Er is de groei van 3,5 procent. En nu mag je hier in de meerderheid of in de oppositie zitten, allemaal hebben wij, buiten onze collega’s van het Vlaams Belang, ergens wel lokale bestuursverantwoordelijkheid en zijn we toch wel zeer blij met deze groei. En het is niet alleen deze groei. We hebben deze legislatuur ook de responsabiliseringsbijdrage gekend. We hebben het Openruimtefonds. En de vaste groeivoet heb ik al aangehaald.
Collega’s, ik denk dat dit wel degelijk blijk geeft van het feit dat wij heel veel respect hebben voor wat er lokaal gebeurt. Het is door verschillende collega’s in de loop van het debat over verschillende beleidsdomeinen reeds aangehaald: je kunt geen beleidsdomein negeren, of onze lokale besturen spelen een belangrijke rol.
In heel het gegeven rond vaccinatie, maar ook op andere vlakken, zijn zij een sterke partner waar we op moeten blijven inzetten.
Collega’s, ik denk dat we binnen deze bevoegdheid ook een heel belangrijk engagement zijn aangegaan om de zogenaamde verrommeling tegen te gaan. Dat heeft niet onmiddellijk een budgettaire weerslag, maar je moet er wel voor zorgen dat er meer transparantie is in de bestuurscultuur en de manier waarop we beleid kunnen voeren. Het is begonnen bij toenmalig minister-president Bourgeois, nadien werd het door minister Homans voortgezet, en nu door u, minister. Maar ook uw collega-ministers zijn, afhankelijk van hun beleidsdomeinen, toch mee de weg opgegaan van de regiovorming, van subregio’s en dergelijke, om daar duidelijkheid in te scheppen. De N-VA-fractie zal steeds een bondgenoot blijven om dat te doen.
Wat de andere bevoegdheidsdomeinen betreft – en ik kijk naar de klok – denken wij het voorbije jaar zeer belangrijke decreten te hebben goedgekeurd, die nu hun implicatie zullen kennen. We hebben het debat gehad over het Eredienstendecreet. Er zijn heel wat moeilijkheden naar boven gekomen. Soms zaken van achterdocht. Dat is zo. Maar ik denk dat we met de implementatie van dat decreet en het voortgaan, en met de screeningsdienst die nu geïmplementeerd wordt, tot vertrouwen moeten kunnen komen tussen de verschillende actoren, ook wat de erediensten betreft, om hun een plaats te geven die past binnen ons beleid en die past binnen hoe wij Vlaanderen verder willen zien evolueren.
Minister, u hebt daarjuist uitvoerig geantwoord op de tussenkomst van collega Van Rooy over inburgering. Laat het heel duidelijk zijn: voor onze fractie is het inburgeringsgegeven een fundamentele, essentiële tool om tot gedeeld burgerschap te komen. Van bij de aanvang van mijn partij, de N-VA, twintig jaar geleden, hebben wij daar een strijdpunt van gemaakt: dat niet onze afkomst maar wel ons heden en onze toekomst ons binden. Voor ons is eenieder Vlaming die samen met ons waarden en normen wil delen en samen aan de toekomst wil bouwen, ongeacht de afkomst. Ik ben dan ook heel fier dat binnen mijn partij en ook binnen andere partijen mensen van verschillende afkomst kansen krijgen en ook voor dat gedeeld Vlaams burgerschap gaan.
Er liggen nog heel wat uitdagingen voor ons. U hebt het plan ‘Samenleven’ uitgetekend. Maar in ieder geval, minister, zult u in ons steeds een bondgenoot vinden. Uw beleid is niet de grote slokop wat budgettaire zaken betreft, maar het gaat wel om fundamentele zaken die straks Vlaanderen zullen kleuren, die Vlaanderen vorm geven en ervoor zorgen dat eenieder die in Vlaanderen woont, er ook graag woont, er een toekomst heeft en samen met ons Vlaming kan zijn. (Applaus bij de N-VA)
Collega Vaneeckhout heeft het woord.
Ik heb de twee tussenkomsten van collega Van Dijck en collega Warnez afgewacht omdat ik dacht dat ze een beetje in dezelfde lijn zouden liggen. Dan hoeven we niet twee keer hetzelfde debat te voeren. Maar, minister en collega’s, ik wil toch een paar punten aanstippen.
We hebben in de commissie een goede traditie van goede debatten. Dat gebeurt op een zeer serene en grondige manier. Jullie weten dat wij een heel aantal zaken echt steunen en daar ook echt mee over willen nadenken. Maar we zijn over een aantal dingen ook wel bezorgd.
Eerst en vooral het Gemeentefonds. Minister, wij zijn erkentelijk voor alles wat er gebeurt. Er wordt een grote inspanning geleverd. De lokale besturen zijn daar erkentelijk voor. Maar we moeten anderzijds wel zeggen dat iedere keer opnieuw bij iedere volgende stap de opdrachten voor de lokale besturen groter worden. Ik denk dat iedereen van ons die lokaal ervaring heeft weet dat het altijd wel zoeken wordt om met dezelfde middelen nog extra dingen te doen. Minister, ik verwijs naar het debat van daarnet over de betonstop, enzovoort. Wanneer die keuzes worden gemaakt, moeten wij de consequentie van het Belfortprincipe doortrekken naar de lokale besturen. U hebt zich daar altijd achter gezet. Wij hopen dat dat zo blijft.
Dan is er de versterking van de gemeenteraad en het politieke proces op lokaal niveau. Al onze steun voor zowel de werkzaamheden in de commissie als de contacten die we daarover tussen de parlementsleden hebben en met het kabinet en de minister zelf, over hoe we elkaar daarin kunnen vinden: dat is een grote uitdaging. We doen dat op een goede manier. We moeten af en toe de manier waarop dat gebeurt huldigen. De minister en het kabinet brengen ons daarrond samen, over alle partijgrenzen heen.
Iets waar ik wel bezorgder over ben, is het personeelsstatuut – de heer Warnez heeft ernaar verwezen – lokaal, maar ook Vlaams. Ik denk dat het een grote uitdaging is om een aantrekkelijk statuut te behouden en een aantrekkelijke werkgever te zijn. Maar onze voornaamste kritiek op dit moment richting Binnenlands Bestuur en Bestuurszaken, waarvoor u bevoegd bent, is de grote tol die er stilaan komt van de jarenlange besparingen op het personeelsapparaat, van de Vlaamse overheid vooral. We zien dat minder bij lokale besturen. Crisis na crisis zien we dat er op allerlei domeinen signalen komen dat er impact is, grote diepgaande impact, van jarenlange besparingen. Dat gaat over het PFOS-dossier, over mobiliteitsdossiers. Minister, wij vragen dus om in 2022 die oefening eens echt grondig te doen en te kijken wat voor antwoorden daarop nodig zijn.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Ik wil heel even antwoorden want zo dadelijk heeft de heer Vaneeckhout langer gesproken dan mijn vijf minuten en daar kan ik niet tegen. (Gelach)
Mijn goede medewerker vroeg mij of ik hiermee iets kon doen, dat zijn vijf bladzijden voor vijf minuten. Maar wat hierin ook stond en ik niet heb vermeld – door u aangehaald en inderdaad een heel belangrijke uitdaging –, is de aanpassing van de rechtspositieregeling, vooral ook voor onze lokale besturen, waar ik enorm veel ervaring in heb. Ik heb die persoonlijk minder wat de Vlaamse ambtenarij betreft. Maar ik stel inderdaad vast om concurrentieel te blijven – en dan bedoel ik dat niet in het kader van commerciële concurrentie –, hoe moeilijk het is om goede profielen aan te trekken, bijvoorbeeld ICT’ers, stedenbouwkundigen, mensen die kwalificaties hebben die we als openbaar bestuur echt wel nodig hebben. We zijn daar met handen en voeten gebonden aan bepaalde regels en kunnen die mensen niet of moeilijk bij ons krijgen. Dat is maar één voorbeeld, maar we moeten daar naar een veel flexibelere manier van werken.
Het stond in mijn tekst, maar ik heb hem niet helemaal kunnen brengen. Maar ik ben zeer blij, mijnheer Vaneeckhout, met uw schitterende tussenkomst op mijn maat gesneden.
En dat allemaal met Kerstmis …
Minister Somers heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik de sprekers danken voor de heel constructieve tussenkomsten. Een houding trouwens die de meeste commissarissen in onze commissie over grenzen van meerderheid en oppositie heen hebben, met alle kritiek die noodzakelijk is, maar waar we toch proberen samen te werken. Ik waardeer ook enorm de kennis en ervaring op het terrein als het over lokale besturen gaat. Verschillende van de collega's hebben ook lokale verantwoordelijkheid. Als het dan gaat over inburgering en integratie zijn er andere mensen die ook een stuk verantwoordelijkheid hebben gedragen daarin, en dat helpt natuurlijk om het beleid te schragen.
Ik wil nog ingaan op het laatste punt, omdat ik denk dat ons dat het volgende jaar echt zal bezighouden, een punt waar minister Crevits heel vaak mee geconfronteerd wordt, namelijk de schaarste op de arbeidsmarkt, bedrijven die geen mensen meer vinden. Daardoor dreigt er ook een hypotheek te komen op de groei van bedrijven. Men kan het potentieel dat men voor ogen heeft, niet helemaal valoriseren. En van onze lokale besturen krijg ik steeds meer signalen dat het heel moeilijk wordt om gespecialiseerde medewerkers te vinden, mensen in de ICT, op diensten stedenbouw, ingenieurs die nodig zijn bij uitvoeringsdiensten. Dat wordt steeds moeilijker, een grote uitdaging.
Er zijn drie sporen die we zullen moeten bewandelen. Gemeentebesturen zullen moeten nadenken of ze sommige van die diensten niet op een hoger niveau moeten samenbrengen. De regiovorming is daar een instrument. Sommige gemeenten moeten door de krapte die ze in verschillende onderdelen van hun administratie zien, vaak een kleine administratie, vaak eenmansdiensten, ernstiger beginnen na te denken of ze toch ook niet het avontuur van de fusie zouden durven aangaan. Ik krijg ook steeds meer signalen van het terrein dat men daar veel opener en ernstiger dan in het verleden over aan het nadenken is.
Een derde zaak is – en dat hebt u gezegd, mijnheer Van Dijck en mijnheer Vaneeckhout – de rechtspositieregeling. We zullen iets meer maatwerk moeten toelaten. Het is alleszins de bedoeling van de Vlaamse Regering om meer ruimte te laten aan een lokaal bestuur om zelf voorwaarden te creëren waarbinnen lokale besturen sterker staan en beter gewapend zijn om mensen aan te trekken.
Mijn dank voor de goede samenwerking van het voorbije jaar, en de heer Van Rooy wens ik een heel warme kerst toe.
Collega's, dan kunnen we nu overgaan naar het onderdeel Buitenlands Beleid. Ik wil wel meedelen dat de minister-president mij heeft laten weten dat hij vanavond vervangen wordt door viceminister-president Crevits, hier reeds aanwezig. Alle volgende thema's zullen behandeld worden door minister Crevits, dus Buitenlands Beleid, Cultuur, Werk en Sociale Economie, Landbouw en Visserij en Economie, Wetenschap en Innovatie.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Voorzitter, dit was natuurlijk wel niet afgesproken. Alle begrip voor het feit dat minister-president Jambon en minister Crevits er niet bij konden zijn wegens het Overlegcomité. Maar het Overlegcomité is afgelopen. We hebben ook speciaal al die thema’s later op de avond gezet zodat hij er bij kon zijn. Minister Crevits is hier, de minister-president niet. Ik begrijp dat niet zo goed. Zeker ook omdat we het straks nog over de cultuursector gaan hebben. Ik denk dat de cultuursector op dit moment toch een minister-president verdient die hen recht in de ogen komt kijken en die toont dat hij aan hun zijde staat. Sorry, maar voor mij bewijst zijn afwezigheid wel het tegendeel.
Het is natuurlijk wel zo dat een regering een collegiaal orgaan is. Iedereen kan altijd iedereen … ja, collega Goeman, meer weet ik ook niet. Ik heb gewoon de verontschuldigingen gekregen en de mededeling dat viceminister-president Crevits ..., die trouwens ook wel op het Overlegcomité aanwezig was, en ook wel weet, denk ik, wat daar voor cultuur afgesproken is. Zij zal ook wel op die vragen kunnen antwoorden.
Ja, het begrotingsdebat is toch een van de belangrijke politieke momenten van het jaar. De minister-president is hier niet. Ik vind dat bovendien getuigen van weinig respect voor de cultuursector.
De heer D’Haese heeft het woord.
Voorzitter, ik heb dezelfde bedenkingen als mevrouw Goeman. We doen hier debatten per thema en per minister. In het begin van de vergadering zijn twee ministers verontschuldigd, met een zeer goede reden. Misschien heeft de heer Jambon ook een goede reden, maar dan denk ik dat we die op zijn minst mogen kennen. De mededeling ‘ik kom niet af’ vind ik niet echt voldoende voor een minister-president bij de begrotingsgesprekken.
'Ik kom niet af', dat heeft hij ook niet gezegd. U moet het niet in het belachelijke trekken.
Ik vraag gewoon naar de reden van afwezigheid.
Ik ken ze niet.
Dan kunnen we misschien vragen dat hij die reden geeft.
Hij is gewoon verontschuldigd.
Minister Crevits heeft het woord.
De minister-president heeft mij gevraagd of ik hem kon vertegenwoordigen. Hij heeft ook gezegd dat hij met de voorzitter van het parlement gesproken had om te vragen of dat oké was. Ik heb gezegd: ik moet er toch zijn, dus ik zal dat met veel plezier doen. Ik kom graag naar het parlement, dus ik ben te uwer beschikking.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij om minister Crevits te zien. Ze is een aangename persoon om een goed debat mee te voeren. Maar daar gaat het helemaal niet over. Ik vind wel dat de minister-president op een begrotingsdebat, met thema’s waarbij we toch hadden uitgekeken om hem te zien, een heel vreemd signaal geeft door hier niet te zijn. Ik wil me niet uitspreken over de reden, die zal ongetwijfeld een van de komende dagen wel duidelijk worden en dan zullen we daarover kunnen oordelen. Maar ik vind het wel heel jammer. Ik vind, zoals collega Goeman en collega D’Haese hebben aangehaald, dat net over het debat van cultuur op dit moment heel wat te doen is, en dat we daarin als parlement toch een rol hebben te spelen. We zouden daar straks toch een en ander over moeten kunnen zeggen. Ik vind het dus heel vreemd, ik vind het heel jammer, en dat wou ik bij deze ook wel gezegd hebben. Zonder mij uit te spreken over de redenen vind ik dit echt een heel vreemd signaal, ook voor de misschien weinige mensen die nu thuis aan het kijken zijn. Dit lijkt me toch wel de plek waar de minister-president nu zou moeten zijn.
Het gaat niet alleen over mensen die thuis aan het kijken zijn, ook over dit parlement en de parlementsleden.
De heer Rzoska heeft het woord.
Met veel liefde voor minister Crevits, maar ik denk dat het belangrijk is dat het parlement de minister-president gewoon opvordert. Ik denk dat we in het Uitgebreid Bureau met alle fracties heel mild geweest zijn. Er is aan ons gevraagd om de blokken van zowel minister Crevits als minister-president Jambon achteraan te plaatsen omdat er Overlegcomité was. Wij vonden dat een legitieme vraag. We zijn daar helemaal in meegegaan, en dan vind ik het niet meer dan logisch dat, op het moment dat die blokken behandeld worden, en het Overlegcomité afgelopen is, de minister-president hier aanwezig is. Mijn voorstel is dat het parlement hem opvordert.
Collega’s, dan kunnen wij stemmen of we de minister-president willen opvorderen. We moeten dan wel een stemming klaarmaken om dat te doen, omdat er ook digitale stemmers thuis zitten.
Ik kan hem ook eerst bellen, en vragen of hij wil komen. Ik zal hem bellen.
Ik schors intussen de vergadering.
– De vergadering wordt geschorst om 22.29 uur.
– De vergadering wordt hervat om 22.32 uur.
Dames en heren, ik heb telefonisch contact gehad met de minister-president. Hij is onderweg naar hier. Dat zal nog ongeveer vijftig minuten duren vooraleer hij hier is. Ik stel voor dat we nu eerst beginnen met de bevoegdheden van minister Crevits. (Instemming)
– Kris Van Dijck treedt als waarnemend voorzitter op.
Werk en Sociale Economie
We bespreken nu het onderdeel Werk en Sociale Economie.
De heer Ronse heeft het woord.
Voorzitter, goedenavond iedereen, ik heb dus vijftig minuten voor mijn tussenkomst, waarvoor dank. (Gelach)
Ik zal u allemaal bezighouden.
Ik was eigenlijk van plan om me te laten inspireren door het cultuurdebat om dan mijn tussenkomst te schrijven. Ik heb hier wat nota’s die ik tot een helder en synthetisch geheel aan u allen zal brengen.
Ik heb een aantal zaken en vaststellingen over het thema werk. Recent was er een OESO-grafiek (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) met het verschil tussen de totale loonkost – en ik zie het volk binnenstromen voor mijn tussenkomst – voor een werknemer en wat hij ontvangt. Als een werknemer 100 euro kost, gaat daarvan 52 euro naar de overheid en houdt hij nog 48 euro over. We zijn daarbij kampioen in het verschil tussen wat iemand kost en wat hij netto ontvangt. In België zijn er 450.000 mensen langdurig ziek en dat kostte in 2020 10,6 miljard euro aan uitkeringen. Hier zijn 181.000 mensen uitkeringsgerechtigd werkloos en dat kostte vorig jaar 1,3 miljard euro. Er zitten 21.000 mensen in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT). Dat is een kleine stad. Ik weet niet, mijnheer Vanryckeghem, hoeveel mensen er wonen in Waregem, maar dat zal het ongeveer zijn.
Ondernemers die oudere werknemers willen aanwerven, krijgen werknemers die willen werken tegen een marktcompetitief loon, maar ze moeten hoger verloond worden door het paritair comité door hun anciënniteit. We zitten met spelregels die werknemers uit de markt prijzen.
Ik zag onlangs een bevriende ondernemer. Hij zei dat hij winst had gemaakt en dat hij verplicht werd om consumptiecheques uit te keren aan zijn werknemers. Dat verschilt per paritair comité en hij zit met diverse paritaire comités in zijn bedrijf, terwijl hij zijn winsten integraal wil investeren in uitbreiding en om meer werknemers aan te werven. “‘What the heck’ worden we hier tot zulke zaken verplicht?”, vroeg hij zich af.
Als ik al die zaken naast elkaar leg, word ik daar intriest van. Onze arbeidsmarkt staat in brand, alle indicatoren staan op rood. We hebben een oud arbeidsrecht, heel veel kosten aan uitkeringen, een volledig verstarde arbeidsmarkt en mensen die eigenlijk niet meer weten wat de logica is.
En dat is erg, want men gelooft op die manier niet meer in een rechtvaardige herverdeling van solidariteit. Middelen komen niet op de juiste plaats toe. Het enige antwoord dat wij als fractie daarop hebben, is eensluidend confederalisme, want in dit halfrond hebben we een consensus over verstandige maatregelen die moeten worden genomen.
Toch vind ik dat we ook in eigen boezem moeten kijken. Als we dat doen, heb ik acht prioriteiten neergeschreven voor het Vlaams beleid op het vlak van werk voor het volgende jaar. De eerste pleit voor confederalisme op federaal niveau. De tweede is een betere controle en sanctioneringsbeleid van VDAB, want vandaag is dat niet goed. Er is echt verbetering mogelijk. Laat ons de jobbonus goed invoeren. Die is er en ik zie het vooral als een sociale maatregel. We moeten afwachten of die echt activerend werkt, zeker omdat de regering De Croo de uitkeringen en de brutolonen heeft verhoogd, wat ertoe kan leiden dat het jobbonuseffect een beetje wordt afgetopt. Laat ons een deftige doelgroepenkorting op maat invoeren zodat mensen die kunnen worden omgeschoold, laagdrempelig in bedrijven kunnen worden aangenomen. Laat ons een beter tenderbeleid voor VDAB uitwerken. De sector van de dienstencheques, waar 1,6 miljard euro inzet, moet worden hervormd, en er zijn nog een aantal prioriteiten.
Maar ik ben een man van mijn woord en ik had beloofd om niet over mijn tijd te gaan. De minister kent mijn boodschap maar al te goed.
Collega's, ik dank u ongelooflijk voor de manier waarop u geboeid en gekluisterd aan uw stoel naar mijn betoog hebt geluisterd. Ik dank u ook allemaal voor de grote consensus en het applaus dat nu zal volgen. Dank u wel. (Applaus bij de N-VA)
U bent maar een klein beetje over uw tijd gegaan, mijnheer Ronse.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, ik denk dat ik namens ons allen spreek als ik zeg dat we zo snel mogelijk willen vergeten wat collega Ronse net heeft gezegd. (Rumoer)
Neen, dat was een grapje.
Collega's, minister, op zo'n begrotingsmoment is het interessant om even terug te blikken en vooruit te kijken. Als ik terugkijk naar het afgelopen jaar, is het enige wat ik alvast aan u, minister, en de collega's van de commissie Werk wil meegeven, dat we heel wat debatten hebben gevoerd, onder andere over de huishoud- en poetshulpen in Vlaanderen. Iedere keer opnieuw is er een unanieme en kamerbrede overtuiging en steun, die ik ook wel voel, die erop neerkomt dat alle mensen in de huishoudhulpsector belangrijk en nodig werk doen en alle ondersteuning moeten krijgen die ze verdienen.
Het is dan ongelooflijk jammer en pijnlijk om te zien dat Vlaanderen er nog altijd niet in is geslaagd om die mensen, die dat ongelooflijk belangrijke werk doen, aan meer loon te helpen. Die mensen moeten nog steeds aan een veel te laag loon werken. Ze moeten geld opleggen om te gaan werken omdat ze zo weinig vervoerskosten terugbetaald krijgen dat ze vaak moeten inboeten als ze hun benzine moeten betalen. Het is echt absurd.
Het toont voor een deel aan welke de beperkingen zijn van de politiek of op zijn minst van de politiek die de afgelopen jaren is gevoerd. Als ik één wens mag meenemen naar het volgend jaar, hoop ik alvast dat de sector erin slaagt om een akkoord te onderhandelen dat ervoor zorgt dat die mensen, die het belangrijkste werk voor ons doen dat toch de hoeksteen vormt voor heel wat gezinnen, deftig worden betaald.
Iets waar we het kamerbreed over eens zijn, waar er steun voor is en wat deze Vlaamse Regering wil doen, is de werkzaamheidsgraad optrekken. Minister, u wilt ook andere maatregelen nemen, zoals de jobbonus, om ervoor te zorgen dat de laagste lonen meer zouden overhouden. Ik vond het dan ook opvallend om vandaag te lezen dat zij die door de coronacrisis op tijdelijke werkloosheid waren gevallen, minder jobbonus zouden overhouden. Toen men u vroeg over hoeveel mensen het ging en hoeveel jobbonus zij zouden verliezen, werd er geen pasklaar antwoord gegeven. Een goede maatregel op papier die wordt uitgerold, maar waarvan men niet weet welke impact die heeft, net voor die laagste lonen. Dat is iets waar wij ons zorgen over maken.
We hebben het debat gehad over de gemeenschapsdienst, niet de gemeenschapsdienst zoals die in het buitenland is ingevoerd, maar waar wij ons ook toch zorgen over maken. Waarvoor gaat die dienen? Is het om competenties te verscherpen? Wat zegt het als je een arbeidsbemiddelingstraject hebt dat twee jaar duurt maar dat er nog altijd niet in slaagt om mensen te remediëren naar een juiste job als er net zoveel jobs zijn op de arbeidsmarkt?
Wat zegt dat als iemand twee jaar lang zijn of haar best heeft gedaan en nog altijd niet aan een job wordt geholpen? Moet je die dan in een gemeenschapsdiensttraject steken of is dit niet een soort van verdienste, waarbij je tegen die mensen zegt dat ze hun best hebben gedaan, dat ze alles hebben gedaan wat werd verwacht en dat we ervoor gaan zorgen dat er vaste basisjobs zijn waarvoor je een deftig loon krijgt?
Ik heb nog twee andere stokpaardjes die ik wil meegeven voor het komende jaar. Minister, dat is de werkbaarheid op onze arbeidsmarkt. Er is ontzettend veel gesproken over het feit dat er heel wat mensen uitvallen. Dat is een kwaal van deze tijd. Het is onwaarschijnlijk als je rondkijkt – ik spreek voor mezelf maar ik neem aan ongetwijfeld ook voor heel wat van jullie – in je eigen omgeving hoeveel mensen proberen hun privéleven met hun job te combineren en dan gewoon keihard tegen een muur knallen, die uitgeperst uitvallen, die zeggen dat het gewoonweg niet meer gaat. Dan ben je vertrokken voor een traject van twijfel, onzekerheid, gaan spreken met therapeuten, van schuldgevoel, van onevenwicht omdat je je gezinsleven en je werk niet kunt balanceren. Dat is een ziekte van deze tijd, die een enorme impact heeft op onze arbeidsmarkt, maar ook veel breder, op heel wat mensen in onze samenleving door het zelfvertrouwen dat daarmee wordt ondermijnd. Een absolute prioriteit is om dat te keren. Er zijn heel wat plannen voorgelegd. Die zijn in uitrol, minister. De vraag is natuurlijk welke resultaten die met zich zullen meebrengen. Ik denk dat 2022 daar een cruciaal jaar in zal zijn, waarin zal blijken dat als de stappen die gezet zijn, niet voldoende zijn, er dan effectief moet worden bijgeschakeld. Ik kan niet genoeg onderstrepen, los van het rationele argument om ervoor te zorgen dat mensen niet uitvallen omdat je dan een gezonde arbeidsmarkt hebt, dat het ook ongelooflijk belangrijk is voor het welzijn en het mentaal welzijn van heel wat Vlamingen.
Een laatste punt, waar ik mee wil afsluiten, is de discriminatie op de arbeidsmarkt. U hebt aangehaald dat er op papier heel wat goede plannen staan om daar met de verschillende sectoren mee aan de slag te gaan. We verschillen erover van mening of dat voldoende is of niet. Daarover kunnen we blijven discussiëren. Dat zal ik ook blijven doen. Dat weet u ook. Maar ook daar zal volgend jaar ontzettend belangrijk voor zijn. Want ook daar weer is het rationeel argument dat, als je een hogere werkzaamheidsgraad nodig hebt, het onlogisch is om mensen te laten afvallen wegens hun leeftijd, hun afkomst, hun geaardheid en noem maar op, en dat je daartegen moet optreden. Maar ook daar weer: de littekens, het zelfvertrouwen en de zelfwaarde van heel wat Vlamingen die daarmee geschonden worden.
Voorzitter, ik rond af. Dat waren de vijf bedenkingen die ik wilde meegeven voor het komende jaar en die wat mij betreft absolute topprioriteit moeten zijn als we werk willen maken van een gezonde arbeidsmarkt. (Applaus bij Groen)
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb iets gedaan wat nog niemand ooit heeft gedaan, noch in dit halfrond, noch daarbuiten. Ik heb namelijk de verslagen opgezocht van de begrotingsbesprekingen die we vorig jaar hier hebben gedaan. Vorig jaar hadden we het over de coronacrisis en hoe de steun aan de ondernemers die hun activiteiten gedwongen moesten onderbreken. We hadden het over een leger werklozen dat op ons af kwam en de zeer ernstige gevolgen van de crisis die we toen allemaal vreesden. De realiteit is dat de economie zich razendsnel heeft herpakt, dat we zien dat de werkloosheid is gezakt naar een historisch laag niveau. Ongeveer 180.000 mensen in Vlaanderen zijn nog werkzoekend. De werkzaamheid ging in september richting 77 procent in Vlaanderen. Weg zijn dus ook de criticasters die stelden dat de doelstelling van de Vlaamse Regering om richting 80 procent te gaan werken, onhaalbaar is.
Ik heb nog wat cijfers opgezocht die bewijzen dat wij kansen kunnen geven aan mensen die altijd langs de kant bleven staan. 9,4 procent meer 55-plussers zijn aan de slag dan vorig jaar. 14,2 procent mensen van allochtone origine extra zijn aan de slag in vergelijking met vorig jaar. 9,2 procent extra mensen met een handicap hebben een job gevonden. Als er ooit iets is wat de Vlaamse veerkracht moet bewijzen, zijn het wel degelijk deze cijfers. Onze arbeidsmarkt leeft als nooit tevoren. Nog nooit werden zoveel vacatures bij VDAB aangemeld: 350.000 vacatures op een jaar tijd, een stijging van 45 procent op jaarbasis.
De Nationale Bank heeft het over een extra netto jobcreatie, weliswaar voor België, met 30.000 extra jobs per kwartaal dit jaar.
Dat brengt ons natuurlijk ook bij de grote uitdagingen op onze arbeidsmarkt: de krapte, de mismatch, met 73.000 openstaande vacatures op dit moment. We moeten die mismatch aanpakken, werkgevers ondersteunen om de vacatures in te vullen en vooral alle talenten kansen geven op onze arbeidsmarkt. Dat is de uitdaging van het arbeidsmarktbeleid in Vlaanderen.
We denken dan aan die groepen die tot nu toe nog altijd aan de kant bleven staan: de mensen die langdurig ziek zijn, de neet-jongeren (not in education, employment or training), de herintreders, de leefloners. Dat zijn allemaal groepen die we kunnen en willen aanspreken en waar deze begroting ook budgetten voor vrijmaakt om ze aan te spreken, om ze te activeren, om hun talenten te benutten en kansen te geven op de arbeidsmarkt.
Er zit duidelijk een oranje draad – u hebt hem ongetwijfeld gevonden – in deze beleids- en begrotingstoelichting van minister Crevits. Ze wil zoveel mogelijk kansen geven aan zoveel mogelijk mensen om hun eigen inkomen uit arbeid te verwerven. De inkomenszekerheid zal het doel zijn en hetgeen we zullen bereiken met het beleid dat we hier zullen uitrollen. We zullen in de volgende jaren ook alle talenten nodig hebben en daarom worden een aantal duidelijke keuzes gemaakt. De jobbonus is daarnet al vernoemd. Er zijn 716.000 werkenden die extra nettoloon zullen krijgen. Er komen nieuwe instrumenten om de competenties te verhogen. Het is een echt competentieoffensief met de leer- en loopbaanrekening, de competentiecheques, enzoverder. Langdurig werkzoekenden krijgen niet alleen de mogelijkheid van de gemeenschapsdienst, maar er wordt vooral geld uitgetrokken, er worden mensen gezocht om hen op een veel betere, kordatere manier te begeleiden en in te spelen op hun noden om ervoor te zorgen dat ook zij opnieuw aan de bak kunnen raken.
Een oud zeer van onze arbeidsmarkt, de band tussen inburgering en werk, wordt versterkt met het uitrollen van het actieplan ‘Vijf voor taal’. We zorgen ervoor dat iedere niet-Nederlandstalige werkzoekende gescreend wordt en een aanbod op maat krijgt inzake taalverwerving. Het Nederlands is cruciaal in onze samenleving en op onze arbeidsmarkt en deze regering maakt de middelen vrij om daarin te investeren en om ervoor te zorgen dat iedereen effectief meekan. Dat is ook nodig, onze arbeidsmarkt heeft het beleid nodig, maar er is wellicht meer nodig, en daarom zijn we blij, minister, dat u de nieuwe activeringsconferentie aankondigt en dat u samen met de sociale partners en experten draagvlak zoekt om de lat nog hoger te leggen en om nog meer mensen in ons beleid te betrekken. Een van die partners in dat verhaal is uiteraard ook de Federale Regering. We hebben afspraken gemaakt met Minister Dermagne over asymmetrisch beleid, een beleid op maat van Vlaanderen. Minister Dermagne krijgt eigenlijk een unieke kans om te bewijzen dat ook het federale beleid een beleid kan voeren op maat van Vlaanderen. We hopen dat hij die kans ook effectief grijpt en we rekenen op u, minister, om hem voldoende achter de veren te zitten om ervoor te zorgen dat dat effectief gebeurt. We zijn ervan overtuigd dat dat ook zal lukken.
We zijn vooral blij, minister, dat u elke mogelijke hefboom in ons eigen Vlaamse arbeidsmarktbeleid inzet ten bate van onze eigen arbeidsmarkt, ten bate van onze eigen talenten en ten bate van onze eigen bedrijven, en we wensen u daar veel succes mee. (Applaus bij CD&V en Open Vld)
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, eerst en vooral wens ik te benadrukken dat ik u zeer waardeer als minister. U bent luisterbereid en u wilt echt de schouders zetten onder uw bevoegdheden en voor meer werk zorgen. U hebt uw politieke moed vorige week nog getoond door het invoeren van de gemeenschapsdienst voor wie meer dan twee jaar werkloos is. Maar laat het echter geen verrassing zijn dat we deze begroting niet mee zullen goedkeuren. Zoals u weet, verwacht het Vlaams Belang bij een aantal punten in deze lijvige nota nog net dat ietsje meer.
Ik zal die punten kort met u overlopen. De uitrol van de jobbonus vinden wij op zich een heel goed initiatief om mensen die aan een laag loon werken te belonen, maar ik stel mij wel de vraag of dit de werkzaamheidsgraad zal verhogen, zeker gezien de verhoogde werkloosheidsuitkeringen. Hierbij stellen wij ons wel vragen, minister.
Ook mensen aan het werk krijgen blijft de volgende jaren het heikel punt voor deze regering. Vacatures zijn er in overvloed, maar ze raken helaas niet ingevuld.
Zelfs deze week werden we geconfronteerd met bakkers, slagers, horecazaken die moeten sluiten omdat ze geen personeel vinden. We lezen in de begroting dat u hieromtrent maatregelen neemt en dat VDAB wordt aangeduid om deze problemen op te lossen. Dit komt echter boven op alle andere taken: het heropleiden van tijdelijk werklozen, het activeren van langdurig zieken, inburgeraars toeleiden naar werk en ga zo maar verder. De werkdruk bij VDAB is dusdanig groot dat het personeel zelfs overging tot een staking. In plaats van extra investeringen bij VDAB krijgen we in de begrotingstabellen besparingen voorgeschoteld. Deze extra taken op zich nemen wordt dus ook voor VDAB ontzettend moeilijk.
Vooral de activering van moeilijk bereikbare groepen baart het Vlaams Belang zorgen. Hiervoor worden partnerschappen afgesloten met organisaties die dicht bij de doelgroep staan. Deze gesubsidieerde organisaties omvatten allochtonenfederaties en vzw’s die gericht zijn op de activering van subgroepen zoals de Romagemeenschap. Het probleem van deze subsidiëringscultuur is dat er een benchmark voor evaluatie ontbreekt: er kan niet objectief worden vastgesteld of de toegekende subsidie effectief in verhouding is met de beoogde duurzame uitstroom naar werk. Van een resultaatsverbintenis en verdere opvolging is geen sprake.
Het vernietigende rapport van het Rekenhof over het uitbestedingsbeleid van VDAB kwam voor onze fractie niet uit de lucht gevallen. We hebben in de commissie meermaals de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de subsidiecultuur bij VDAB aangekaart. Uit diverse schriftelijke vragen bleek dat evaluatiecriteria en kosten-batenanalyses, waarbij kosten in lijn zijn met uitstroomresultaten, afwezig zijn. Deze regering dient de hand in eigen boezem te steken bij het onderzoeken van het inefficiënte uitbestedingsbeleid. Het beleid van de jongste jaren van besparingen op VDAB heeft de centrale arbeidsmarktregisseur gedwongen om steeds meer activiteiten uit te besteden aan partnerorganisaties. De krapte op de arbeidsmarkt is dusdanig groot dat de VDAB-topman zelfs voorstelt om verpleegkundigen uit Togo naar Vlaanderen te halen.
In de begroting staan acties beschreven om het aantrekken van buitenlands talent te vergemakkelijken, maar het aantrekken van werknemers uit het buitenland is voor het Vlaams Belang geen optie. In tijden van overmigratie nog meer migratiestromen creëren is niet aan de orde. Laten we eerst beginnen met het aan het werk krijgen van de niet-Europese allochtonen die hier al zijn en bij wie de werkloosheidsgraad nog erg hoog is. Vrouwen met een migratieachtergrond zitten nog veel te vaak thuis. Wij lezen in de begrotingsopmaak allerlei initiatieven om deze groep naar de arbeidsmarkt te leiden. Taaltrajecten zoals de individuele beroepsopleiding met taalondersteuning (IBO-T), Vijf voor Taal en Nederlands op de Werkvloer zijn slechts enkele initiatieven, die de belastingbetaler ettelijke honderdduizenden kosten. Dit pamperbeleid moet stoppen. Wie zich wil integreren en zich wil aanpassen aan onze normen en waarden, zal ook via de reguliere weg de weg naar arbeid vinden.
Ook is er meer nood aan een kordatere opvolging van werkzoekenden. Dat betekent meer sanctionering van werkonwilligen, maar uiteraard ook meer heropleidingen en opleidingen die leiden naar jobs waar onze economie en onze samenleving nood aan hebben. Wanneer werklozen langer zonder werk zitten, worden ze al te vaak een beetje losgelaten, en hoe langer men zonder een job zit, hoe moeilijker het is om opnieuw werk te vinden, omdat het drempels vergroot en men bepaalde vaardigheden verliest. We moeten langdurig werklozen dus meer stimuleren om een knelpuntopleiding te volgen. VDAB kan daarvoor samenwerken met werkgevers om in te spelen op acute sectoren zoals de transportsector.
Dan een laatste puntje. Ook de re-integratie van langdurig zieken is een bevoegdheid die wordt gedeeld door Vlaanderen en de federale overheid. Deze begroting bevat een aantal goede voorstellen op dat vlak, maar vooral de oorzaken waarom langdurig zieken moeilijk de stap naar werk zetten, moeten nader worden onderzocht. Om de Vlaamse ambitie waar te maken, is er meer nood aan een structurele samenwerking tussen het RIZIV, de ziekenfondsen en VDAB.
– Liesbeth Homans, voorzitter, treedt als voorzitter op.
De heer Ronse heeft het woord.
Collega De Vreese heeft ernaar verwezen: ik heb een ontzettend boeiende bedrijfsbezoekentocht gedaan in West-Vlaanderen. Ik heb een beetje schroom, want het is eigenlijk collega De Vreese die de specialist arbeidsmarktmigratie is. Ik hoor u zeggen dat u tegen actieve arbeidsmigratie bent, mevrouw Malfroot.
Ik was onlangs met collega De Vreese bij een West-Vlaams ingenieursbedrijf dat aan machinebouw doet, een zeer sterke speler. Zij zeiden: ‘Wij vinden ze hier niet. En we hebben ze nu wel nodig. We hebben twee keuzes: ofwel zullen we toppers, mensen die tot de wereldtop behoren in software en engineering, moeten aantrekken via actieve arbeidsmigratie, via de eenvoudige ‘fast lane’. Ofwel zullen we onze productie moeten verhuizen.’ En wat zegt u dan als Vlaams-nationalist? Laten we de economie hier verarmen, de welvaart afstoten? Of: laten we investeren in slimme, actieve arbeidsmigratie? Zult u dan aan die bedrijfsleider zeggen: ‘Ga maar weg, want u mag die van ons niet naar hier halen?’ Of zegt u : ‘Ja, investeer dan in slimme arbeidsmigratie.’ Ja of nee, een heel simpel antwoord.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Mijnheer Ronse, bij arbeidsmigratie is het natuurlijk altijd zo dat de lusten, de lage lonen, meestal voor de werkgevers zijn en dat de lasten voor de Vlaming zijn, onder meer de lasten die het aan de samenleving kost inzake onderwijs, inzake wonen, inzake uitkeringen. We moeten hier vooral kijken naar het kostenplaatje. En eerlijk gezegd kost de immigrant ons nog altijd meer dan dat hij opbrengt.
De heer Ronse heeft het woord.
Dus eigenlijk zegt u, mevrouw Malfroot, in het geval van dat West-Vlaams ingenieursbedrijf, dat toch een totale jaaromzet heeft van ongeveer 100 miljoen euro, dat het Vlaanderen meer kost om bijvoorbeeld een topper uit Indië als ingenieur aan te werven en naar hier te laten komen dan dat we bijvoorbeeld de helft van dat bedrijf laten delokaliseren ergens in Oost-Europa of, veel erger nog, buiten Europa. U zegt dan: die rekensom, die zal Vlaanderen ...
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Mijnheer Ronse, nu hebt u het over toppers. Eerst gaat het over werkloosheid, over laaggeschoolden en nu gaat het ineens over hoge profielen. Dat is natuurlijk weer een groot verschil.
En als iemand de taal leert, dan kan die hier gerust komen werken. Als ze de taal kennen en ze komen naar hier met de bedoeling om te komen werken, dan zie ik geen probleem. Maar de meesten zijn hier niet meteen met de bedoeling om te werken, mijnheer Ronse. En uw hoge profielen …
De heer Ronse heeft het woord.
Ik ben blij. Ik hoor de collega evolueren. Eerst was de collega tegen alle vormen van arbeidsmigratie en nu zegt ze dat ze toch voor actieve arbeidsmarktmigratie is, zeker als het gaat om topprofielen. Voortschrijdend inzicht is iets dat wij altijd toejuichen, zeker als het over onze arbeidsmarkt gaat.
De heer Sintobin heeft het woord.
Collega Ronse, dat hebt u goed geprobeerd. Ik probeer dat soms ook, om collega's onderuit te halen, hen woorden in de mond te leggen en bepaalde zaken te laten zeggen die absoluut niet waar zijn. Als u onze standpunten van de afgelopen jaren erop naleest, ook in ons programma, zult u merken dat wij nog nooit hebben gezegd dat wij niet voor het aanwerven van toppers zijn, mensen die echt iets kunnen bijdragen aan de maatschappij. Wij hebben ons altijd verzet tegen de massale migratie van goedkope arbeidskrachten waar alleen de bedrijven beter van worden, de bedrijven die massaal arbeidskrachten naar hier brengen en tewerkstellen aan lage lonen. U moet toch een klein beetje fair blijven, collega.
De heer Ronse heeft het woord.
Collega Sintobin, wat ik vooral van uw tussenkomst onthoud, is een eerlijke bekentenis. U zei letterlijk: ‘Ik probeer soms collega’s woorden in de mond te leggen die totaal niet waar zijn.’ (Applaus van Maurits Vande Reyde en Orry Van de Wauwer)
Het is fantastisch dat u eerlijk wordt naarmate de avond eindigt. Dank u wel.
Ik zal mij misschien straks nog outen ook, als dat u pleziert. (Gelach)
Ik heb geen interesse, collega Sintobin.
Collega, ik wilde maar duidelijk maken dat u er enkel op uit was om collega Malfroot woorden in de mond te leggen die ze eigenlijk niet heeft gezegd.
Helemaal niet. En ik denk dat collega Malfroot haar mannetje zelf wel kan staan.
Collega's, wat betreft het aanwezig zijn van de minister-president heb ik, zoals jullie mij hadden gevraagd of hadden gesuggereerd, gebeld met de minister-president. Ik heb daarna gepraat met zowel collega’s Rzoska en D’Haese als met collega Goeman, die hadden gevraagd hem op te vorderen. Ik heb hun gezegd wat de reden is – een strikt persoonlijke reden – waarom de minister-president hier niet aanwezig is. Zij kunnen er perfect mee leven dat hij vervangen wordt door minister Crevits voor de bevoegdheden Cultuur en Buitenlands Beleid. Goed? (Instemming)
De heer Ongena heeft het woord.
Collega’s, we naderen het einde van het begrotingsdebat. Normaal gezien waren we al iets verder, maar goed, hoe dan ook naderen we het einde en dan kunnen we eigenlijk al eens terugkijken. Ik denk dat het vaak een boeiend, soms gezellig saai, collega Van Rompuy, debat was. Maar, en ik ga even stout zijn, nu komen we eigenlijk tot de essentie van het begrotingsdebat. Tot nu ging het over de vraag hoe en waaraan we het geld zouden uitgeven. Hoe zullen we de ongeveer 40 miljard euro, als ik me niet vergis, minister Diependaele, uitgeven en waaraan?
Nu gaat het debat over de vraag hoe we ervoor zullen zorgen dat we die 40 miljard euro hebben. Dat is een heel belangrijke oefening. Eigenlijk had het debat in omgekeerde volgorde moeten plaatsvinden, maar er zijn andere redenen – geen paniek of kritiek, voorzitter – waarom dat niet kon.
We krijgen dat geld bij elkaar door een gezonde economie. Bill Clinton zei het al: “It’s the economy, stupid.” En dat is ook zo. We moeten ervoor zorgen dat we goed draaiende bedrijven hebben die jobs creëren en dat we die jobs ingevuld krijgen. Dat is nu de grote uitdaging waar we voor staan en die velen van ons een beetje vergeten. Daar zit de essentie. Hoe kunnen we die vele leegstaande jobs ingevuld krijgen? De krapte op onze arbeidsmarkt is immers nog nooit zo groot geweest. Na Tsjechië kent ons land de grootste arbeidskrapte van heel Europa. Voor elke vijf die vertrekken staan er de komende tien jaar maar vier klaar om de vrijkomende jobs in te vullen. Dat is een grote bedreiging voor twee groepen, waaronder de mensen die vandaag werken.
We hebben het vaak over werkbaarheid, en terecht. Mensen die vandaag werken, kreunen onder de werkdruk. We hebben het er een aantal weken geleden al over gehad dat heel wat sectoren, zoals de zorg, het onderwijs enzovoort, kampen met enorme personeelstekorten. En dat zorgt voor een enorme druk op hen die vandaag aan het werk zijn. Dus zorgen dat we die krapte oplossen, is zorgen dat we hen minder werk geven. Maar de krapte op de arbeidsmarkt oplossen, is ook heel ons welvaartsysteem overeind houden want dit werkt natuurlijk alleen maar wanneer er voldoende mensen werken en belastingen – nog veel te veel belastingen, collega Ronse – betalen en zo inkomsten genereren.
Voor onze fractie zijn er vier hoofdsporen, vier blauwe hoofdlijnen die voor ons heel belangrijk zijn in de aanpak van die uitdaging. Werken moet beter worden beloond. De jobbonus is een van onze liberale trofeeën uit het regeerakkoord die u, minister, eind volgend jaar zult uitvoeren. Het gaat over meer dan 700.000 werkende Vlamingen met de laagste inkomens die tot 600 euro netto per jaar extra zullen krijgen. Ook 12.000 zelfstandigen krijgen een jobbonus+. (Applaus van Stephanie D'Hose en Maurits Vande Reyde)
Minister, het is belangrijk dat u onze jobbonus uitvoert, maar ik kijk ook naar nog iets anders in het regeerakkoord, namelijk hoe we ervoor zorgen dat de sociale voordelen die we geven, worden toegekend op basis van inkomen en niet op basis van statuut. Dat klinkt ingewikkeld maar we moeten opletten dat mensen die we vandaag aan de slag krijgen met de jobbonus, net omdat ze beginnen te werken, aan de andere kant niet heel wat voordelen verliezen, waardoor de nettorekening nog altijd is dat ze door te gaan werken minder inkomen hebben. Dat is iets waarvoor we ook op u rekenen, minister.
Ten tweede moet wie werk zoekt, beter worden begeleid. De andere trofee van onze partij is dan ook de gemeenschapsdienst. Het is een hele goede zaak dat die vorm krijgt want ja, we moeten ook kijken naar langdurig werkzoekenden. Wanneer we vaststellen dat iemand vandaag met al die openstaande vacatures twee jaar of langer werkzoekend is, dan moet die extra begeleiding krijgen en dan geloven wij in die gemeenschapsdienst, niet als straf, niet omdat we vinden dat het allemaal luilakken zijn die eindelijk maar eens moeten gaan werken, maar wel omdat we vinden dat we die mensen op die manier extra kansen geven om effectief aan het werk te gaan.
Ten derde moeten we mensen die nog niet of niet meer aan de slag zijn opnieuw aan het werk krijgen. En dat is een trofee die we allemaal hebben ingeschreven in het regeerakkoord, voorzitter. En dan kijken we ook naar mensen in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, van wie de vakbonden altijd zeggen dat ze niet meer hoeven te werken. En dan kijken we ook naar langdurig zieken om te zien hoe we hen opnieuw aan het werk kunnen krijgen.
Ten vierde moeten we inzetten op opleiding, waarvoor we rekenen op de leerrekening, die er zal komen. Dat zijn vier belangrijke lijnen, minister, die in het regeerakkoord staan, die de verdienste zijn van alle partijen die het regeerakkoord hebben gesloten, die u gaat uitvoeren en waarvoor u op onze volle steun kunt rekenen. Want wat voor het klimaat geldt, geldt ook voor onze arbeidsmarkt: no time to waste. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Ronse heeft het woord.
Collega Ongena, ik vind u een heel bevlogen spreker en ik vind het ook heel mooi hoe u over uw trofeeën spreekt. Ik heb een kleine bijvraag bij uw discours. U spreekt over de blauwe trofeeën die in de Vlaamse Regering door minister Crevits worden uitgevoerd. Ik heb van mijn kant een kerstwens: kunt u ook zorgen voor wat blauwe trofeeën in de regering-De Croo, die dan door minister Dermagne kunnen worden uitgevoerd? (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Ronse, ik ontwaar in u één ambitie, namelijk naar de overkant gaan. Dat is toch wat ik heel duidelijk hoor. In bijna elke tussenkomst van u, ook daarnet, gaat het over het confederalisme en hebt u het over zaken waarvoor we hier in Vlaanderen, in dit parlement, in dit halfrond, niet bevoegd zijn. Ik probeer het debat echt te houden over zaken waarvoor we als Vlaamse overheid wel bevoegd zijn. Ik wil het hebben over wat we zelf kunnen doen in plaats van te kijken naar wat een ander beter moet doen. Ik heb er alle vertrouwen in dat men ook aan de overkant de juiste beslissingen zal nemen. Maar ik kijk vooral naar wat we hier kunnen doen. We kunnen hier al veel doen. We hebben al een lange weg afgelegd. Laten we ons daarop concentreren. (Applaus bij Open Vld)
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor alle boeiende tussenkomsten. Speciaal aan collega Ongena wil ik het volgende zeggen. Een politica heeft enige tijd geleden gezegd: je hebt in het leven mensen van de blabla en mensen van de boemboem. Uw blabla was goed, maar ik ga voor de boemboem bij die bevoegdheden. (Opmerkingen. Gelach)
Elk heeft zijn trofee.
Collega’s, Werk is een superinteressant thema, dat vaak onderbelicht wordt. Ik vind dat we in de commissie bijzonder boeiende discussies gevoerd hebben. Ik wil alle sprekers bedanken voor hun tussenkomsten. Ik denk dat het hele plateau van uitdagingen waarvoor we staan, aangeraakt werd.
Collega Ronse, u hebt inderdaad vaak de brug gemaakt naar de federale overheid. Ik herhaal nogmaals dat die re-integratie van langdurig zieken een van de win-winzaken is die we deze legislatuur zouden moeten realiseren, samen met de federale overheid. Een studie van het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) heeft aangetoond dat 40 tot 50 procent van de investeringen in re-integratietrajecten binnen het eerste kwartaal waarin mensen werken, terugverdiend zijn. De maatschappelijke winsten zijn dus enorm als mensen opnieuw aan de slag gaan.
Collega Annouri, ik heb u daarnet persoonlijk bedankt voor uw tussenkomst. Ik vind dat u ook een bevlogen spreker bent. De oppositie mag dat ook hebben. Maar ik verwijs naar een aantal debatten die we gevoerd hebben. We hebben het uitgebreid gehad over de dienstenchequesector. Ik heb middelen voorzien om tot een akkoord te komen in die sector. Maar voor mij is de voorwaarde dat een deel van die middelen naar het personeel gaat. Dat is ook een voorwaarde die we in de regering hardgemaakt hebben door ze in het besluit te zetten. Daarom is het heel belangrijk dat de onderhandelaars de rede vinden en tot een akkoord komen, waarin ook vakbonden en werkgevers zich kunnen vinden.
De jobs waarover alle collega’s het hadden, zijn spectaculair in aantal gestegen. Collega’s, de laatste 12 maanden zijn er 145.000 jobs bijgekomen bij VDAB. Er zijn nu ook voor mensen die kortgeschoold zijn enorme kansen om aan werk te raken. Ik wil dat toch nog eens onderstrepen. Kortgeschoold, langgeschoold of ongeschoold: bedrijven hebben echt alle handen nodig en er zijn enorme opportuniteiten om te werken.
We hebben de gemeenschapsdienst nu als opleidingsinstrument mee in de set van maatregelen gestoken. Ik zal daar zorgvuldig mee omgaan. Dat is niet zomaar boemboem. Ik geef ook toe dat ik de wijze waarop in de vorige legislatuur over gemeenschapsdienst gesproken werd, not done vond. Ik vond dat dat echt overkwam als een sanctie voor mensen die geprofiteerd hebben. Daar moet ik niets van weten. Voor mij is dit een manier om mensen te emanciperen en om hen op weg te zetten naar een duurzame job, naar een traject dat hen aan de slag doet gaan. Dat werd dus, collega’s, op een heel oranje wijze ingekleurd. En ik ben er eigenlijk best wel trots op dat mijn collega’s van de andere partijen in de regering daar ook in meegegaan zijn.
Discriminatie op de arbeidsmarkt is nog zo'n heet hangijzer. Ook hier hebben we betekenisvolle stappen die we voorwaarts zetten, denk ik. We zijn erin geslaagd om dat in de sectorconvenanten mee op te nemen. Het is de eerste keer dat dat gebeurd is, en dat ook zoveel sectoren akkoord zijn gegaan zijn om een nulmeting te voeren. Ook dit is in de luwte gebeurd, maar ik ben daar heel trots op.
Ik denk dat het collega Annouri was die een opmerking maakte over wie al of niet in aanmerking komt voor de jobbonus. We hebben daar een evenwicht moeten in vinden. Het is een bonus voor wie werkt. Het is dus niet zo dat mensen die tijdelijk werkloos zijn niet in aanmerking komen, maar het zijn de gewerkte periodes die in aanmerking komen. En dat is ook een keuze die gemaakt is in de regering, om echt te belonen wie werkt. Er is enorm veel werk. Maar voor mij is het dan ook van belang dat er kansen zijn om de periodes waarin je tijdelijk werkloos bent, te gebruiken om een andere job of een alternatieve job te gaan uitvoeren.
Er waren vragen naar de cijfers over de werkbaarheidscheque. Die gaan in stijgende lijn: er zijn nu al 544.000 aanvragen. Je voelt dus dat het instrument wel vaker gebruikt wordt. Maar via de werkbaarheidscheque kom ik eigenlijk tot een ander heikel punt, en dat is het werkbaar werk. Ik hoop met onze sociale partners heel binnenkort een update te kunnen maken van ons actieplan werkbaar werk, en we willen ook in februari landen met een sociaal akkoord rond activering. Ik hoop dat de eerste weken van 2022 daar heel vruchtbaar in zullen zijn.
Dan is er VDAB. Ik begrijp eigenlijk de tussenkomst van collega Malfroot niet zo goed, omdat het beleidskrediet voor VDAB aanzienlijk hoger is dan vorig jaar, en omdat we bijna 100 miljoen euro relancemiddelen in VDAB stoppen, collega’s, net om die brand die er heerst op de arbeidsmarkt, te helpen blussen. Daar zijn dus ook duizenden mensen aan de slag. Het is natuurlijk aan hen om dat op een heel efficiënte wijze te doen.
De hele discussie over de economische migratie van daarnet vond ik eigenlijk bijwijlen een beetje pijnlijk. We hebben enorm veel helpende handen nodig. Hier in ons land zijn er heel veel mensen die nog niet werken. Zeker bij vrouwen met een migratieachtergrond is er een enorm potentieel om ze te activeren, bijvoorbeeld richting de zorg, omdat er velen zijn die ook al elders verworven competenties hebben. Dus daar wordt een campagne rond gevoerd. Maar dat betekent niet dat het niet nodig en elementair kan zijn om nog extra handen aan te trekken vanuit het buitenland. Vandaar ook onze oranje loper, zoals we dat genoemd hebben, om ook buitenlands talent aan te trekken.
Collega’s, er zijn heel veel uitdagingen, maar ik ben ervan overtuigd dat we met onze VDAB klaar staan om die match een stuk beter te maken. De pijnpunten moeten we aanpakken. Ik erken ook een aantal pijnpunten die hier gemeld zijn, maar we hebben enorm veel ambitie om die aan te pakken, en om onze arbeidsmarkt in een topconditie te houden of zeker te brengen volgend jaar. Want het klopt absoluut: hoe meer mensen er aan de slag zijn, hoe beter, en hoe bloeiender dit ook is voor onze inkomsten en onze economie. (Applaus bij de meerderheid)
Landbouw en Visserij
Dames en heren, we gaan nu over tot het onderdeel Landbouw en Visserij.
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik ben blij dat ik samen met collega Dochy… Het gebeurt eigenlijk niet zo vaak dat er in deze plenaire zitting over landbouw gesproken wordt. Ik heb dat hier recent nog in de plenaire gezegd.
Vorig jaar tijdens deze besprekingen duurde het debat drie uur, en er was één spreker ingeschreven.
Dat zou kunnen, dat ben ik vergeten. (gelach)
Sofie Joosen was ingeschreven, en zij was de enige. En de hele CD&V-fractie is tussengekomen, behalve collega Bothuyne.
Maar ik heb het daarjuist al gezegd: CD&V doet inderdaad verwoede pogingen om zich nog te profileren als behoeder van de belangen van de landbouw.
Minister, u moet mijn tussenkomst natuurlijk zien als een manier om de belangen van de land- en tuinbouwsector in Vlaanderen te verdedigen. Ik doe dat ook regelmatig in de commissie Landbouw. Ik weet dat ik dat soms misschien iets te fanatiek doe, maar toch, dat is de aard van het beestje, minister.
Ik ga niet ontkennen dat het in bepaalde sectoren in de landbouwsector goed gaat, maar er zijn toch een aantal sectoren waar het helemaal niet goed gaat, en zelfs heel slecht. Het zou voor de Vlaamse economie een ramp zijn, mochten veel landbouwbedrijven verdwijnen in Vlaanderen. Ik denk dat heel wat mensen, ook hier, maar ook in de maatschappij, niet beseffen hoe belangrijk de landbouw is voor Vlaanderen. Het voedsel dat je op je bord krijgt, komt van onze landbouwers, voorlopig toch nog, of toch voor een groot stuk. Maar als we landbouwbedrijven gaan verplichten om te sluiten en dergelijke, zullen we meer en meer afhankelijk worden van het buitenland. Want onze Vlaamse landbouw, en zeker de producten, staan erom bekend veilig en kwaliteitsvol te zijn. Ze zijn perfect traceerbaar. Als die uit het buitenland komen, is dat helemaal niet zo.
U hebt ook gemerkt – en wij, West-Vlamingen, hebben dat direct begrepen – dat er in de Westhoek een actie werd georganiseerd door een melkboer. Dat was een schrijfactie, onder de titel ‘Spuug het der ut’. Die man heeft dat gedaan, omdat op tien maanden tijd drie collega’s van hem zelfmoord hebben gepleegd, omdat ze zagen dat het niet goed ging met hun bedrijf en dat het bedrijf aan de rand van het faillissement stond. Het komt ook aan bod in de commissie Welzijn: de zelfmoordcijfers onder de landbouwers zijn merkelijk hoger dan de cijfers in de samenleving. Het gaat dus inderdaad wel heel slecht bij bepaalde sectoren van de landbouw.
Ik onderscheid twee belangrijke crisissen. Ik heb het ook al regelmatig gehad over de crisis in de varkenssector. Daar gaat het al een tijdje slecht. Dat heeft te maken met een aantal factoren, waar wij zelf niets aan kunnen doen. Maar er zijn ook wel een paar initiatieven die wij als Vlaamse overheid kunnen nemen, bijvoorbeeld het financieel ondersteunen van de varkensboer. Vorige week was er hier nog een betoging van varkensboeren, waar sommigen niet zo tevreden mee waren. Men zegt mij dat die in Wallonië meer worden ondersteund dan in Vlaanderen. Klopt dat? En waar zit het verschil in het beleid?
Stel u voor, collega’s: sommige landbouwbedrijven, varkensboeren, verliezen per maand tot 20.000 euro. Dat betekent dat u bijvoorbeeld iedere maand drie vierden van uw loon zou moeten inleveren. Er moet daar dus dringend iets gebeuren.
Minister, u hebt waarschijnlijk ook de rouwbrief gekregen van de varkenssector. Ik heb hem hier bij. Daarin staat: ‘Voor eeuwig is bij God op rust gegaan, de Vlaamse varkenshouder. Geboren en getogen in Vlaanderen en zachtjes van ons heengegaan onder druk van ons Vlaams beleid.’ Daar is er dus zeker werk aan de winkel.
Ik wou deze namiddag eigenlijk minister Demir ondervragen over het stikstofdossier. Ik heb dan maar Piet De Bruyn genomen. (Gelach. Opmerkingen)
Collega Sintobin, u had het wel aangekondigd dat u zich zou outen. (Gelach)
Ja, voilà. Ik krijg er warm van, collega’s. (Gelach)
En kieskeurig is hij toch niet hé, Sintobin. (Gelach)
Het erge van de zaak is dat mijn fractieleider dit aan het volgen is op zijn bureau. (Gelach. Opmerkingen)
Dit gezegd zijnde, ik heb collega De Bruyn niet genomen, maar wel ondervraagd, minister, over het stikstofdossier. (Gelach. Opmerkingen)
Ik heb het nog eens geprobeerd bij minister Demir, die er niet was. (Gelach. Opmerkingen)
Allez, serieus nu.
Ik heb geprobeerd u te ondervragen, minister ... (Gelach)
… over het stikstofdossier. Ik heb geen antwoord gekregen. Ik heb daarjuist aan minister Diependaele …
Ik zal naar u kijken, dat lukt beter.
Ik had graag antwoord gekregen van minister Demir. Ik heb dat ook gisteren in de commissie gezegd, dat het toch duidelijk is dat er een tegenstelling is binnen de Vlaamse Regering over dit stikstofdossier.
U hebt mij gisteren gezegd dat er normaal tegen eind januari een oplossing zou komen. Maar vandaag is uit diverse tussenkomsten, onder andere van minister Diependaele maar ook van collega Vandaele, gebleken dat eind januari waarschijnlijk niet zal worden gehaald. Collega Vandaele en minister Diependaele hebben gezegd dat er 100 miljoen euro provisie is voorzien in de begroting, maar we weten allemaal en tal van collega’s beseffen, zoals collega Dochy ook wel zal willen toegeven, dat 100 miljoen euro in dit geval peanuts is. Ik heb ernaar verwezen dat in Nederland miljarden euro’s worden uitgetrokken voor dit dossier. We zullen na het reces wel zien wat ervan komt, dan zal ik u opnieuw ondervragen.
En dan nu het loze vissertje. Daar is er wel positief nieuws te rapen, minister. Er was opluchting bij de Rederscentrale naar aanleiding van het akkoord over de tijdelijke vangstquota voor begin 2022. We zitten nog met de gevolgen van de Brexit en de overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk. Maar met die overeenkomst komt de bevoorrading van de drie belangrijkste soorten voor de Vlaamse visserij – zeetong, pladijs en rog – niet in het gedrang. Het is ook goed nieuws geweest dat in de afgelopen tijd twee nieuwe vaartuigen te water zijn gelaten en dat nog altijd heel wat vissers bereid zijn om inspanningen te leveren voor nieuwe technologieën, energiebesparende initiatieven en dergelijke. Een aantal jaar geleden zei ik dat het gedaan was met de Vlaamse visserij. Maar ik denk dat we op de goede weg zijn en ook op de goede weg blijven.
De heer Vandaele heeft het woord.
Het gaat altijd over die 100 miljoen euro stikstofprovisie. Iedereen zegt dat dat te weinig is. Maar het is een beetje hetzelfde als in andere dossiers, collega’s. Zelfs als hierover morgen een akkoord bereikt wordt, is het toch ondenkbaar dat het helemaal in het jaar 2022 uitgerold wordt en je daar dan zoveel honderden miljoenen euro’s voor nodig hebt. Ik denk dat dat niet zo is. Als je morgen beslist, zal er tijd nodig zijn om dat allemaal uit te rollen. Dat bedrag is een provisie.
Ik ben het met u eens, collega Vandaele. Dat is aan bod gekomen in de commissie en het is zelfs gezegd dat er twee jaar zou overgaan tegen dat alles wordt opgelost. Maar collega Vandaele, landbouwbedrijven zitten momenteel in een positie van rechtsonzekerheid. Dat is net het probleem bij veel landbouwers, dat ze niet weten waaraan of waaraf. Ik kan goed begrijpen dat ze tegen ons, politici, zeggen: ‘Morgen zijt ge misschien niet meer verkozen. Dat is allemaal goed en wel. Dat zijn de regels van het spel.’ Ik spreek hier over landbouwbedrijven, maar dat stikstofdossier gaat ook over andere bedrijven. Ik had de afgelopen maanden regelmatig contacten met jonge landbouwers, mensen van 20, 21, 22 jaar die een bedrijf hebben overgenomen, vol enthousiasme en passie, en die niet weten of ze morgen nog verder kunnen boeren. Daarover gaat het voor mij. Dat is het probleem in het hele dossier. Plus dan natuurlijk dat de Vlaamse Regering de belofte heeft gedaan dat er tegen eind dit jaar een oplossing zou komen. Hadden ze het geweten, ze zouden het waarschijnlijk niet gedaan hebben. Die oplossing is er niet gekomen, waardoor de landbouwers natuurlijk nog minder tevreden zijn.
Collega Schauvliege heeft het woord.
Het gaat hier over een provisie van 100 miljoen euro, maar in de Vlaamse Brede Heroverweging staat wel 2 miljard euro, mijnheer Vandaele. Ik kan begrijpen dat u 100 miljoen euro op één jaar voorziet, maar er is een groot verschil tussen zeggen dat dit het is wat we nu voorlopig voorzien en dat we voor de rest nog niets weten én nu al weten dat het ons 2 miljard zal kosten. Dat hebben we hier vandaag nog niet gehoord. In de Vlaamse Brede Heroverweging, een berekening die de administratie gemaakt heeft, is er over 2 miljard euro gesproken om dat stikstofarrest in orde te krijgen.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik wil daar wel zelf op antwoorden. Het klopt absoluut, wat de heer Vandaele zegt, dat we de provisie zoals die nu ingeschreven is, sowieso niet onmiddellijk volledig nodig zullen hebben. Anderzijds is het ook zo dat bedrijven nood hebben aan een regeling op lange termijn. Als je nu bijvoorbeeld boer bent en je ligt in een zone waarvan je weet dat die bij een gevoelige habitat ligt, dan moet je kunnen kiezen of je verder doet, of je grote investeringen moet doen om er te kunnen blijven, en zo ja, wat die investeringen dan zijn en hoe de overheid je zal steunen, dan wel of je liever zou stoppen, en als je stopt, wat de vergoeding dan is die je krijgt.
Dat is, collega's, een enorm moeilijke oefening. Dat is een oefening waar spanning over bestaat, maar je hebt politieke spanning en ook technische spanning. Ik wil niet – en ik pak absoluut de verantwoordelijkheid voor het feit dat we nog niet klaar zijn met die regeling – in een situatie komen dat we vandaag een beslissing nemen en volgende week een aantal zaken niet of maar half hebben uitgeklaard en dan zien dat het eigenlijk niet zo ideaal is. Vlaanderen is klein en dichtbevolkt en we hebben veel habitat en ontzettend veel landbouwbedrijven. Er is voor heel veel bedrijven ook een impact van stikstof. Als je die op een goede gemotiveerde wijze wilt wegnemen, dan moet je dat hand in hand met de sector doen. Dat betekent dus budgetten, timing, maar ook technisch alles goed uitgeklaard hebben. Dat zorgt ervoor, collega's, dat we effectief meer tijd nodig hebben.
Ik weet dat het kiezen is tussen de pest en de cholera, want op dit ogenblik – zoals de heer Sintobin zei en de heer Dochy straks zal zeggen – zitten zoveel bedrijven in grote onzekerheid. Ik leef daar enorm mee mee. Maar ik zou het nog erger vinden om beslissingen te nemen waarvan we dan achteraf zeggen dat het niet helemaal correct uitgeklaard was. Dat is de reden waarom we ervoor kiezen om eerst grondig te werken en hopelijk zo snel mogelijk met een goed akkoord te komen, met ook op lange termijn perspectief op budget.
Ik heb minister Diependaele niet horen zeggen dat het om 100 miljoen gaat en dat het daarmee gedaan is. Dat weet iedereen. Het is een provisie die ingeschreven is. Een provisie is een voorschot. Maar we moeten een orthodox traject opzetten en hoe sneller je bepaalde effecten van maatregelen wilt, hoe meer ze natuurlijk kosten op korte termijn. Ook die balans moeten we maken: wanneer willen we welke effecten en wat zijn dan de investeringen, de begeleiding en de middelen voor natuurherstel die we daarvoor willen inzetten.
Dus, collega's, ja, ik kan hier geen roze wolkjes beloven – om in de sfeer te blijven –, maar ik kan niet anders dan zeggen dat we met een probleem zitten, dat we daar al ontzettend veel uren aan hebben gespendeerd, ook binnen de regering. We moeten die knopen de komende weken ook effectief doorhakken, maar het moet op een grondige, goede wijze gebeuren, en dat vraagt nog een beetje tijd.
De heer Dochy heeft het woord.
Collega Sintobin, in eerste instantie, ik heb het gezien, want ik stond recht voor u: het viel van u af. Het was ‘oef, de outing is gebeurd’. Ik ben blij en ik wens er u ook veel succes mee.
Aan de andere kant hebt u ook gesproken, een beetje meewarig, over CD&V en de relatie met de landbouw. U weet maar al te goed dat er originele partijen zijn en partijen die een kopie proberen te zijn, maar in dezen, mijnheer Sintobin, bent u de kopie. CD&V heeft nog altijd een andere band met de landbouw. Velen zijn gepokt en gemazeld in de sector. Ik begrijp ook dat u interesse betoont, waarvoor dank, en ik weet dat u de sector ook wel hebt leren kennen, en de jongste weken waarschijnlijk nog beter, want u zegt dat u ook nog een aantal jonge landbouwers hebt leren kennen. Ik ben opgegroeid tussen de jonge landbouwers, samen met nog een aantal collega's uit de partij. Enfin, dit bij wijze van inleiding.
Beste vrienden, de coronacrisis heeft toch wel getoond dat ons voedingssysteem robuust is. Op een bepaald moment was er geen toiletpapier meer in de grootwarenhuizen, maar er lag nog altijd een breed palet aan goede en gezonde voeding. Dat toont toch aan wat de sterkte is van onze land- en tuinbouwsector, en bij uitbreiding van het agrobusinesscomplex. Maar de landbouwsector is in evolutie. Toen de vlasnijverheid in de jaren ’60 teloorging, werd op basis van innovatie en van een veranderd eetpatroon van de mensen, de intensieve veehouderij geïntroduceerd in onze contreien. Er werden toen eigenlijk geen vragen gesteld bij de manier waarop er geproduceerd werd, maar de productie was belangrijk. Gaandeweg is er natuurlijk wel een evolutie gekomen in de vragen van de omgeving ten aanzien van productiemethodes. In de jaren ’90 is vooral ingezet op duurzaamheid, dierenwelzijn en al die zaken. Land- en tuinbouwbedrijven zijn veranderd. Ze zijn geëvolueerd, en ook toen is er gebruik gemaakt van innovatie.
Vandaag is er een bijzonder divers palet van verschillende soorten landbouwbedrijven, gaande van zeer intensieve groentenbedrijven, in serres en in openlucht, voor de versmarkt en voor de industrie, maar ook de dierenhouderij in al zijn facetten en al zijn vormen. Ook daar is er vandaag gigantisch veel innovatie aanwezig. De minister duidt daar graag op in de commissie.
Beste mensen, gezonde goede voeding is zeer belangrijk. De sector is zeer veerkrachtig, en is dus ook bereid om dit te leveren. Een groot probleem waar we voor staan is het mechanisme van de prijsvorming, in de verschillende deelsectoren. Daar wordt inderdaad op ingezet, maar ik denk dat er uiteindelijk toch kleur zal moeten worden bekend, vooral door de retailsector, die zich vandaag toch een beetje onttrekt aan zijn verantwoordelijkheid. Er zal toch verantwoordelijkheid genomen moeten worden, als men wil komen tot een eerlijke prijs voor de land- en tuinbouw. Dat is wat we willen. Ik denk dat iedereen in dit halfrond een correcte prijs voor die landbouwproducten wil betalen. Men wil ook dat de producent op een correcte manier wordt vergoed.
Laat me duidelijk zijn: hier zit een probleem, en het is bovenaan de keten, want het is ook de retail die voor een stuk bepaalt wat de mensen eten. Wat zij in de rekken leggen is waar de mensen gebruik van maken.
Onze visserijsector heeft zich inderdaad ook zeer veerkrachtig getoond. Zowel voor land- en tuinbouw was er een probleem in verband met de Brexit. Dankzij uw goede begeleiding, minister Crevits, ook in uw andere bevoegdheden, is dat voor de sector eigenlijk vrij goed meegevallen. De verssector heeft zich er goed doorgeslagen door de manier van werken. De sector heeft zich aangepast en is daar wel in geslaagd. Dat geldt vooral voor de visserijsector, die vandaag als grootste probleem de arbeidskrapte heeft, eerder dan de problematiek van export en transport naar Groot-Brittannië.
Onze onderzoeksinstellingen in Vlaanderen zetten verder in op ondersteuning en technologische vernieuwing, en vooral ook op verduurzaming. Europa geeft ook een duidelijke richting aan, net zoals er in de jaren ’60 en ’70 een richting werd aangegeven door Europa. Evolutie is dus van alle tijden, en ze is gezond. Ze kan vooral ook veel betekenen voor de producent, wanneer de evolutie getrokken wordt door de consument, en wanneer de consument ook zijn verantwoordelijkheid wil nemen in het betalen van de voeding.
Beste collega’s, we hebben hier op een bepaald moment deze namiddag, in de rand van de discussie, het woord ‘veestapel’ horen noemen. Wel, de grootte van de veestapel kan geen doel op zich zijn. De leefbaarheid van de bedrijven in de agrovoedingscluster is dat des te meer. Het is aan de overheid om respect te hebben voor de ondernemers, om te zorgen voor rechtszekerheid en perspectief, en om maatregelen in te voeren, maar daar ook te faseren en te flankeren. Als we dit allemaal in ogenschouw kunnen nemen, collega Sintobin, dan zullen we allemaal gelukkig zijn, en zal het goed zijn voor alle bedrijven in land- en tuinbouw, maar ook andere, hier in Vlaanderen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vandenhove heeft het woord.
Collega’s, voorzitter van onze commissie, dank u voor uw tussenkomst. We staan vaak tegenover elkaar, maar ik moet nu grotendeels bevestigen wat u zegt. Dat is op zich positief natuurlijk.
In verband met de landbouwsector, er is al op gealludeerd, spreken we de laatste tijd vaak over de stikstof, maar dat is niet alleen een probleem van de landbouw. We spreken vaak over het klimaat, dat is ook niet alleen een probleem van de landbouw. We moeten dat globaal bekijken.
Een paar problemen hangen wel specifiek samen met de landbouw. De heer Dochy heeft dat goed verwoord. Heel het idee van de innovatie is er zo één. Heel de vlasproductie is in de jaren zestig bijvoorbeeld gestopt. Ik wil het nu niet vergelijken met de jaren zestig, maar de landbouw staat ook nu voor een aantal uitdagingen. We kunnen debatteren over weinig of veel uitdagingen, maar ik denk aan de Green Deal en het tekort aan landbouwgronden. Ik denk aan verduurzaming en de prijzen op de markt. We moeten de moed hebben om daarover open te debatteren en vooruit te kijken, anders gaat men op ons inlopen en gaan we voorbijgelopen worden. We hebben er alle belang bij om in het Vlaams Parlement en in de commissie te beginnen met het debat in alle openheid te voeren.
Ik wil nog één ding zeggen. Ik heb het in de commissie al een aantal keren gezegd. Ik denk echt dat we de landbouw geen geschenk doen met agrobashing en zo. Elke zelfmoord is erg, of dat in de landbouwsector is of elders. Ik heb vaak de indruk, en ik heb het niet over de politiek, dat sommige organisaties dat soms gebruiken of misbruiken of daar een stuk emotioneel op inspelen. We hebben er alle belang bij om dat voor de landbouwerfamilies en hun omgeving te objectiveren. Daarmee helpen we de landbouw veel meer vooruit dan als we er een emotionele discussie van maken.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Dochy, u zegt dat de grootte van de veestapel geen doel op zich mag zijn. Ik stel wel vast dat heel wat academici, adviesraden, politici en zelfs landbouworganisaties ervan overtuigd zijn dat we echt moeten gaan naar het verkleinen en de afbouw van die veestapel. Ik was dan ook verwonderd toen ik afgelopen dinsdag op de viering van dertig jaar Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) gouverneur Cathy Berx hoorde pleiten voor de afbouw van de veestapel. Zij vond dat de toekomst, ze vond het een goede oplossing: afstemming van omgeving en werken aan landschapsbouw op elkaar en toch zorgen voor een goede duurzame voedselproductie.
Ik begrijp niet waarom u zo expliciet dat uitsluit als doel op zich. Heel veel wetenschappers schuiven dat echt naar voren. Als we daar niet aan durven tornen – minister Crevits zegt vaak dat er geen heilige huisjes zijn – gaan we nooit tot een structurele oplossing komen. Ik had graag van u vernomen of u bereid bent om daar echt actief over na te denken en stappen in die richting te zetten, want we mogen de landbouwsector geen rad voor de ogen draaien. We moeten echt zorgen voor goede oplossingen die ervoor zorgen dat we een duurzame landbouw krijgen, toekomst geven aan de landbouwers en de milieuproblemen oplossen.
De heer Dochy heeft het woord.
Collega Schauvliege, ik denk dat we als overheid de plicht hebben om een kader te scheppen waarbinnen ondernemers in de landbouw een bedrijf kunnen uitbouwen. Het is niet aan ons om centraal vanuit het parlement te bepalen hoeveel varkens, koeien en kippen er mogen zijn in Vlaanderen, laat staan hoeveel maïs en tarwe er op de velden mag komen te staan. Dat soort economie is ooit al eens ergens geprobeerd en dat waren niet echt de grootste successen die we ooit hebben meegemaakt.
Ik denk dat we de plicht hebben, en de minister heeft dat heel duidelijk gezegd, om het kader te maken waarbinnen de jonge, innovatieve, nieuwe bedrijven nog altijd een toekomst hebben, maar ook een toekomst die rechtszeker is.
Minister, u hebt het ook gehad over technologieën. Het is niet alleen belangrijk om snelheid te maken, maar ook om te zorgen dat dat kader een robuust kader is dat de tand des tijds doorstaat waardoor een bedrijf, een instapper, een investering op een rechtszekere manier voor de komende 20 of 25 jaar gegarandeerd is. Men mag niet opnieuw worden geconfronteerd met: ‘Sorry, we hebben het nog eens moeten herdenken en u moet nogmaals een ander investering doen en uw businessplan staat opnieuw op de helling.‘ Dat is absoluut te vermijden.
Timing is belangrijk en ik geef toe dat we snel moeten gaan, maar we moeten ook een kader afleveren dat rechtszeker is. Binnen dat kader zal de ondernemer wel beslissen hoe zijn bedrijf er uitziet en hoeveel vee er wordt gehouden.
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me aansluiten.
We hebben in 2016 een resolutie goedgekeurd over schaalverandering in de land- en tuinbouwsector. Ik wil eigenlijk zeggen dat het aan de landbouwer is om zijn model te kiezen: groter, kleiner, korte keten, verbreding, thuisverkoop, intensiever. Maar het is aan de overheid om het kader te schetsen.
Wanneer mensen focussen op de afbouw van de veestapel, dan vind ik dat eigenlijk een simplistische benadering. Het gaat over doelstellingen bereiken. De doelstelling kan niet zijn zoveel dieren, noch in positieve of negatieve zin. De doelstelling moet zijn: een productiesysteem dat aanvaardbaar is voor de omgeving en waarvan de impact op de omgeving beperkt is.
Het blijkt dat er door de stikstofregeling nu een aantal maatregelen moeten worden genomen. Het zal inderdaad een combinatie zijn van aantallen en innovatie, maar sec zeggen dat het aantal dieren moet verminderen, is niet echt een goede benadering. Het is ook geen motiverende taal voor de sector.
Bedrijven kunnen zich aanpassen en verminderen, dat is inderdaad een mogelijkheid. Het flankerend beleid zal hierbij een belangrijke rol moeten spelen om de mensen de goede weg te wijzen om hun bedrijf leefbaar te kunnen houden en om hun keuzes te kunnen bijstellen in functie van het kader dat de overheid hen biedt.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Collega Dochy, u bent er mooi rondgefietst. Wij zeggen nooit sec dat de enige oplossing het terugdringen van de veestapel is. Wij spreken met drie woorden – ik heb het daarnet ook gezegd: terugdringen van de veestapel, een transitiemodel voor de landbouw en maatregelen om aan natuurherstel te doen. Die combinatie zal het moeten zijn om te zorgen dat we een oplossing hebben voor de stikstof.
Het belangrijkste is dat ik wil horen dat jullie bereid zijn om over de vermindering van de veestapel te spreken. Dat hoor ik u nog altijd niet zeggen. Als u die keuze niet wilt maken, dan zult u nooit of nooit tot een oplossing komen. Kijk naar wat men in Nederland voorstelt. Daar is de afbouw van de veestapel ook een onderdeel van de oplossing.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb het Nederlandse regeerakkoord nog eens gelezen en de budgetten die men daar gaat investeren. Ik heb er mooie passages gezien waarin staat dat het afbouwen van de veestapel niet het doel is. Het doel is de uitstoot van stikstof verminderen, en dat er minder dieren zijn, is daar het gevolg van. (Applaus bij CD&V)
Dat staat letterlijk in het regeerakkoord. Er wordt veel verteld maar ik vind het een proper en goed uitgangspunt. We moeten de stikstofimpact verminderen.
Collega's, ik zou eigenlijk beginnen te verlangen naar het moment dat we de boeren als partners gaan zien om dit te realiseren. Wij praten zoveel over de boeren, maar zo weinigen beschouwen hen als medestander. Een van mijn medewerkers op het kabinet maakte de vergelijking met het ‘man on the moon’-moment. Kennedy zei lang geleden dat men, om zoiets onmogelijk waar te maken, een dosis voluntarisme moet hebben. Dat is gezamenlijk de uitdagingen aanpakken, innoveren, maar vooral overtuigd zijn en ontzag hebben voor de betrokkenen.
En laat nu net dat element, ontzag voor de betrokkenen, ontzag voor de boeren, datgene zijn dat ik zo mis in alles wat hele dagen verteld wordt. Laat ons de boeren meenemen in dat verhaal en er budgetten tegenover zetten. Onze administratie heeft een verdienwijze gemaakt om individueel naar onze landbouwers te gaan en te zeggen dat er ook andere modellen zijn om in te werken. We zien bijvoorbeeld dat in Vlaanderen de mensen enorm geïnteresseerd zijn in de nieuwe plantaardige eiwitten. Ik vind het ongelooflijk hoe onze instellingen innoveren rond die plantaardige eiwitten. We kunnen ermee naar de boeren gaan en zeggen dat daar nieuwe verdienmodellen voor hen in zitten. We hebben hen nodig. Ik wil geen Vlaanderen waar we afhankelijk zijn voor onze primaire behoeften, voor ons eten, puur en alleen van het buitenland. Dat wil ik niet. Ik wil ook geen Vlaanderen waar het onze landbouw verboden wordt om te exporteren naar het buitenland, want we hebben goede producten. Maar ik vind wel dat dit hand in hand moet gaan met een kleinere druk op de omgeving en op de natuur. We moeten ons daarvan bewust zijn. De landbouw van morgen is niet gelijk aan de landbouw van het verleden. Ik voel me daar verantwoordelijk voor, samen met minister Demir. We zullen dat dossier trouwens samen moeten oplossen. Het is vijf voor of vijf over twaalf, zoals je het ziet, maar het is dicht bij twaalf uur in elk geval.
Voorzitter, ik zou nog twee elementen willen meegeven. Eerst en vooral is er de uitdaging in de varkenssector. Ik ben het ermee eens dat de uitdaging in de varkenssector enorm is. Diverse collega's hebben ernaar verwezen. Collega Sintobin, u bent het daar ook mee eens. De cri de coeur van onze varkenshouders begrijp ik heel goed. Ik ben er trouwens middenin gaan staan toen ze kwamen protesteren. Het was eigenlijk niet protesteren, het was echt een cri de coeur van mensen die al maandenlang zware verliezen lijden en waar we als Vlaamse Regering een stukje aan tegemoetkomen. Ze vinden dat natuurlijk veel te weinig. Ik begrijp dat. Maar wij kunnen als regering dat probleem niet oplossen. Zoals collega Dochy zeer terecht gezegd heeft, is dat het probleem van een hele keten, waar alle lasten die er komen, elk elementje van dierenwelzijn en alle eisen die we stellen, altijd op de kap van de boer terechtkomen, terwijl de voederprijzen nog eens stijgen ook. Dat moet stoppen, collega's. We moeten een systeem vinden waardoor mensen eerlijk vergoed worden voor de inspanningen die ze doen, waardoor er een stukje van de opbrengsten weer bij de boer terechtkomt en minder bij alle andere opeenvolgende facetten.
Ik heb ooit het volgende voorbeeld gegeven, om van de varkens weg te blijven. Weet u hoeveel een pakje friet kost? Meer dan 2 euro, en als je grote honger hebt meer dan 3 euro. Weet u wat de boer daarvan heeft? Een paar cent! Een paar cent gaan er in de portemonnee van die man of die vrouw! Dat is toch veel te weinig. Wij moeten echt via een ketenaanpak ook in de varkenssector proberen om de unfaire prijsmechanismen zoals ze vandaag bestaan, te doorbreken. Ook daar – collega Ronse zal blij zijn – heb ik de Federale Regering nodig om dat prijzenobservatorium te maken en meer transparantie in dat prijsmechanisme te brengen. Collega's, veel grote uitdagingen dus, en veel engagement ook.
Er is trouwens nog een actie die we met zijn allen kunnen ondernemen. Ik ben er daarnet al een beetje mee begonnen. Laat ons misschien starten over de grenzen van meerderheid en oppositie heen met echt respect te hebben voor onze boeren, op te roepen om dat respect te hebben en op te roepen om een correcte en eerlijke prijs te willen betalen. Los van het financiële en de onzekerheid over het stikstofdossier, is wat ik het meeste hoor bij onze landbouwers, het totale respect voor wat ze doen
Ik was nog niet zo lang geleden bij een varkensboerin op het erf om met een aantal vrouwen te spreken over de problemen. Zij had een dochtertje dat een mooie sweater aan had waarop stond dat ze trotse, fiere boerendochter was. Ze zei dat het ongelooflijk is hoe de kinderen gepest worden op school en hoe ze beschimpt worden, hoe de landbouwstiel, die vroeger door iedereen geroemd en gerespecteerd werd, verworden is tot een stiel waarvan iedereen zegt dat ze met dingen bezig zijn die niet goed zijn. Ik vind dat niet oké, dus laat ons misschien dat respect uitdragen. Het kan een goed voornemen zijn voor 2022. Het zal wel helpen tegen de moedeloosheid die in de sector aanwezig is.
Ik zou positief willen afsluiten met de visjes. Een paar jaar geleden dachten we nog dat het gedaan was met onze visserij en vissers. De Brexit kwam erbovenop. Maar zie, we hebben vorig jaar zes nieuwe boten ingehuldigd, collega’s. Er is zowaar ook een akkoord tussen de EU en Groot-Brittannië over de vangstrechten. Dat is heel goed nieuws. Dat betekent ook dat we de volgende jaren opnieuw kunnen vissen. Ik ben ook wel blij, want het toont aan dat er een stukje veerkracht kan terugkeren na een diepe crisis. Dat wens ik onze boeren ook allemaal toe in 2022, naast natuurlijk moedige en verstandige beleidsbeslissingen die we nog moeten nemen. Dank u wel. (Applaus)
Economie, Wetenschap en Innovatie
Dames en heren, we gaan nu over tot het onderdeel Economie, Wetenschap en Innovatie.
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, waar we in het voorjaar van 2020 nog dachten dat we een fase van ondersteuning zouden hebben, gevolgd door een fase van relance, werd in het najaar van 2020 duidelijk dat die twee fases nog een tijdje door elkaar zouden lopen. Dat was in 2021 alvast zo, maar zal zich naar alle waarschijnlijkheid ook voortzetten in 2022.
Het belang van die steunmaatregelen kan eigenlijk in 1 cijfer uit de studie van Technopolis worden weergegeven: 6,5 miljard euro verlies is vermeden dankzij de steun aan 190.000 ondernemingen. Dat cijfer is duizelingwekkend, maar nog verhelderender zijn misschien de getuigenissen van ondernemers in dat rapport. Ik citeer een ondernemer uit een van de zwaarst getroffen sectoren, de reissector “Wij zijn vol lof over de ontvangen steun. Ik realiseer me al te goed dat dit in andere landen niet bestaat. De tool om online aan te vragen was ook goed en eenvoudig.”
Dat neemt niet weg dat het uitdagende tijden waren en blijven voor tal van ondernemers. De onzekerheid over de omikronvariant baart velen zorgen, niet het minst in de sectoren die al sinds maart 2020 bijna onafgebroken met enorme beperkingen te kampen hebben, zoals de eventsector om er één bij naam te noemen.
Naast het ondersteunen van de getroffen sectoren geeft de Vlaamse Regering wat mij betreft een duidelijke richting aan voor de economie van de toekomst. De klemtonen zaten al in het regeerakkoord, maar met de acties van Vlaamse Veerkracht is dit nog extra versterkt en wordt het nu verankerd in de beleidsinstrumenten. Ik denk dan aan de focus op duurzaamheid in onze subsidie-instrumenten, zoals de transformatiesteun, de missiegedreven aanpak in ons innovatiebeleid richting duurzaam, zorgzaam en digitaal én het kernversterkend beleid, met onder meer de profploeg. Dat geeft wat mij betreft duidelijk weer waar het economisch beleid van deze regering voor staat: een duurzame en zorgzame economie waar lokaal ondernemerschap in kan bloeien.
Dat die visie resultaten oplevert, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat we aan de wereldtop staan qua O&O-uitgaven (onderzoek en ontwikkeling), met 3,35 procent van ons bruto binnenlands product. Dat Vlaanderen het groots durft aan te pakken, blijkt niet alleen uit de cijfers, maar ook bijvoorbeeld uit het feit dat we ons eigen programma ruimtevaarteconomie uitwerken.
Een duurzame wending geven aan de economie, enorme investeringen doen in innovatie en daarnaast een ruimteprogramma opzetten, dat doet mij concluderen dat u, minister, eigenlijk als de vrouwelijke Elon Musk van de Vlaamse Regering kunt worden beschouwd. Al moeten we wel op tijd benadrukken dat alle vergelijkingen mank lopen, vooraleer minister Diependaele hoopt op een quick win om de begroting op te smukken.
Collega’s, eindigen wil ik met een onderwerp dat mij heel nauw aan het hart ligt, namelijk het lokaal ondernemerschap. We hebben hier in het Vlaams Parlement een resolutie over kernversterkend beleid goedgekeurd. Ik heb daarstraks ook al verwezen naar de acties die de minister heeft ondernomen om onze handelaars te ondersteunen, maar in 2022 moeten we absoluut werk maken van een verder ondersteunend kader, zodat we ook in de toekomst kunnen blijven genieten van gezellige en bruisende handelskernen.
Het zal u ongetwijfeld niet verwonderen dat de CD&V-fractie deze begroting Economie met heel veel overtuiging zal steunen. (Applaus bij CD&V)
De heer Ronse heeft het woord.
Ik werd getriggerd door Elon Musk. Ik zie de minister nog niet met een grote ‘spliff’, zoals Elon Musk, maar goed. Wat ik vooral nog wilde vragen, is het volgende. Dit is zeer actueel. Collega Vanryckeghem heeft er ook naar verwezen. De evenementensector krijgt het opnieuw zeer zwaar te verduren. Ik herinner me dat tijdens de eerste lockdown collega De Vreese en ikzelf hebben gepleit voor het idee van de loonsubsidie. Collega Vanryckeghem verwees ook naar de reissector. Je hebt een aantal sectoren die moeten blijven doorwerken, maar die niks meer van cash hebben, zoals de reissector, maar wel omboekingen en zo moeten doen. In de evenementensector zien we dat er toch al wat is uitgekocht door Nederland, dat goede mensen zijn weggegaan. Er zijn ook een aantal evenementenbedrijven die na de eerste lockdown zijn geconsolideerd. Er zijn een aantal fusies gekomen, die nu opnieuw zwaar onder druk staan. Minister, ik herinner mij dat u en de minister-president indertijd wel gewonnen waren voor dat idee van de loonsubsidie, dat u dat ook ter sprake hebt gebracht in het Overlegcomité, maar toen onvoldoende openingen zag. Is dat iets wat nu mogelijk wel opnieuw bespreekbaar kan zijn? Wij denken immers alleszins dat het kan helpen.
Sparen we alle vragen op voor later, of wilt u nu antwoorden?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ronse, er is een bevoegdheidsissue geweest. Het is natuurlijk wel onze bevoegdheid, maar als wij een loonsubsidie gaan invoeren, moeten we een afspraak hebben met de federale overheid, omdat die de werkloosheidsvergoedingen uitkeert. Die afspraak is er tot op vandaag nog niet.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega’s, ik wou jullie normaal gezien als laatste van een rijtje sprekers vanavond tot een climax brengen, maar die eer zal weggelegd zijn voor onze collega’s van Cultuur. Ik zal echter toch proberen even te duiden wat er op economisch vlak in deze begroting staat. Minister, u bent ongetwijfeld vertrouwd met de zeven hoofdzonden in de katholieke leer. Wees echter niet ongerust, ik zal de andere toer opgaan en u beladen met enkele van de zeven deugden, waarmee u ongetwijfeld ook vertrouwd bent.
Een daarvan is moed. Moed, dat is wat u hebt getoond de afgelopen jaren. U hebt het aangedurfd om onze ondernemers te ondersteunen, vanaf het begin, eigenlijk, vanaf dag één, met heel veel middelen. Met heel veel steun op het moment dat zij dat het meest nodig hadden, hebt u ervoor gezorgd dat onze ondernemers gedurende heel die periode, ook tijdens dit jaar, toen ze het echt nodig hadden, toen ze moesten sluiten, toen ze minder klanten over de vloer kregen, altijd werden gesteund. U hebt dit jaar ook gezien dat dat heeft geloond. Voor de steun die we hebben gegeven, ongeveer 1,5 miljard euro aan meer dan 190.000 bedrijven, is immers in totaal meer dan 6,5 miljard euro verlies vermeden. Dat wil zeggen dat die steun een geweldige hefboom was, een geweldige hulp voor onze ondernemers. Ik denk dat de moed die u ter zake hebt getoond, talloze jobs heeft gered en enorm veel welvaartsverlies in Vlaanderen heeft vermeden. Ik wil u danken voor de moed die u hebt getoond.
De tweede deugd waarvoor ik u wil feliciteren, is rechtvaardigheid. U hebt er immers ook voor gezorgd, na onder meer aanmoedigingen van mezelf, dat er meer controles kwamen op die steunsystemen, dat er werd gecontroleerd op misbruik, dat wie misbruik maakte van coronasteun, werd aangepakt. Wie misbruik maakte van de miserie van miljarden mensen op deze aarde, bijvoorbeeld door het oprichten van spookbedrijven, het oprichten van allerlei fake adressen, kon daar niet ongestraft mee wegkomen. Die mensen werden gepakt. U hebt gezorgd voor meer controleurs. U hebt gezorgd voor sluitende systemen. Dat is een heel goede zaak. Uiteraard blijft dat een minderheid van de ondernemers, maar voor iedereen die het goed meent met de coronasteun, moeten die er natuurlijk wel uit worden gehaald.
En verder verwijs ik naar de deugd van de gematigdheid. Want toen de coronaperiode even voorbij leek en de economie weer begon aan te trekken, hebt u meteen ook de deugd van de gematigdheid gehad om ervoor te zorgen dat die steun werd teruggetrokken en dat enkel de sectoren die het nog écht nodig hadden, gesteund bleven worden en dat de rest eigenlijk weer in de normale gang van zaken kwam. Dat is een heel goede zaak, die we helaas in deze periode van heropflakkering niet hebben kunnen volhouden. Maar laten we hopen dat we snel weer in een situatie belanden waarin we die steun weer kunnen terugnemen. Wat als ondernemers één iets niet willen dan is het afhankelijk zijn van de overheid.
En zo eindig ik met de allerlaatste deugd, die van de hoop. We weten dat we nu – we hebben er vandaag weer een aantal verplichtingen bij gekregen – ondernemers moeten blijven steunen die het nog steeds nodig hebben. De daden die u het afgelopen jaar hebt verricht, hebben hun zeker de hoop gegeven dat ze die moeilijke periode kunnen doorkomen. Ik hoop dat we, als we dit met z’n allen kunnen volhouden, ooit in een situatie komen waarin we zeggen dat de overheidssteun voor ondernemers opnieuw op nul wordt gebracht en dat zij weer de economische groeicijfers kunnen voorleggen die we ook een tijdje hebben gehad tijdens de zomer. Uw economisch beleid op dat vlak zal daar alvast zeker mee voor zorgen.
Tot daar deze kleine lofrede, voorzitter. (Applaus van Tom Ongena)
Mooi.
Mevrouw Moors heeft het woord.
Minister, volgens de kmo-barometer van de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) nam het ondernemersvertrouwen van zelfstandigen en kmo’s opnieuw af in het vierde kwartaal van 2021.
De bezorgdheid over de omikronvariant, mogelijk bijkomende maatregelen, de krapte op de arbeidsmarkt, de tekorten van de grondstoffen, de inflatie, de stijgende energieprijzen: dergelijke knelpunten zullen de volgende maanden nog regelmatig opduiken. Het is dus opletten geblazen!
Door de coronacrisis kwam onze economie in een zware recessie terecht. De maatregelen om het virus af te remmen, waren ongemeen hard voor al onze ondernemingen. Maar ondanks de ingrijpende tegenslag getuigden onze ondernemingen van een enorme vastberadenheid en doorzettingsvermogen. Corona heeft hun veerkracht en hun weerbaarheid niet aangetast. Onze ondernemers gaan op zoek naar creatieve oplossingen, investeren in nieuwe projecten en verkennen nieuwe paden. Meer dan ooit is de blik op de toekomst gericht.
De Vlaamse Regering ondersteunde de afgelopen maanden onze ondernemingen royaal om hen te helpen de coronastorm te trotseren. De financiële slagkracht van de Vlaamse overheid maakt het mogelijk om in deze uitzonderlijke tijden uitzonderlijke maatregelen te nemen.
De studie van de Technopolis Group samen met Vives en KU Leuven toont aan dat de steunmaatregelen hun doel niet hebben gemist. Er werd 1,89 miljard euro geïnvesteerd bij 192.000 unieke ondernemers. Zo werden faillissementen vermeden. 1 euro steun redde 3,5 euro welvaart. De steunmaatregelen hebben onze economie gestut en versterkt om het herstel aan te vatten.
Minister, ik denk dat het nu tijd is om lessen te trekken uit de afgelopen periode. Onderzoek toont aan dat de eerste generieke en forfaitaire steunmaatregelen te genereus waren voor de kleine ondernemingen en te beperkt voor de grote ondernemingen. De Vlaamse Regering gooide het daarom en daarna over een andere boeg: de omzet van een onderneming werd als basis genomen om steunmaatregelen te bepalen.
Het is nodig dat de overheid zich voorbereid op toekomstige golven om dan snel te kunnen schakelen met slimme, selectieve en specifieke maatregelen. Iedere vorm van ondersteuning moet een aantoonbaar effect hebben: daarbij moeten we alle economische subsidiemaatregelen kritisch tegen het licht houden.
Een fiscale ingreep in de vennootschapsbelasting zou eenvoudiger zijn, maar daar is Vlaanderen spijtig genoeg niet bevoegd voor. Wij zouden dat graag anders zien, maar intussen moeten we roeien met de riemen die we hebben.
Het is goed dat u in de beleids- en begrotingstoelichting (BBT) de subsidies koppelt aan de impact op de toekomst van Vlaanderen als duurzame en zorgzame regio.
Ook de digitale en technologische ontwikkelingen bieden mogelijke oplossingen voor toekomstige uitdagingen.
De Vlaamse Regering investeert fors in onderzoek en ontwikkeling en in innovatie. Volgens het vooropgestelde groeipad komen er jaarlijks middelen bij. Vlaanderen staat op plaats 27 op de innovatieranking in Europa op 240 regio’s.
Onlangs werd de symbolische 3-procentnorm van het bbp voor onderzoek en ontwikkeling doorbroken. Dat zijn cijfers om trots op te zijn. Wij rekenen erop dat u verder zult investeren in een stimulerend en motiverend innovatiebeleid om creativiteit aan te wakkeren met het oog op excellentie en het vermarkten van de resultaten.
Tot slot zal ik het nog even over mijn mooie Limburg hebben. Mijn provincie heeft een achterstand in te halen Met een arbeidsproductiviteit die 15,7 procent lager ligt dan de rest in Vlaanderen is er werk aan de winkel. Maar we zijn op goede weg. Er zijn meer dan ooit zelfstandige starters, en met de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM) en SALKturbo schakelt Limburg een versnelling hoger om de economie en de welvaart te laten groeien. De maatschappelijke impact en duurzaamheid zijn daarbij een leidraad.
Minister, in dat kader las ik met plezier dat u recent een coördinator hebt aangesteld om de Vlaamse kandidatuur van het Einstein Telescope-project te versterken. Dat project is zeer belangrijk voor Limburg en bij uitbreiding voor Vlaanderen. De opportuniteiten op het vlak van technologie, innovatie, onderwijs, economie en industrie vormen een ongekende hefboom.
Het binnenhalen van een dergelijk project betekent dat Limburg zich definitief op de kaart zet als kennisregio. Dat zou prachtig zijn en ik kijk uit naar de resultaten die de coördinator in kaart zal brengen. Het zal betrekking hebben op de technische, financiële en juridische details van het project. In het belang van Limburg en van Vlaanderen bij uitbreiding moeten we er alles aan doen om dit project naar onze regio te halen. (Applaus bij de N-VA)
De heer De Roo heeft het woord.
Collega Moors heeft kort gerefereerd aan de digitale toepassingen. Ik heb dat hier een beetje gemist in een aantal tussenkomsten.
De digitalisering is een heel belangrijk onderdeel van onze relance en ik denk dat we bedrijven moeten motiveren om effectief op die digitale trein te stappen, om een digitale strategie te ontwikkelen en zich effectief te enten op digitalisering. Ik wil daarbij een belangrijk aspect aanstippen, namelijk de cyberveiligheid. We krijgen steeds meer berichten over bedrijven die te kampen krijgen met aanvallen via de digitale toepassingen. Ik weet dat u via onder andere het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) heel wat investeert – het gaat over miljoenen – in onderzoek en in de implementatie in de bedrijven zelf. Bij deze wil ik de inspanningen die u daar doet, kracht bijzetten en u aanmoedigen om verder op dat elan te gaan.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega De Roo, u mag uiteraard op mij, op ons rekenen om dat absoluut te doen. Ik ben blij dat u daarnaar hebt verwezen, want het is natuurlijk wel een van de uitdagingen waar veel bedrijven pas echt aan denken wanneer het te laat is. Dat is altijd moeilijk wanneer men in preventie en in uitgaven daarvoor moet investeren.
Ik wil even ingaan op de tussenkomsten van de collega’s Vanryckeghem en Vande Reyde wanneer het gaat over ondernemerssteun. We hebben inderdaad heel fors geïnvesteerd in die steun en ik heb ook niet gewacht tot iemand dat vroeg om een evaluatie van die steun te laten maken en na te gaan wat de impact daarvan is geweest. U hebt er allemaal naar verwezen dat die zeer hoog is. Maar we hebben ook gezien dat de economie na die eerste en tweede golf, toen we twee keer maatregelen moesten nemen, zeer snel opnieuw opflakkerde. Dat is een hele goede zaak, want dat was sneller dan we hadden voorzien. Dat heeft ook te maken met een stukje bescherming die we aan onze bedrijven hebben geboden.
Tot mijn bijzonder grote spijt is dat nu opnieuw nodig. We hebben al een aantal beschermingsmaatregelen genomen. Het eerste pakket ligt nu bij Europa klaar om te worden goedgekeurd. Elk steunmaatregel die we nemen, moet worden aangemeld. Door de beslissingen die het Overlegcomité vandaag heeft genomen, zullen nog een aantal aanvullingen op die steun moeten gebeuren. We kunnen dat perfect doen wanneer het dossier terugkomt van Europa.
Het is bijzonder spijtig dat het opnieuw moet gebeuren. We hadden een aantal zorgen over steun die onterecht was aangevraagd en die nu moet worden gecontroleerd. Het pakket moest dus worden bijgestuurd, maar intussen is het ingediend en ik hoop tussen kerst en nieuwjaar het dossier terug te krijgen, zodat we begin januari het mechanisme volop kunnen openzetten voor onze ondernemers.
Ik wil de collega’s ook bedanken voor de steun die uitgesproken werd. Collega Vande Reyde, u had het over moed, rechtvaardigheid, gematigdheid en hoop. Dat zijn vier mooie woorden. Ik heb ze opgeschreven. U vond dat er wat te weinig appreciatie was voor uw speech, ik zag uw ontgoocheling toen u terugliep naar uw stoel. Daarom wil ik u toch nog een woordje van ondersteuning geven.
U zult begrijpen dat ik ook bijzonder enthousiast was over de speech van collega Vanryckeghem, een wakkere speech – zo kennen we hem – en uiteraard ook over de bemoedigende woorden van collega Moors. U weet dat wij uw geliefde Limburg niet in de steek laten. Er werd meer dan 150 miljoen euro aan ESF- (Europees Sociaal Fonds) en EFRO-middelen (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) voorzien. We steken effectief onze nek uit, collega’s, voor de Einsteintelescoop. Dat is een miljardenproject. Mocht het lukken om die telescoop op het drielandenpunt te krijgen, dan betekent dat natuurlijk een enorme aantrekking van nieuwe, innovatieve bedrijven. Maar het is nog niet zo ver. Voorlopig mogen we al een beetje dromen, maar de realiteit zal aantonen of het zal lukken of niet. (Applaus bij de meerderheid)
Buitenlands Beleid
Collega’s, we beginnen nu aan het onderdeel Buitenlands Beleid.
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Collega’s, 'the times, they are changing'. Dat geldt absoluut voor de geopolitieke wereldorde, een wereldorde die in ijltempo verandert. Ik heb het dan over de vernieuwde buitenlandpolitiek van de Verenigde Staten, China en Rusland, die dreigen met een militaire invasie, en over het teruggrijpen van de macht door de taliban in Afghanistan.
Voor een kleine deelstaat als Vlaanderen is het niet altijd evident om zich te positioneren op dat wereldtoneel, laat staan erop te wegen. Dat mag natuurlijk niet in de weg staan dat we toch moeten durven duidelijke inhoudelijke keuzes te maken en onze stem te laten horen.
Met deze begroting kiezen we opnieuw resoluut voor een sterk en assertief buitenlands beleid, dat ons internationaal een gezicht geeft. Ik geef een aantal voorbeelden. Vorige week hadden we het in de commissie nog over de topstudenten die we gaan uitsturen van onze universiteiten naar internationale universiteiten. Dat gaan we subsidiëren. Ik vind dat een heel goed initiatief. Dat zal ons internationaal netwerk en onze kenniseconomie versterken.
Ook onze Vlaamse diplomatie versterken we met de uitrol van een diplomatieke academie. In die opleiding zal speciale aandacht geschonken worden aan mensenrechten.
Dan is er natuurlijk ook de toenadering tot het Noorden. Dankzij de opening van onze diplomatieke post in Scandinavië, in Kopenhagen, en de sterkere samenwerking met die Scandinavische landen, kunnen we met gelijkgezinden meer doorwegen op het Europese besluitvormingsproces.
Last but not least, zijn er de bilaterale rechtstreekse contacten met Groot-Brittannië, want we zijn toch de toegangspoort voor Europa.
Dat was maar een greep uit de aangekondigde initiatieven van de minister-president. De Vlaamse Regering behoudt hiermee de sterke en duidelijke koers die ze in haar regeerakkoord heeft uitgetekend. Ik wil de minister-president, en vandaag ook de minister, verder steunen in zijn en haar volgehouden inzet om de waardige representatie van Vlaanderen te blijven verdedigen.
Minister, de minister-president gaf tijdens een bespreking enkele weken geleden in de commissie aan dat wij als Vlaanderen niet echt op een waardige manier vertegenwoordigd waren op de wereldexpo in Dubai. Er was wat teleurstelling, en niet alleen bij de minister-president, er was ook teleurstelling bij de bedrijfsleiders die meegereisd waren. De minister-president gaf toen aan dat hij zou onderzoeken of er alternatieven zijn en of we misschien zelf het heft in eigen handen kunnen nemen en onderzoeken of we bij een volgende tentoonstelling tot een eigen Vlaams paviljoen kunnen komen.
Ik wil vandaag ook van de gelegenheid gebruikmaken om de Vlaamse Regering en ook iedereen in dit parlement op te roepen om die Vlaamse prioriteiten, die er toch zijn, te blijven aankaarten op Europees niveau. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de broodnodige socio-economische hervormingen binnen de EU en het versterken van onze buitengrenzen. In 2024 hebben we het voorzitterschap. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we dat als Vlaanderen ook zeer actief mee voorbereiden. Dat gebeurt nu helaas echter nog steeds zonder het vernieuwd samenwerkingsakkoord met de andere niveaus in dit land.
En een aanpassing van dat samenwerkingsakkoord is noodzakelijk voor het verdedigen van onze belangen, en is niet meer dan een logische en dringende aanpassing aan de institutionele realiteit, zowel op Belgisch als op EU-niveau. Ik roep dan ook de voltallige Vlaamse Regering op om dit bovenaan de prioriteitenlijst te plaatsen, want ook de andere niveaus in dit land zullen mee moeten in deze veranderende tijden, of ze het nu willen of niet. (Applaus bij de N-VA)
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, collega’s, centraal bij deze bespreking zet de minister-president in op de relance na corona. Maar rekening houdend met het feit dat wij ons nog steeds in een zeer wispelturige pandemische toestand bevinden, kunnen we toch nog wat vraagtekens plaatsen bij hoe we dit allemaal in 2022 zullen uitrollen.
De minister-president wil ook inzetten op samenwerking met sterke regio’s, wat zeker ook onze steun krijgt. Toch vinden we dat we Vlaanderen sterker moeten positioneren als meer dan een sterke regio. Wij moeten ons positioneren als een Europese lidstaat in wording, met verdragsrecht en bevoegdheden die deze van andere regio’s in Europa overstijgt. Maar om sterk naar buiten te kunnen komen, moeten we ook, zolang we geblokkeerd zitten in deze Belgische context, intra-Belgisch onze zaken op orde hebben. En dat is allesbehalve het geval. Ik verwijs hierbij uitdrukkelijk naar de samenwerkingsakkoorden van 1994, die de coördinatie moeten regelen van het Europees beleid tussen de federale en de gefedereerde entiteiten binnen België. Ook collega Nachtergaele heeft hier daarnet naar verwezen. Maar het is toch wel belangrijk om niet alleen op te roepen, vanuit meerderheid en oppositie, dat de regering daar eindelijk initiatief in neemt. We doen dat al jaren. Ik hoop dat de Vlaamse Regering daar eindelijk ook echte initiatieven neemt.
Ik verwijs in deze context trouwens ook naar de uitsluiting van de Vlaamse diplomatieke vertegenwoordiger van de vergaderingen van de Raad. Deze situatie is wat ons betreft onaanvaardbaar, en we hebben dit al verscheidene keren aangekaart bij de minister-president. Het excuus dat Vlaanderen vanwege coronamaatregelen niet volwaardig vertegenwoordigd kan zijn op het hoogste Europese niveau klinkt bijzonder zwak, en toont aan in welke mate we nog steeds zijn overgeleverd aan de goodwill van de Federale Regering.
Ondertussen moeten we ons natuurlijk ook beginnen voor te bereiden op het Belgische voorzitterschap van de Raad en van de Europese Unie in 2024. En de voor de hand liggende vraag is dan ook hoe de samenwerking hieromtrent met de Federale Regering zal verlopen. Hoe zal men garanderen dat we bij de concrete uitwerking van het voorzitterschap een volwaardige rol als Vlaamse deelstaat kunnen spelen?
Een andere zaak is de samenwerking met Zuid-Afrika. Zal die samenwerking worden geheroriënteerd van ontwikkelingssamenwerking naar een politiek-economische en diplomatieke samenwerking? En naar aanleiding van de vraag die ik daarover in het verleden stelde, gaf de minister-president aan dat de vrijgekomen middelen voor ontwikkelingssamenwerking zouden worden gebruikt voor initiatieven in Noord-Afrika, in het bijzonder gerelateerd aan het tegengaan van verdere migratie vanuit het noorden van Afrika. Nu blijkt dat de Vlaamse Regering de intentie heeft uitgesproken om een samenwerking met Marokko uit te bouwen als nieuw partnerland, en dat dit vertaald zal worden in de financiering van een aantal pilootprojecten in 2022. Het lijkt ons echter wat naïef om ervan uit te gaan dat de beperkte Vlaamse ontwikkelingsmiddelen en enkele pilootprojecten erin zullen slagen om een grondige impact te creëren op de migratiestromen vanuit Noord-Afrika in het algemeen, en vanuit Marokko in het bijzonder.
We zijn dus zeer benieuwd in welke mate migratie ook daadwerkelijk besproken zal worden met de Marokkaanse autoriteiten. U zult het mij ongetwijfeld vergeven als ik zeg dat ik daar toch wel ernstige twijfels over heb. En daarom ook mijn vraag: gaat men op de een of andere manier controleren of de projecten een impact hebben op die migratiestromen? Gaat men dat meten op de een of andere manier, of strooit men gewoon gratuit met enkele labels?
Wat de internationale klimaatfinanciering betreft, is het zo dat Vlaanderen jaarlijks 14,5 miljoen euro bijdraagt aan de Belgische doelstelling ter zake. De komende periode zal dat nog meer bedragen. Wanneer zullen we weten wat de intra-Belgische verdeling voor 2021-2030 zal zijn? De tijd dringt. En misschien kan deze regering eindelijk eens niet onder haar gewicht boksen, en het afsluiten van een intra-Belgisch samenwerkingsakkoord daarover koppelen aan een update van de samenwerkingsakkoorden over de EU uit 1994, waar ik het daarnet over had.
Het Vlaams Belang heeft bovendien fundamentele bezwaren bij deze specifieke vorm van ontwikkelingssamenwerking. Vaak is het compleet onmogelijk om de resultaten van bepaalde projecten te verifiëren. En het zadelt ons ook vaak op met een misplaatst schuldgevoel. We plaatsen hier dus grote vraagtekens bij.
Als we het hebben over Vlaanderen buiten Europa in het algemeen, ontbreekt er toch ook een bepaalde assertiviteit, die het beleid van de minister-president kenmerkt. Het volhardende gedoogbeleid richting het communistische Chinese regime is daar het beste voorbeeld van. Tot tweemaal toe heeft de minister-president in de commissie beloofd om een diplomatieke boycot van de Chinese Winterspelen op de regeringstafel te leggen. Wij horen daar nog steeds niet veel over. Ondertussen heeft de Federale Regering daar wel enkele initiatieven rond genomen.
Collega’s, wij verwachten van deze Vlaamse Regering – en van u allen, natuurlijk – dat Vlaanderen zich eindelijk positioneert als een natie, als een Europese lidstaat in wording. Wij kunnen dat. We hebben al ruime bevoegdheden waarbinnen we kunnen ageren. Alleen lijkt het deze Vlaamse Regering, nochtans geleid door een Vlaams-nationalist, aan politieke moed te ontbreken om die bevoegdheden ten volle uit te oefenen. Indien u een koerswijziging wilt maken richting een assertiever, onafhankelijker en vooral Vlaamser beleid, dan vindt u bij ons alvast een bondgenoot. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb één puntje dat mij bijzonder interesseert en drie aandachtspunten. Eerst en vooral: we zijn in 2024 Europees voorzitter. We zijn heel actieve spelers op het Europese niveau. Ik ben dan ook zeker dat we met heel veel enthousiasme een sterke inhoudelijke bijdrage willen leveren vanuit Vlaanderen. We hebben daarvoor trouwens, met dank aan de minister van Financiën, 20 miljoen euro voorzien om dat tot een goed einde te brengen. Dat is een heel goede zaak, denk ik.
De minister-president heeft trouwens ook ten opzichte van ons in de regering zijn ontgoocheling geuit over het paviljoen op de wereldexpo. Hij heeft dat ook aan de federale collega’s gemeld, met de expliciete vraag om daar in de toekomst toch nauwer bij betrokken te worden. Daarmee doe ik geen afbreuk aan de waarde van het paviljoen zelf, maar wel aan de blijvende associatie van ons land met een paar zaken die we allemaal weten. Het zou beter zijn om toch ook nog een aantal andere associaties te hebben.
Een derde puntje gaat over de samenwerkingsakkoorden, waar ook wat commentaar op komt – terecht, trouwens. We hebben hier vanuit het Vlaams Parlement over de partijgrenzen heen al meermaals gesteld dat er een actualisering moet komen. Dat zal ook gevraagd blijven worden binnen het Overlegcomité.
En ten slotte, mijn persoonlijke puntje: toen de minister-president in zijn beleidsbrief communiceerde dat hij 2 miljoen euro had voorzien als beleidsimpuls om de beste studenten een verlenging van hun academische carrière te gunnen op de beste plaatsen in de wereld, was ik oprecht jaloers. Ik vind dat een schitterend initiatief om onze studenten wereldwijd aan de top te houden. Nu ik zijn bevoegdheden mag overnemen, heb ik toch eens de kans om mijn appreciatie daarvoor te uiten, zodat het geboekstaafd blijft in de annalen van dit Vlaams Parlement. Dank u wel. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, iedereen, over alle partijgrenzen heen, gaat er inderdaad mee akkoord om eindelijk werk te maken van een herwerking van die samenwerkingsakkoorden van 1994. U stelt dat u dat zult blijven agenderen op het Overlegcomité, maar 1994 is al meer dan een kwarteeuw geleden. Hoelang gaan we nog wachten? Ik denk dat we toch eindelijk eens op tafel moeten kloppen, want dit dossier wordt gewoon op het federale niveau geblokkeerd. Als wij niet echt van onze positie gebruikmaken om een assertiever beleid ter zake te voeren, gaan we er nooit raken.
Cultuur
Dames en heren, we gaan nu over tot het laatste onderdeel, Cultuur.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister, tijdens de waanzinnig boeiende debatten in dit halfrond hebben we kennis kunnen nemen van de beslissingen van het Overlegcomité. Net als velen leef ik keihard mee met de cultuursector, een sector die nog maar eens wordt geraakt. Het is nog maar eens, collega’s, een rollercoaster. Een rollercoaster van COVID Infrastructure Risk Model (CIRM) naar COVID Event Risk Model (CERM), van mondmasker tot ventilatie, van sluiten, dan weer openen, dan openen met beperkingen, en nu weer volledig sluiten, van hoop naar wanhoop. Resultaat: freelancers, technici, gezelschappen en eenmans-vzw’s kunnen opnieuw het hoofd niet meer boven water houden. En er is een gigantische braindrain uit de cultuursector. Dat is opnieuw een verarming van ons cultureel veld.
Collega’s, ik wil hier toch even de economische cijfers geven. Cultuur stelt – houd u vast – 200.000 werknemers te werk. Cultuur is goed voor een toegevoegde waarde van 12,5 miljard euro. De cultuursector was, natuurlijk voor corona, goed voor een omzet van 80 miljard euro. We kunnen gerust stellen dat cultuur een zeer zware economische sector is, net zoals bijvoorbeeld de horeca, maar toch worden ze op een andere manier behandeld. Begrijpe wie begrijpen kan.
Minister en voltallige Vlaamse Regering, ik vind dat het niet alleen bij woorden mag blijven. Er moeten daden komen. Gelukkig moeten de theaters in ons hoofd niet sluiten. Gelukkig kunnen we creatief zijn. Ik verwacht dan ook van deze Vlaamse Regering dat ze creatief is en dat ze maatregelen zal nemen op de korte en op de lange termijn.
Ik start met de maatregelen op de korte termijn. We moeten steunmaatregelen nemen. Niet voor de gesubsidieerde huizen maar voor de kwetsbare derden, zoals dat heet. Voor diegenen die op de podia van die huizen staan, voor diegenen die die podia bouwen, voor diegenen die zorgen dat het licht brandt en dat er geluid is, voor de technici, enzovoort. We moeten een systeem vinden dat fijnmazig genoeg is om hen te vatten en dat ervoor zorgt dat iedereen die wordt getroffen het hoofd boven water kan houden.
Voor wat betreft de lange termijn smeek ik de Vlaamse Regering dat we afstappen van het jojobeleid. We zijn er ons ondertussen van bewust: corona is here to stay. Toch zeker nog voor de komende maanden en ik denk zelf het komende jaar. We moeten dus een standvastig systeem vinden dat toekomstbestendig is en waarin rekening wordt gehouden met ventilatie, met de capaciteit van de zaal en met de omvang van het publiek. We mogen niet constant in een verhaal vervallen waarin we deze maand kunnen openen en de volgende maand opnieuw moeten sluiten. Dat moet perfect mogelijk zijn met de technieken en de innovatie waarover we vandaag beschikken. Als er al een sector is die weet hoe hij moet omgaan met deze beperkingen en met grote publieken, dan wel de cultuursector. Laat ons dus samen met hen werken aan die langetermijnvisie.
Nog een kort woordje over de reden waarom we hier allemaal zijn: de begroting. De regering heeft niet bespaard op Cultuur. Het vet is daar al lang van de soep, dat weten we allemaal. Ik dank u daar van harte voor. Dat is op zich een klein lichtpuntje. Er ligt wel nog enorm veel werk op de plank voor onze sector. Ik denk dan aan de nieuwe grote kunstenronde die eraan komt. Ik denk aan de nieuwe ronde voor de erfgoedsector, aan het nieuwe decreet voor sociaal-cultureel werk dat eraan komt, aan de evaluatie van het Participatiedecreet en het Amateurkunstendecreet. Ik hoop dat de boodschap kan worden doorgegeven aan de minister van Cultuur. Er ligt nog heel veel werk op de plank. No time to waste. (Applaus bij de meerderheid)
De heer D’Haese heeft het woord.
Mevrouw D’Hose, het is heel goed dat u hier pleit voor steun voor de cultuur, die opnieuw gesloten wordt. Maar we moeten wel een klein beetje serieus blijven. De cultuur wordt opnieuw gesloten en het is wel uw premier die het Overlegcomité voorzit waar de cultuur wordt gesloten werd. Ik lees dat parlementsleden van alle kleuren en vormen en maten tweeten en ventileren dat het allemaal niet kan, maar jullie zitten wel allemaal mee aan tafel om dat te beslissen!
En ik snap niet hoe men telkens opnieuw tot die beslissing komt. De Oude Grieken, om een pandemie af te wenden, slachtten een stier. Ik heb de indruk dat we hier de cultuur iedere keer opnieuw opofferen als de pandemie opnieuw op ons afkomt. Ondanks alle protocollen, ondanks alle engagementen, ondanks alle mondmaskers, ondanks alle ventilatie: opnieuw de cultuur die dichtgaat.
Het is heel duidelijk dat het niet in het expertenadvies stond om de cultuur te sluiten. Het stond niet in het advies van de experten. Er stond trouwens wel in het advies van de experten om gratis zelftests te voorzien, maar dat is helemaal niet gebeurd. De normaliteit, het gemak waarmee de cultuursector gewoon, baf, dichtgegooid wordt, zonder dat er één aanwijzing is waarom die sector geviseerd moet worden, vind ik werkelijk brutaal.
Ik heb echt een boodschap aan iedereen die aan het tweeten is en die hier vandaag ook nog mooie woorden zal spreken: stop met de woorden en start met de daden, pak uw telefoon, bel rond en zorg verdorie dat die maatregel wordt teruggedraaid. (Applaus van Kim De Witte)
De heer Sintobin heeft het woord.
Ik heb eigenlijk dezelfde vraag, maar ik zou die liever stellen aan de Vlaamse Regering. De heer D’Haese heeft gelijk: mevrouw D’Hose, u staat hier inderdaad de sector te verdedigen en ik begrijp dat wel, maar het is inderdaad wel uw premier die het Overlegcomité voorzit.
Ik zou van de Vlaamse Regering willen weten welk standpunt ze heeft ingenomen op het Overlegcomité. Het gaat niet alleen over het sluiten van de cultuurhuizen, maar ook over het verbieden van publiek bij sportwedstrijden in openlucht, waar ik ook niet bij kan. Het is inderdaad zo dat er continu een jojobeleid is en niemand weet waar die beslissingen vandaan komen en hoe ze tot stand zijn gekomen. Daar komt inderdaad nog bij dat experts zeggen – wat eigenlijk ook niet fair is van Van Ranst, dat is echt de aandacht zoeken – dat ze dat niet voorgesteld hebben en dat het Overlegcomité verder gaat dan wat ze geadviseerd hebben. Ik wil dus graag weten wat het standpunt van de Vlaamse Regering op het Overlegcomité was in verband met de beslissingen die vandaag zijn genomen.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Collega's, de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik de beslissing tot de volledige sluiting van de cultuursector ook moeilijk kan begrijpen. Ik vraag mij af wat daar de wetenschappelijke onderbouwing van is. Een sector die als eerste gesloten werd, als laatste opnieuw open kon en nu opnieuw volledig moet sluiten, terwijl ze veel op een veilige manier kunnen doen, mits gebruik van het Covid Safe Ticket. Er is enorm veel geïnvesteerd in ventilatie. Er worden mondmaskers gedragen. Mensen zitten in een zaal met afstand tussen elkaar, met een mondmasker op, passief te luisteren en te kijken. De kans op besmetting is daar laag. We hadden met CERM en CIRM kunnen werken in plaats van dat generieke maximum van 200 personen.
Het zijn allemaal heel boeiende debatten die hier nu beginnen te leven over wie welk standpunt heeft ingenomen op het Overlegcomité – ik vind het inderdaad ook boeiend om te weten –, maar de pertinente vraag van vandaag – en waar de sector nu geen nood aan heeft, is elkaar met de vinger wijzen – is welke steunmaatregelen er zullen komen. Ik denk dat deze Vlaamse Regering de voorbije twee jaar heel veel heeft gedaan voor de cultuursector. Er waren de heel specifieke maatregelen voor die sector, het noodfonds Cultuur voor 65 miljoen euro, de cultuurcoronapremie, de corona-activiteitenpremie, het lokaal noodfonds cultuur voor 85 miljoen euro voor Cultuur, Jeugd en Sport, en de algemene steunmaatregelen vanuit Economie die minister Crevits ook heeft opengesteld voor de cultuursector.
De vraag is nu, ministers, wat de Vlaamse Regering zal doen, naast die algemene maatregelen vanuit het departement Economie. Welke sectorspecifieke maatregelen zullen er genomen worden om de cultuursector door deze sluiting te krijgen? Dan zou ik heel graag in de toekomst debatteren over de maatregelen die nodig zijn voor de sector en hoe we die sector op een veilige manier kunnen openhouden, maar vandaag wil ik vooral weten – en ik denk dat de sector daar ook op wacht – welke maatregelen er komen vanuit de regering, sectorspecifieke maatregelen om die sector nu te helpen.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik zou eerst en vooral willen zeggen dat ik niets getweet heb, voor alle duidelijkheid, mijnheer D’Haese. Iedereen moet dat maar doen voor zijn eigen rekening, maar ik heb dat dus niet gedaan. Ik wacht eerst het debat af.
Ten tweede wil ik iets zeggen in verband met het feit dat mevrouw D’Hose een aantal zaken geschetst heeft over het belang van de cultuursector. Ik wil dit toch benadrukken: ik denk dat niemand hier dat ontkent. Iedereen weet wel dat cultuur een belangrijke sector is. Dat hebben wij ook altijd benadrukt, en dat is ook benadrukt door de Vlaamse Regering. Ik weet ook dat de minister-president altijd de kaart van de cultuur trekt. Dat is niet altijd eenvoudig op het Overlegcomité. Ik weet dat anderen daar misschien andere ideeën over hebben. Maar in een Overlegcomité spreek je zaken af, en dan kom je buiten. Dat is een beetje zoals een schepencollege dat beslissingen neemt. Dan is de bedoeling ook dat, zelfs als je een aantal zaken hebt moeten beslissen die je liever anders had gezien, je het naar buiten moet brengen bij de bevolking.
Daar zijn inderdaad vragen bij te stellen. Daar volg ik u volkomen in. Wij zijn natuurlijk ook niet aanwezig bij dat federaal Overlegcomité. Dat moet dan nog verduidelijkt worden.
Maar ik zou ook willen zeggen dat er inderdaad al steunmaatregelen genomen zijn, en veel! Ik heb diverse collega’s op de banken gehoord met felicitaties voor de regering, voor de maatregelen die ze hebben genomen om de cultuur te vrijwaren, of toch te helpen overleven. Want daarover gaat het nu: we moeten hen nu weer over die periode heen brengen. Dat is belangrijk. Dat hebben we in het verleden gedaan, en dat gaan we nu ook opnieuw doen.
Ik begrijp ook wel de vragen die mevrouw D’Hose stelt, over de precaire situatie van de technici en de freelancers. Ik hoor dat ook, en ik heb daar ook begrip voor. Dat moet bekeken worden.
In elk geval stel ik ook de vraag naar de steun. Ik weet dat de minister-president ook al onmiddellijk op de radio heeft verklaard dat er steun zal zijn. Ik denk dat de ministers ook hebben gezegd, met bezwaard gemoed, dat ze ook wel weten wat de effecten zijn voor de sector. Daar kan ik me dus wel bij aansluiten.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Collega’s, ik denk inderdaad dat we allemaal collectief aanvoelen dat deze maatregel op zich eigenlijk onuitlegbaar is. Er moesten beslissingen genomen worden en het is sowieso geen evidente situatie waar we inzitten. Maar de maatregel wordt aangevoeld door de sector, en wat onze fractie betreft terecht, als een disproportionele inspanning ten opzichte van andere sectoren. Wat we alvast niet moeten doen in deze crisis is de interne concurrentie tussen sectoren organiseren. Maar het is dan ook wel van belang, en dat is onze verantwoordelijkheid in de nabije toekomst, om te zorgen voor een beleid dat meer voorspelbaar is, en dat ervoor zorgt dat iedere sector op een voorspelbare manier zijn inspanning doet op de momenten dat het nodig is.
Nu lijkt het toch vaak op zoeken en balanceren op het moment zelf. Dat is een soort ‘wheel and deal’, wat niet ideaal is. Laten we dat ook durven toegeven. Als we hier op dit nachtelijke uur niet kwetsbaar durven zijn over onze beslissingen dan moeten we het nooit doen. Ik vind het wel belangrijk om iedereen recht in de ogen te kijken, zeker een sector die zwaar getroffen is. We moeten zeggen dat we het eigenlijk beter kunnen doen. Op dit moment is er geen voorspelbaarheid in ons beleid. We moeten dus die zoektocht naar meer evenwichtige spreiding en voorspelbaarheid echt afwerken. Uiteraard vind onze fractie dat ook onuitlegbaar, en wij waren geen voorstander rond de tafel. Maar dat doet er op zich niet meer toe. Beslissingen zijn genomen. Het doet er niet meer toe wie er wel of niet voorstander was. We hebben collectief een beslissing genomen, maar nu moeten we daar wel mee aan de slag. En dan gaat het inderdaad enerzijds over: hoe kunnen we zorgen dat we het in de toekomst coherenter en logischer opbouwen. Dat is één. Ten tweede, hoe kunnen we perspectief geven aan de sector? Daar volg ik wel de collega’s die zeggen: de hele sector. Dat gaat inderdaad van de individuele mensen die actief zijn tot de cultuurhuizen. Hoe kunnen we hun perspectief geven?
Collega’s, het is een zeer pijnlijke manier om het begrotingsdebat hier zo te moeten eindigen. Het schetst ook helemaal de setting waarin we vandaag de debatten aan het voeren zijn. Uiteraard zouden we het allemaal nog veel beter kunnen en moeten doen. Laat ons dan ook iedere dag die ambitie hebben. Maar het is ook wel makkelijk om te zeggen: moesten wij rond de tafel zitten, dan zou het allemaal perfect lopen. Daar geloof ik ook niet echt in. Laat ons dus samen de verantwoordelijkheid nemen om nog beter te doen, en om ook het onmogelijke niet uit te leggen als het niet uitlegbaar is. Dan moet je dat tegen verstandige mensen ook niet proberen te doen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Uiteraard wordt niemand hier vrolijk van. Het is echt verschrikkelijk voor de cultuursector, die voor de zoveelste keer wordt getroffen. Ik heb heel veel vrienden in de sector die gewoon amper nog weten van welk hout nog pijlen te maken. Vandaar mijn concrete vraag: wat gaat de Vlaamse Regering doen om die sector te helpen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor de sereniteit waarmee de vragen worden gesteld. Ik begrijp de ontgoocheling. Bij elk Overlegcomité waarop ik buitenkom en dat maatregelen beslist waardoor mensen getroffen worden, ben ik niet goed. Ik kom met een heel zwaar gemoed buiten. Vandaag was dat niet anders.
Hoe verloopt zo’n Overlegcomité? Het is misschien nuttig om daar wat inzicht in te krijgen. Op de voorafgaande dagen is er federaal overleg en bespreken wij in de Vlaamse Regering en de andere regeringen van alles. Dan wordt beslist om een Overlegcomité bijeen te roepen omdat de toestand ernstig is. Dat was afgesproken.
Eigenlijk hadden we cijfers die een beetje beterschap aantoonden. Maar dan kwam de uiteenzetting van de commissaris rond de omikronvariant en die zei dat het zo onzeker is, en dat die variant zo snel om zich heen grijpt. Hij vond dat we voorzichtig moesten zijn, zeker omtrent binnenactiviteiten. De coronacommissaris had voorgesteld om alle binnenactiviteiten te stoppen. We hebben beslist om dat te doen behalve voor sport binnen. Een aantal weken geleden is overgegaan tot de lijn dat sport goed is, ook om de weerstand beter te maken, en gezond is – niet dat cultuur niet gezond is, je hebt dat evenzeer nodig – en dat we beweging willen blijven stimuleren. Die focus op bewegen werd positief onthaald. Zo zijn we tot de beslissing gekomen om voor een korte periode tijdelijk alle activiteiten binnen te stoppen, behalve voor bepaalde sportactiviteiten, en buiten nog een en ander toe te laten. De beslissing is ook genomen om het publiek bij grote sportevenementen niet meer toe te laten omdat mensen daar ook dicht bij elkaar staan en zitten. In een voetbalstadion zitten ze op stoeltjes, maar daarrond gebeurt er van alles.
Het is een heel pijnlijke beslissing. Het zou heel gemakkelijk zijn voor elke partij om te zeggen dat ze er niet achter stond. Er zijn op het Overlegcomité bezorgde expressies geweest dat dit toch wel erg is, dat dit lijkt op een desavouering van de sector. Dat komt zo over. Dat kwam een tijdje geleden zo over toen we beslisten om de niet-medische contactberoepen te verbieden. Ik heb al verschillende momenten meegemaakt waarop de sector zei dat men zich totaal geviseerd voelde.
Dit is dubbel zwaar omdat de cultuursector sowieso nu voor momenten staat dat er heel veel te doen is. Er is kerst en Nieuwjaar, een periode waarin mensen aan cultuur willen doen, maar toch is beslist om alles wat binnen doorgaat, te stoppen. Heel veel van de partijen hier aanwezig, behalve de PVDA en het Vlaams Belang, maakten deel uit van dat Overlegcomité vandaag. De beslissing om te sluiten stond ook al in de ontwerpnotificatie die we vanmiddag hebben ontvangen. Het is niet zo dat de maatregel plots uit de koker van de Vlaamse Regering is gekomen. Ik moet stellen dat we allemaal in consensus, na debat, besloten hebben om deze maatregel te nemen. Hij is genomen in consensus door alle partijen aanwezig op het Overlegcomité. Dat zijn er door de samenstelling van de diverse regeringen heel veel.
Belangrijk is de vraag hoe we nu met de sector omgaan. De minister-president heeft onmiddellijk de sector bij zich geroepen. Hij heeft me ook gezegd toen we afspraken dat ik hier vanavond zou komen in zijn plaats, dat hij de sector morgen zou zien. Ik ga ervan uit dat het effectief zal gebeuren en dat het gesprek ook zal gaan over steun. Dat gesprek moet doorgaan, omdat heel wat ondernemers die nu plots niet kunnen werken, al onder de steunmaatregelen vallen. We hebben gemoduleerde steun voorzien. We moeten morgen – of straks – bekijken wie er uit de boot valt en op welke wijze daar een tegemoetkoming kan zijn.
Dat gesprek zal morgen, of binnen enkele uren, plaatsvinden. Het is de minister-president die daar uiteraard de lijn houdt. Als het nodig is, zal de regering zeer snel bij elkaar komen om bepaalde zaken te wijzigen.
Ik zei daarnet ook al dat ons steunpakket is aangemeld bij Europa. Het komt straks terug. Als het goedgekeurd is, kunnen we perfect een aantal aanpassingen doen, mocht het nodig zijn. Ik kan er nu nog niet op vooruitlopen omdat we nog niet precies weten hoeveel er nog niet in het pakket zouden zitten zoals we het nu hebben gedefinieerd. Het pakket loopt tot eind dit jaar. Het is evident dat we het moeten verlengen tot volgend jaar. Dat is logisch en niemand zal daar een probleem van maken.
Collega's, ik vind de opmerkingen die er gemaakt worden over de lange termijn ook zeer pertinent. We worstelen al een hele tijd met onbekenden. We dachten, nadat de mensen waren gevaccineerd, dat het goed kwam. Maar er kwam een nieuwe variant en het komt niet goed. Er is nu opnieuw een situatie waarin we moeilijk voorspellingen kunnen doen. Er zijn scenario's geweest om tijdens de kerstvakantie met een barometer te gaan werken, maar het is zo moeilijk om te doen tussen kerst en nieuwjaar. Ik ben er wel van overtuigd dat het de toekomst is. We moeten echt een barometer hebben met drempels zodat men weet wat men moet doen. Maar het is bijzonder moeilijk werken met de wijze waarop het virus zich gedraagt, alle goede intenties ten spijt.
Ik heb het ook een beetje moeilijk met de experten die vanavond zeggen dat het allemaal niet nodig was, maar die de voorbije dagen in de pers voortdurend hebben gezegd dat het een groot drama was en dat er misschien een volledige lockdown zou komen. (Applaus bij de N-VA)
Ik heb het er lastig mee. Wees oprecht en weet dat we met onbekenden moeten omgaan. Nog eens, dit is absoluut geen desavouering van de sector, want ik leef zeer fors mee met de mensen die nu worden getroffen. We krijgen ook al die zeer pijnlijke berichten. We zullen ons ook als een verantwoordelijke regering gedragen. Ik zal ook heel erg met de collega's meewerken aan een langverwachte barometer of stappenplan of hoe je het ook noemt, om toch meer perspectief te kunnen geven.
Ik wil ook een woord van appreciatie geven – het is ook kritiek die ik aanvaard – voor de enorme inspanningen die worden gedaan om coronaveilig te werken. We konden deze namiddag bijvoorbeeld terugvallen op een draaiboek om te verstrengen in winkels. Er zijn dus al wat stappen gezet die aantonen dat we in staat zijn om in moeilijke omstandigheden te werken.
Het devies was om binnen zoveel mogelijk te beperken, om twee zaken niet in gevaar te brengen: het vieren van kerst en nieuwjaar in familiale kring en het volledig kunnen heropenen van de scholen na de kerstvakantie. Het gevolg daarvan is dat de beslissing is genomen om activiteiten binnen niet toe te laten.
Collega's, dit is een zo authentiek mogelijk verslag van hoe alles is verlopen, met mijn excuses voor het leed dat wordt toegebracht aan mensen die hoop en verwachtingen hadden om, niet alleen naar voorstellingen te gaan, maar ook om deel uit te maken van welbepaalde evenementen. We zullen zo goed mogelijk met hen proberen om te gaan en ook te voorzien in het lenigen van de noden die er zijn. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
De heer D’Haese heeft het woord.
Voorzitter, het spijt me zeer maar ik ga hier echt niet sereen over zijn. Het spijt me echt. Moeilijke maatregelen die nodig zijn, wil ik verdedigen. Ook als het moeilijk is voor mensen, wil ik dit verdedigen, maar dat is wel niet waar we hier over spreken. We spreken hier over een sector die veilig is, waar mensen 1,5 meter uit elkaar zitten, met een mondmasker, met ventilatie, met een fantastische omkadering. Het is een sector waarvan we weten dat er amper besmettingen zijn. En dan, op dit moment, vlak voor de feestdagen die sector dichtdoen, is gewoon een mokerslag voor een sector die al twee jaar door zwaar weer gaat.
Alle partijen hebben dit samen in consensus beslist. Blijkbaar is er ook wel een consensus onder alle partijen dat dat een slechte beslissing was. Het gaat van dat men er heel veel twijfels bij heeft, tot dat het totaal niet uit te leggen is. Ik ga me daar niet bij neerleggen. Ik snap die houding niet om het er niet meer over te hebben. Slechte beslissingen, beste collega's, draait men terug. Slechte maatregelen draait men terug. Men zet zich weer rond de tafel en zorgt dat men met goede maatregelen komt in plaats van met slechte maatregelen die tienduizenden mensen in de miserie storten. Ik herhaal dus mijn oproep: stop met die verklaringen en bel met elkaar. Mevrouw D’Hose, u bent de eerste burger van het land. We hebben hier een minister. We hebben hier fantastische mensen in de zaal. Bel rond. Zet u rond de tafel en zorg dat die maatregel teruggedraaid wordt. Dit kan de cultuursector niet nog eens aan.
Vraag nog iemand het woord?
Wilt u uw beurt nog, mijnheer Meremans?
Uiteraard.
De heer Meremans heeft het woord. (Opmerkingen van Kris Van Dijck)
Collega's, het is zoals collega Van Dijck zei: de laatsten zullen de eersten zijn. Dat is uit het Mattheusevangelie. Dat heeft te maken met de arbeiders in de wijngaard. Dat is ook een beetje landbouw. De vraag wordt aan Jezus gesteld hoe het koninkrijk der hemelen eruitziet. Voor de cultuursector is inderdaad het koninkrijk der hemelen niet meteen vlakbij.
Collega's, er is hier al heel wat gezegd. Ik begrijp ook de heer D'Haese. Iedereen kan morgen naar buiten treden en zeggen: ‘Ik ben de kampioen van ...’. Dat is allemaal fijn en wel, maar het is nu eenmaal een Overlegcomité, waarin zaken worden overlegd. En daarna kom je buiten. Dat is een consensus. Dat is nu eenmaal zo. Dat hoort nu eenmaal bij een democratisch bestel. Men kan zeggen dat men het daar niet mee eens is. In mijn voorstel zou ik liever hebben dat Vlaanderen het allemaal zelf kan beslissen, maar in de huidige staatsstructuur is dat nog altijd niet zo.
Collega's hebben het gehad over steun. Daar ga ik het niet over hebben. Ik wil even terug naar de begroting voor Cultuur. Ik wil toch ook wel zeggen dat deze regering niet bespaart op Cultuur. We horen dat vaak, en dan vooral dat de N-VA of andere partijen van de Vlaamse Regering tegen cultuur zijn. Ik heb weer zo'n aantal dingen gelezen. Dat komt niet naar voren uit de cijfers. Integendeel, er is een toename van 10,5 miljoen euro voor Cultuur zelf.
Voor mij is het volgende belangrijk. We moeten de sector nu door deze moeilijke fase loodsen. Daar ben ik het mee eens. Maar er staat wel een ambitieus regeerakkoord voor Cultuur en dat geldt nog altijd. Er staat, zoals mevrouw D’Hose heeft gezegd, nog heel wat op de plank, collega's. Daar wil ik het met jullie heel eventjes over hebben. Dit dient uitgevoerd te worden. Het mag niet zo zijn dat corona nu alles verlamt en dat wat hervormd moet worden en wat beter moet worden gemaakt, zou verdwijnen. Ik denk aan het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) dat opengaat, de inhaalbeweging rond erfgoed, het Kunstendecreet met organisaties die voor tien jaar zullen beoordeeld worden en daarvoor subsidie krijgen, een nieuw decreet voor amateurkunsten, een nieuwe beheersovereenkomst van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF), cultuur-, sport- en jeugdinfrastructuur die een belangrijke duw in de rug krijgt en natuurlijk ook wel het decreet Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk dat nog eens naar het parlement komt. Dus, creatievelingen ter linkerzijde kunnen zich al klaar houden.
Collega's, nogmaals, ik denk dat deze Vlaamse Regering en ook de minister van Cultuur vecht voor cultuur. Wij gaan daarin verder. Het is een moeilijke periode, dat besef ik ook. Maar we gaan niet door allemaal de grote waarheid te verkondigen meteen ook de cultuursector een stuk vooruithelpen. We zullen dat moeten doen met gerichte steunmaatregelen, maar ook met wat we beloofd hebben in het akkoord dat we allemaal gaan uitvoeren om een beter cultuurbeleid verder te kunnen uitbouwen. Daar ga ik het bij laten. Dank u wel. (Applaus bij de N-VA)
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Ik wil nog even heel kort reageren op minister Crevits. Bedankt voor uw toelichting. Ik denk dat het goed en absoluut nodig is dat de minister-president morgen de sector al zal zien. Dat is een heel terechte vraag vanuit de sector zodat zij ook dat perspectief en zicht krijgen op de steun om door deze moeilijke periode te komen.
We hebben het hier nog niet over Jeugd gehad, maar we zullen vanuit onze fractie dadelijk met hoogdringendheid nog een nooddecreet rond Jeugd voorleggen, zodat minister Dalle ook de jeugdsector goed kan ondersteunen.
Ik maak nu de bedenking dat de kwetsbare kernspelers, naar wie onder andere mevrouw D’Hose verwees, bij de bestaande steunmaatregelen tussen de mazen van het net zullen vallen. Het is natuurlijk ook nodig dat er een decretale basis is voor de specifieke noodsteun voor de cultuursector. Ik hoop dat daar ook rekening mee kan worden gehouden. Het is onze verantwoordelijkheid om op korte termijn …
Wij kunnen elke dag samenkomen als u dat wilt.
Voilà, dat was eigenlijk mijn oproep. Vanuit de bereidheid die we allemaal hebben moeten we desnoods tijdens het reces de nodige decretale basis voorzien zodat we ook de cultuursector kunnen helpen waar dat nodig is.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.